Een onderdeel van de opkomst van de ideologie van de kleine overheid enkele tientallen jaren geleden was de vaste overtuiging dat publieke diensten veel beter geprivatiseerd konden worden.
Openbaar vervoer, levering van water en energie, kinderopvang, zwembaden en zelfs gevangenissen, alles kon beter via de markt verschaft worden. Want door gebrek aan concurrentie was overheidsvoorziening altijd inefficiënt, duur en van slechte kwaliteit. Als bedrijven en hun werknemers niet onder druk staan van de tucht van de markt, dan spannen ze zich niet genoeg in en leveren ze slecht werk af.
En zo kwam er wereldwijd een privatiseringsgolf. Maar de aanwijzingen zijn dat er nu een tegengestelde beweging plaats vindt. Er wordt weer volop gerenationaliseerd. Wat eerder de markt op werd geduwd, komt nu weer terug in overheidshanden.
Dat blijkt uit het rapport Reclaiming Public Services:How cities and citizens are turning backprivatisation, waar Trouw vandaag over bericht: Privatisering wordt wereldwijd weer volop teruggedraaid.
Dat rapport opent met een fraai inleidend hoofdstuk, waar ik de eerste alinea's maar even uit citeer (lees daarna verder voor de lessen die zijn te trekken):
You would be forgiven, especially if you live in Europe, to think that public services are by nature expensive, inefficient, maybe even somewhat outdated, and that reforming them to adapt to new challenges is difficult. It would seem natural to assume – because this is what most politicians, media and so-called experts tell us continuously – that we, as citizens and users, should resign ourselves to paying ever higher tariffs for services of an ever lower standard, and that service workers have no choice but to accept ever more degraded conditions. It would seem that private companies will inevitably play an ever larger role in the provision of public services, because everything has a price, because politicians have lost sight of the common good and citizens are only interested in their own individual pursuits.
This book, however, tells a completely different story. Sometimes it may feel as though we are living in a time when profit and austerity – when it is not authoritarianism and xenophobia – are our only horizons. In reality, below the radar, thousands of politicians, public officials, workers and unions, and social movements are working to reclaim or create effective public services that address the basic needs of people and respond to our social, environmental and climate challenges. They do this most often at the local level. Our research shows there have been at least 835 examples of (re)municipalisation of public services worldwide in recent years, involving more than 1,600 cities in 45 countries. And these (re) municipalisations generally succeeded in bringing down costs and tariffs, improving conditions for workers and boosting service quality, while ensuring greater transparency and accountability.
This (re)municipalisation1 wave is especially strong in Europe, but it is also gaining strength elsewhere in the world. What is more, many of the 835 examples we identified are not merely technical changes in ownership but very often entail broader economic, social and environmental changes. (Re)municipalisation initiatives emerge from a range of motivations, from addressing private sector abuse or labour violations, recovering control over the local economy and resources, or providing affordable services to people, to implementing ambitious energy transition and environmental strategies. (Re)municipalisations occur at all levels, with different models of public ownership, and with various levels of involvement from citizens and workers. But out of this diversity a coherent picture nevertheless can be drawn: the movement for (re)municipalisation is growing and spreading, despite the continued top-down push for privatisation and austerity policies.
Remunicipalisation refers to the return of public services from private to public delivery. More precisely, remunicipalisation is the passage of public services from privatisation in any of its various forms – including private ownership of assets, outsourcing of services and public-private partnerships (PPPs) – to public ownership, public management and democratic control. While our main focus in this research is on cases of return to full public ownership, the survey also includes cases of predominantly publicly owned services when the model is implemented with clear public values, to serve public objectives and when it contains a form of democratic accountability.Een eerste les die daaruit valt te trekken is dat we kennelijk met zijn allen nog niet zo goed weten hoe we in het publieke domein de dienstverlening het beste kunnen organiseren. Dat is niet verwonderlijk, want we hebben als mensheid nog maar kort ervaring met de werking van de markt en van de overheid. En met hoe deze beide coördinatiemechanismen aansluiten op de natuurlijke vermogens en beperkingen van mensen.
De privatiseringsgolf was op het vermoeden gebaseerd dat mensen bij uitstek door de noodzaak van concurrentie met anderen en door het streven naar winst gemotiveerd worden. Maar de huidige renationaliseringsgolf lijkt erop te wijzen dat we die andere menselijke motivatie, die om bij te dragen aan de publieke zaak, om iets te doen voor het collectief, niet moeten verwaarlozen.
En dat is de tweede belangrijke les. Want door een publieke dienst te privatiseren en daarmee het signaal te geven dat vanaf nu vertrouwd wordt op de werking van het egoïstische concurrentie- en winstmotief, gooien we dat pro-sociale motief overboord. De wens om je voor het collectief, voor anderen, voor je "klanten", in te spannen wordt door dat signaal als het ware verdrongen. Denk aan dat proces van crowding out.
En misschien is die extra, pro-sociale inspanning nu juist erg nodig als het gaat om publieke dienstverlening. Ik moest denken aan het bezoek dat ik ergens eind jaren tachtig bracht aan een waterleidingbedrijf in het kader van een stagebegeleiding. Dat bedrijf moest weliswaar niet geprivatiseerd worden, maar wel commerciëler gaan werken. Dat hield onder meer in dat er uitkeringen zouden moeten worden verstrekt aan de aandeelhouders, dat wil zeggen de gemeenten. Gemeenten kregen daardoor een belang bij hogere uitkeringen. Het winstmotief zou moeten worden aangeboord.
Het hoofd personeelszaken, die later waarschijnlijk HR-manager is gaan heten, was sceptisch. Hij vertelde dat hij tot dan toe ervan uit kon gaan dat zijn personeel sterk gemotiveerd was door het publieke karakter van hun werk. Mensen moesten altijd kunnen rekenen op veilig drinkwater, dat stond voorop en dat rechtvaardigde de extra inspanningen die soms nodig waren. Hij vreesde dat het winstmotief die motivatie zou verzwakken.
Inzicht in dat proces van crowding-out zou wel eens te maken kunnen hebben met die renationaliseringsgolf die we nu meemaken.
En dat zou geheel in lijn zijn met onderzoek dat laat zien dat werkers in de publieke sector pro-socialer zijn dan in de marktsector. Denk aan Werkers in publieke sector zijn pro-socialer dan in bedrijfsleven en aan Mensen die er meer voor anderen willen zijn, werken meer in de publieke sector dan in de marktsector.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten