vrijdag 30 december 2022

Mensen willen geen polarisatie en willen geen vuurwerk - Waardoor zijn die er dan toch? In beide gevallen is er een kleine minderheid verantwoordelijk

Er zijn meer en grotere problemen, maar laten we even stil staan bij polarisatie en vuurwerk. 

Nederlanders geven aan zich zorgen te maken over polarisatie, aan verslechterde omgangsvormen en verharding in het politieke en publieke debat. En ze ergeren zich aan uitingen die zij als extreem of radicaal ervaren. Driekwart denkt dat meningsverschillen over maatschappelijke kwesties steeds groter worden. Zoals blijkt uit Burgerperspectieven bericht 2 2022 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. 

Ook maken Nederlanders zich zorgen over het vele vuurwerk dat aan het eind van het jaar wordt afgestoken en over de schade en overlast die daarmee gepaard gaan. Volgens I&O Research is een meerderheid van 65 procent van mening dat het door particulieren afsteken van vuurwerk zou moeten worden verboden. Dit was in 2016 nog een minderheid van 42 procent.

Opvallend is dat er in beide gevallen een minderheid lijkt te zijn die het probleem veroorzaakt. Het SCP meldt dat er "over de hele linie geen aanwijzingen (zijn) voor politiek-culturele polarisatie, waarbij het gaat om opvattingen, houdingen en gevoelens richting de politiek en over politieke kwesties. Ook is er op veel maatschappelijke thema’s geen beweging naar de uitersten." (p. 49). Dit doet vermoeden dat er een relatief kleine groep is die verantwoordelijk is voor het ontstaan van dat beeld van polarisatie. 

Daar geeft het SCP geen cijfers over. Maar uit gesprekken met focusgroepen komt naar voren (p. 64):

Hierboven bespraken we de zorgen en ergernis van Nederlanders over in hun ogen extreme uitingen in het debat. We zagen al dat mensen dan vaak aan specifieke groepen denken, die zich in het maatschappelijk debat profileren met (soms scherpe) standpunten die afwijken van de gangbare opinie. Ze hebben het dan bijvoorbeeld over critici van coronabeleid en vaccinaties, complotdenkers, radicaal-rechtse politici, protesterende boeren, klimaatactivisten of antiracisten.
 
Dit roept de vraag op of de ervaren polarisatie in de samenleving misschien niet zozeer gebaseerd is op een splijting van de gehele samenleving als op een ontwikkeling waarbij kleine groepen zich nadrukkelijk(er) manifesteren in het publieke debat, al dan niet met een felle of harde toon? Zouden we zelfs van radicalisering van kleine groepen kunnen spreken (vgl. ook Boutellier 2021)?
 
Er lijkt kortom een kleine groep te zijn die dat ervaren probleem van polarisatie veroorzaakt. 
 
En dat is precies ook het geval met dat probleem van de zorgen over vuurwerk. Want I&O Research meldt dat slechts 11 procent van de Nederlandse bevolking zegt deze jaarwisseling zeker of waarschijnlijk vuurwerk te zullen gaan afsteken. Het vuurwerkprobleem wordt veroorzaakt door net iets meer dan een op de tien Nederlanders.
 
In beide gevallen hebben we dus te maken met een (kleine) minderheid die gedrag vertoont waar een grote meerderheid zich zorgen over maakt. Dat ligt er natuurlijk aan dat het in beide gevallen over gedrag gaat dat een groot bereik heeft. 
 
Het polariserende gedrag van die minderheid kan zich verspreiden over de sociale media, mede doordat die nog niet voldoende zijn gereguleerd. En het kan zich verspreiden doordat de publieke media er nu al heel wat jaren onevenredig veel aandacht aan besteden. Meer en betere regulering is wenselijk. Op Europees niveau is al het een en ander aan de gang (New EU Rules for Online Platforms). In eigen land is er wat betreft de publieke omroep nog wel wat te verbeteren. Hoe een omroep als Ongehoord Nederland tot het bestel kon worden toegelaten, roept vragen op

En vuurwerk afsteken heeft natuurlijk naar zijn aard een groot bereik. Heel eigenaardig dat die kleine minderheid van 11 procent zoveel overlast, schade en ergernis mag veroorzaken. Dat landelijke vuurwerkverbod had er al lang moeten zijn. 
 

donderdag 29 december 2022

Hoeveel mensen lijden aan een psychische aandoening zegt veel over de samenleving - De maatschappijkritiek van Dirk de Wachter en van de sociale wetenschapper

Ruim een kwart van de volwassen Nederlanders heeft in het afgelopen jaar een psychische aandoening gehad. Dat zijn 3,3 miljoen mensen. Als we kijken over het gehele leven, heeft zelfs 48 procent van de Nederlanders ooit een psychische aandoening gehad. Dat zijn cijfers die naar voren komen uit NEMESIS, de Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study.

Cijfers die iets vertellen over hoe het er met onze samenleving voorstaat. Want het blijkt dat al die verschillende psychische aandoeningen (depressie, angststoornissen, schizofrenie, bipolariteit, obsessief-compulsieve stoornis) een gemeenschappelijke factor als oorzaak hebben, namelijk "verlies, geïntimideerd en/of vernederd en/of verraden worden - fundamentele bedreigingen van iemands fysieke en psychologische veiligheid -". Zie de reeks van 14 berichten over Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving.

En daarin herkennen we precies de uitdagingen van de sociale vluchtigheid die voor onze samenleving zo kenmerkend is en die de kans op sociaal isolement, eenzaamheid en statuscompetitie zo verhogen. Hoeveel mensen lijden aan een psychische aandoening zegt veel over de positie waarin we ons als samenleving bevinden op het continuüm tussen het gemeenschapsevenwicht en het statuscompetitie-evenwicht. Hoe verder we ons verwijderd hebben van het gemeenschapsevenwicht, hoe hoger de te verwachten prevalentie van psychische aandoeningen.

Een en ander betekent dat psychiaters ons veel kunnen vertellen over onze eigen samenleving, over wat daar aan mankeert en over hoe het beter zou kunnen.  Neem nu Dirk de Wachter, die werd geïnterviewd in NRC>: Psychiater Dirk De Wachter: ‘De hel, dat is het ontbréken van anderen’

Hij lijdt aan darmkanker en is daaraan geopereerd, maar er zijn uitzaaiingen. In zijn boek Vertroostingen schrijft hij over wat dat met hem deed en over wat hem troost gaf: de aanwezigheid, en de blik, van de ander, van degenen die hem verzorgden, aanraakten en nabij stonden. 

Vertroosting waaraan het in onze samenleving zo vaak ontbreekt. De Wachter:

De aanwezigheid van de medemens maakt ons mens. Ik besta hier nu omdat gij hier zijt. Als de blik van de ander ontbreekt, wordt ge ontmenselijkt. Het leidt tot grote eenzaamheid.”

Zo komt u bij Sartre.

„Met een parafrase op zijn l’enfer, c’est les autres. De hel, dat zijn de anderen. Volgens mij is het: l’enfer, c’est le manque des autres. De hel, dat is het ontbréken van anderen. Dat is mijn overtuiging en mijn maatschappijkritiek is dat in de westerse wereld, waar alle nadruk ligt op het ik, de verbinding met de ander in het gedrang komt. En dan dreigt de ontmenselijking. Zwaar gezegd, maar toch. Ook in mijn praktijk zie ik hoe vaak mensen eenzaam en verlaten zijn, en alleen nog met mij kunnen spreken, tegen betaling. Dat is erg.”

Hij vindt
 
dat de maatschappij wat meer oog mag hebben voor verdriet. Vraag eens: hoe gaat het met u? En als mensen zeggen: goed, zeg dan niet meteen: oké. Durf een beetje stil te staan en te wachten. (...) „Aanwezig zijn, verbonden, hoopvol, geduldig – al die dingen die er in de maatschappij vaak niet zijn, en in de hulpverlening ook vaak niet, omdat men is gericht op efficiëntie en resultaat op de korte termijn.”
 
En
 
we leven in een cultuur waarin aandacht hebben voor de kwetsbaarheid van de ander als zwakte wordt gezien. Zorg voor uzelf! Ga iets leuks doen! (...) We leven in een cultuur die inzet op ikkigheid, op zelfrealisatie, op ontplooiing van het ingebunkerde eenzelvige ik, tot men zichzelf in de plooien niet meer terugvindt. Ontplooiing die niet verbonden is met de ander leidt tot ledigheid, nietsigheid. (...). Ledigheid, dat schreef ik al in Borderline Times, is erger dan angst en depressie, want wat is het leven dan? Een waardeloos stuk tijd dat we met leukigheid moeten vullen. Gefotoshopt en gebotoxt op Instagram staan. Succes hebben, materieel succes hebben, en dat triomfantelijk tonen. Ik wil daar wel een beetje kritisch over zijn.”
 
Ja, dat wil ik ook wel. De kritiek van de psychiater, maar dus ook die van de sociale wetenschapper. Die een samenleving voorstaan die zich dichter bij dat gemeenschapsevenwicht bevindt. Waarin mensen minder eenzaam zijn. En waarin samenwerking en aandacht voor elkaar belangrijker zijn dan statuscompetitie. En waarin dus minder mensen aan een psychische aandoening lijden.

maandag 26 december 2022

Een superrijke bovenlaag die geen enkel idee meer heeft van wat er zich daaronder allemaal afspeelt. - Moment Rishi Sunak asks homeless person 'do you work in business?'

Multimiljonair Rishi Sunak, sinds enige tijd premier van Groot-Brittannië en een van de spelers in de laatste stuiptrekkingen van het neoliberalisme, probeerde zijn imago te verbeteren door voor de camera in een gaarkeuken voor daklozen maaltijden te serveren. Het gaat economisch heel beroerd in Groot-Brittannië als gevolg van Brexit en van het bezuinigingsbeleid ('austerity") dat met de Conservatieven aan de macht al jarenlang gevoerd wordt. Er is grote armoede en er wordt nu op grote schaal gestaakt. 

Maar de Conservatieve regering is nog in de ban van de rechtse denktanks en lobbyclubs van Tufton Street, die afbraak van de sociale zekerheid, privatisering van de gezondheidszorg en belastingverlaging voor de rijken propageren. Een wereldvreemd mengsel van ideeën, net zo wereldvreemd als de aanhangers ervan. 

De wereldvreemdheid van de premier bleek wel heel schrijnend toen hij een dakloze aan wie hij net een maaltijd had uitgereikt, vroeg "Do you work in business?". Waarop de man antwoordde "I'm homeless". De multimiljonair vertelt dan dat hij in de financiële sector heeft gewerkt en vraagt of de man daarin geïnteresseerd zou zijn. Die zegt dat hij meer bezig is met hoe de kerstdagen door te komen en met een plek te vinden waar  hij de nacht kan doorbrengen.

 

Het filmpje gaat terecht de wereld rond, als een niet te overtreffen symbool van alles waartoe dat rechtse economische beleid van de laatste tientallen jaren heeft geleid. Met een superrijke bovenlaag als product die geen enkel idee meer heeft van wat er zich daaronder allemaal afspeelt.

Update. Zie nu Critics mocked Sunak for asking a homeless man if he is in business. The critics are wrong voor enige nuancering.

zondag 25 december 2022

Zondagochtendmuziek - Bach - Weihnachtsoratorium

 

Tenminste een keer per jaar, en dan zeker op eerste kerstdag, luisteren naar Bachs Weihnachtsoratorium. 

Dit is een prachtige opname uit 2014 in het Concertgebouworkest. Met Barokorkest B’Rock en RIAS Kammerchor onder leiding van René Jacobs. Met Sunhae Im [sopraan], Bernarda Fink [mezzosopraan], Martin Lattke [tenor], Dominik Köninger [bariton].

dinsdag 20 december 2022

De bazen en de meute vieren het bevrijd zijn van de moraal - Over de ideologie van het bazendom

Door de in de afgelopen decennia sterk toegenomen inkomens- en vooral ook vermogensongelijkheid hebben we nu te maken met wat Paul Krugman in zijn column van gisteren humeurige oligarchen (petulant oligarchs) noemt. Figuren die extreem rijk hebben kunnen worden, daardoor alom bewondering of zelfs verering oogsten, die zich allerlei bizarre voorrechten en geneugten kunnen veroorloven, die zichzelf bijzondere gaven zijn gaan toedichten en zich verheven voelen boven het gewone volk en die door hun rijkdom zoveel macht hebben dat we allemaal afhankelijk worden van hun nukken en grillen. 

Zoveel macht dat ze de democratie, die immers juist bedoeld is om macht te nivelleren (iedereen-telt-mee), maar moeilijk kunnen accepteren. Vandaar dat grote ongelijkheid, via de invloed van het Grote Geld,  een gevaar is voor de democratie. Algemener gezegd, grote ongelijkheid wakkert de statuscompetitie aan en het bestaan van zulke oligarchen is daar een onvermijdelijk gevolg van. Zie ook Door meer ongelijkheid meer statuscompetitie en daardoor meer vraag naar een sterke leider die het niet zo nauw neemt met de democratie.

Doordat zulke humeurige oligarchen zichzelf zo verheven voelen, gaan ze zich opmerkelijk kinderachtig gedragen als het hen soms tegenzit. Paul Krugman denkt aan Elon Musk. Dat kan spotternij opwekken, maar er zijn er ook die hardnekkig in hen en hun bijzondere gaven blijven geloven. Dat geloof is zoiets als de ideologie van het bossissm, een term die Krugman ontleent aan John Ganz (The Emerging Tech-Lash. The Politics of Tech Oligarchy). In het Nederlands kennen we de term bazendom. Ganz noemt ook de Zuid-Afrikaanse term baasskap, die in de tijd van de Apartheid werd gebruikt.

De ideologie van het bazendom houdt in dat er een "natuurlijk orde" bestaat, waarin sommigen, de bazen, het voor het zeggen hebben. Een orde waarin democratie dus ook niet kan bestaan. Ganz haalt de uitspraak van Peter Thiel aan, een van die oligarchen die het rechts-extremisme financieren, dat hij niet langer denkt dat vrijheid en democratie verenigbaar zijn. In het bazendom genieten de bazen, de rijke oligarchen, de vrijheid van het niet gehinderd worden door morele beperkingen. Ze kunnen onbelemmerd hun nukken en grillen volgen. Dat levert hen bewondering en verering op van de meute, die zelf ook de vrijheid van dat amorele gedrag omarmt en zich zo met de bazen kan identificeren: 

this vision of “freedom” is not only shared by the bosses and their paid ideologues—there is a “mass” component of the politics as well: this ideal of freedom is shared by a mob that worships the power of the oligarchs and wants its own freedom to consist in the total license to behave online without encountering moral sanction from the pestering wokes or to have personal consequences of any kind. Through the adoption of crackpot racial or IQ notions they can flatter themselves that they are part of the elect, minor shareholders in the oligarch’s baasskap. 

Sociaalwetenschappelijk onder woorden gebracht: de grote ongelijkheid heeft de deur opengezet voor een proces van statuscompetitie, dat is uitgemond in een statushiërarchie. Waarin de bazen én de meute de last van morele noties van zich af hebben geschud. Als er nog bepleiters van de moraal zijn, van het iedereen-telt-mee, dan worden die als woke bespot. Het "feest" van het bevrijd zijn van de moraal moet worden gevierd.

De bazen en de meute die elkaar in stand houden, het is een van de vormen waarin het statuscompetitiepatroon kan zegevieren over het gemeenschapspatroon.

maandag 19 december 2022

Bereiken onaardige (statuscompetitieve) mensen een hogere machtspositie?

We zagen eerder dat er aanwijzingen bestaan dat het in ons soort, individualistische, maatschappij in termen van inkomen niet loont om aardig te zijn. Zie Aardige mensen verdienen minder en Loont het om aardig te zijn? In een individualistische cultuur niet

Aardig zijn is een van de vijf bekende persoonlijkheidsdimensies en slaat erop dat je gemakkelijk van vertrouwen bent, eerlijk, pro-sociaal, meegaand, bescheiden en zachtaardig. De tegengestelde pool, onaardig zijn, bestaat eruit dat je twistziek, koud, gevoelloos en egoïstisch bent. Merk op dat aardig zijn overeenkomt met of zelfs identiek is aan gemeenschapsgedrag en onaardig zijn overeenkomt met of zelfs identiek is aan statuscompetitiegedrag. 

Je zou willen dat zelfs in de kapitalistische maatschappij waarin wij leven, aardig zijn niet bestraft wordt met een lager inkomen. Kennelijk zitten onze maatschappelijke selectiemechanismen zo in elkaar dat statuscompetitiegedrag financieel wordt beloond. Dat zou kunnen betekenen dat statuscompetitiegedrag wordt aangemoedigd, terwijl er sterke aanwijzingen bestaan dat we met zijn allen beter af zijn met meer gemeenschapsgedrag. 

Een kanttekening daarbij is dat het zou kunnen zijn dat aardige mensen, gemeenschapsmensen dus, minder waarde hechten aan een hoog inkomen en de status en macht die daarbij horen. En er dus bewust voor kiezen om niet met die statuscompetitiemensen te concurreren om die hoge inkomens. Ze hechten meer waarde aan goede relaties met anderen en aan het anderen bijstaan. En daar hebben ze ook gelijk in, want onder de voorwaarde dat ze vooral met elkaar omgaan, en dus de statuscompetitiemensen mijden, zijn ze qua welbevinden en gezondheid beter af. (En onder de voorwaarde dat ze niet tot armoede vervallen.)

Een tweede kanttekening valt te maken naar aanleiding van de studie People with disagreeable personalities (selfish, combative, and manipulative) do not have an advantage in pursuing power at work. In twee deelstudies gingen de onderzoekers na hoe het aardig/onaardig zijn aan het begin van de arbeidsloopbaan samenhing met de machtspositie die 14 jaar later binnen een organisatie was bereikt. Het bleek toen dat het dominante en agressieve, dus statuscompetitieve, gedrag van de onaardige mensen er aan bijdroeg dat ze een hogere machtspositie wisten te bereiken dan de aardige mensen. Maar daar stond tegenover dat hun gebrek aan gemeenschapsgedrag, dus hun egoïsme, in de weg stond van die hogere positie. Met als saldo dat de onaardige mensen evenveel kans hadden op een hogere machtspositie dan de aardige mensen. Anders gezegd, met alleen statuscompetitief gedrag kom je niet in de hogere machtsregionen terecht. (Inkomen was in het onderzoek niet meegenomen.)

Dat doet vermoeden dat er in arbeidsorganisaties naast onderlinge competitie ook veel samenwerking en onderling vertrouwen nodig is. En dat laatste zou moeilijk tot stand komen als de leidinggevenden alleen maar door statuscompetitie geleid zouden worden. De noodzaak van samenwerking zet een rem op de statuscompetitie.

zondag 18 december 2022

Zondagochtendmuziek - Playing Elizabeth's Tune : William Byrd

Als ik iets doe wat enige concentratie vereist, zoals een stukje op dit blog schrijven, dan gaat dat meestal het beste als het stil is. Maar soms zet ik muziek op. Dan wil ik tegelijkertijd naar mooie muziek luisteren, maar niet zo dat die veel aandacht vereist. Of opdringerig is.

Ik kom dan eigenlijk altijd uit op oude muziek. Misschien is die niet opdringerig doordat hij van een andere tijd is en van een andere wereld. Of misschien doordat er toen gewoon geen opdringerige muziek werd gecomponeerd. De tijd waarin wij nu leven is natuurlijk door en door vercommercialiseerd en dus is opdringerigheid gewoon geworden.

Neem nu de muziek van William Byrd (circa 1543 - 1623).  Die bleef tijdens de Engelse Reformatie, naast muziek voor de Anglicaanse erediensten, ook Katholieke kerkmuziek schrijven. Dat was eigenlijk niet toegestaan, katholieken waren mogelijk spionnen van Spanje en dus verraders, maar hij had de steun van Koningin Elizabeth I, die zelf ook musiceerde en op muzikaal gebied toleranter was dan de fanatieke Puriteinen. 

Hier zingen de Tallis Scholars onder leiding van Peter Phillips muziek van Byrd, afgewisseld met boeiende informatie over zijn leven, zijn tijd en zijn muziek.

vrijdag 16 december 2022

Over sociale onzekerheid en hoe het "onderaanbod" van gemeenschapsgedrag tot stand komt

Het blijkt dat we "sociale winst" zouden kunnen boeken door ons in de omgang met anderen vaker te laten leiden door onze morele gemeenschapsintuïties. Gemeenschapsgedrag, een praatje maken met iemand, iemand complimenteren of iets aardigs doen voor anderen, vindt minder plaats dan goed voor ons is. In economentaal: er is een onderaanbod van gemeenschapsgedrag. Zie het vorige bericht

Dat zou er aan kunnen liggen dat we in onze huidige manier van samenleven, met een grote mate van sociale vluchtigheid, vaak in sociale onzekerheid verkeren. Dat is namelijk het geval in al die interacties, en dat zijn er veel, die we hebben met anderen die ons niet vertrouwd zijn. We weten dan niet goed op welk gedrag van de ander we kunnen rekenen, gemeenschapsgedrag of statuscompetitiegedrag. Daardoor zijn we bang om de ontmoeting te beginnen met gemeenschapsgedrag (aangeven wel een praatje te willen maken, een compliment geven, iets aardigs doen), want de ander zou daar met statuscompetitiegedrag op kunnen reageren en ons gedrag als zwak en kwetsbaar kunnen opvatten. Dus vermijden we contact, houden we sociale afstand en doen we zelfs wat uit de hoogte om maar te voorkomen dat de ander ons niet serieus neemt of op ons neerkijkt.

Dat is jammer, want we laten dus die sociale winst aan ons en aan die anderen voorbijgaan. Mensen zijn in het verleden duidelijk niet geselecteerd op het vermogen om goed met zulke toestanden van sociale onzekerheid om te gaan.

Het onderzoek waar het in dat vorige bericht over ging, geeft enig inzicht in de manieren waarop die sociale onzekerheid ons belemmert ("mechanisms of miscalibration"), die aardig overeenkomen met het vermoeden hierboven. Er blijken namelijk drie problemen te zijn: verschillen in interpretaties ("differentail construal"), onzekerheid over hoe de ander zal reageren ("uncertain responsivenes") en het niet opdoen van bepaalde ervaringen ("asymmetric learning").

Dat eerste probleem bestaat eruit dat wij ons zorgen maken over hoe we dat precies moeten doen, een praatje beginnen, een compliment maken of iets aardigs doen. Waar we met vertrouwde anderen niet over hoeven na te denken, is problematisch als we met anderen te maken hebben die we niet goed kennen. We zijn daarom bezorgd om niet competent over te komen. Bang dat de ander ons een sociale kluns vindt. We zien dus een statuscompetitieve interactie voor ons, waarin we zelf kwetsbaar zijn. Maar wat blijkt? De ander kijkt naar ons gedrag en ziet ons een poging doen om aardig te zijn, herkent dus onze poging als gemeenschapsgedrag. Wat bij die ander datzelfde gedrag triggert.

En dat wijst op het tweede probleem: het probleem namelijk dat wij die positieve reactie van de ander niet verwachten. Dat wil zeggen, we halen ons van alles in het hoofd over met wat voor iemand we te maken hebben. En inderdaad, mensen kunnen sterk van elkaar verschillen. Maar geheel los van die verschillen, reageren mensen over het algemeen op een aardig gebaar van iemand met zelf iets aardigs terug te doen. Gemeenschapsgedrag lokt gemeenschapsgedrag uit. Maar daar zijn wij dus vaak onzeker over.

En dat kan er weer aan liggen, en dat is het derde probleem, dat wij daar te weinig ervaringen mee opdoen. Doordat we zo terughoudend en afstandelijk doen, geven we onszelf ook te weinig kans om te leren dat anderen positief zouden reageren op onze sociale toenadering. We beperken ons domein van sociale ervaringen. Met een "structureel" informatietekort als gevolg.

dinsdag 13 december 2022

Door sociale onzekerheid is er minder gemeenschapsgedrag dan goed is voor iedereen

Onze morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee en wees-aardig-voor-anderen leren we gemakkelijk aan als we opgroeien in een veilig gezin, of algemener, in een veilige sociale omgeving. Maar buiten die veilige sociale omgeving komen we ook in aanraking met de onveiligheid van de statuscompetitie of van de onzekerheid over waarop we kunnen rekenen. We komen in aanraking met anderen die we nog niet goed genoeg kennen om te weten of we met gemeenschapsgedrag of met  statuscompetitiegedrag te maken zullen hebben. Kunnen we ons aardig en kwetsbaar opstellen? Of moeten we op onze hoede zijn en is het beter om ons sterker voor te doen dan we werkelijk zijn? Om te voorkomen dat anderen over ons heen lopen?

Dat is een voor onze huidige maatschappij kenmerkende uitdaging. Bedenk dat we op het vermogen tot die morele gemeenschapsintuïties zijn geselecteerd in de lange periode van onze mensheidsgeschiedenis dat we we in een sociale omgeving verkeerden waarin (de neiging tot) statuscompetitiegedrag behoorlijk succesvol werd onderdrukt. Een periode dus waarin we die onzekerheid over het gedrag van anderen niet of nauwelijks kenden.

Dat betekent dat we waarschijnlijk niet goed zijn voorbereid op het goed omgaan met die onzekerheid. Je zou kunnen verwachten dat we over het algemeen voorzichtig zijn. Dat wil zeggen dat we ons bij voorbaat wapenen tegen het mogelijke statuscompetitiegedrag van anderen. En dat doen we door ons eigen statuscompetitiegedrag. We doen stoer en afstandelijk en uit de hoogte. Om maar te voorkomen dat we worden geïntimideerd en als loser worden gezien. 

Omdat diezelfde redenering opgaat voor de ander, valt dus te verwachten dat we in veel statuscompetitieve interacties terechtkomen die geen van de partijen eigenlijk zou willen. En die ons dus minder welzijn en meer stress opleveren dan zou kunnen. Want het is bekend dat een toestand van statuscompetitie naar menselijk welzijn inferieur is aan een toestand van gemeenschapsgedrag.

Bovendien doen we daarmee vooral ervaringen op die ons vertellen dat de samenleving statuscompetitiever is dan dat hij werkelijk is. Want mensen zouden graag aardiger willen zijn, maar die sociale onzekerheid houdt hen tegen. Denk ook terug aan Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (2): samenwerking, competitie en het gedrag van anderen

Deze verwachtingen komen aardig overeen met de resultaten van de studie Undersociality: miscalibrated social cognition can inhibit social connection, die eerder dit jaar verscheen. De onderzoekers vroegen proefpersonen om een praatje te maken met een vreemde, bijvoorbeeld een medepassagier in het openbaar vervoer, om iemand ergens mee te complimenteren of ergens voor te bedanken en om iets aardigs te doen voor anderen. Allemaal vormen van gemeenschapsgedrag.

Het bleek toen dat die proefpersonen van te voren de positieve effecten onderschatten die deze gedragingen bleken te hebben voor die anderen. En voor henzelf. Dat gemeenschapsgedrag was veel aangenamer om te doen dan ze zich van te voren hadden voorgesteld.

Dat wijst er dus op dat we in het normale leven minder gemeenschapsgedrag "aanbieden" dan goed is voor ons, en goed voor anderen. We zouden vaker een praatje moeten maken, vaker onze erkentelijkheid moeten uitspreken en vaker iets aardigs moeten doen. 

Bovendien bleek dat iets aardigs doen voor iemand de kans vergrootte dat die ander ook iets aardigs deed voor een ander. Gemeenschapsgedrag bleek "besmettelijk". Geheel in overeenstemming met Stelling 2 van de Dual Mode-theorie

Kortom, in een maatschappij die ambivalent is tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag is sociale winst te behalen als mensen vaker het risico namen om te kiezen voor gemeenschapsgedrag. Dat is een les die algemener zou moeten worden uitgedragen.

Een beetje ironisch geformuleerd: gemeenschapsgedrag heeft een beter marketing nodig. 

Want bedenk dat de reclame ons over het algemeen de kant van de statuscompetitie opstuurt. Denk aan Over de sociale hervorming van het terugdringen van reclame

Dit bericht heeft een vervolg.

donderdag 8 december 2022

Weg met dat idee van een markt die vrij is van morele verplichtingen en verantwoordelijkheden.

Mensen zijn morele wezens. Dat wil zeggen dat ze uitgerust zijn met morele gemeenschapsintuïties die hen ertoe aanzetten om zich moreel te gedragen, dus rekening te houden met de gevolgen van hun handelingen voor anderen. Breng anderen geen schade toe, want iedereen hoort mee te tellen in de persoonlijke afwegingen die jij maakt. Ook zetten die gemeenschapsintuïties mensen ertoe om moreel gedrag van anderen te verwachten en hen er op aan te spreken als die verwachtingen worden beschaamd. 

Een an ander betekent dat het menselijke sociale en maatschappelijke leven een moreel project is. Een gezamenlijk project dus om te voorkomen dat we met zijn allen in het inferieure statuscompetitie-evenwicht terechtkomen. 

Dit zijn eenvoudige en herkenbare inzichten die de mensheid altijd hebben vergezeld. En in een ideale wereld zou dat morele project succesvol zijn. De werkelijkheid is natuurlijk anders. Het statuscompetitiepatroon kan zelfs de overhand krijgen, met grote ongelijkheid, onderdrukking, vernedering en zelfs genocide tot gevolg. Hoewel dat kan gebeuren, en gebeurd is, kan het rekenen op vrijwel unanieme morele afkeuring. 

Maar dat morele project schiet kan ook ook tekortschieten op een manier die, althans aanvankelijk, op grote instemming kan rekenen. Dat is het geval met de neoliberale omarming van het aandeelhoudersmodel van ondernemingen. Volgens dat model zou al het handelen van ondernemingen uitsluitend gericht moeten zijn op winstmaximalisatie ten behoeve van de aandeelhouders. Zie het bericht Wat mogen we van ondernemingen verwachten? En over Milton Friedman en Kenneth Boulding.

Sinds Milton Friedman dat in 1970 bepleitte (The Social Responsibility of Business Is to Increase Its Profits), heeft het een grote invloed gehad op het maatschappelijke en politieke denken. Het domein van de markt werd zo uniek geacht dat het gevrijwaard zou moeten zijn van enig idee van morele verplichtingen of verantwoordelijkheden. Zolang ondernemingen maar binnen de grenzen van de wet blijven, zou dat wonderbaarlijke marktmechanisme er voor zorgen dat "alles goed komt". Dat de uitkomsten in economische zin optimaal zouden zijn. Dus moesten overheden zich terugtrekken en moest er gedereguleerd worden.

Nu, een halve eeuw later, komen we daarop terug. Eenvoudig gezegd: het viel nogal tegen. De ongelijkheid nam toe, de economische groei viel tegen, de arbeidsproductiviteit stagneerde, de economie werd instabieler en vooral ook: de economische groei die er was, ging ten koste van de natuur en van het klimaat. En van het sociale leven, want de afname van bestaanszekerheid onder grote delen van de bevolking wakkerde de statuscompetitie aan en op politiek vlak het rechts-extremisme.

We komen tot het inzicht dat het helemaal geen goed idee was om Milton Friedman (en Hayek en Buchanan) zo serieus te nemen en dat we beter naar Kenneth Boulding hadden moeten luisteren. Dus komt een al ouder idee weer terug in de belangstelling, dat van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo zijn er de Preadviezen van de Vereniging voor Staathuishoudkunde, die er dit jaar helemaal aan gewijd zijn. 

Jaap Winter pleit daarin voor een paradigmaverschuiving in het bedrijfsleven en het vennootschapsrecht: Zie De politieke en open vennootschap. (Winter was vorig jaar ook een van de 25 hoogleraren die  Naar een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer ondertekenden.) Hij betoogt dat de vennootschap deel behoort uit te maken van "de polis", dus van de gemeenschap waarin samen beslissingen worden genomen en waarin het niet alleen kan gaan over het eigen belang. 

Anders gezegd, waarin iedereen hoort mee te tellen. Nog anders gezegd: weg met dat idee van een markt die vrij is van morele verplichtingen en verantwoordelijkheden. Winter verwijst naar Europese regelgeving die er aan zit te komen en noemt verschillende varianten waarin die zorgplicht een rechtsvorm kan krijgen.

Die zorgplicht kan natuurlijk nooit juridisch volledig worden omschreven. Dat is kenmerkend voor morele verplichtingen. Maar het gaat erom de geldigheid ervan vast te leggen. Zodat uiteindelijk de rechter een oordeel kan vellen over concrete gevallen.

woensdag 7 december 2022

De strijd tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag is die tussen de morele oproep aan de ene kant en het kleineren van die oproep als woke aan de andere kant.

De menselijke sociale natuur is innerlijk tegenstrijdig. Enerzijds zijn we geneigd tot het gemeenschapspatroon, dus tot het volgen van onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Maar anderzijds zijn we ook in staat tot het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon. 

Dat sociaalwetenschappelijke onderscheid kennen we in het gewone taalgebruik als de strijd tussen goed (het gemeenschapspatroon) en kwaad (het statuscompetitiepatroon). Dat we het eerste goed noemen en het tweede kwaad komt overeen met alle empirische aanwijzingen dat het menselijk welzijn groter is als we met zijn allen het gemeenschapspatroon zouden volgen dan wanneer we ons zouden laten leiden door het statuscompetitiepatroon. (Stelling 3 van de Dual Mode-theorie.)

Toch komt dat statuscompetitiegedrag veel voor. Onze maatschappij is ambivalent tussen beide gedragspatronen. Kinderen groeien op in het over het algemeen veilige gezin, waarin het gemeenschapspatroon overheerst. Maar daarbuiten komen ze ook in aanraking met statuscompetitiegedrag. En als je daarmee in aanraking komt, dan is er de verleiding om daaraan mee te doen, omdat je je wel tegen dat gedrag moet beschermen. 

Diezelfde ambivalentie is er ook in het maatschappelijke en politieke denken. Enerzijds is er de linkse ideologie van het iedereen-hoort-mee-te-tellen op het niveau van de nationale staat en dan volgt daaruit het pleidooi voor de democratische en egalitaire verzorgingsstaat. En op het niveau van de wereldbevolking het pleidooi voor mensenrechten. Maar anderzijds is er de rechtse ideologie van het ieder-voor-zich, waarin de overheid een zo klein mogelijke rol dient te vervullen en waarin de rijken en de machtigen ongehinderd hun gang moeten kunnen gaan. Met een statushiërarchie, waarin de weinigen heersen over de velen, als gewenste toestand.

Een opvallend, maar te verwachten, verschijnsel is nu dat degenen die het statuscompetitiepatroon omarmen, de behoefte voelen om zich voor die keuze te rechtvaardigen. Hun gedrag is moreel verwerpelijk. Dat ze er dan toch voor kiezen, terwijl ze doorgaans ook dat gemeenschapspatroon in zich mee dragen (doorgaans, want er zijn ook de psychopaten en de kwaadaardige narcisten), doet die behoefte aan rechtvaardiging verwachten.

Het lijkt erop dat die rechtvaardiging vooral de vorm aanneemt van de kleinering van het gemeenschapsgedrag. Dat gedrag zou "hypocriet" zijn. Het zou alleen oppervlakkig "goed" zijn en als je beter kijkt is eigenlijk iedereen "slecht". Het iedereen-telt-mee is er alleen voor de bühne, alleen om goede sier te maken. Het ieder-voor-zich is dus niet moreel verwerpelijk, want in diepste wezen laat iedereen zich er door leiden, ook de heilige boontjes. (Onze taal omschrijft een heilig boontje als "iemand die vaak laat merken hoe goed, vriendelijk, behulpzaam en bescheiden hij of zij is, maar die niet oprecht is - of in elk geval niet oprecht overkomt.")

Een hedendaagse uitdrukking van die kleinering van het gemeenschapsgedrag is de term woke. Valentijn de Hingh schreef erover op De Correspondent:  Alles en iedereen is ‘woke’. Maar wat zegt dat nog? Hij eindigt met:

Het is immers een aloude truc. Je maakt een karikatuur van je tegenstander om alle kritiek op je eigen overtuigingen te diskwalificeren. Maar met stromannen – sorry: stropersonen – schieten we weinig op.

En als we niet opletten spoelt het broodnodige bewustzijn dat ‘woke’ verwoordt weg in het afvoerputje van het debat. En dat zou eeuwig zonde zijn.
 
De strijd tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag is die tussen de morele oproep aan de ene kant en het kleineren van die oproep als woke aan de andere kant.

dinsdag 6 december 2022

Aanhangers van samenzweringstheorieën overschatten zichzelf en het aantal andere aanhangers - En over hoe dat komt

Het aanhangen van samenzweringstheorieën is onderdeel van het statuscompetitieve wereldbeeld en dat wereldbeeld wordt aangewakkerd door gevoelens van bestaansonzekerheid. Zie eerder dit bericht. Als je bestaan onzeker is, dan ervaar je de wereld als onveilig en dan zie je overal vijanden en kwade krachten die samenzweren om jou en de jouwen dwars te zitten. "Overal" wil zeggen dat je ze ook ziet waar ze in werkelijkheid niet zijn. 

Dat wereldbeeld brengt je er toe om ook zelf te denken en te handelen volgens dat statuscompetitiepatroon. En andersom. Beide gaan altijd samen op. 

Zoals gezegd, die samenzweringstheorieën zijn doorgaans geen goede afspiegelingen van de werkelijkheid. De empirische evidentie is meestal minimaal. Of sterker, ze zijn nergens op gebaseerd.

Dat ze toch zo sterk worden aangehangen moet wel betekenen dat ze een soort psychologische functie vervullen. Misschien ligt daar de algemeen menselijke verklaringsbehoefte aan ten grondslag. Als gebeurtenissen voor ons overleven heel belangrijk zijn, dan hebben we een sterke impuls om de oorzaak daarvan te leren kennen, zodat we eventueel iets kunnen ondernemen. De eerste stap is dan dat we de wereld als geheel als fundamenteel onveilig gaan zien. 

En de tweede stap is die van het gaan aanhangen van samenzweringstheorieën. Er zijn duistere krachten en die moeten met de hoogste urgentie worden bestreden. Er zijn vijanden die moeten worden vernietigd.

Als die tweede stap gezet is en er tegelijkertijd weinig of helemaal geen aanwijzingen zijn dat die samenzweringstheorie met de werkelijkheid overeenkomt, dan zou je kunnen verwachten dat aanhangers van nature te zelfverzekerd zijn en dat ze het aantal andere aanhangers overschatten. Mensen verschillen nu eenmaal in hoeveel vertrouwen ze hebben in hun eigen oordeelsvermogen en degen met het meeste vertrouwen zullen eerder ontvankelijk zijn voor samenzweringstheorieën. En het is gemakkelijker om ergens in te geloven als je denkt dat veel anderen dat ook doen.

Precies voor die verwachtingen verschaft de nieuwe studie Overconfidently conspiratorial: Conspiracy believers are dispositionally overconfident and massively overestimate how much others agree with them aanwijzingen. (Het betreft een preprint, die nog geen peer review heeft ondergaan. David G. Rand is een van de auteurs.) Proefpersonen die hun eigen prestaties op afgenomen tests overschatten, gaven vaker aan te geloven in een bekende samenzweringstheorie, zoals de theorie dat de Apollo maanlanding nooit heeft plaatsgevonden. Ook waren dit degenen die de aanhang voor "hun" samenzweringstheorieën overschatten. Ze konden zich dus niet voorstellen dat ze zelf tot een heel kleine minderheid behoorden.

Dit zou er ook mee te maken kunnen hebben dat onze specifiek menselijke cognitieve vermogens zich ontwikkelden in een sociale omgeving waarin we vooral  één-op-één of één-op-enkelen communiceerden. Thom Scott-Phillips wijst daarop. In die context was het relatief gemakkelijk om de informatie die je van de een verkreeg bij een ander te checken. Daardoor zijn we er misschien slecht op voorbereid om goed om te gaan met de grootschalige informatieoverdracht in onze huidige maatschappij. We zouden eigenlijk altijd moeten checken of de informatie die tot ons komt wel afkomstig is van verschillende onafhankelijke bronnen. 

Maar dat doen we te weinig. Waardoor te grote zelfverzekerdheid een kans krijgt. En waardoor we geen goed zicht hebben op de spreiding van overtuigingen over de bevolking.

zondag 4 december 2022

Zondagochtendmuziek - Lonely Child || Vivier, Hannigan, Aphrodite, Ludwigsburg

 

Eergisteravond het debuut van Barbara Hannigan als dirigent bij het Concertgebouworkest meegemaakt. Met de indrukwekkende uitvoering van het indrukwekkende Lonely Child van Claude Vivier. 

Muziek die je moeilijk kunt loslaten. Gisteren de Toonmeestersaflevering over Vivier bekeken. En vanochtend gekeken naar het interview dat Hans Haffmans had met Reinbert de Leeuw: Claude Vivier door de ogen van Reinbert de Leeuw.

Wat er nog over te zeggen? Misschien maar even niets.

Hier een uitvoering van vorig jaar met Barbara Hannigan als dirigent. 

vrijdag 2 december 2022

Over typisch menselijke communicatie als het vermogen dat cultuur mogelijk maakt - En over communicatie tussen mensen en hun huisdieren

Volgens de cultural minds hypothesis zijn wij bij uitstek culturele wezens, dat wil zeggen dat wij zijn geselecteerd op vermogens die gespecialiseerd zijn in het verwerven, doorgeven en organiseren van cultuur. Waarbij cultuur staat voor mentale voorstellingen (kennis, overtuigingen, wensen) en hun publieke uitingen (taaluitingen, gedrag, artefacten). 

Maar daartegenover staat de social minds hypothesis, die vermoedt dat wij zijn geselecteerd op speciale communicatieve vermogens als aanpassingen aan de noodzaak tot samenwerken en delen in omstandigheden van onderlinge afhankelijkheid. In dat vermoeden is cultuur een uitkomst, een resultaat, van die selectie.

Thom Scott-Phillips geeft in Biological adaptations for cultural transmission? de aanwijzingen voor dat tweede vermoeden. Wij zijn niet op cultuur(overdracht) op zich geselecteerd, maar op communicatieve vermogens die cultuur mogelijk maakten. Niet de cultuur is fundamenteel, maar een speciaal communicatief vermogen dat nodig was en is om samen te werken en te delen. 

Scott-Phillips laat de tekorten zien in het denken volgens die cultural minds hypotheisis, maar ik concentreer me nu even op de uitleg van en de aanwijzingen voor de social minds hypothesis.

Typisch voor menselijke communicatie is dat er een overduidelijke bedoeling is om informatie aan iemand of aan anderen over te dragen. Niet alleen de informatie wordt dus gecommuniceerd, maar ook dat die overdracht bedoeld is. De toegesprokene beseft niet alleen dat er overdracht van informatie is, maar ook dat de spreker die overdracht bedoelde. En dat hij gemotiveerd is om iets goed over te brengen, zodanig dat de ander het ontvangt en begrijpt.

In overtly intentional communication—sometimes called ‘ostensive’ communication—communicators actively reveal their informative intentions to their intended audience [69]. This aligns the interests of communicator and audience. Even if they are otherwise in conflict, such as in a heated argument, individuals engaged in overtly intentional communication share the high-level goal of identification of the communicator's informative intention. This opens up, or ‘unleashes’, the domain of human communication [52], and hence allows humans to communicate about any available topic, to make salient what would otherwise be opaque, to express abstract ideas, to help others learn and more broadly to facilitate the flow of ideas and practices on a grand scale ([7075]; inter alia).
 
Er is veel voor te zeggen dat deze vorm van communicatie typisch menselijk is. 
 
Scott-Phillips verwijst in dit verband naar wat Michael Tomasello gedeelde intentionaliteit noemt. Tomasello kwamen we eerder tegen, zoals in het bericht Menselijk vermogen tot samenwerking en pro-sociaal gedrag is aanpassing aan onderlinge afhankelijkheid. Ik pakte even zijn boek The Origins of Human Communication erbij. Daarin lees je (p. 72):

...human beings cooperate with one another in species-unique ways involving processes of shared intentionality.
... shared intentionality refers to behavioral phenomena that are both intentional and irreducebly social, in the sense that the agent of the intentions and actions is the plural subject 'we'. 

Waarna hij het voorbeeld aanhaalt van samen een stukje wandelen, dat verschilt van naast iemand anders in dezelfde richting lopen. 

The difference can be clearly seen if one person simply veers off in another direction unannounced. If we just happen to be walking in parallel, this deviation means nothing; but if we are walking together, my veering off is some kind of breach and you may rebuke me for it (since we have made a joint commitment to take a walk together and so certain social norms now apply).

Dat is op kleine schaal hetzelfde fenomeen als bijvoorbeeld de afspraak die "wij" samen gemaakt hebben dat stukjes papier geld zijn. Of de afspraak dat een persoon als ieder ander door de procedure van verkiezingen president is geworden.

En daarmee hebben we al de stap gemaakt van typisch menselijke communicatie via samenwerking naar het domein van de cultuur.

Meer daarover in een volgend bericht. 
 
Nog even over dat typisch menselijke. Het klopt dat je in communicatie bij dieren als regel niet die gedeelde intentionaliteit ziet. Maar als onze kat duidelijk mijn aandacht trekt, mij aankijkt en naar het keukenkastje kijkt waar zijn brokjes staan, dan lijkt het er sterk op dat hij niet alleen informatie over brengt ("Ik heb honger"), maar ook dat hij bedoelt om mij dat duidelijk te maken.

Dat zou er aan kunnen liggen dat hij als huisdier er in gesocialiseerd is dat hij voor zijn voedsel afhankelijk is van "zijn mensen". Misschien is er bij huisdieren, bij katten en waarschijnlijk nog meer bij honden, toch ook iets van die gedeelde intentionaliteit. Ik zou benieuwd zijn naar onderzoek daarover.