donderdag 30 april 2020

Wat ons de coronacrisis leert over de rol van geld en van de overheidsbegroting

Wat al voorzichtig begon na de Grote Financiële Crisis van 2008, lijkt nu met de wereldwijde coronacrisis zijn beslag te krijgen: we leren met zijn allen wat geld eigenlijk is, hoe het ontstaat en hoe je het met zijn allen kunt gebruiken. Want het blijkt nu dat een heel verkeerde opvatting over geld gangbaar was. Met grote negatieve gevolgen.

Ondanks dat geld een zo vanzelfsprekend onderdeel is van ons dagelijks leven, is het een geheimzinnig iets waar gemakkelijk misvattingen over ontstaan. Misvattingen die ook in serieuze media de ronde doen.

Ik stond eerder al stil bij de bekende misvatting dat geld ooit ontstaan zou zijn als ruilmiddel om de tekortkomingen van ruilhandel weg te nemen. Bij die ruilhandel kwamen transacties moeilijk tot stand, omdat je als je iets aan te bieden hebt, iemand moet vinden die daar behoefte aan heeft, maar tegelijk ook iets van dezelfde waarde heeft aan te bieden waar jij behoefte aan hebt. Dus werd geld, als ruilmiddel, uitgevonden. Dat past mooi in het neoklassieke economische denken, waarin de markt de bron is van alle welvaart en waarin mensen dat dus al vroeg uitvonden. Geld zou dus "spontaan" en decentraal zijn ontstaan.

Maar dat blijkt dus historisch niet te kloppen. Geld ontstond als krediet en had als functie om het tijdsverloop tussen de aanvang en het einde van een transactie te overbruggen. En die kredietverlening werd centraal georganiseerd, door een "overheid", met een centrale locatie, de tempel, waar goederen werden bezorgd en afgehaald. Die overheid schiep het geld, dat daarna kon worden gebruikt om belastingen te heffen. Zie, uit 2012, Het eerste geld was krediet, niet ruilmiddel. Dirk Bezemer.

Maar wat het betekent dat geld en overheid op die manier met elkaar zijn verbonden, kan gemakkelijk uit het oog worden verloren. Zeker na de neoliberale revolutie van omstreeks 1980 is het gangbaar geworden om te denken dat een overheid eerst belastingen moet heffen voor hij geld kan uitgeven. Lees het mooie overzicht Neoliberalism has tricked us into believing a fairytale about where money comes from van Mary Mellor.

Dat heeft geleid tot het huishoudboekjesdenken, dat inhoudt dat de overheid moet handelen als een huishouden zoals andere huishoudens. Niet meer geld uitgeven dan er binnenkomt. Beducht zijn voor tekorten. In Duitsland resulterend in een in de grondwet vastgelegde eis van begrotingsevenwicht (schwarze Null). Lees nog eens (uit 2017): De overheidsbegroting is nog steeds geen huishoudboekje - Over onkunde in de politiek en de media.

Maar een overheid met een eigen centrale bank (en een muntunie met een goed functionerende centrale bank) beheert geen huishoudboekje, maar een gehele economie. Waarin geld een middel is om die economie goed te laten werken. Om te stimuleren als de economie inzakt, bijvoorbeeld als er teveel gespaard wordt om te hoge schulden af te lossen. Of om af te koelen als hij oververhit raakt.

Dat betekent dat begrotingstekorten of -overschotten een (macro-)economische functie hebben. En precies dat zien we nu met de coronacrisis wel heel duidelijk zich afspelen. Om levens te sparen en om overbelasting van de gezondheidszorg te voorkomen, moeten grote delen van de economie worden stilgelegd. Met grote gevolgen voor inkomens en bestaanszekerheid. En overheden die besluiten, en dat dus ook blijken te kunnen besluiten, om het geld te laten rollen. Gezonde bedrijven moeten worden geholpen om deze periode te kunnen overbruggen. Werknemers moeten worden doorbetaald. Sterk oplopende kosten van de gezondheidszorg moeten worden opgebracht. Wetenschappelijk onderzoek moet gefinancierd worden.

En wat blijkt? Dat kan allemaal. Er gaan geen stemmen op dat nu eerst maar eens belastingen moeten worden verhoogd om al die extra uitgaven te financieren. De euro's hoeven niet eerst te worden verdiend voor ze kunnen worden uitgegeven. De Amerikaanse Fed, de Bank of England en de Europese Centrale Bank zijn zonder blikken of blozen overgegaan op monetaire financiering ("geld drukken").

En op een enkele uitzondering na is iedereen het er over eens dat dit uitgavenfeest niet straks moet worden verstoord door weer te gaan bezuinigen op de overheidsuitgaven. Zelfs Nederlandse politici hebben doorgekregen hoe fout het was om na de Grote Financiële Crisis van 2008 zo gauw mogelijk te gaan bezuinigen (PvdA'ers balen van 'verkeerde keuzes' in Rutte II). En hoe fout het zou zijn om dat straks te herhalen. In Duitsland worden stemmen sterker om begrotingsevenwicht als doelstelling te verlaten:Surfen auf der Schuldenwelle. Wie wird Fiskalpolitik nach Corona aussehen? Die Dogmen von gestern helfen nicht mehr.

En wie weet, komen de regeringsleiders van de eurozone nog eens tot het bevrijdende inzicht dat die begrotingsregels van het Verdrag van Maastricht een neoliberaal gedrocht zijn.

Uiteraard is het ook met het oog op de nauwelijks minder urgente klimaatcrisis van groot belang dat een realistischer visie op de rol van geld en van de overheidsbegroting terrein wint. Net zo als we de coronacrisis met zijn allen moeten aanpakken, zullen we dat ook moeten doen met de klimaatcrisis. En voor wat we met zijn allen kunnen, is het zaak om in te zien dat geld een collectief middel is om rampspoed te vermijden en om een betere en duurzamere maatschappij te creëren.

zondag 26 april 2020

Zondagochtendmuziek - Quarantine Blues - Jazz at Lincoln Center Orchestra with Wynton Marsalis

Vanuit het wel heel zwaar door het coronavirus getroffen New York het Jazz at Lincoln Center Orchestra.

Zestien musici die elk vanuit het eigen huis samen Quarantine Blues spelen. Geweldig dat dat kan. En ondanks alles spat het plezier er vanaf.

Maar wat hunkeren we met zijn allen naar de tijd, die toch ooit weer zal terugkeren, van de live optredens.

donderdag 23 april 2020

Klassenstrijd en ideeënstrijd. Lessen van grote crises. En over waarom het gaat, bij Marx, bij Piketty en op dit blog

Thomas Piketty sluit zijn Capital and Ideology af met een concluderend hoofdstuk waarin hij de stelling van Marx en Engels in het Communistisch Manifest van 1848, dat de geschiedenis van alle tot nu toe bestaande maatschappijen er een is van klassenstrijd, herformuleert tot (p. 1035):
The history of all hitherto existing societies is the history of the struggle of ideologies and the quest for justice.
Dat is inderdaad weinig meer dan een herformulering, want ook Marx en Engels hadden natuurlijk oog voor de kracht van ideeën en ideologie. Denk maar aan het inzicht dat de revolutie van het proletariaat vertraagd wordt door het valse bewustzijn dat het kapitalistische systeem bij de arbeiders weet te creëren.  En andersom ziet Piketty ook het belang van de "sociale positie" voor wat iemand denkt en bereid is te rechtvaardigen. Dat hij in zijn conclusie het Communistisch Manifest aanhaalt, kun je moeilijk anders opvatten dan dat hij zijn eigen werk als een voortzetting ziet van wat Marx in de negentiende eeuw begon.

Met als natuurlijk belangrijk onderscheid dat Marx nog dacht in de Hegeliaanse historische wetmatigheden van het "historisch materialisme", die er onontkoombaar toe zouden leiden dat, als de tijd rijp was, het kapitalisme in het communisme zou overgaan. Of  hij dat echt dacht, of dat het niet meer was dan retoriek, dat is moeilijk te zeggen.

Bij Piketty niets van die retoriek, want hij plaatst zichzelf in een historische ideeënstrijd, waarin het bovenal gaat om wetenschappelijke bestudering van de empirie, maar waarin toch ook materiële belangen invloed hebben (p. 1035-60:
Above all, we need to understand what institutional arrangements and what types of socioeconomic organization can truly contribute to human and social emancipation. The history of inequality cannot be reduced to an eternal clash between oppressors of the people and proud defenders. On both sides one finds sophisiticated intellectual and institutional constructs. To be sure, on the side of the dominant groups, these constructs are not always devoid of hypocrisy and reflect a determination to remain in power, but they still need to be studied closely. Unlike the class struggle, the struggle of ideologies involves shared knowledge and experiences, respect for others, deliberation and democracy. No one will ever possess the absolute truth about just ownership, just borders, just democracy, just taxes and education. The history of human societies can be seen as a quest for justice.
Waarna hij uiteenzet dat het mogelijk is om op de basis van de studies waarvan dit boek verslag doet, een maatschappij tot stand te brengen die rechtvaardiger is dan de huidige kapitalistische. Met de volgende min of meer concrete maatregelen, die maar kort worden aangeduid, het boek is al dik genoeg, maar die toch de moeite waard zijn om langs te lopen.

Op het niveau van ondernemingen zou de macht tussen werknemers en aandeelhouders gedeeld moeten worden en zou het aantal stemmen dat een aandeelhouder kan uitbrengen aan een maximum moeten worden gebonden. Dus in ondernemingen meer machtsgelijkheid. Denk aan die nu al bestaande coöperatieve ondernemingen, of conglomeraten van ondernemingen, die ook sturen op het belang van werknemers. Zie Is een coöperatieve economie een alternatief voor het kapitalisme? Nogmaals de Mondragon coöperaties.

Op het niveau van landen en overheden zou er een sterk progressieve vermogensbelasting moeten worden geheven, gecombineerd met een "universal capital endowment" en daarmee een "permanent circulation of wealth". Wat die laatste twee betreft, vind je in dit interview een toelichting. Het zou gaan om een kapitaaluitkering aan iedere burger die de leeftijd van 25 jaar bereikt, ter grootte van 120.000 euro. Die circulatie komt dus tot stand doordat alles wat iedereen daar bovenop gedurende zijn/haar verdere leven weet te vergaren, sterk wordt belast.

Dat alles gepaard gaande met een progressieve inkomstenbelasting en een beprijzing van koolstofemissies, waarvan de opbrengsten gebruikt worden voor sociale zekerheid en een basisinkomen, de ecologische transitie en gelijke kansen in het onderwijs.

En op internationaal niveau gaat het om een herziening van verdragen die vrij verkeer van kapitaal mogelijk maakten in de richting van meer transparantie, meer samenwerking en meer transnationale democratische besluitvorming.

Iedereen is natuurlijk over deze "radicale" voorstellen heen gevallen. Dat zulks zou gebeuren, heeft Piketty ook wel degelijk voorzien. Hij brengt daar meteen al tegenin dat we met maatregelen als deze in feite de weg weer inslaan waaraan we al eind negentiende eeuw begonnen en die we in het midden van de twintigste eeuw, na de Tweede Wereldoorlog bewandelden met de opbouw van de verzorgingsstaten. Met zoals bekend de hoge marginale tarieven in de inkomstenbelasting (tot 90 procent), de bevordering van gelijke onderwijskansen en de regeling van medezeggenschap van werknemers in ondernemingen.

Het was de "conservatieve revolutie" van de jaren 80, geholpen door de val van het communisme, die deze ontwikkeling onderbrak. We gingen het neoliberale tijdperk in van markten die zichzelf wel konden reguleren en van het heilig verklaren van privébezit. En dus van de sterk toegenomen ongelijkheid.

Maar dat liep uit op de Grote Financiële Crisis van 2008 en die heeft mensen ertoe aangezet om weer te gaan nadenken over (p. 1037) "a new, more equitable, more sustainable economic model".

En ja, nu is er dus de wereldwijde coronacrisis bijgekomen. Die de vraag naar welke lessen we zullen leren nog veel urgenter maakt.

Bedenk tenslotte dat we het, in de begrippen van dit blog, hebben over de strijd in de mensheidsgeschiedenis tussen het gemeenschapsevenwicht ("we doen het samen") en het statuscompetitie-evenwicht ("ieder voor zich").  Lees mijn blogs over hoe de sociologie een maatschappelijk belangrijker vak kan worden, met hier de link naar het eerste bericht.

Het gaat steeds over hetzelfde, bij Marx, bij Piketty of op dit blog.

dinsdag 21 april 2020

Wat zijn dat toch voor rare tijden dat kiezers gaan denken dat we uitgerekend zulke leiders nodig zouden hebben? Over Adolf Hitler, Donald Trump en Boris Johnson

De coronacrisis is zo ingrijpend dat er waarheden aan het licht komen die anders misschien voor velen nog lang verborgen waren gebleven.

Een zo'n waarheid is dat het niet verstandig is om populistische, rechts-extremistische politici aan de macht te brengen. Niet alleen omdat ze in allerlei opzichten een slecht beleid voeren, dat de bestaansonzekerheid voor de bevolking alleen maar nog groter maakt dan hij door het voorafgaande neoliberale beleid al was geworden.

Maar vooral ook omdat het narcisme van zulke leiders het hen onmogelijk maakt om adequaat te reageren op de voldongen feiten waar een ingrijpende crisis hen mee confronteert. Ze zijn zo vervuld van zichzelf dat ze begrenzingen van buitenaf, ook als dat de harde werkelijkheid is, niet goed kunnen accepteren.

Er is natuurlijk een belangrijke les uit het verleden: Adolf Hitler was niet in staat de harde waarheid te accepteren dat hij de oorlog ging verliezen. Nog steeds vervuld van zichzelf, trok hij zich terug, op het laatst in zijn Berlijnse bunker, om ten onder te gaan, maar wel met de bewuste opzet dat het gehele Duitse volk, dat hem immers "had verraden", in dat lot moest delen.

Hoe het verder afloopt met huidige narcistische leiders als Donald Trump en Boris Johnson weten we nog niet. Maar in aanleg zien we hier een soortgelijk patroon. Trump was door incompetentie en kwaadaardigheid toch al flink in het nauw gebracht. Zijn enige redding leek nog te zijn dat een goedlopende economie voor zijn herverkiezing zou zorgen. Daar was hij zo door geobsedeerd dat hij zijn ogen sloot voor de berichten over een zich ontwikkelende corona pandemie.

Waardoor het virus zich kon verspreiden en aan duizenden meer Amerikanen het leven heeft gekost dan nodig was geweest. Geconfronteerd met die harde waarheid kon de narcist Trump niet anders dan die waarheid zo extreem verdraaien dat het er op neerkwam dat hij als allereerste juist de gevaren onderkend zou hebben. Ging hij tot in februari door met het houden van zijn rally's? "I don't know  about rallies?". "Did I hold a rally?"

Dat was in antwoord op een vraag van journaliste Yamiche Alcindor, die hem ook vroeg of hij er niet mee zat dat mensen ziek waren geworden doordat hij het virus publiekelijk niet serieus had genomen. Het antwoord was wel heel ontluisterend:
And a lot of people love Trump. A lot of people love me. You see them all the time. I guess I am here for a reason, and for the best of my knowledge I won. And I think we are going to win again. I think we are going to win in a landslide.
Anders, maar net zo ontluisterend en verwoestend is wat er aan het licht komt over het abominabele optreden van Boris Johnson. Polly Toynbee schreef daar gisteren over, naar aanleiding van de berichten in de Sunday Times: Boris Johnson is the wrong man in the wrong job at the wrong time. Met als openingsalinea:
Everything unravels with almost indecent speed. After a brush with death, the prime minister is still recovering at Chequers when one of his many supportive newspapers drops a grenade straight down his Elizabethan chimney. No period of grace and convalescence: the Sunday Times didn’t even wait for him to stumble back to Downing Street before firing off its devastating attack on his cavalier incompetence over the coronavirus outbreak.
Wat zijn dat toch voor rare tijden dat kiezers gaan denken dat we uitgerekend zulke leiders nodig zouden hebben?

zondag 19 april 2020

Zondagochtendmuziek - Lennie Tristano at the Half Note (w.Lee Konitz & Warne Marsh) 1964

Jazzsaxofonist Lee Konitz is in Manhattan, New York, overleden aan complicaties van besmetting met het coronavirus. Hij was 92 jaar. Lees hier het uitgebreide In memoriam in de New York Times:
Lee Konitz, Jazz Saxophonist Who Blazed His Own Trail, Dies at 92. Met een mooie foto van hem uit een ver verleden met aan weerszijden Miles Davis en Gerry Mulligan.

Ook uit een ver verleden is deze film van een optreden van 6 juni 1964 in de Half Note, dat toen door CBS werd uitgezonden. We horen en zien, maar vooral horen, het Lennie Tristano Quintet met Lennie Tristano op de piano, Lee Konitz en Wayne Marsh op sax, Sonny Dallas op bas en Nick Stabulas op drums. Er wordt veel door de muziek heen gepraat, ook door de presentator.

Ruim een jaar later maakte ik als eerstejaarsstudent, voor het eerst in "de grote stad" (Groningen), een optreden van Lee Konitz mee als solist bij Boy's Big Band in de oude Harmoniezaal. Hij was toen ook al in Nederland bekend, want de zaal was uitverkocht. Maar het viel wat tegen. Hij kwam maar zo nu en dan op voor een solo en die maakten toen weinig indruk. Dat kan er aan hebben gelegen dat we met zijn allen nog teveel Charley Parker-solo's verwachtten. De New York Times schrijft over zijn improvisaties:
Where modern jazz in the Parker mold, better known as bebop, tended to be passionate and virtuosic, Mr. Konitz’s improvisations were measured and understated, more thoughtful than heated.
“I knew and loved Charlie Parker and copied his bebop solos like everyone else,” Mr. Konitz told The Wall Street Journal in 2013. “But I didn’t want to sound like him. So I used almost no vibrato and played mostly in the higher register. That’s the heart of my sound.”
Misschien was er ook te weinig, of helemaal niet, gerepeteerd. De introvert Konitz zocht naar spontaniteit en zijn voorbereiding op een concert bestond er uit om niet voorbereid te zijn. Daar was misschien de band weer niet goed op voorbereid.

Hoe dan ook, ik heb de laatste jaren weer veel naar Lee Konitz geluisterd. Je kunt hem eigenlijk altijd opzetten zonder verveeld te raken. Hij was anders dan de meeste saxofonisten.

vrijdag 17 april 2020

Zullen de lessen van de coronacrisis vergelijkbaar zijn met de lessen van de Tweede Wereldoorlog?

De coronacrisis wordt wel vergeleken met de Grote Financiële Crisis van 2008, maar daar wordt dan meestal meteen bij gezegd dat de gevolgen van de coronacrisis nog veel ingrijpender zullen zijn.

En inderdaad, de goede vergelijking zou wel eens die met de Tweede Wereldoorlog kunnen zijn. Want de twee lessen die we er, hopelijk en waarschijnlijk, uit zullen trekken, waren ook precies de lessen die we uit de Tweede Wereldoorlog trokken. Ik doel ten eerste op de les dat er een radicale breuk nodig is in ons denken over wat we met zijn allen kunnen en moeten doen, waarbij met zijn allen slaat op de nationale overheid en de internationale organen. En ten tweede op de les dat we eveneens met zijn allen door rampspoed kunnen worden getroffen.

Het leren van die tweede les, dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, is de voorwaarde voor het kunnen trekken van de eerste les. De Tweede Wereldoorlog was inderdaad een wereldoorlog, Dus ingrijpend voor vrijwel de gehele wereldbevolking. Ingrijpend in de zin van een bedreiging vormend voor ieders bestaanszekerheid. Zoals in dat van alle dieren zit ook in ons genenpakket opgesloten dat we boven alles streven naar de veiligheid en dus bestaanszekerheid die het mogelijk maken om niet alleen te overleven, maar ook om te floreren. Alleen als we floreren, kunnen we ons zelf geruststellen.

Omdat die bedreiging van bestaanszekerheid voor een zo groot deel van de wereldbevolking gold, en bovenop de vooroorlogse economische bestaansonzekerheid kwam, drong na afloop zich de gedachte op dat er nu met zijn allen moest worden geprobeerd om herhaling van zulke verschrikkingen te voorkomen. Een gedachte die om zich heen greep. Op landenniveau werd hij omgezet in de naoorlogse opbouw van de verzorgingsstaten, als uitwerking van het al in 1942 in Groot Brittannië opgestelde Beveridge Rapport. (Voor Nederland het rapport van de Commissie Van Rhijn.)

Op Europees niveau betekende dat Europese eenwording. Oorlogen op Europees grondgebied, het kleinste continent met de meeste nationaliteiten, moesten definitief tot het verleden behoren. En op internationaal niveau de oprichting van de internationale instellingen, onder de vlag van de Verenigde Naties, waarin landen gingen samenwerken op de gebieden van mensenrechten, internationaal recht, mondiale veiligheid, ontwikkeling van de wereldeconomie en wetenschappelijk onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.

Wat een tijd was dat! Het besef van de mogelijkheid van een gezamenlijke ervaring van rampspoed en bedreiging van bestaanszekerheid (tweede les) leidde tot het gezamenlijke besef van de noodzaak van collectieve actie (eerste les). Een breuk in het denken over de rol van de overheid. Die ook de les inhield dat de overheid als currency issuer een essentiële rol speelt in het aan de praat houden en stabiliseren van de economie. Vandaar dat "gewoon Keynes" zo'n belangrijke rol speelde in de Engelse oorlogseconomie en na de oorlog in de naoorlogse opbouw van de verzorgingsstaat en in het macro-economisch beleid. Pas heel veel later konden politici er weer mee weg komen te verklaren dat 'we daar het geld niet voor hebben". De overheid "heeft" het geld per definitie.

En wat voor tijd zullen we nu, in 2020, tegemoet gaan? Als we inderdaad diezelfde twee lessen trekken, zullen we de essentiële rol van de overheid en van de internationale instellingen weer gaan herwaarderen. We zullen wat de opbouw van de verzorgingsstaat betreft, de draad weer oppakken en daarmee weer recht doen aan die basale menselijke behoefte aan bestaanszekerheid. Met een macro-economisch beleid dat dat daarop gericht is, met volledige werkgelegenheid en een goed sociaal vangnet. En de uitgaven voor gezondheidszorg zullen we niet meer zien als gewoon een kostenpost, waarvoor je de markt kunt gebruiken om hem flink in te dammen.

En internationaal zullen we inzien dat de globalisering vanaf nu wel in goede banen moet worden geleid (Joseph Stiglitz). En dat wetenschappelijk onderzoek naar preventie van ziektes, geneesmiddelen en vaccins op de markt niet voldoende tot stand komt. We zullen kortom inzien, om Bas Jacobs aan het woord te laten, dat de kapitalistische droom is uitgedraaid op een illusie.

Waardoor we nog meer doordrongen raken van de noodzaak om de klimaatcrisis, die er natuurlijk ook nog is, met zijn allen aan te pakken.

Misschien zeggen we dan later ook: wat een tijd was dat!

woensdag 15 april 2020

De proto-sociologie van Jezus van Nazareth - Wanneer begon het sociaalwetenschappelijk denken? - 3

Je kunt de evangeliën benaderen als min of meer realistische beschrijvingen van gebeurtenissen die zich lenen voor sociaalwetenschappelijke analyse. Zoals in het vorige bericht in deze reeks: Sociaalwetenschappelijk zicht op Jezus en het lijdensverhaal. En je kunt die beschrijvingen zelf ook opvatten als een soort (proto-)wetenschappelijk denken.

Dat is inderdaad niet gebruikelijk. We leven in een tijd waarin de institutionele beoefening van wetenschap, aan universiteiten en onderzoeksinstellingen, een grote plaats inneemt en een grote invloed uitoefent. Daardoor zijn we geneigd om alles wat aan dat tijdperk voorafging als "onwetenschappelijk" af te doen.

Maar dan maak je van de grens tussen wetenschappelijk en onwetenschappelijk denken onterecht een kloof. Want wetenschap als een manier van denken was er natuurlijk al lang ook toen er nog geen universiteiten bestonden. Wetenschappelijk denken is een voortzetting van het alledaagse denken met een "overdrijving" van het zoeken naar nieuwe en betere inzichten en daarmee van het kritisch tegen het licht houden van wat je denkt te weten. Overdrijving in de zin van meer dan je voor de meeste dagelijkse uitdagingen nodig hebt.

Om met wetenschapsfilosoof Karl Popper te spreken (originele cursivering): "scientific explanation, whenever it is a discovery, will be the explanation of the known by the unknown." En:
Science, philosophy, rational thought, must all start from common sense.
Not, perhaps, because common sense is a secure starting point: the term 'common sense' which I am using here is a very vague term, simply because it denotes a vague and changing thing - the often adequate or true and often inadequate or false instinct or opnions of many men."
Beide citaten komen uit Objective Knowledge. An evolutionary approach, 1973, p. 191 en 33.

Waarbij je moet bedenken dat die alledaagse kennis, van waaruit wetenschap begint, natuurlijk niet uit de lucht is komen vallen. Die is ook, hoe kan het anders, door een combinatie van creativiteit en kritiek, dus door trial and error, tot stand gekomen. Er is, ik zei het eerder, een behoorlijke continuïteit tussen alledaagse en wetenschappelijke kennisverwerving.

Vanuit die invalshoek kun je dus kijken naar de Bijbelverhalen. Verhalen met beschrijvende en analytisch-belerende elementen. Waar mensen wat van moesten opsteken.

Daarin gaat het niet alleen over wat Jezus overkwam, om het maar huiselijk te zeggen, maar ook over wat hij te vertellen had. Over zijn predikingen. En die zijn natuurlijk ook op te vatten als een neerslag van proto-sociaalwetenschappelijk denken.

Ik sloeg er even het tweedelige Social Thought From Lore To Science van Howard Becker en Harry Elmer Barnes op na. Mijn exemplaar is de editie van 1961, die ik als eerstejaars sociologiestudent in 1965 kocht, maar de eerste druk is uit 1938. Het is als naslagwerk altijd in mijn boekenkast blijven staan. Daarin kom je inderdaad een passage tegen (p. 223-224 van deel 1) die handelt over de Social Teachings of Jesus. 

En het is de moeite waard om de eerste alinea daarvan in zijn geheel te citeren:
Jesus's ethical ideal had a twofold basis: (1) the religious idea of the presence of God; and (2) the conception of the infinite and eternal value of the soul. The first outstanding sociological characteristic of this ideal is an unlimited, unqualified individualism, which has its basis in the religious idea. As a child of God, chosen to be in fellowship with him, the individual may regard himself as infinitely precious. Such an individualism is radical, transcending all natural barriers and differences. Furthermore, he who has consecrated himself to God is united with other individuals who have done the same; they have all yielded themselves to the same divine will. This gives rise to an intense sense of fellowship and brotherhood which recognizes the worth of every human being. hence arises the second sociological characteristic of Jesus's ideal: namely an absolute universalism.
Want dat zou je kunnen opvatten als een soort grondslag voor sociologisch denken: het individu is oneindig waardevol en als zulke individuen samen vormen we een gemeenschap.

Dat is dus niet "waardevrij" in de oppervlakkige betekenis die dat begrip vaak heeft. Nee, ik herken er de notie in van het gemeenschapsevenwicht dat te prefereren valt boven het statuscompetitie-evenwicht.

Die proto-sociologie van Jezus van Nazareth was wat dit betreft zo gek nog niet. In zekere zin is de hedendaagse notie van een waardevrije sociologie daarbij vergeleken een achteruitgang.

dinsdag 14 april 2020

Sociaalwetenschappelijk zicht op Jezus en het lijdensverhaal - Wanneer begon het sociaalwetenschappelijk denken? - 2

Er valt wat voor te zeggen om de Bijbelverhalen te zien als de vroegste, of althans heel vroege, schriftelijke uitingen van het sociaalwetenschappelijke denken. Zie het eerste bericht in deze reeks: Wanneer begon het sociaalwetenschappelijk denken? - 1.

In dat bericht doelde ik vooral op de verhalen van het Oude Testament. Maar met Pasen als aanleiding vroeg ik me af hoe je de verhalen van het Nieuwe Testament en in het bijzonder die over Jezus en het lijdensverhaal sociaalwetenschappelijk kunt interpreteren. Mijn uitgangspunt daarbij is hoofdstuk 17 van Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel van Carel van Schaik en Kai Michel.

De tijd waarin Jezus leefde, hij moet zijn geboren tussen 6 en 4 jaar voor onze tijdrekening, was een tijd waarin de na de landbouwrevolutie van duizenden jaren daarvoor begonnen strijd tussen gemeenschap en statuscompetitie duidelijk in het voordeel van de laatste was beslecht. De Joodse staat van de Hasmoneeën was een dynastie, dus een statushiërarchie, en die hiërarchie zal nog extremer zijn geworden na de overheersing door de Romeinen vanaf 63 v.Chr.

Als je de Wikipediapagina Hasmonean dynasty doorleest, dan komt daaruit het beeld naar voren van voortdurende conflicten tussen heersers en hun families (statuscompetitie), die uit zijn op de voordelen van het vestigen van een heerschappij (een statushiërarchie). Die voordelen bestonden er natuurlijk uit dat het gewone volk kon worden onderdrukt en uitgebuit. Dat daarin in onderdanigheid zal hebben berust, om er nog het beste van te maken, of dat zal hebben gecollaboreerd met de onderdrukkers. Zoals dat gaat in een statushiërarchie.

Door die uitbuiting en terugkerende oorlogen en bezettingen was het een tijd van rampspoed, waarin natuurlijk vraag was naar verhalen die hielpen bij het begrijpen van wat er gaande was en die een betere toekomst in het vooruitzicht stelden. Vandaar het verschijnsel van de rondtrekkende, charismatische predikers. Want mensen waren natuurlijk nog altijd toegerust met de morele intuïties van het gemeenschapsgedrag, de jagers-verzamelaarsmoraal van samenwerken en delen. Ze waren machteloos, maar er bleef de hoop op een beter leven, waaraan door verhalen kon worden tegemoet gekomen.

Sociaalwetenschappelijk gezien bestond er het statuscompetitie-evenwicht, de toestand waarin iedereen handelt volgens het statuscompetitiepatroon, sommigen heersend en de meesten in onderdanigheid berustend. Een suboptimale toestand, het gemeenschapsevenwicht zou beter zijn, maar wel een stabiel evenwicht, omdat niemand in staat is en gemotiveerd is om zich eenzijdig anders te gedragen dan hij doet.

Maar er zijn altijd uitzonderingen. En dat waren die predikers, die hoop gaven en wonderen verrichten. Waarvan Jezus van Nazareth er een was. Die wonderen, of beter, de verhalen over wonderen, waren nodig om aandacht te trekken en om het sceptische volk te overtuigen. Het waren de credibility enhancing displays, waarmee de lethargie van het bestaande evenwicht als het lukte kon worden doorbroken.

Want een evenwicht heeft geen innerlijke bronnen van verandering en dynamiek. Er is iets van buiten nodig. Wonderbaarlijkheden dus, die van buiten het alledaagse komen. Vandaar dat die predikers niet deel uitmaakten van het gewone leven. Ze trokken rond, met een schare volgelingen, en kwamen op onduidelijke wijze aan de kost.

Dat ze hoop en een uitweg predikten, betekende dat ze uitdrukking gaven aan de oude gemeenschapsmoraal. Aan de emoties van het samenwerken, gelijkheid, rechtvaardigheid en delen, die in de huidige toestand zo met voeten werden getreden.

En dat weten we natuurlijk van de daden en de woorden van Jezus van Nazareth. Hij genas de zieken, lammen, blinden en bezetenen en wekte doden op. Hij zorgde dat de wijn niet opraakte en dat mensen te eten kregen. En dat alles niet voor persoonlijk gewin en zelfs niet voor reputatiewinst. Hij wees bewonderaars en dweepzieke aanhangers af. En predikte letterlijk de ethiek van de jagers-verzamelaarsmoraal. Heb uw naaste en zelfs uw vijanden lief. Kom op voor de armen, zieken en zwakken. Wees verzoeningsgezind. Ga niet voor rijkdom, want het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.

Dat was natuurlijk revolutionaire taal, maar zonder enige macht om een revolutie in gang te zetten. Het statuscompetitie-evenwicht kon niet worden bedreigd. De heersers waren oppermachtig. De nederlaag was onvermijdelijk.

En daar komen zowel het lijdensverhaal, de kruisiging, de opstanding en het koninkrijk Gods het verhaal binnen. Natuurlijk had Jezus "succes" met zijn prediking van de gemeenschapsmoraal, want die was de mensen vertrouwd. Mensen wisten weliswaar niet dat dit "oeroud erfgoed van de mens was", namelijk daterend van voor de landbouwrevolutie, maar "Men voelde gewoon dat het juist was", zoals zo fraai verwoord door Van Schaik en Michel (p. 362).

Maar tegelijk was er de onontkoombaarheid van de status quo, van het statuscompetitie-evenwicht. Dus de onontkoombaarheid van de nederlaag, in de vorm van de kruisiging. En daarmee dus de overwinning van het kwaad op het goede. Hier ontstond immers voorgoed de strijd tussen het kwaad van de statuscompetitie (satan als vijand van God) en het goede van de gemeenschap van het "koninkrijk" Gods. (Merk op dat de invloed van de status quo zo groot was dat het gemeenschapsevenwicht als een koninkrijk werd gezien.)

De introductie dus van het kwaad en de kwaadaardigheid. En als tegenhanger de introductie van het vooruitzicht op uiteindelijke rechtvaardigheid in het hiernamaals, als een aanpassing aan het zo onvermijdelijk lijkende kwaad van het statuscompetitie-evenwicht.

Er valt wel wat voor te zeggen om die evangeliën van Marcus, Matteüs, Lucas en Johannes over Jezus en het lijdensverhaal te zien als sociaalwetenschappelijk denken in verhaalvorm. Er valt als socioloog in 2020 van alles van te leren. Ik noem maar het besef van die blinde vlek in het tegenwoordige sociologisch denken voor de menselijke kwaadaardigheid. Hier het vervolg.

zondag 12 april 2020

Zondagochtendmuziek - Music in Words: Angela Hewitt

Angela Hewitt, die andere grote Canadese Bachpianist, zit in lockdown in haar Londense flat, vanwaaruit ze zo nu en dan een blogpost schrijft en een filmpje de wereld instuurt waarop ze een stukje Bach speelt. Kijk maar even op haar website.

Ik prijs me nog steeds gelukkig dat ik in 2014 haar uitvoering van Die Kunst der Fuge in het Muziekgebouw aan het IJ meemaakte. En ik herinner van die keer ook haar mondelinge inleiding op die uitvoering. Ze is niet alleen een geweldige pianiste, maar ook een boeiend verteller.

Dit interview met haar, terwijl ze achter de piano zit, uit 2019 in Hong Kong, is wel heel boeiend. Vooral ook doordat ze alles wat ze over Bachs muziek vertelt, meteen op de piano illustreert.

Zo nu en dan meezingend en neuriënd, waardoor je natuurlijk meteen aan die andere Canadees moet denken, Glenn Gould. Gevraagd naar haar relatie met de uitvoeringen door Gould, vertelt ze dat ze daar als jong meisje natuurlijk door gefascineerd was. Maar "He is Gould and I am me".

zondag 5 april 2020

Zondagochtendmuziek - Maxim Vengerov | Exclusive At-Home Concert | Classic FM Session

Dit is de tijd van de huiskamerconcerten. Hier spelen violist Maxim Vengerov, cellist Boris Andrianov en pianist Peter Laul het Pianotrio op. 50 van Tchaikovsky. Gevolgd door de Vioolsonate nr. 32 van Mozart en de Fantasie in C maj. van Schubert.

Maar in welke huiskamer? Vengerov groeide op in het Siberische Novosobirsk, maar verliet Rusland in 1989. Zijn ouders emigreerden naar Tel Aviv. Bij hen liet hij zijn spullen achter en trok vervolgens de wereld rond. In Amsterdam moet hij een appartement hebben, maar hij is daar niet vaak. Te oordelen naar het weinige wat je van het interieur kunt zien, zoals de lichtknopjes, zou je denken dat dit niet in Amsterdam is opgenomen. Moskou? Tel Aviv?

donderdag 2 april 2020

Kun je nu zoals Rutte denkt de euro redden met een "gift"? Vergeet het. Repareer de ontwerpfout

De Grote Financiële Crisis van 2008 legde in 2010 met de eurocrisis de ontwerpfout in de euro bloot. Het bleek toen dat de fondsbeheerders liever de overheidsobligaties van de noordelijke eurolanden (zoals Duitsland en Nederland) opkochten dan die van de perifere landen (zoals Italië en Spanje). Waardoor Duitsland en Nederland tegen lagere rentes konden lenen en Spanje en Italië hogere rentes moesten betalen.

Terwijl de invoering van de euro met het Stabiliteits- en Groeipact van 1997 werd "verkocht" met het vooruitzicht dat de landen er economisch door zouden convergeren, werd duidelijk dat de economieën juist gingen divergeren. De "sterke" landen profiteerden en de "zwakke" landen gingen erop achteruit.

Zo "zwak" waren die zwakke landen overigens niet (Spanje had toen een begrotingsoverschot), maar na de invoering van de euro gingen er grote kapitaalstromen naar toe in de veronderstelling dat die leningen nu wel veilig zouden zijn. Toen de kredietcrisis van 2008 ook Europa bereikte, werden die stromen abrupt beëindigd (zie De echte oorzaken van de eurocrisis, uit 2011). Waardoor dus de rentes voor Italië en Spanje omhoogschoten, en die voor Duitsland en Nederland omlaag. Dat was niet houdbaar, maar dus wel voordelig voor Duitsland en Nederland.

Die ontwerpfout had toen al kunnen worden hersteld. Sterker, er waren toen al stemmen die daarvoor pleitten. Denk aan Paul de Grauwe (Waarom je met hervormingen de eurocrisis niet oplost).

Nog sterker, in Duitsland zelf was er in 2011 al dit pleidooi in de Süddeutsche Zeitung: Was jetzt zu tun ist. Met deze passage, die ik in 2011 als volgt vertaalde (Süddeutsche Zeitung roept Merkel op om de euro te redden. Waar blijft Nederland?):
En die prijs is oftewel een nieuwe rol van de Europese Centrale Bank of gemeenschappelijke (euro-) obligaties. Het ene of het andere is onvermijdelijk, als de (financiële) markten gerustgesteld moeten worden. Maar tot nu toe schrikt de politiek er voor terug om duidelijke taal te spreken. De oplossing van de schuldencrisis is ook een verdelingsvraag: wie betaalt de kredieten die al lang zijn uitgegeven? Geheel zonder overdrachten van financieel sterke staten naar zwakke zal het niet lukken. Het alternatief voor deze redding - het ineen storten van de eurozone of het overblijven van een kernzone - heeft naar alle vooruitzichten veel onaangenamere gevolgen.
En nu, in 2020, zijn we dus eigenlijk nog geen stap verder. Weer is er de discussie, nu naar aanleiding van de coronacrisis, over die gemeenschappelijke euro-obligaties (eurobonds). Met weer Duitsland en Nederland als (profiterende) dwarsliggers. Onze minister van Financiën Wopke Hoekstra was in het overleg met zijn euro-collega's even weer vergeten dat het macro-economische belang ver uitstijgt boven dat van de overheidsfinanciën. Met, terecht, furieuze reacties van Spanje en Italië.

Onze minister-president Mark Rutte is daar kennelijk zo van geschrokken dat hij in overleg wil met Italië en Spanje en als zoethoudertje een eenmalige "gift" in het vooruitzicht stelt. Om maar te voorkomen dat die eurobonds er komen. Nederland blijft halsstarrig vasthouden aan een muntunie met ingebakken ontwerpfout. Als daar geen verandering in komt, dan heeft de euro geen toekomst. Het lijkt er op dat de Duitsers daarin de weg gaan wijzen en dat Nederland dan moet volgen. Dat zou wel met enig gezichtsverlies gepaard gaan.

Over die ontwerpfout is er vandaag ook in de Volkskrant: Coronavirus legt een nieuwe bom onder de euro van Steven Brakman en Harry Garretsen. Met als conclusie (mijn cursivering):
Wil de euro overleven, dan zullen links- of rechtsom meer transfers of risicodelingen plaats moeten vinden tussen noord en zuid. Dat kan enigszins verhuld via de (risico)spreiding van de financiële lasten via Euro-obligaties of rechtstreeks via het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), zoals onlangs op volkskrant.nl door Arnoud Boot en Dirk Schoenmaker (Columns & Opinie, 26 maart) is bepleit. Maar dit zijn uitvoeringen van hetzelfde basisidee: een systeem dat ongelijkheden tussen eurolanden beperkt. Zijn landen als Nederland daartoe niet bereid dan is de sombere conclusie dat de toekomst van de euro op het spel staat. En met de euro ook de EU. Bij de vorige eurocrisis in 2010 is de ontwerpfout van de euro niet gerepareerd. Laten we deze keer niet dezelfde fout maken. Een goed ontworpen transfersysteem is dus niet alleen een teken van saamhorigheid, waarvan momenteel terecht veel sprake is, maar domweg noodzakelijk in een muntunie.
Het is verhelderend om over dat ontstaan van de euro in de jaren negentig nog eens Eurotragedy. A Drama in Nine Acts van Ashoka Mody op te slaan (bestel bij je lokale boekhandel). Later meer daarover, maar nu alvast dit citaat (p. 27-8 van het ebook):
Kohl (Helmut Kohl, de Duitse bondskanselier) wanted the single currency to be his legacy as chancellor of European unity, but he understood that the German public fiercely opposed giving up the deutschmark. Hence, he endlessly reassured Germans that  that they would not pay to bail out other countries using the single currency. At the negotiating table, therefore, Germans insisted that the incomplete monetary union be governed by a fiscal rule, one that required member countries to keep their budget deficits below 3 percent of GDP.
They called this rule, in another masterly stroke of framing, a "convergence criterion". It created the illusion that the economies of countries that followed the rule would "converge" or align with the movements of other countries, making the single monetary policy more relevant to all. In June 1997, they made this rule the centerpeice of the Stability and Growth Pact (SGP). But of course, a budget rule, like a single currency, neither promotes convergence nor creates stability. To the contrary, a government forced by the rule to reduce its budget deficit during a recession will place its economy in a deeper recession. Divergent economies will not converge; they will diverge, and they will be more unstable.