maandag 19 juli 2021

Nu, in 2021, komen we misschien tot de conclusie dat de maatschappij als geheel, inclusief de markt, toch een moreel project is

Mensen zijn morele wezens, maar sinds eind achttiende eeuw kennen we een vak economie dat het historisch nieuwe sociale domein van de markt aanwijst als de bron van welvaart bij uitstek en als het domein waarop die moraal niet van toepassing zou behoren te zijn. Als het domein dus waarin het streven naar eigenbelang en competitie de grootst mogelijke welvaart voort zouden brengen. Zie het bericht Wat de morele luchtledigheid van het vak economie zoal betekent - deel 1 en volg daarin de linken naar vorige en volgende berichten. Update. Of zie De pogingen om het economieonderwijs te hervormen zijn nog niet zo succesvol - En dus over de morele luchtledigheid van het vak, waar je die berichten achter elkaar kunt lezen.

Dat vak economie en de door dat vak uitgedragen opvatting van de morele luchtledigheid van het domein van de markt heeft zonder twijfel grote invloed gehad. De gevolgen er van zijn er bijvoorbeeld aan af te lezen dat de werkers in de marktsector zich minder pro-sociaal gedragen dan zij die in de publieke sector werkzaam zijn. En ze vallen op te maken uit het onderzoek dat liet zien dat bankiers zich in een laboratoriumsituatie oneerlijker gedragen als ze kort daarvoor aan hun werk zijn herinnerd. En uit het onderzoek waaruit bleek dat bankiers meer rekening houden met het belang van hun klant als ze kort daarvoor zijn herinnerd aan de inhoud van hun bankierseed.

Mensen zijn voorwaardelijk moreel: we houden graag rekening met anderen, maar daarbij helpt het wel als anderen dat ook doen en als het ook van ons verwacht wordt. Als die voorwaarden afwezig zijn, dan vallen we terug op dat andere gedragspatroon, dat van het eigenbelang van de statuscompetitie. 

Een andere aanwijzing voor die grote invloed bestaat eruit dat het door studie in aanraking komen met dat economische, moreel luchtledige, denken jongeren egoïstischer, hebzuchtiger, minder eerlijk en competitiever maakt. Daarom vroeg ik me al eens af of we niet beter af zouden zijn als minder jongeren economie zouden studeren. 

Toch was die invloed ook weer niet zo groot dat hij de opkomst van de het iedereen telt mee van de democratie en van de naoorlogse verzorgingsstaten kon voorkomen. Dat was een ontwikkeling van sterke inperking van het werkingsgebied van de markt, waarbij het vak economie geheel aan de zijlijn stond. De morele gemeenschapsintuïties van iedereen telt me en van rechtvaardigheid lieten zich, tegen de verdrukking in, wel degelijk gelden

Die ontwikkeling was er een van het inperken en corrigeren van de werking van de markt, waarin er nog niet getornd werd aan die economische stelling van morele luchtledigheid. De idee van een moraalvrij sociaal domein bleef nog intact. Het idee dat vooral door de grote man van het neoliberalisme, Milton Friedman (1912 - 2006), werd verkondigd als de eis dat ondernemingen niets anders behoorden te doen dan zoveel mogelijk winst maken en de belangen van hun aandeelhouders behartigen. Verder moesten ze zich natuurlijk aan de wet houden, maar vooral niet meer dan dat. Voor morele overwegingen hoorde in hun besluitvorming geen plaats te zijn. De markt zou dan wel zorgen dat alles goed kwam. 

Dat werd anders met de opkomst van de intellectuele en maatschappelijke tegenbeweging van het "maatschappelijk verantwoord ondernemen", waarmee de stelling van de morele luchtledigheid van de markt meer frontaal werd aangevallen. Die beweging kent al een langere geschiedenis, maar wint de laatste tijd weer aan invloed. Denk aan het bericht Wat mogen we van ondernemingen verwachten? En over Milton Friedman en Kenneth Boulding, waarin het ging over verschillende pleidooien om van ondernemingen te eisen dat hun gedrag niet alleen door juridische, maar ook door morele overwegingen begrensd wordt. Een onderneming zou net zoals een persoon rekening dienen te houden met negatieve gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor toekomstige generaties. Dat is de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen telt mee, dus van het vermijden van het anderen schade toebrengen. Van het moreel verantwoordelijk handelen.

Die roep om ook van ondernemingen moreel (maatschappelijk verantwoord) gedrag te eisen, wordt de laatste jaren weer sterker. Niet verwonderlijk na wat we de laatste tientallen jaren hebben meegemaakt aan wangedrag van ondernemingen. En niet verwonderlijk nu we geconfronteerd worden met de rampzalige gevolgen van de klimaatverandering. 

Zo was er gisteren dit bericht in het Financieel Dagblad: Bedrijfsleven verzet zich tegen 'maatschappelijke zorgplicht'. Er bestaat al wel een code voor goed ondernemingsbestuur, maar de commissie die de toepassing van die code toetst, wil een bepaling toevoegen dat bedrijven onder meer de milieu-effecten van hun beleid moeten verantwoorden. Bedrijven zouden zich meer rekenschap moeten geven van de maatschappelijke effecten van hun handelen. Het gaat dan niet alleen om klimaat, maar ook om sociale vraagstukken zoals ongelijkheid, diversiteit, werk- en inkomenszekerheid en inclusiviteit. 

Dit is geheel in lijn met eerder het pleidooi van 25 Nederlandse hoogleraren dat verscheen in het blad Ondernemingsrecht: Naar een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer. Ik haalde vorig jaar dat pleidooi aan in het bericht Een wettelijke taakopdracht tot maatschappelijk verantwoord ondernemen - Over morele intuïties en het domein van de markt, met daarin dit citaat:

Een verantwoordelijke vennootschap draagt verantwoordelijkheid jegens haar werknemers, is verantwoordelijk voor de gevolgen van haar handelen in de gemeenschappen waarin zij opereert en voor de gevolgen van haar handelen voor milieu en klimaat. Het streven naar winstgevende continuïteit op lange termijn moet ingebed zijn in deze brede verantwoordelijkheid. De inhoud van de zorgplicht van het bestuur en de raad van commissarissen voor een verantwoordelijke deelname van de vennootschap aan het maatschappelijk verkeer moet mede aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid in de concrete omstandigheden van het geval worden bepaald.

In die laatste zin komt ook precies tot uiting dat het bij die zorgplicht gaat over een morele intuïtie en niet om een wettelijk voorschrift. Wat een morele intuïtie inhoudt moet inderdaad altijd "aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid in de concrete omstandigheden van het geval worden bepaald". En door die zorgplicht in de wet vast te leggen, kan dus uiteindelijk altijd de rechter daarover een oordeel vellen. 

Als deze ontwikkeling zich doorzet, en je zou zeggen, dat valt te verwachten, dan is dus uiteindelijk de cirkel rond. Eind achttiende eeuw, de tijd van Polanyi"s waterscheiding, ontstond dat idee van de morele luchtledigheid van het domein van de markt. In de afgelopen twee eeuwen hebben we gezien tot welke maatschappelijke problemen het serieus nemen van dat idee kan leiden. 

Nu, in 2021, komen we misschien tot de conclusie dat de maatschappij als geheel, inclusief de markt, toch een moreel project is. Zoals Adam Smith (1723 - 1790) en anderen voorafgaand aan die waterscheiding verkondigden.

woensdag 14 juli 2021

Het gemeenschapswereldbeeld en het statuscompetitieve wereldbeeld in de politiek - En in de strijd om de democratie

De strijd om de democratie is een strijd tussen twee wereldbeelden, het gemeenschapswereldbeeld, waarin de democratie wordt omarmd, en het statuscompetitieve wereldbeeld, waarin de democratie hoort te worden afgeschaft. Het onderliggende onderscheid is dat tussen het beeld van een veilige wereld, waarin je kunt vertrouwen op de goedwillendheid van anderen, en het beeld van een onveilige wereld, waarin anderen jou of jouw groep vijandig gezind zijn.

In het gemeenschapswereldbeeld is de steun voor de democratie vanzelfsprekend. Als je dat wereldbeeld aanhangt, dan wil je dat iedereen meetelt en ga je ervan uit dat anderen dat ook willen. En de democratie is de institutionele vormgeving van die morele intuïtie van het iedereen telt mee.

Daartegenover ben je een tegenstander van de democratie als je gelooft dat de wereld onveilig is, dat er vijanden zijn die jou en jouw groep bedreigen. Het iedereen telt mee van de democratie zou immers de deur openzetten voor jouw vijanden om aan de macht te komen. Daartegen moet je je verdedigen en dat kan alleen door zelf de macht te grijpen, om zo die vijanden onder de duim te kunnen houden. Je wilt geen democratie, maar een statushiërarchie waarin jij en je groep aan de top staan, om zo anderen te overheersen en te onderdrukken. Denk aan het bericht Met een statuscompetitief wereldbeeld vind je dat anderen horen te worden onderdrukt, door hen burgerrechten te onthouden of door middel van fysiek geweld.

In beide gevallen is er de algemeen-menselijke hang naar veiligheid. In het gemeenschapswereldbeeld wordt die veiligheid geacht aanwezig te zijn. In het statuscompetitieve wereldbeeld moet de veiligheid worden bevochten door anderen zoveel mogelijk onder de duim te houden.

Mensen kunnen meer of minder stabiel verschillen in het beeld waarmee ze naar de wereld kijken, misschien samenhangend met eveneens min of meer stabiele persoonlijkheidskenmerken. Maar daarnaast zijn er natuurlijk omgevingsinvloeden. Doordat sociale omgevingen reëel kunnen verschillen in de mate van veiligheid. Of doordat mensen verschillend geïnformeerd zijn over hoe veilig of onveilig hun wereld is.

Dat alles wijst erop dat het voor het behoud van de democratie belangrijk is dat mensen zich voldoende veilig voelen en daardoor in staat zijn om dat gemeenschapswereldbeeld te omarmen. Vandaar het belang van een politiek die mensen zoveel mogelijk bestaanszekerheid verschaft. Want toename van bestaansonzekerheid wakkert het statuscompetitieve wereldbeeld aan, blijkend uit de groei van de aanhang van rechtsextremistische partijen. En is dus een bedreiging voor de democratie.

En het wijst erop dat er politieke leiders, of zij die dit willen worden, kunnen opduiken die aan de macht proberen te komen door aan te haken bij bestaande onveiligheidsgevoelens. En die gevoelens aan te wakkeren. De kans is groot dat het dan gaat om narcistische politici, omdat die so wie so grote aanhangers zijn van het statuscompetitieve wereldbeeld

Er is nu de nieuwe studie Activating Animus: The Uniquely Social Roots of Trump Support, die laat zien dat de narcist Donald Trump op die manier in de Verenigde Staten aan de macht kwam. Het blijkt dat de, in 2011 gemeten, mate van vijandigheid tegenover met de Democraten verbonden groepen (Afro-Amerikanen, Latijns-Amerikanen, Moslims en lesbiennes en homoseksuelen) sterk voorspellend was voor de steun voor Trump in 2017 en 2018. 

Terwijl dat verband er niet was voor de steun voor andere Republikeinse politici. Trump haakte als enige in op de bestaande vijandigheidsgevoelens ('Stand back and stand by': Rhetoric some call racist has marked Trump's entire presidency) en wist zo niet alleen aan de macht te komen, maar ook de Republikeinse partij over te nemen.

En we hebben gezien, en zien nog steeds, hoe dat statuscompetitieve wereldbeeld onvermijdelijk samengaat met het pogen om de democratie om zeep te helpen.

Zie ook nog eens Het gemeenschapswereldbeeld en het statuscompetitiewereldbeeld in de politiek - Over Biden-stemmers en Trump-stemmers voor het opvallend grote verschil in wereldbeeld tussen Biden-stemmers en Trump-stemmers.

zaterdag 3 juli 2021

Er is van dag tot dag, ja, soms van uur tot uur, wel iets om over te schrijven. Maar ik neem een week vrijaf.

Update. Ook de rest van deze maand neem ik "vrijaf". Tot in augustus!

Er is van dag tot dag, ja, soms van uur tot uur, wel iets om over te schrijven. Maar ik neem een week vrijaf.