woensdag 30 oktober 2019

Een extreme vorm van het najagen van status, namelijk van het onvermogen om anderen te zien als gelijken

Psychotherapeut Harper West, co-auteur van het boek The Dangerous Case of Donald Trump, waar het over ging in het bericht Het gevaar van Donald Trump - Psychiaters waarschuwen, bespreekt het boek Disordered Minds. How Dangerous Personalities Are Destroying Democracy van Ian Hughes, die ook meewerkte aan dat eerdergenoemde boek.

In de reacties van psychologen, psychiaters en psychotherapeuten op het verschijnsel Donald Trump gaat het natuurlijk eerst en vooral over een bepaald persoonlijkheidstype, dat van de narcistische paranoïde sociopaat. Zeg maar, de extreme narcist.

Maar als het gaat over het gedrag van die extreme narcist in de sfeer van de persoonlijke relaties en in de sfeer van de democratische politiek, dan hebben we het over een sociaalwetenschappelijk thema.

Dat boek van Hughes gaat over Hitler, Stalin, Mao en Pol Pot en dus over de vreselijke en grootschalige ellende die door narcistische sociopaten kan worden aangericht als ze in een nationale staat aan de macht komen.

Maar hetzelfde gebeurt, natuurlijk op een compleet andere schaal, als een narcist in de sfeer van persoonlijke relaties anderen aan zich weet te binden.

Harper West analyseert de narcist als iemand die de emotie van de schaamte niet kan tolereren en die dat probleem oplost door altijd anderen de schuld te geven. We hebben te maken met Other-Blamers, die
over-react to any threat to their self-worth with fear, leading to excessive worry that others might criticize them. They imagine others are after them (paranoia), and they lash out with blame-shifting attacks, even to the point of sadism, violence and abuse (sociopathic). They can also create a larger-than-life, charismatic persona to dominate others, place themselves above the law, and grab for power (narcissistic). (...)
Other-Blamers insist on being right, and can never accept they are wrong, can never apologize and dismiss those who challenge them in any way.
Sociaalwetenschappelijk gezien gaat het dan om een extreme vorm van het najagen van status, namelijk van het onvermogen om anderen te zien als gelijken. Gelijken zouden jou immers kunnen bekritiseren en dat moet ten koste van alles worden voorkomen. Dus hoor jij, als enige, de macht te hebben, oftewel in een persoonlijke relatie oftewel in een nationale statushiërarchie.

En je bent dus noch in staat om te functioneren in een persoonlijke relatie op basis van gelijkheid noch in een democratie, die immers ook is gebaseerd op gelijke rechten.

Maar daarbovenop ben je niet in staat om buiten jouzelf een werkelijkheid te accepteren die jou zou kunnen tegenspreken. De gedachte daaraan, dat je ongelijk zou moeten bekennen, is onverdraaglijk. Dus zet je altijd de werkelijkheid naar jouw hand. Er kan geen objectieve waarheid meer bestaan.

Vandaar dat, zoals Harper West beschrijft, slachtoffers van narcisten in de sfeer van de persoonlijke relaties, aan zichzelf gaan twijfelen en het gevoel krijgen gek te worden:
New patients of mine often report feeling “crazy” in their relationships, a sure sign that I am dealing with the victim of Other-Blamer abuse.
En vandaar dat je een gevoel van gekte kan bekruipen als je volgt hoe de extreme narcist Donald Trump in zijn rol als president van de Verenigde Staten omgaat met de werkelijkheid. En hoe zijn volgelingen daarin meegaan.

Maar uiteindelijk is er natuurlijk wel die werkelijkheid. Waar ook de machtigste narcistische dictator of dictator-in-spe ooit tegenaan loopt.

Dat kan eindigen in een massale destructie, zoals in het geval van Hitler, die vond dat het hele Duitse volk samen met hem moest ondergaan. Want als Other-Blamer kon hij niet anders dan dat volk er de schuld van geven dat hij gefaald had. Zijn volk had hem verraden.

De herinnering daaraan maakt het, zacht gezegd, spannend hoe Donald Trump zal reageren als het een keer zover is dat hij de werkelijkheid niet langer naar zijn hand kan zetten.

zondag 27 oktober 2019

Zondagochtendmuziek - Daniël Lohues - Hier kom ik weg @Folk an de Gruppe 2019

Dinsdagavond waren we bij een feestje in de uitverkochte Hertz-zaal in het Utrechtse TivoliVredenburg: de Drentse troubadour Daniël Lohues trad op met Holland Baroque. Muziek van  Bach, Telemann, Händel en Lohues. Een feestje om nog lang van na te genieten.

Daniël Lohues is een verteller en heeft ook iets te vertellen.

Ook als hij optreedt met zijn eigen band. Zoals hier, nog maar kort geleden, in Nieuw-Schoonebeek. Hier kom ik weg.

vrijdag 25 oktober 2019

Sociaalwetenschappelijk onderzoekers zouden meer oog moeten hebben voor de collectieve uitdaging - neem nu het onderzoek naar schoolklassen

Verreweg de meeste kinderen en adolescenten brengen een groot deel van hun tijd door in de kunstmatige sociale omgeving van leeftijdsgenoten. Dat komt doordat we ooit een keer hebben bedacht dat onderwijs het beste kan worden gegeven door kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar in de klas te zetten.

We weten dat die leeftijdshomogene omgeving niet alleen kunstmatig is, maar ook negatieve effecten heeft. Zo ontstaat er in die omgeving gemakkelijk een strijd om status, die gepaard gaat met pesten en gepest worden. En we weten dat die statuscompetitie en dat pesten op scholen waar minder kunstmatig, en dus leeftijdsgemengd, gegroepeerd wordt, de helft minder voorkomt.

Er is veel onderzoek naar wat zich afspeelt in die leeftijdshomogene groepen. Maar het lijkt alsof onderzoekers niet beseffen hoe kunstmatig die sociale omgeving is. En dat ook een gunstiger, en dus leeftijdsgemengde, groepering mogelijk is.

Zo is er nu de nieuwe studie A Test of the Bistrategic Control Hypothesis of Adolescent Popularity, waarin het erom gaat welke kinderen in een klas het meest populair gevonden worden. Het blijkt dan dat er drie groepen populaire leerlingen kunnen worden onderscheiden:

  • het meest populair is de groep bi-strategische leerlingen, die populair zijn door een combinatie van pro-sociaal gedrag (hulpbereidheid) en dominerend/agressief gedrag. In dit onderzoek behoort 12 procent tot deze groep.
  • minder populair zijn de leerlingen die hun populariteit ontlenen aan hun pro-sociale gedrag. Die groep beslaat 20 procent van de leerlingen, met een oververtegenwoordiging van meisjes.
  • nog minder populair, maar dus wel populairder dan de rest, zijn de leerlingen die populair zijn door hun agressieve gedrag. Dit gaat om een groep van 5 procent.
Het is een voorbeeld van onderzoek waarin die leeftijdsheterogene groepering als gegeven wordt aangenomen en waarin vaak minutieus wordt beschreven en geanalyseerd wat zich in die groepen afspeelt. Waarin het ook als een gegeven wordt beschouwd dat er zich een strijd om populariteit afspeelt, waarin sommigen er beter afkomen dan anderen. En waarin wordt geconcludeerd dat sommigen zich beter aanpassen en meer succesvol zijn dan anderen.

En daarmee is het ook een voorbeeld van sociaalwetenschappelijk onderzoek dat zich toelegt op de individuele uitdaging van het zich moeten aanpassen aan een sociale omgeving waarin statuscompetitie bestaat. Denk aan het vorige bericht In het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar statuscompetitie is er weinig oog voor "de collectieve uitdaging".

Terwijl er daarnaast natuurlijk ook levensgroot die collectieve uitdaging is, de uitdaging van het creëren van een sociale omgeving die beter is afgestemd op wat mensen willen en kunnen. Een omgeving waarin kinderen beter gedijen omdat er minder kans is op die competitie om populariteit. En waarin dus de helft minder pesten zou voorkomen. Waarin alle leerlingen beter af zouden zijn.

En waarin misschien wel 100 procent zich pro-sociaal gedraagt. Denk aan dat gemeenschapsevenwicht.

Het zou toch mooi zijn als sociaalwetenschappelijk onderzoekers meer oog zouden hebben voor het belang van die collectieve uitdaging.

dinsdag 22 oktober 2019

In het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar statuscompetitie is er weinig oog voor "de collectieve uitdaging"

De grote uitdaging van het opgroeien en leven in onze huidige maatschappij is dat we geconfronteerd worden met zowel gemeenschapsgedrag als het daaraan tegengestelde statuscompetitiegedrag. Gezien tegen de achtergrond van de gehele mensheidsgeschiedenis is dat een uitzonderlijke toestand.

Want gedurende verreweg het grootste deel van die geschiedenis leefden we in de Paleo Sociale Omgeving, dus in kleine groepen van vertrouwde anderen waarin de statuscompetitie succesvol werd onderdrukt. Hoewel hij altijd als potentie op de achtergrond aanwezig was, kon je ervan uitgaan dat het gemeenschapsgedrag in het dagelijks leven zou overheersen.

Die uitdaging die onze huidige maatschappij ons stelt is enerzijds individueel en anderzijds collectief.

Individueel gaat het er om om je zo goed mogelijk aan te passen, in de zin dat je dient te bepalen wanneer het ene dan wel het andere gedrag het meest aangewezen is en voor jouzelf het meeste "oplevert". De ene keer is de ander zo vertrouwd dat je empathisch en genereus kunt zijn. Maar de andere keer heb je met iemand te maken waarbij je op je hoede moet zijn en in een statusconflict verwikkeld kunt raken. Of waarbij je voldoende "respect" behoort te betuigen of andersom je je zo moet gedragen dat de ander dat doet.

Maar er is ook de collectieve uitdaging die er uit voortkomt dat we allemaal beter af zouden zijn als we de statuscompetitie beter zouden kunnen onderdrukken. Want we kennen de vele aanwijzingen dat het gemeenschapsevenwicht naar welzijn te prefereren valt boven het statuscompetitie-evenwicht.

Als je vanuit die achtergrond het sociaalwetenschappelijk onderzoek probeert te overzien, dan valt je op dat er voor die collectieve uitdaging maar weinig oog is. In het onderzoek naar statuscompetitiegedrag en statushiërarchie wordt er voetstoots vanuit gegaan dat die fenomenen nu eenmaal tot het sociale en maatschappelijk leven behoren en dat je daar neutraal en "waardevrij" naar behoort te kijken.

Misschien de fraaiste uiting van die houding is het boek Friend & Foe. When To cooperate, When To Compete, And How To Succeed At Both van Adam Galinsky en Maurice Schweitzer. Een soort zelfhulpboek voor het aangaan van die individuele uitdaging. En zonder enig blijk te geven van het bestaan van die collectieve uitdaging. De maatschappij is nu eenmaal zoals hij is en het enige wat rest is je zo goed mogelijk aan te passen. Met als alles overkoepelende eis dat je moet "slagen", dat je "succesvol" moet zijn, als onontkoombaar uitvloeisel van die rol van de statuscompetitie.

Maar meer in het algemeen ontbreekt in het onderzoek naar statuscompetitie die invalshoek van de collectieve uitdaging. Van hoe de maatschappij beter tegemoet zou komen aan wat mensen kunnen en willen als we meer oog zouden hebben voor de negatieve effecten van statuscompetitie en statushiërarchie en voor de mogelijkheden om het gemeenschapsevenwicht dichterbij te brengen. Zie de reeks berichten op dit blog over hoe de sociologie een maatschappelijk belangrijker vak zou kunnen worden, te beginnen met Hoe kan de sociologie een maatschappelijk belangrijker vak worden? En over wat de Dual Mode-theorie te bieden heeft- deel 1 (volg de links naar de volgende delen).

Een recent overzicht van onderzoek-zonder-die-collectieve-uitdaging is de studie A Trajectories Based Perspective on Status Dynamics. Die eigenlijk de aanleiding vormde om dit bericht te schrijven.

zondag 20 oktober 2019

Zondagochtendmuziek - Beethoven String Quartet No 14 Op 131 in C♯ minor Alban Berg Quartet

In Lyon, waar we vorige week een paar dagen vertoefden, staat in het Musée des Beaux-Arts deze Beethoven-buste van Léopold Renard (1868 - 1945), die het grootste deel van zijn leven in Lyon gewerkt heeft.

Het staat model voor het beeld dat de muziek van Beethoven gemakkelijk oproept, dat van de muziek van een gepijnigde en diepzinnige geest. Waar veel mensen zich in herkennen en herkenden, zeker rond de tijd waarin deze buste werd gemaakt (1922).

En zeker is veel van Beetovens muziek diepzinnig te noemen. Neem nu de late strijkkwartetten. Jan Caeyers schrijft daarover in zijn Beethoven-biografie (p. 598-599):
Dit soort meerduidigheid en veelgelaagdheid is echter typerend voor deze muziek. Vandaar dat musicologen onderling zo van mening verschillen als het over de vorm van Beethovens late strijkkwartetten gaat. Maar doet dat er eigenlijk veel toe? De logica die de muzikale materie beheerst, is immers zó van het niveau van de waarneming weggedrongen naar het subniveau van het onder- en onbewustzijn, dat ze irrelevant geworden is voor elk esthetisch oordeel. Nog meer dan in de late klaviermuziek worden de spelers en luisteraars van Beethovens late strijkkwartetten gedwongen alle notie van muzikale tijd en ruimte - dus van vorm - los te laten en zich willoos over te geven aan de kracht van de pure emotie. Na een proces dat bijna vijftig jaar heeft geduurd, en waarin hij eerst heeft moeten leren zijn fantasie te kanaliseren en vervolgens opnieuw de vrije loop te laten, heeft Beethoven ons op het punt gebracht van dissociatie tussen muzikaal denken en voelen, tussen materialiteit en spiritualiteit. Daar houden rationaliseren, spreken en schrijven op.
Hier speelt het Alban Berg Quartet een van die late strijkkwartetten, het kwartet nr. 14 opus 131. Officieel zijn er zeven delen, maar die lopen in elkaar over. Caeyens (p. 595):
Daardoor klinkt dit kwartet als een veertig minuten durende improvisatie, die echter nergens de indruk wekt willekeurig te zijn.
Beethoven zelf moet dit zijn beste strijkkwartet hebben gevonden.

vrijdag 18 oktober 2019

De toegenomen bestaansonzekerheid als oorzaak van toegenomen populisme - Meer aanwijzingen

Er zijn meer aanwijzingen dat de opkomst van het populisme meer verklaard wordt door de toename van (economische) bestaansonzekerheid dan dat hij een gevolg zou zijn van een toename van gevoelens van cultureel bedreigd zijn (door vreemdelingen, buitenlanders, immigranten, moslims).

Dat wil zeggen, meer aanwijzingen dat die toegenomen gevoelens van culturele bedreiging niet op zichzelf staan, maar zelf ook weer hun bron hebben in de toegenomen bestaansonzekerheid. Zie hier het vorige bericht dat op deze kwestie inging: Populisme verklaard door 'economie" of door "cultuur"? Niet of-of, maar en-en.

Het gaat om de studie The cosmopolitan-parochial divide: changing patterns of party and electoral competition in the Netherlands and beyond, waarin Catherine E. de Vries tot de conclusie komt dat het Nederlandse kiezersvolk niet alleen kan worden onderscheiden op een links-rechts dimensie, maar daarnaast ook op een dimensie van kosmopolitisch en parochiaal.

Kosmopolitisch slaat dan op een positievere houding tegenover open grenzen en immigranten en tegenover verdere Europese integratie, terwijl parochiaal slaat op de daaraan tegengestelde standpunten. Dat dit een andere dimensie is dan links - rechts, blijkt eruit dat de linkse SP en de rechts PVV op deze dimensie allebei parochiaal zijn. (Het Forum voor democratie ontbreekt, doordat de gebruikte data niet verder gaan dan tot 2014.)

Maar wie zijn die meer parochiale kiezers? Is dat gevoel van zich bedreigd voelen door invloeden van buitenaf een kwestie van een op zichzelf staande culturele behoudzucht?

Nee, geenszins, want Catherine de Vries kan laten zien dat die parochiale kiezers en degenen met meer parochiale standpunten meer last hadden gehad van de Grote Financiële Crisis, zich uitend in werkloosheid of werkloos geweest zijn en/of in een achteruitgang van het gezinsinkomen. Het is wel degelijk een toename van bestaansonzekerheid die maakt dat mensen meer parochiale, en dus meer populistische, standpunten gaan innemen. Bestaansonzekerheid brengt mensen ertoe om zich van de wereld af te sluiten en om beducht te zijn voor "het vreemde" en "het andere".

Volgens die neoliberale fantasiewereld die vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw om zich heen greep, waren er meer onzekerheden nodig om de economie te laten bloeien. De zekerheden van de verzorgingsstaat waren te ver doorgeslagen. Alles moest "dynamischer' en "flexibeler".

De werkelijke economische, sociale en politieke ontwikkelingen die daarmee in gang werden gezet, vandaag de dag resulterende in populisme, rechts-extremisme en bedreigingen van de democratie, laten zien wat die fantasiewereld zoal heeft voortgebracht.

Zie voor meer achtergrond ook nog eens het bericht Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd?

zondag 13 oktober 2019

Zondagochtendmuziek - Paul Badura-Skoda - His last recital on May, 31st, 2019 in the Vienna Mu...

Paul Badura-Skoda, een van de grote pianisten van de twintigste eeuw, is op 25 september overleden. Hij is 91 jaar geworden.

Op zijn negentigste gaf hij in Wenen een Beethoven-recital met de laatste drie pianosonates. Toen hem werd gevraagd of hij niet te oud was geworden voor zo'n veeleisend programma, moet hij volgens dit In Memoriam in de New York Times hebben geantwoord: “Ninety is quite a good age. I’m very well prepared.”

Hier speelt hij Schubert, Schuman en Mozart vier maanden voor zijn overlijden.

vrijdag 11 oktober 2019

Afscheid nemen is een uniek menselijke eigenschap en zou te maken kunnen hebben met onze neiging tot piekeren

We nemen afscheid van elkaar als we uit elkaar gaan. We drukken elkaar de hand of omhelzen elkaar. En als we verwachten elkaar binnenkort weer te zien, zeggen we "Tot ziens" of zelfs "Tot gauw".
Klopt mijn indruk dat we tot voor kort ook "Tot ziens" zeiden in de gevallen waarin we die verwachting van elkaar weer te zien niet hadden? Zoals tussen vreemden. Ik zeg in zulke gevallen nog wel eens "Tot ziens", maar hoor dan vaak terug "Prettige dag verder" of een variant daarvan. Tot ziens tussen vreemden is natuurlijk ook wat vreemd en kennelijk zijn we daar met zijn allen mee opgehouden.
Afscheid nemen lijkt een unieke menselijke eigenschap te zijn. Veel dieren kennen wel het elkaar begroeten. Zo wijst de studie "Parting Is Such Sweet Sorrow", But Only For Humans? uit dat in het wild levende chimpansees elkaar wel begroeten na afwezigheid, maar nooit afscheid nemen als ze uit elkaar gaan.

Waarom nemen wij als waarschijnlijk enige diersoort afscheid van elkaar? De onderzoekers suggereren dat het te maken zou kunnen hebben met ons besef van onze eigen dood. Veel dieren kennen wel een doodsbesef, maar dan in de zin dat ze het door hebben als iemand anders is gestorven. Ze lijken niet stil te staan bij hun eigen sterfelijkheid.

Wij wel. Hoewel, we zijn er van op de hoogte, maar we zijn ook vrij goed in het verdringen ervan. Zie Is het verdringen van het doodsbesef een sociaal proces? - VPRO Zomergasten in 5 minuten: Frans de Waal.

Dat altijd deels verdrongen besef van de eigen sterfelijkheid zou er mee te maken kunnen hebben dat we afscheid nemen van elkaar de gewoonste zaak van de wereld vinden. We zullen elkaar immers een poos niet zien en wie weet wat er in die tussentijd allemaal gebeurt. We houden ons bezig met de toekomst en, vaak met hoop op gunstige voorvallen, maar ook vaak met gepieker over mogelijke negatieve gebeurtenissen. Wie weet, wie weet, is dit onze laatste ontmoeting. Dat kunnen we niet zomaar voorbij laten gaan en dus omhelzen we elkaar.

Want wij zijn waarschijnlijk ook de enige diersoort die in staat en geneigd is tot piekeren. Tot getob over de toekomst. Piekeren en afscheid nemen horen misschien wel bij elkaar.

donderdag 10 oktober 2019

Door meer ongelijkheid meer statuscompetitie en daardoor meer vraag naar een sterke leider die het niet zo nauw neemt met de democratie

Na de (verschrikkingen van) de Tweede Wereldoorlog was er een algemeen gedeeld inzicht dat de mate van ongelijkheid binnen de perken moest worden gehouden. Vandaar dat veel landen hoge marginale tarieven in de inkomstenbelasting kenden en vandaar dat veel landen zich inspanden om de algemene toegang tot het onderwijs te vergroten.

Maar die periode ligt al weer een poos achter ons en dat inzicht is op de achtergrond geraakt. Inkomens- en vermogensverschillen zijn in veel landen sterk toegenomen. Dat heeft de deur opengezet naar sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de negatieve effecten van die toegenomen ongelijkheid.

Zo zijn er aanwijzingen dat een toename van ongelijkheid de statuscompetitie tussen mensen aanwakkert, doordat inspanning gericht op verwerven en behoud van status meer kunnen opleveren als de verschillen groter zijn. En we kennen de negatieve gezondheidseffecten van statuscompetitie.

Ook kennen we de gevaren van grote ongelijkheid voor het behoud van de democratie. De exorbitant rijken zijn erop gebrand om hun positie te verdedigen tegen uitkomsten van het democratische proces, die over het algemeen, in de democratie telt immers iedereen evenveel mee, in de richting gaan van meer gelijkheid (het gemeenschapsevenwicht). En dus zal het Grote Geld zijn overvloedige middelen inzetten om die uitkomsten te beïnvloeden, door manipulatie en bedrog via de media en door omkoping van politici.

Voor het vermoeden dat toename van ongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert (het statuscompetitie-evenwicht dichterbij brengt), zijn er nu nieuwe aanwijzingen. Ik noemde al dat mensen ook zelf inzien dat meer ongelijkheid een individualistisch en competitief normatief klimaat met zich meebrengt. Dus dat ze in hun sociale omgeving meer statuscompetitie verwachten waar te nemen als de ongelijkheid groter is.

Daar kunnen we nu de nieuwe studie “Our Country Needs a Strong Leader Right Now”: Economic Inequality Enhances the Wish for a Strong Leader aan toevoegen. Daaruit komt naar voren dat studenten in landen met een grotere ongelijkheid meer van mening zijn dat hun land een sterke leider nodig heeft.

Dat wordt bevestigd in onderzoek naar Australiërs die verschillen in hun oordeel over de mate van ongelijkheid in hun land. Degenen die meer ongelijkheid waarnemen, hebben meer een hang naar een sterke man als leider, die het niet zo nauw neemt met de regels van de democratie. En het komt naar voren uit onderzoek waarin mensen wordt gevraagd zich voor te stellen in een meer gelijke dan wel een meer ongelijke maatschappij te leven.

In alle drie gevallen is er een interessante tussenliggende factor: de mate van anomie die mensen in hun maatschappij waarnemen of in die fictieve maatschappij verwachten. Anomie (letterlijk normloosheid) is een begrip dat geïntroduceerd werd door Emile Durkheim (1858 - 1917), die er mee bedoelde dat het kapitalisme wel iedereen aanzet om het hoogste te willen bereiken, maar tekort schiet in het verschaffen van de middelen daartoe.

Een toestand dus waarin iedereen het maar zelf moet uitzoeken. Waarin niemand te vertrouwen is, van niemand moreel gedrag verwacht kan worden en waarin de overheid ineffectief is en illegitiem. Ene toestand die gemakkelijk kan worden aangeduid als die van het statuscompetitie-evenwicht.

Anomie als tussenliggende factor kan met dit plaatje worden afgebeeld:


De getallen bij de pijltjes geven aan hoe sterk het betreffende verband is. Hoe meer sterretjes hoe sterker. Als je anomie toevoegt aan de analyse, zie je dat de verbanden met Waargenomen ongelijkheid en de vraag naar een sterke leider heel sterk zijn, terwijl het rechtstreekse verband tussen ongelijkheid en vraag naar een sterke leider in sterkte is afgenomen (van 1,52 naar 1,37). Anders gezegd, het rechtstreekse verband wordt deels verklaard door de omweg via anomie. De omweg dus van de statuscompetitie.

Eigenlijk komen we met het huidige onderzoek dicht in de buurt van wat Durkheim meer dan een eeuw geleden al voor zich zag.

dinsdag 8 oktober 2019

Over Theda Skocpol, de Tea Party, Trump en de Republikeinse partij - en over het statuscompetitiepatroon

Naar aanleiding van het eredoctoraat dat de Nijmeegse Radboud Universiteit volgende week aan haar uitreikt, heeft de Volkskrant een interview met de Amerikaanse sociologe/politicologe Theda Skocpol: ‘Trump is slechts het symptoom van een dieper probleem’.

Theda Skocpol heeft een indrukwekkend oeuvre op haar naam staan. Lees het pas verschenen A Conversation withTheda Skocpol, waarin ze zelf haar intellectuele loopbaan en haar werk toelicht. 

Ik ken dat werk onder meer van haar boek, samen met Vanessa Williams,
over de opkomst van de Tea Party en de daarmee samenhangende radicalisering en verrechtsing van de Amerikaanse Republikeinse Partij: The Tea Party and the Remaking of Republican Conservatism (2012, 2013, 2016).

Die Tea Party was een merkwaardige mix van een beweging van onderop, ondersteuning door miljardairs uit het bedrijfsleven, zoals de Koch Brothers, en van mediaberoemdheden als Glenn Beck en Sean Hannity. Die erin slaagden om van de Republikeinse partij een extreemrechtse koers te laten varen, die uitliep op het met illegale middelen, waaronder inmenging door Rusland, aan de macht komen van Donald Trump.

Hoe die ontwikkeling verder zal verlopen, dat kunnen we nu van dag tot dag volgen. Er zit een afzettingsprocedure (impeachment) aan te komen, maar ook als die slaagt, blijft er het probleem van die extreemrechtse, antidemocratische koers van de Republikeinse partij. Voorlopig is de democratie in groot gevaar in het machtigste land ter wereld, dat lang als democratisch voorbeeld diende.

Ik las dat boek over de opkomst van de Tea Party, waarin Skocpol en Williamson leden van die beweging hebben geïnterviewd en geprobeerd hebben om hun beweegredenen te begrijpen, al weer een paar jaar geleden. Toen ik het vanochtend weer eens uit de kast pakte, vond ik er de aantekeningen in terug die ik er destijds bij maakte. 

Een van die aantekeningen gaat over de vraag welke aanwijzingen het boek verschaft voor de gedachte dat die Tea Party-aanhangers onderdeel waren (en zijn) van die beweging in de richting van het statuscompetitiepatroon waar ik het eerder (in 2017) over had: We maken een tijd mee waarin het statuscompetitiepatroon gaat overheersen in het publieke domein.

Ik kwam toen tot de volgende vier aanwijzingen:
  1. het aanhangen van de ideologie van de kleine overheid, die zoveel mogelijk de markt zijn werk moet laten doen. Maar die kleine overheid moet wel: streng straffen, immigranten buiten de deur houden, abortus verbieden en het homohuwelijk verbieden.
  2. het afwijzen van sociale zekerheid en de herverdelende verzorgingsstaat. Bijstand alleen voor degenen die dat echt verdiend hebben en dat zijn er maar weinigen. De anderen zijn klaplopers en profiteurs. Afwijzen van collectieve verzekering tegen ziektekosten (Obamacare), want waarom zouden de gezonden moeten meebetalen voor de zieken.
  3. het denken in racistische/etnische scheidslijnen: de zwarten en de Latino's zijn minder hardwerkend, minder intelligent en minder betrouwbaar.
  4. de neiging om te denken dat mensen in het algemeen niet zijn te vertrouwen, overeenkomend met de twee wereldbeelden van het rechts-extremisme.
Skocpol en Williamson schreven voor de 2016-editie van hun boek een epiloog, toen Trump nog slechts een van de Republikeinse kandidaten was voor het presidentschap. Die eindigt met de volgende twee zinnen:
Eventually, the Republican Party will either moderate or die, but not quickly. The after-effects of the Tea Party disruption will continue to weaken the GOP - and will also bedevil American government and politics for some time to come.
Voorspellende woorden. Over hoe dat zal aflopen, weten we nu, in 2019, elke dag, ja, elk uur, iets meer. Maar inderdaad, het gaat niet snel genoeg.