zondag 30 januari 2022

Zondagochtendmuziek - Matthew Halsall - Oneness (Full Album Video)

Als je, zoals ik, de hedendaagse jazz te weinig bijhoudt, dan kom je zo nu en dan voor verrassingen te staan. Dit komt uit Manchester, Engeland, en staat bekend als spiritual jazz, geïnspireerd door Alice Coltrane, Pharoah Sanders en Miles Davis. 

Maakt duidelijk dat ook de harp een jazzinstrument kan zijn. Prachtig.

vrijdag 28 januari 2022

Over David Bohms onderscheid tussen participerend denken en letterlijk denken - en over de vraag of we ons verantwoordelijk kunnen voelen voor onze planeet

David Bohm wijst erop dat wij mensen, anders dan andere dieren, de wereld om ons heen, maar ook onszelf en ons denken, op een heel bepaalde manier waarnemen. Namelijk door het filter van onze vooronderstellingen. Vooronderstellingen waarmee we geboren werden en die we gedurende onze levensloop op grond van de ervaringen die we opdoen hebben bijgesteld en uitgebreid. (Zie hier het vorige bericht). 

Dat eerste hebben we nog gemeen met andere dieren, maar dat laatste doen wij op een unieke manier, doordat wij vroeg in ons leven de stap maken naar zelfbewustzijn en waarschijnlijk gelijk daarmee taal aanleren. Dat gemeenschappelijke met andere dieren bestaat eruit dat we, doordat we levende wezens zijn en dus het resultaat van een evolutionair proces, erop zijn voorbereid dat de wereld veilig of onveilig kan zijn en dat het zaak is om veiligheid te zoeken en onveiligheid te mijden. 

Dat gemeenschappelijke houden we bij ons, maar daar komen, zo ongeveer aan het einde van ons tweede levensjaar, zelfbewustzijn en taal bij. Met grote gevolgen, zo groot dat ze moeilijk zijn te overzien. In feite heeft Bohm het daarover in zijn boek Dialoog, waarvan ik me aanvankelijk afvroeg of het triviaal of juist heel diepzinnig was. Ik neig nu naar het laatste.

Als je iets als diepzinnig ervaart, dan is dat iets niet zo eenvoudig uit te leggen. Ook niet voor jezelf uit te leggen. Dat moet dus in kleine stapjes gebeuren, want je kunt het geheel (nog) niet overzien. Wat nu volgt, dat bestaat dus uit een aantal kleine stapjes na elkaar. Waarbij bovendien elk stapje voorlopig is en naderhand kan worden bijgesteld. De lezer, en ikzelf, moeten dus enig geduld hebben

Ik begin ermee een aantal passages van Bohm naar voren te halen. Bohms betoog bestaat uit twee delen, een deel over het feit van die vooronderstellingen en een deel over de moeilijkheid en noodzaak van dialoog als mensen met verschillende vooronderstellingen naar de wereld kijken. Ik blijf voorlopig bij dat eerste deel.

In hoofdstuk 7 (Participerend denken en het onbegrensde) onderscheidt Bohm twee soorten denken; het participerend denken en het letterlijk denken. Dat hoofdstuk begint zo (p. 137):

In vroegmenselijke culturen, en in zekere zin ook nu nog, bestond er iets wat 'participerend denken' wordt genoemd. Mensen in dit soort culturen hadden het gevoel dat ze deel uitmaakten van de dingen die ze zagen - dat alles in de wereld met elkaar verbonden was, en dat de geest van alle dingen ten diepste één was. Zo leefde onder Eskimo's de overtuiging dat er veel, heel veel zeehonden waren, maar dat al die zeehonden een manifestatie waren van de ene zeehond - de geest van de zeehond. Die ene zeehond manifesteerde zich in vele zeehonden. Daarom baden ze tot de geest van de zeehond om zich aan hen te manifesteren, zodat ze te eten zouden hebben. Ik vermoed dat indianen uit Amerika de buffel op een vergelijkbare manier zagen. Dit soort culturen hadden het gevoel dat ze deel uitmaakten van de natuur. En ze waren er zich scherp van bewust dat ook hun denken deel was van de werkelijkheid.

Bohm zal zich hier baseren op antropologische literatuur over de Eskimo's, maar het boek bevat geen verwijzingen. Dat participerende slaat er dus op dat die vroege mensen zich onderdeel voelden van, ja, van wat? Van 'het geheel', de wereld, de natuur. Merk op dat woorden hier tekort schieten. En dat zal eraan liggen dat er nog geen taal en zelfbewustzijn bestonden zoals wij die kennen. 

Maar ergens in de mensheidsgeschiedenis veranderde dat. Bohm (p. 138-9):

Mer dan een miljoen jaar heeft de mens zo gedacht. In de laatste vijfduizend jaar is ons denken radicaal veranderd.

Ook hier weer ontbreekt een verwijzing. Maar het gaat er nu niet om of die vijfduizend jaar wel of niet klopt. Ergens in de tijd heeft die verandering plaatsgevonden.

Onze hedendaagse cultuur zegt: 'Dat is onzin. Aan dat soort ideeën geven we geen aandacht meer.' De manier van denken die wij in onze tijd prefereren, wordt dan ook wel 'letterlijk' denken genoemd.

Letterlijk denken meent dat ons denken een weerspiegeling is van de werkelijkheid zoals die is - het pretendeert ons te kunnen vertellen hoe de dingen werkelijk zijn. We zijn geneigd om het te zien als de beste manier van denken. (...) Owen Barfield heeft het letterlijk denken wel getypeerd als idolatrie of afgoderij. Een religieus beeld symboliseert een macht die groter is dan wij of verwijst naar een bepaalde spirituele kracht. Op den duur wordt dat beeld vereenzelvigd met die kracht - letterlijk. (...) Je zou kunnen zeggen dat wij onze woorden en onze gedachten op eenzelfde manier hebben verheven tot afgodsbeelden. We pretenderen dat ze beschrijvingen van en uitspraken over de werkelijkheid zijn zoals die is. Maar in werkelijkheid kunnen woorden die pretentie nooit hebben. We hechten er te veel waarde aan. Taal kan een deel van de werkelijkheid weergeven, maar nooit de 'gehele' werkelijkheid.

Nu hebben we wel een verwijzing. En wel naar het boek Saving the Appearances van Owen Barfield uit 1965. Daar had ik nog nooit van gehoord, maar na even googelen denk ik dat dat misschien wel heel onterecht is. 

Dat letterlijk denken slaat er dus op dat wij door het filter van onze vooronderstellingen (woorden, gedachten) naar de werkelijkheid kijken, maar dat filter niet of niet meer als zodanig ervaren. Met als gevolg dat we onze woorden en ons denken te serieus nemen.

Nu benadrukt Bohm dat dat letterlijke denken ook in die vroegmenselijke culturen al bestond, maar dat het toen beperkt bleef tot het domein van de "eenvoudige technische doeleinden" (p. 141-2):

Een half miljoen jaar geleden hadden de mensen het letterlijk denken niet echt nodig. Ze leefden in kleine groepen van jager-verzamelaars. Ze kenden elkaar en gebruikten deze vorm van denken alleen voor eenvoudige technische doeleinden. Maar toen kwam de landbouwrevolutie. Er ontstonden veel grotere gemeenschappen. Voor deze samenlevingen was meer organisatie nodig, meer orde ook en technologie. Het belang van letterlijk denken nam toe. Men begon de samenleving te organiseren en zei: 'Jij hoort hierbij, jij daarbij. Jij moet dit doen, jij dat.' De mensen werden steeds meer gezien als afzonderlijke objecten - ook andere volken. Mensen werden gebruikt voor een bepaald doel. Ja, hoe verder de samenleving zich ontwikkelde, des te meer men het denken ging gebruiken als middel tot een doel. (...) Het participerend denken fragmenteerde en verdween naar de achtergrond.

Maar in die achtergrond is het er nog wel. Bohm beschrijft dat dan als de "kosmische dimensie", waar mensen nog steeds een verlangen naar hebben. Naar "een verbond met de natuur", waar we met het letterlijke denken een einde aan maakten. Waardoor we gingen denken dat we de natuur, moeder aarde, onbeperkt konden exploiteren. Maar (p. 147):

Die luxe positie hebben we niet meer. We kunnen niet langer onbeperkt op de natuur vertrouwen.

Toen de mensheid dit begon te beseffen leidde dat tot een grote psychologische verandering. Het was alsof iemand tegen ons zei: 'Je kunt niet meer op je moeder rekenen. Je staat er nu alleen voor.' Dat is de situatie waarin we nu verkeren - want of de aarde het overleeft hangt van ons af. Dat geeft een nieuw perspectief: het laat zien dat we als mensen werkelijk verantwoordelijk zijn voor deze planeet. De vraag is: wat is de grond van dit alles? Wie zijn wij?

Uit welke innerlijke bron kunnen we putten om bij dat gevoel van verantwoordelijkheid te komen? Wat zou het fundament van die mogelijkheid kunnen zijn?

Bohms antwoord dat daarop volgt, en dat het boek afsluit, is niet zo gemakkelijk kort of in een citaat samen te vatten. Maar het lijkt me er op neer te komen dat dat participerende denken van de achtergrond naar de voorgrond moet worden gehaald en dat mensen daartoe in staat zijn. We kunnen boven de begrensdheid van het letterlijk denken uitstijgen. We kunnen onze aandacht richten op "het onbegrensde", op het grotere geheel waar we allen deel van uitmaken (p. 150):

Het is mogelijk dat er zowel begrensde aandacht is, zoals concentratie, als onbegrensde aandacht - van fundamentele aard. Door zulke aandacht komen we bij steeds subtielere niveaus van de impliciete orde - de algemenere lagen van het hele proces. Op deze algemene niveaus verschilt het bewustzijn van de ene persoon nauwelijks van het bewustzijn van de ander. Dit impliciete en stilzwijgende denken, dat de basis vormt van het bewustzijn, wordt door alle mensen gedeeld.

En dat gedeelde bewustzijn, het besef van gemeenschappelijkheid en van deel zijn van de planeet, dat zou het fundament zijn van dat gevoel van verantwoordelijkheid, van het verbonden zijn met de natuur, dat we nodig hebben om te kunnen overleven. 

En als dat er eenmaal is, dan hebben we natuurlijk toch dat letterlijk denken nodig om de technische kennis te verwerven die anders handelen mogelijk maakt. Niet langer de planeet exploiteren, maar beheren en er voor zorgen. Wat tegelijk betekent zorgen voor onszelf en voor de volgende generaties.

Dat zijn grote woorden. Maar tegelijk een eerste stapje. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

dinsdag 25 januari 2022

Het cruciale belang van sociale (on)veiligheid voor menselijke gedrag - de Social Safety Theory

We zijn evolutionair toegerust met de neiging en het vermogen om onze omgeving te scannen op onveiligheid en vijandelijkheid dan wel veiligheid en zorgzaamheid. Dat vermogen "ligt klaar" om bij de geboorte te worden geactiveerd en stuurt ons gedrag gedurende onze levensloop. De ervaringen die we opdoen worden opgeslagen en "ingedeeld" langs de dimensie van veiligheid - onveiligheid. Dat alles natuurlijk met het "doel" om op veiligheid te reageren met gemeenschapsgedrag (samenwerking, anderen bijstaan) en op onveiligheid met statuscompetitiegedrag (zelfverdediging door te pogen anderen te intimideren en als dat niet lukt, proberen de schade van geïntimideerd worden te beperken). 

Die opgeslagen ervaringen dragen we bij ons als vooronderstellingen over hoe de wereld in elkaar zit. Zie het vorige bericht. Globaal, over hoe veilig of onveilig de wereld is of specifieker, waar en wanneer je veiligheid of onveiligheid mag verwachten. Zijn mensen in het algemeen te vertrouwen of niet? Wie zijn te vertrouwen en wie niet? 

Doordat ze ons gedrag sturen, beïnvloeden ze vervolgens ook onze ervaringen. Stel dat je aan een onveilige jeugd de vooronderstelling hebt overgehouden dat de wereld onveilig is, dan gedraag je je daarna en trek je je terug of ga je ervan uit dat aanval altijd de beste verdediging is. Daardoor verklein je de kans dat je vooronderstelling wordt gecorrigeerd. Sterker, hij wordt voortdurend bevestigd. De kans is groot dat je daar ongelukkig van wordt en een psychische aandoening ontwikkelt, zoals een angststoornis. Waarna een therapeut probeert om je te leren dat je vooronderstelling misschien niet altijd kloppen. Of je ontwikkelt je tot een sociopaat of narcist, die vooral anderen ongelukkig maakt.

Dit geheel van inzichten komt bekend voor, want ze lagen al besloten in de eerste twee stellingen van de Dual Mode-theorie, die ik in 2020 uiteenzette in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Volgens die twee stellingen zijn mensen in hun omgang met anderen toegerust met gemeenschapsgedrag als reactie op veiligheid en met statuscompetitiegedrag als reactie op onveiligheid en zorgt het gemeenschapsgedrag van anderen voor veiligheid. Ik gaf daarin ook een overzicht van de aanwijzingen die ik toen kende die pleiten voor die twee stellingen.

Wat blijkt nu? Dat overzicht was niet volledig. Dat wil zeggen, ik was destijds nog niet op de hoogte van de Social Safety Theory die in datzelfde jaar voor het eerst werd uiteengezet door George M. Slavich in Social Safety Theory: A Biologically Based Evolutionary Perspective on Life Stress, Health, and Behavior. Dat verscheen in de Annual Review of Clinical Psychology (Vol. 16:265-29)

Ik werd erop geattendeerd doordat ik het net in Current Opinion in Psychology verschenen Social Safety Theory: Understanding Social Stress, Disease Risk, Resilience, and Behavior During the COVID-19 Pandemic and Beyond van dezelfde auteur onder ogen kreeg. Waarin naar dat artikel uit 2020 wordt verwezen. Dat verscheen in het voorjaar van 2020, zodat ik er strikt chronologisch bekeken van op de hoogte had kunnen zijn.

Wat Slavich schrijft komt vrijwel naadloos overeen met wat ik de Dual Mode-theorie noemde. Het verschil is dat Stelling 2 niet expliciet naar voren wordt gehaald, de stelling dus dat mensen voor elkaar sociale veiligheid creëren. Ook besteedt Slavich, als klinisch psycholoog en psychoneuroimmuniloog, er weinig aandacht aan dat we met zijn allen als samenleving sociale veiligheid tot stand zouden moeten brengen. Denk aan Stelling 3 van de Dual Mode-theorie (het gemeenschapsevenwicht valt te prefereren boven het statuscompetitie-evenwicht). Wel geeft Slavich een uitvoerige neuroimmunilogische onderbouwing, veel uitvoeriger dan ik deed met die ene verwijzing naar de polyvagaaltheorie van Stephen W. Porges.

Ik moet er natuurlijk nog uitvoeriger op terug komen. Maar nu alvast hieronder de Abstract van het artikel. Ondertussen wacht natuurlijk ook nog de reeks berichten over David Bohms betoog over vooronderstellingen en de moeilijkheid én noodzaak van het voeren van een dialoog op een vervolg. Die reeks begon met Hoe we door een dialoog te voeren, in plaats van een discussie aan te gaan, verder komen. Over vooronderstellingen en zicht op de werkelijkheid. En over David Bohm.

Veel werk te doen dus. Maar nu die Abstract.

Social Safety Theory hypothesizes that developing and maintaining friendly social bonds is a fundamental organizing principle of human behavior and that threats to social safety are a critical feature of psychological stressors that increase risk for disease. Central to this formulation is the fact that the human brain and immune system are principally designed to keep the body biologically safe, which they do by continually monitoring and responding to social, physical, and microbial threats in the environment. Because situations involving social conflict, isolation, devaluation, rejection, and exclusion historically increased risk for physical injury and infection, anticipatory neural–immune reactivity to social threat was likely highly conserved. This neurocognitive and immunologic ability for humans to symbolically represent and respond to potentially dangerous social situations is ultimately critical for survival. When sustained, however, this multilevel biological threat response can increase individuals’ risk for viral infections and several inflammation-related disease conditions that dominate present-day morbidity and mortality.
 

maandag 24 januari 2022

Als je de ongelijkheid laat toenemen, dan creëer je rijken die de democratische overheid niet anders kunnen zien dan als een schurk die hun geld wil

""Ongelijkheid" is nooit de officiële doodsoorzaak, maar vaak wel de werkelijke." Jayati Ghosh wijst er vandaag op dat de pandemie ons op een harde waarheid heeft geattendeerd: ongelijkheid in inkomen en kansen creëert niet alleen onrechtvaardige, ongezonde en ongelukkige maatschappijen, maar is ook een doodsoorzaak. Zie The biggest killer of pandemic times: inequality.

In de afgelopen twee jaar zijn mensen gestorven doordat ze niet snel genoeg toegang hadden tot vaccinaties, terwijl dat wel mogelijk was geweest als de technologie van de productie van vaccins gedeeld was. Of ze stierven doordat de publieke gezondheidszorg tekortschoot en ze de middelen ontbeerden om van de private zorg gebruik te maken. En terwijl zij stierven, werden de rijkste mensen in de wereld rijker dan ooit en maakten de grootste ondernemingen nog niet eerder voorgekomen hoge winsten.

Ghosh haalt het recente Oxfam-rapport aan, dat berekende dat in diezelfde periode het vermogen van de tien rijkste mensen verdubbelde, terwijl 99 procent van de wereldbevolking erop achteruitging. Een toename van ongelijkheid die in verband gebracht kan worden met tenminste een extra overlijdensgeval per elke vier seconden. De getroffenen woonden meer in armere landen, waren meer vrouwen en meisjes, waren meer slachtoffer van discriminatie en waren meer afhankelijk van informele arbeid.

En zelfs in deze periode voerden regeringen een beleid dat de macht van de rijken verder vergrootte, door hen nog minder te belasten, door nog meer private monopolies toe te staan, door de regels voor bescherming van het milieu te versoepelen en door de arbeidsmarkt verder te dereguleren en de rechten van werknemers te verzwakken. Niet alleen is de ongelijkheid dodelijk voor de zwakkeren, hij vernietigt ook de aarde zoals wij die kennen en nodig hebben. Oxfam berekent dat twintig van de rijkste miljardairs verantwoordelijk zijn voor 8000 maal de uitstoot van kooldioxide van het armste miljard van de wereldbevolking.

Aan dat alles valt wat te doen. Want die extreme toename van ongelijkheid is niet ondanks, maar juist dankzij beleid van overheden tot stand gekomen. Dat beleid kan worden teruggedraaid. Overheden kunnen weer meer de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het voorzien in de basisbehoeften van de bevolking, ze kunnen een eind maken aan de privatisering en commercialisering van kennis door intellectuele eigendomsrechten (patenten, octrooien) en ze kunnen de markt reguleren ten behoeve van het algemene belang. Anders gezegd, ze kunnen al die neoliberale "economische hervormingen" van de afgelopen tientallen jaren terug draaien. En ze kunnen een eind maken aan al die belastingvoordelen waar de rijken en de grote ondernemingen zo van profiteren.

Dat alles, en meer, kan en is hoognodig.

Maar lukt dat nog wel, nu de rijken en de grote ondernemingen zo machtig zijn geworden? Zo machtig dat ze de democratie naar hun hand kunnen zetten. Niet alleen door politieke besluiten "te kopen", door beïnvloeding, financiering van denktanks en corruptie, maar ook door media op te kopen en zo de publieke opinie te beïnvloeden. Lees allen Dark Money. The Hidden History of the Billionaires Behind the Rise of the Radical Right van Jane Mayer en Democracy For Sale. Dark Money and Dirty Politics van Peter Geoghegan. 

Moeten we niet vrezen dat een eenmaal in gang gezette ongelijkheid een onomkeerbaar proces is? De vrees dat dat zo is, moeten we onder ogen zien. Want dat maakt duidelijk hoeveel krachtsinspanning er nodig zal zijn.

Ik moest daaraan denken toen de Amerikaanse President, Joe Biden, die in zijn eerste jaar zoveel heeft gedaan (en nog meer heeft geprobeerd) om de overheid weer op het pad van het algemene belang te brengen, zich afvroeg wat zijn politieke tegenstanders, de Republikeinen, eigenlijk beweegt om politiek te bedrijven. De aanleiding daartoe was niet alleen dat de Republikeinen het niet nodig achten om een verkiezingsprogramma op te stellen, maar ook dat hun politiek in feite uit niets anders bestaat dan het dwarsbomen van alles wat de regering-Biden tot stand zou willen brengen. Lees ‘What are Republicans for?’ Just one thing. Maar lees vooral ook wat geschiedenishoogleraar Heather Cox Richardson daar over schreef:

That radicalization, stoked by Republican leaders, is at the point of destroying, once and for all, the idea of a government that works for the people. Republican leaders have stood by as Trump and his lackeys goaded followers into believing that Democratic governance is illegitimate and that Democrats must be kept from power. 
 
En abonneer je op haar dagelijkse nieuwsbrief, Letters from an American, als je op de hoogte wil blijven van de belangrijke ontwikkelingen in de Amerikaanse politiek.

Dat de Republikeinen niet of nauwelijks een programma hebben, is eigenlijk niet verrassend. Ze zijn er helemaal niet op uit om een beleid te voeren dat in een democratie bedoeld is ten behoeve van het algemeen belang. Dat in het teken staat van het iedereen-telt-mee van de morele gemeenschapsintuïties. 
 
Integendeel, de democratie vormt een bedreiging voor het eigen belang. En die moet dus aan dat eigen belang ondergeschikt worden gemaakt. Door op welke manier dan ook, legaal of illegaal, aan de macht te komen en de democratische overheid zoveel mogelijk monddood te maken. 
 
Dat klinkt allemaal heel extreem en dat is het ook. Maar de grondslag ervan kreeg ooit, in 1986, een wetenschappelijk cachet, namelijk met de toekenning van de Nobelprijs voor economie aan James M. Buchanan. De James Buchanan die er geen geheim van maakte dat rijken nooit konden instemmen met de democratie. Denk aan de passage uit het boek van Nancy MacLean die ik eerder aanhaalde:
 
But for Buchanan, once again the issue (dat van de democratie) was personal. "Why must the rich be made to suffer?", he asked pointedly. If "simple majority voting" allowed the government to impose higher taxes on a dissenting individual in the minority - "the citizen who finds that he must, on fear of punishment, pay taxes for public goods in excess of the amounts that he might voluntarily contribute" - what distinguishes that from "the thug who takes his wallet in Central Park?"

Een rijke die wordt gedwongen om meer belastingen te betalen dan waar hij uit vrije wil toe bereid zou zijn, die kan de democratische overheid niet anders zien dan als een schurk die op zijn portemonnee uit is.

Zo eenvoudig ligt dat. Als je de ongelijkheid laat toenemen, dan creëer je rijken die de democratische overheid niet anders kunnen zien dan als een schurk die hun geld wil.

zondag 23 januari 2022

Zondagochtendmuziek - Sainte Colombe (1640–1700) Concertos for Two Viola da Gamba 1/2

Over de gambist en componist Jean de Sainte-Colombe (ca. 1640–1700) is weinig bekend. Er is zelfs twijfel over die voornaam. Hij musiceerde, vaak samen met zijn twee dochters, in de Parijse salons en was leermeester van Marin Marais (1656 - 1728). 

De film Tous les matins du monde uit 1991 van Alain Corneau is gewijd aan de relatie tussen Saint-Colombe en Marais. Volgens die film, die ik ooit gezien heb, met Gérard Dupardieu in de rol van Saint-Colombe, weigerde hij om aan het Franse Hof te spelen omdat hij geen muziek wilde maken voor de rijken en met zijn muziek geen roem en aanzien wilde verwerven.

Of dat laatste zo is, weten we dus niet. Maar de aard van deze muziek is er heel goed mee te rijmen. Uitgevoerd door Margaret Little en Susie Nappervan Les Voix Humaine.


vrijdag 21 januari 2022

Allerlei aanleidingen om te denken dat aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw uitbuiting is teruggekeerd

Laten we het eens over uitbuiting hebben.

Maar dat was toch iets van de negentiende eeuw? Een tijd van grote machtsongelijkheid, met ellendige arbeidsomstandigheden en kinderarbeid? Van het ongeremde kapitalisme, waar Karl Marx en Friedrich Engels over schreven? 

Daar hadden we toch afscheid van genomen? Met overheden die de ongelijkheid terugdrongen door progressieve belastingheffing. Met arbeidswetgeving. Met algemeen kiesrecht. Met leerplicht en toegang tot het onderwijs voor iedereen. Met na de Tweede Wereldoorlog de sociale zekerheid van de verzorgingsstaat. En het streven naar volledige werkgelegenheid, waardoor werkzoekenden de macht kregen om niet elke rotbaan te hoeven accepteren.

Maar nee, er zijn allerlei aanleidingen om te denken dat aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw uitbuiting is teruggekeerd. In andere vormen dan die van de negentiende eeuw, maar niet zo anders dat het woord uitbuiting niet passend zou zijn. 

De meest voor de hand liggende aanleiding vormen de aanwijzingen voor het bestaan van slechte werkomstandigheden, die tot "werkstress" leiden. Nu hoeft werk natuurlijk niet altijd alleen maar "leuk" te zijn. Maar de uitdagingen ervan zouden als regel niet boven de belastbaarheid van mensen behoren uit te gaan. Werk hoort uitdagingen te stellen, maar die horen zodanig te zijn dat ze mensen engageren en voldoening verschaffen. Werk hoort iets aan het gevoel van een zinvol leven toe te voegen in plaats van daaraan afbreuk te doen.

Alles wat boven uitdagingen uitgaat die haalbaar zijn en daardoor genoegen verschaffen, veroorzaakt stress. Zoals wanneer er te weinig autonomie is en je dus vooral moet uitvoeren wat iemand anders je opdraagt. Dat sluit engagement en voldoening uit. Of wanneer de werkdruk systematisch te hoog is. Misschien zelfs doordat de werkgever profiteert van jouw engagement. Dat leidt tot uitputting en burn-out. Of wanneer de sociale omgeving van het werk onveilig is.

Het bestaan van die stressvolle werkomstandigheden is bekend. We hebben elk jaar een Week van de Werkstress. Volgens de factsheet van de Week van de Werkstress 2021 ervaart 41 procent van de werknemers een gebrek aan autonomie, 34 procent te hoge taakeisen en 21 procent een onveilige sociale omgeving. Moet daar niet iets aan gedaan worden? Ja, 37 procent vindt dat er maatregelen nodig zijn tegen werkstress. En 16 procent heeft last van burn-outklachten. Zie over burn-out eerdere berichten op dit blog. 

Een andere aanleiding is dat ik gisteren deze conferentiebijdrage van de Australische econoom John Quiggin uit 2000 onder ogen kreeg. Die conferentie ging over de Australische economie in de voorafgaande jaren negentig. En dus over alles wat er toen wereldwijd plaatsvond op het gebied van neoliberale deregulering, liberalisering en privatisering. Alles onder de vlag van de aanbodeconomie en het vergroten van de efficiëntie. Wat toen alom werd verstaan onder 'economische hervormingen".

Quiggin gaat daar in op de trend van "intensivering van het werk", die onderdeel was van die neoliberale economische hervormingen. Hij verwijst naar aanwijzingen in zowel Thatchers Groot Brittannië als in Australië dat de arbeidsproductiviteit, de output per uur arbeid, niet alleen toenam door meer efficiëntie in de organisatie van de arbeid, maar ook door bij werknemers meer inspanning af te dwingen. 

Anders gezegd, het loon per eenheid inspanning nam af. Werknemers moesten harder werken voor hetzelfde bedrag aan loon. Quiggin schat dat die inspanningstoename overeenkomt met een toename van het aantal gewerkte uren van 10 procent.

Dat werknemers harder moesten, en gingen, werken betekende dat arbeid goedkoper werd en de vraag naar arbeid toenam. Maar het betekende ook dat de werkstress toenam, waardoor vrouwen minder bereid waren om tot de arbeidsmarkt toe te treden en oudere werknemers zich daarvan terugtrokken. 

Quiggin concludeert dat de ontevredenheid van het algemene publiek met die economische hervormingen een heel reële basis had: mensen moesten harder werken voor hetzelfde bedrag aan loon.

 Een toename dus van een nieuwe vorm van uitbuiting.

woensdag 19 januari 2022

Over voorbereid zijn op veiligheid dan wel op onveiligheid, evolutie, psychische aandoeningen en het opschorten van vooronderstellingen

Als we geboren worden, komen de meesten van ons in een veilige, zorgzame sociale omgeving terecht. Dat "activeert" of dat "sluit aan bij" een in onze hersenen en ons lichaam gereedliggende "vooronderstelling" of "toestand van voorbereid zijn", voorbereid namelijk op die veiligheid en zorgzaamheid. Zie hier het vorige bericht.

Op het aanwezig zijn van die toestand is in het evolutionaire verleden geselecteerd. Een verleden dat zich in ieder geval uitstrekt tot het ontstaan van de eerste zoogdieren. We worden geboren in een toestand waarin we nog niet zelfstandig voor onszelf kunnen zorgen. We zijn hulpeloos en hebben zorg nodig en verwachten die ook. Vandaar dat we onbevredigde behoeften, aan voedsel, warmte en comfort, kenbaar maken, door aandacht te vragen, zoals door te gaan huilen. De impliciete verwachting is dat daaraan tegemoet zal worden gekomen.

Vergelijk dat met het op de wereld komen van reptielen. Eierleggende reptielen verbergen hun eieren onder het zand en laten ze verder aan hun lot over. Dat de jongen erop voorbereid zijn dat de wereld onveilig is, en dat je dus niet kunt rekenen op zorgzaamheid, kun je eruit opmaken dat ze zodra ze uit het ei zijn gekropen, beschutting zoeken. Dat kunnen ze ook, want het zijn mini-uitvoeringen van volwassenheid. En ze "weten" dat het niet goed is om de aandacht op je te vestigen. Een reptiel huilt niet.

Een aanpassing aan die wijze van reproductie is om per keer heel veel eieren te leggen. Dat is de strategie van veel nageslacht en weinig zorg. Terwijl de strategie van zoogdieren bestaat uit weinig nageslacht en veel zorg. Beide strategieën bestaan en hebben voor- en nadelen. Zie over reptielen: Reptiles: Born Alive Or In Eggs? It Depends On The Strategy.

Hoewel, zoals gezegd, de meesten van ons bij de geboorte in die veilige en zorgzame omgeving terecht komen, is dat helaas niet altijd het geval. Er zijn de problemen van emotionele verwaarlozing of zelfs mishandeling en misbruik. En er is het probleem van de overgang van het zorgzame gezin naar een maatschappij die ambivalent is tussen gemeenschap (zorg voor elkaar, iedereen telt mee) en statuscompetitie (ieder voor zich). 

Dat slaat op de inzichten die op dit blog zo vaak langskomen en die licht werpen op de omstandigheid dat psychische aandoeningen, zoals angststoornissen en depressie, zo vaak hun oorsprong vinden in ervaren onveiligheid in de vroege jeugd dan wel in de adolescentie en jongvolwassenheid. We hebben het dan, volgens de evolutionaire psychotherapie, over de "onderwerpingsstrategie" van statuscompetitiegedrag, die vaak ten grondslag ligt aan psychopathologie.

En er is daarnaast natuurlijk ook het "succesvolle" statuscompetitiegedrag als reactie op die ervaren onveiligheid, als aanpassing aan het statuscompetitiegedrag van anderen die die onveiligheid tot stand brengt. Succesvol in de zin dat hij niet meteen, maar vaak wel op langere termijn, tot psychische problemen leidt. Denk aan burnout

Tot dat laatste het geval is, zijn het vooral anderen die de negatieve gevolgen ervan ondergaan. Gilbert, Bailey en McGuire (p. 16 in dat boek waar ik in de vorige alinea naar link) daarover:

People who are prone to exploit others and/or deficient in shame rarely come for therapy, but they can cause great misery for others. Moreover, when they do enter therapy, they often deflect blame to others for their misfortunes. Family therapists, of course, are well aware that the presenting patient may not be the main source of the problem. (...) The point is that pathologies surrounding the internal and external evaluation of one's rank/status in the family and elsewhere are common - either of feeling and behaving in too subordinate a manner (...), or just the opposite.

Alles bij elkaar genomen valt er dus veel voor te zeggen dat een samenleving die veel meer veiligheid zou verschaffen dan de huidige beter voor ons zou zijn. Dat zou een samenleving zijn die dichter  in de buurt ligt van het gemeenschapsevenwicht, zoals ik betoogde in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.

Oké, dit alles naar aanleiding van de constatering dat die vooronderstellingen van David Bohm, waarmee we zijn uitgerust als we met elkaar in gesprek gaan, een speciaal geval zijn van die algemenere toestanden van voorbereid zijn die in de evolutie ontstonden als aanpassing aan omgevingsuitdagingen. Bohm wijst erop dat onze vooronderstellingen de neerslag zijn van de ervaringen die we hebben opgedaan. Ze vertellen ons dus hoe naar ons beste weten, naar onze ervaringen tot dan toe, de wereld in elkaar zit. Dus lijkt het ook verstandig daarnaar te handelen. Als we dat niet zouden doen, zouden we ons onzeker voelen. We komen dan immers op onbekend terrein en dan moet je op je hoede en waakzaam zijn.

Dat maakt dus ook dat we negatief en emotioneel reageren als anderen onze vooronderstellingen weerspreken. We schieten dan in de verdediging. Of in de aanval. En dan zijn we aan het debatteren, met als doel om daar als overwinnaar uit tevoorschijn te komen. Met de geruststelling dat we het nog altijd bij het juiste eind hebben. Maar doordat de ander datzelfde doel heeft, komen we dus nooit verder. 

Vandaar dat David Bohm ervoor pleit om de dialoog aan te gaan. En daarvoor zou nodig zijn dat ieder van ons bereid en in staat is om de eigen vooronderstellingen "op te schorten". En het afwijzende oordeel over de vooroordelen van de ander eveneens op te schorten. Maar zijn mensen daartoe wel in staat? Daarover in het volgende bericht.

zondag 16 januari 2022

Zondagochtendmuziek - Max Reger - Five Special Studies after Chopin

Een groot liefhebber van de muziek van Chopin ben ik niet en in het lezen van bladmuziek blink ik niet uit. Dat laatste is een understatement. 

Maar dit vind ik heel boeiend. Max Reger (1873 - 1916) bewerkte pianostukjes van Chopin en de uitvoering daarvan door Fredrik Ullén kun je hier volgen met de noten er bij. 

Die uitvoering moet technisch heel moeilijk zijn. Dat lijkt me eraan te liggen dat Reger Chopin, die toch altijd al veel noten nodig had, "overdrijft". 

En dat maakt het dan wel weer leuk. Zeker als je het luisteren en het kijken naar de noten combineert.

 

vrijdag 14 januari 2022

Over vooronderstellingen, toestanden van voorbereid zijn, bewustzijn en evolutie

We blijven nog even bij dat eerste inzicht van David Bohm, het inzicht dat er altijd vooronderstellingen ten grondslag liggen aan onze meningen, oordelen en waarnemingen. Zie hier het vorige bericht. (Het tweede inzicht is dat, althans in ons soort samenleving, vooronderstellingen tussen personen sterk kunnen verschillen. Waardoor mensen het moeilijk vinden om een dialoog aan te gaan.)

Hoe komt het dat we zo emotioneel reageren als onze vooronderstellingen in twijfel worden getrokken? Zoals we in het vorige bericht zagen gebeuren bij die economen die werden geconfronteerd met onderzoek dat hun vooronderstelling van "de wet van vraag en aanbod" in twijfel trok? 

Het punt is dat onze vooronderstellingen ons vaak zo vertrouwd zijn dat we ons er niet (meer) van bewust zijn. Ze zijn onderdeel geworden van wie we zijn. En als we er bewust van worden gemaakt, doordat iemand anders ze tegenspreekt, dan is onze eerste impuls om ze als noodzakelijkheden te zien. Mensen kunnen, zegt Bohm (p. 56), noodzakelijke gedachten hebben: 

Iets wat noodzakelijk is, kan niet anders en moet zo zijn. (...) Alles wat noodzakelijk is, is absoluut. Noodzakelijkheden kunnen met elkaar in conflict raken. Het kan zijn dat jouw opvatting onafwendbaar lijkt, maar die van de ander ook. Je kunt daarbij het gevoel hebben dat de opvatting van de ander in jou gaat werken en zich tegenover de jouwe opstelt. Zo kun je in een innerlijk conflict raken.

De ervaring van dat innerlijke conflict is zo bedreigend dat hij emotionele afweer oproept. Die erin kan resulteren dat de tegengestelde vooronderstelling met alle middelen moet worden bestreden. Er is meteen die andere noodzakelijke gedachte dat die tegengestelde opvatting niet waar kan zijn. Onmogelijk.

Hoe komen we aan zulke onbewuste en vertrouwde gedachten die we als noodzakelijkheden gaan ervaren zodra we er bewust van worden gemaakt? In het geval van die economen is het duidelijk dat we ze hebben aangeleerd, doordat we het vak economie hebben gestudeerd, waarin die "wet van vraag en aanbod" als vanzelfsprekendheid, ja, als noodzakelijkheid, wordt gepresenteerd. We zijn in het vak en in de groep van vakgenoten gesocialiseerd. We hebben aangeleerd om als econoom naar de wereld te kijken. En dat werd sterk vergemakkelijkt doordat we dat samen met anderen deden. Voortdurend werden we eraan herinnerd dat de anderen om ons heen ook zo naar de wereld kijken. (Ik verplaats me nu even in een econoom. Zo moeilijk is dat niet, omdat ik, hoewel socioloog, economie als groot bijvak studeerde en na mijn studie enige tijd "in de ban was" van het neoklassieke economische denken.)

Dat beschrijft dus een traject waarin wat eerst bewust was, toen we er mee kennismaakten, op den duur zo vertrouwd wordt dat we er niet meer over nadenken en het verschuift naar het onbewuste.

Wat meteen de vraag oproept of onbewuste vooronderstellingen altijd eerst bewust waren. We zagen al bij Bohm dat vooronderstellingen de neerslag zijn van opgedane ervaringen. Maar hoe moeten we ons dat voorstellen als we terug gaan naar het begin, zeg naar de geboorte? Als je daarover nadenkt, dan onderken je dat we niet als een onbeschreven blad op de wereld komen. De evolutie heeft er voor gezorgd dat we al zijn toegerust met impliciete verwachtingen over wat ons te wachten staat. Zodra er leven ontstond, werden ervaringen opgedaan en werd er geselecteerd op vermogens om daar goed op te reageren; goed in de zin van bijdragen aan overleving en reproductie.

Dat wijst erop dat niet alleen onze eigen opgedane ervaringen, maar ook de opgedane ervaringen van alle levende wezens uit het verleden invloed uitoefenen op welke vooronderstellingen wij gedurende ons leven, vanaf onze geboorte, (kunnen) ontwikkelen. 

Om dat meteen wat concreter te maken: vanaf het begin van de evolutie is het cruciaal geweest om te overleven, dus om te kunnen onderscheiden tussen een veilige en een onveilige omgeving. Dat onderscheidingsvermogen ligt bij de geboorte als het ware klaar om in werking te treden. Plus de daarmee verbonden gedragspatronen om oftewel op veiligheid oftewel op onveiligheid adequaat te reageren. Adequaat in de zin van welke reacties, van alle reacties die er in het evolutionaire verleden geweest zijn, het meest tot overleving hebben bijgedragen.

Dat betekent, en intensieve volgers van dit blog moeten dat al hebben zien aankomen, dat de eerder op dit blog geïntroduceerde "toestanden van voorbereid zijn" niets anders zijn dan wat David Bohm vooronderstellingen noemt. Zie hier het eerste bericht over die toestanden van voorbereid zijn: Wat betekent het precies dat sociale gedragspatronen, zoals gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag, "klaar liggen om uitgevoerd te worden"? In het geval van de reactie gemeenschapsgedrag is het de vooronderstelling dat de omgeving veilig is en in het geval van de reactie statuscompetitiegedrag de vooronderstelling van onveiligheid.

Dat laat ook meteen zien dat vooronderstellingen niet altijd eerst bewust hoeven te zijn geweest. We zijn er al op voorbereid dat onze omgeving veilig of onveilig kan zijn voordat we, rond het eind van ons tweede levensjaar, ons zelfbewustzijn ontwikkeld hebben. En ook gedurende de rest van ons leven hebben die twee vooronderstellingen, van veiligheid dan wel onveiligheid, een invloed op ons gedrag waar we ons vaak niet bewust van zijn.

Meer daarover en over dat tweede inzicht van Bohm, dat vooronderstellingen tussen mensen kunnen verschillen en dat daardoor een dialoog zo moeilijk en toch zo noodzakelijk is, in het vervolg. Hier het volgende bericht.

woensdag 12 januari 2022

Een schoolvoorbeeld van een emotionele reactie op het in twijfel trekken van een vooronderstelling - in de wetenschap van de economie

Laten we nog even stil blijven staan bij dat eerste inzicht dat we bij David Bohm tegenkwamen, het inzicht namelijk dat er aan al onze meningen, oordelen, overtuigingen en zelfs waarnemingen onvermijdelijk vooronderstellingen ten grondslag liggen. Zie het vorige bericht. In het voorvorige bericht gaf ik als voorbeeld hoe verschillende vooronderstellingen onze waarneming kunnen beïnvloeden van iemand die bij de ingang van de supermarkt om wat kleingeld vraagt. 

In dat bericht ging het er ook over dat we ons van zo'n vooronderstelling niet altijd bewust hoeven te zijn en dat we emotioneel en negatief kunnen reageren als er vraagtekens bij worden geplaatst. Bohm zegt daarvan dat we de neiging hebben om ons ermee te identificeren en dat ons eigenbelang een rol kan spelen. We zijn nu eenmaal vaak geen objectieve waarnemers. Het kan dan confronterend zijn als iemand een voor ons vanzelfsprekende vooronderstelling in twijfel trekt.

Daar zouden we natuurlijk ook wel een voorbeeld van willen. En een mooi voorbeeld dient zich aan naar aanleiding van het bericht in de NRC van gisteren over het voornemen van Rutte IV om het minimumloon te verhogen: Met de verhoging van het minimumloon neemt Rutte IV een risico

Daarin gaat het over een mogelijk nadeel van verhoging van het minimumloon, namelijk dat daardoor banen zouden kunnen verdwijnen. Dat nadeel springt in het oog als je uitgaat van de standaard economische vooronderstelling van vraag en aanbod, die inhoudt dat als iets duurder wordt dat dan de vraag ernaar zal afnemen. Maak de lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt hoger, dan zullen ondernemers minder vraag hebben naar die arbeid en dan zullen er banen verdwijnen. Besef dat dat vraag-aanbod model, het prijsmechanisme, de kern uitmaakt van het neoklassieke economische denken, die aan economiestudenten als vanzelfsprekend wordt gedoceerd. Het is de vooronderstelling waarmee (veel) economen naar de wereld kijken.

Of was, want wat is er gebeurd. In dat NRC-artikel wordt er al gewag van gemaakt: de economen David Card en Alan Krueger, vorig jaar bekroond met de Nobelprijs, deden iets verrassends. Ze dachten, laten we eens onderzoeken of het inderdaad zo is dat een verhoging van het minimumloon wel het effect heeft dat er banen verdwijnen. Ze vonden dat de werkgelegenheidsontwikkeling in de fastfoodrestaurants van een staat in de Verenigde Staten waarin het minimumloon werd verhoogd niet afweek van die ontwikkeling in een staat waarin dat laatste niet was gebeurd.

Een vanzelfsprekende vooronderstelling werd in twijfel getrokken. Wat waren de reacties? Waren die emotioneel en negatief? Ja, dat kun je wel zeggen. Angus Deaton vatte ze samen in 1996 in zijn Letter from America: The Minimum Wage. (Ik haalde dat al eens aan.) Deaton is er een groot voorstander van dat het vak economie empirischer wordt en niet alleen maar uitgaat van theoretische vooronderstellingen. Hij hoopte dat collega-economen dat onderzoek van Card en Krueger zouden verwelkomen als een belangrijke bijdrage.

Maar wat gebeurde? Er werd schande van gesproken. Dat onderzoek kon niet deugen:

The prize for nastiness goes to Paul Craig Roberts, a leading supply-sider who used his regular column in Business Week to lambast the American Economic Association for awarding its John Bates Clark Medal—its most prestigious award— to Card, “an economist who does not believe in the law of demand, the cornerstone of economic science. ” Roberts impugned the review process at the AER, claiming that both it and the selection for the medal had been contaminated by political correctness, and asking whether the honoring of Card was “because the laughable findings have friends in high places like the Oval Office?”
 
Schandalig dat iemand niet gelooft in de wet van vraag en aanbod, de hoeksteen van de economische wetenschap. Dat eigenbelang ook een rol speelde bleek eruit dat het Economic Policy Institute  alles deed om het onderzoek in diskrediet te brengen en dat dit instituut gefinancierd werd door bedrijven die lobbyden tegen verhoging van het minimumloon.
 
Maar de kroon spande de emotionele reactie van James M. Buchanan, de Nobelprijswinnaar die op dit blog al vaker langskwam. Hij schreef in de Wall Street Journal dat de claim van Card en Krueger:

if seriously advanced, becomes equivalent to a denial that there is even minimum scientific content in economics, and that, in consequence, economists can do nothing but write as advocates for ideological interests. Fortunately, only a handful of economists are willing to throw over the teaching of two centuries; we have not yet become a bevy of camp-following whores.

Een schoolvoorbeeld van een emotionele reactie op een in twijfel getrokken vooronderstelling. Een reactie die dus ook valt waar te nemen in de wetenschap van de economie.

dinsdag 11 januari 2022

Over vooronderstellingen, waarneming, autisme en bewustzijn - En over Temple Grandin

In David Bohms pleidooi om meer in dialoogvorm met elkaar te communiceren dan in debatvorm vallen twee inzichten te onderkennen. Zie hier het vorige bericht. Het inzicht van de vooronderstellingen en het inzicht van verschillen in vooronderstellingen tussen mensen.

Het eerste inzicht is dat aan al onze meningen en oordelen vooronderstellingen ten grondslag liggen. Vooronderstellingen over hoe de wereld in elkaar zit, die resulteren uit de ervaringen die we in het verleden hebben opgedaan. Die ervaringen zijn opgeslagen in ons geheugen. Daarbij speelt op een of andere manier een rol dat wij taal beheersen. Daardoor kunnen die opgeslagen ervaringen de vorm van taalconstructies aannemen en dus van abstracties. De werkelijkheid wordt er niet in gepresenteerd, maar gerepresenteerd. Er is iets mee gebeurd, er is geselecteerd, ingedeeld, geordend, kortweg geabstraheerd.

Daardoor kijken we anders naar de wereld. Globaler, met minder aandacht voor details. 

Hier ligt een uitweiding voor de hand die je bij Bohm niet tegenkomt. Temple Grandin beschrijft dat haar autisme maakt dat ze met veel meer oog voor details naar de wereld kijkt dan niet-autisten doen. En dat ze daardoor zo goed in staat is om zich te verplaatsen in hoe dieren de wereld waarnemen. Citerend uit Animals in Translation. The woman who thinks like a cow, dat ze samen met Catherine Johnson schreef:

Unfortunately, when it comes to dealing with animals, all normal human beings are too abstractified, even the people who are hands-on. That's because people aren't just abstract in their thinking, they're abstract in their seeing and hearing. Normal human beings are abstractified in their sensory perceptions as well as their thoughts. (p. 30)

When an animal or an autistic person is seeing the real world instead of his idea of the world that means he's seeing detail. This is the single most important thing to know about the way animals perceive the world: animals see details people don't see. They are totally detail-oriented. That's the key.

It took me almost thirty years to figure this out. During all that time I kept a growing list of small details that could spook an animal without realizing that "seeing in details" was a core difference between animals and people. (p. 31)

Verderop in het boek lees je een interessante passage over de samenhang tussen globaal waarnemen en bewustzijn:

My other reason for thinking everyone has the potential for extreme perception (detailwaarneming) is the fact that animals have extreme perception, and people have animal brains. People use their animal brains all day long, but the difference is that people aren't conscious of what's in them. (...) A lot of what animals see normal people see, too, but normal people don't know they're seeing it. Instead, a normal person's brain uses the detailed raw data of the world to form a generalized concept or schema, and that's what reaches consciousness. Fifty shades of brown turn into just one unified color: brown. That's why normal people see only what they expect to see - because they can't consciously experience the raw data, only the schema their brains create out of the raw data.

Normal people see and hear schemas, not raw sensory data. (p. 65)

(Met dank aan Liesbeth Sterck, die mij het boek van Temple Grandin op 3 juni 2010, toen ik, op mijn verjaardag, afscheid nam van de Rijksuniversiteit Groningen, cadeau deed.)

Daarmee zijn we geattendeerd op de samenhang tussen dat eerste inzicht, dat van het altijd met vooronderstellingen kijken naar de wereld, en het "hebben" van bewustzijn. Dat verband komen we ook nog tegen bij David Bohm. En, zoals dan zal blijken, bij Jospeh LeDoux in zijn The Deep History of Ourselves. The four-billion-year story of how we got conscious brains, dat ik al aankondigde in Over body-mind therapieën als individuele oplossingen voor individuele problemen - En over een collectieve oplossing.

Wordt vervolgd.

vrijdag 7 januari 2022

Een fraaie, concrete representatie van de algemene samenhang tussen bestaansonzekerheid en ontvankelijkheid voor rechts-extremisme

Een algemeen sociaalwetenschappelijk inzicht dat op dit blog vaak langs is gekomen, houdt in dat mensen zich door bestaansonzekerheid onveilig gaan voelen en dat een gevoel van onveiligheid het statuscompetitiepatroon aanwakkert, waardoor de kans op het stemmen op een rechts-extremistische partij toeneemt. 

Rechts-extremistische partijen  haken namelijk in op die onveiligheidsgevoelens door mensen een eenvoudige, doch onjuiste, verklaring voor te houden: er zijn "vijanden" (van het volk, van onze cultuur) die de problemen hebben veroorzaakt en de enige oplossing is om die vijanden het land uit te sturen ("te deporteren"), voor "tribunalen te dagen", hen hun mensenrechten te ontnemen en uiteindelijk hen "te elimineren". De wereld is pas weer veilig als die vijanden worden onderdrukt, gevangengezet of gewoon niet meer bestaan. Zie onder meer de berichten Het gemeenschapswereldbeeld en het statuscompetitieve wereldbeeld in de politiek - En in de strijd om de democratie en Door economische bestaansonzekerheid meer succes van rechts-extremistische partijen - Nieuwe aanwijzingen.

Nu zijn al onze algemene inzichten, juist ook de wetenschappelijke, abstraheringen van de werkelijkheid. Sterker, al onze taaluitingen zijn abstracties. Ze gaan altijd over een veelheid aan unieke gevallen waaraan overeenkomstige kenmerken vallen waar te nemen.

Maar soms tref je zo een uniek geval dat onwaarschijnlijk precies dat algemene inzicht presenteert. Dat bedacht ik me toen iemand op Twitter reageerde op het bericht dat Johan Derksen bij Op1 had bekend dat hij op Forum voor Democratie had gestemd en dat hij dat nu zag als de zwartste bladzijde in zijn leven, als de grootste fout die hij had kunnen maken. "Baudet is een op hol geslagen idioot, die braltaal uitslaat, een heel gevaarlijke man." 

Dat was inderdaad een opmerkelijke gebeurtenis, niet zozeer omdat Derksen zijn fout inzag, maar meer omdat je je afvraagt hoe hij die fout ooit had kunnen maken. 

Maar daar kwam een reactie op van David Michels (@DaveRMichels) die beschreef hoe hij ook ooit ontvankelijk was geweest voor rechts-extremisme, in zijn geval dat van Wilders' PVV, maar dat hij tijdig van dat pad was teruggekeerd. Wat hij dan in een reeks tweets beschrijft, is een wel heel fraaie, concrete representatie van dat bovengenoemde algemene sociaalwetenschappelijke inzicht. Om dat te laten zien, neem ik ze hieronder integraal over. David Michels aan het woord:

Er moet me even iets van het hart: Ik zag vroeger ook iets in de PVV en ben echt dankbaar dat ik steeds meer ben op gaan schuiven naar het redelijke voordat Baudet naar voren kwam. Iedereen kan op dat pad belanden, echt iedereen. Het is goed als mensen een uitweg zien.

Soms, als je leven kut is, is het fijn als iemand jou vertelt dat het de schuld is van een ander. Dat er iemand is die jou het leven zuur maakt. Dat je niet voor jezelf hoeft te denken. Maar wat veel fijner is, is toch wel voor jezelf blijven denken.

Dan ga je zien dat, hoewel je problemen niet veroorzaakt worden door jezelf, er geen denkbeeldige vijand is. Dat er geen complotten zijn of dat immigranten ons alles afpakken. Dan kan je je verdiepen in wat er wel fout gaat. Beleid.

De vijanden die de PVV en FvD verzinnen lijken een hele makkelijke uitweg voor hele moeilijke problemen. Maar het is geen uitweg, echt niet. Ze lossen geen problemen op. Ze bieden geen echte uitweg.

Problemen die je nu ervaart in het leven, misschien is het armoede, onzekerheid voor je baan, bang je huis kwijt te raken, dat zijn problemen die tot stand komen door beleid. Niet door complotten van geheime organisaties of door immigranten.
 
En ik weet echt hoe veel simpeler het is om gewoon te blijven geloven in die denkbeeldige vijanden. Je leven is zwaar, dat weet ik. Echt. Maar als je echt verbetering wilt, moet je er voor werken. Verdiep je in de lokale politiek. En stem tijdens de #gemeenteraadsverkiezingen
 
Daar valt weinig aan toe te voegen. Een uit het leven gegrepen representatie van dat algemene sociaalwetenschappelijke verband tussen bestaansonzekerheid en de ontvankelijkheid voor rechts-extremisme.
 
En natuurlijk van de mogelijkheid tot zelfinzicht.

woensdag 5 januari 2022

Hoe we door een dialoog te voeren, in plaats van een discussie aan te gaan, verder komen. Over vooronderstellingen en zicht op de werkelijkheid. En over David Bohm

Soms lees je iets waarvan je niet goed weet of het triviaal is of juist diepzinnig. Dat had ik zo nu en dan met Over dialoog. Helder denken en communiceren van David Bohm. 

Die twijfel laat ik maar even voor wat hij is. Wat probeert Bohm, die we in dit bericht tegenkwamen, aan ons duidelijk te maken?

Bohms centrale stelling is dat we in onze communicatie met elkaar meer dialogen nodig hebben en dat het gebrek daaraan eruit voortkomt dat het voeren van een dialoog moeilijk is. Want onze communicatie neemt vaak de vorm aan van een discussie of een debat en daarin gaat het erom wie er wint en verliest. 

In een discussie gaat het erom de ander te overtuigen van jouw standpunt en je eigen standpunten te verdedigen. In een dialoog daarentegen zijn er nooit winnaars en verliezers. Wat worden we dan geacht te doen als we aan een dialoog deelnemen?

Het cruciale punt is dat iedereen fundamentele vooronderstellingen heeft waarop zijn/haar standpunten/meningen/overtuigingen berusten over hoe de wereld in elkaar steekt. Die vooronderstellingen "betreffen de zin van het leven, ons eigenbelang, het belang van ons land of onze religie of andere zaken die we echt belangrijk vinden" (p. 36). Ze beïnvloeden niet alleen onze meningen, maar ook onze waarnemingen.

Laat ik een voorbeeld geven dat je bij Bohm niet tegenkomt. (Bohm is niet zo scheutig en vaak niet zo handig met zijn voorbeelden.) Je wordt bij de ingang van de supermarkt door iemand gevraagd om wat kleingeld. Als je de vooronderstelling hebt dat iedereen voor zichzelf moet zorgen en krijgt wat hem toekomt, dan zie je iemand die zich niet genoeg heeft ingespannen om een normaal leven te kunnen leiden. Je moet hem juist geen geld geven, want dan leert hij niet dat hij zijn gedrag zou moeten veranderen. Als daarentegen je vooronderstelling is dat we in een maatschappij leven waarin niet iedereen dezelfde kansen krijgt en waarin mensen die pech hebben gehad aan hun lot worden overgelaten, dan zie je iemand die in nood is komen te verkeren en voel je je schuldig dat je niet genoeg kunt doen om te helpen. (Merk op dat je beide vooronderstellingen in onze maatschappij kunt tegenkomen.)

En "als er vraagtekens worden geplaatst bij deze vooronderstellingen gaan we in de verdediging. We kunnen die neiging moeilijk weerstaan en zijn zelfs geneigd om emotioneel te worden." (p. 36).  Dat komt doordat we ons er mee identificeren en doordat ze vaak sterk verbonden zijn met ons eigenbelang. Of met wat we als ons eigenbelang zien. Bovendien vinden we ze vaak zo vanzelfsprekend dat we ons er pas van bewust worden als ze in twijfel worden getrokken.

Daar hangt mee samen dat vooronderstellingen tussen personen kunnen verschillen. Doordat ze het resultaat zijn van je ervaringen die je in je verleden hebt opgedaan en van wat anderen je verteld hebben. Een leraar, je ouders, boeken die je gelezen hebt. En in onze maatschappij kunnen die ervaringen en lessen uit het verleden tussen mensen nu eenmaal sterk verschillen. 

Als we nu alleen maar discussies of debatten zouden voeren, dan zou dat als nadeel hebben dat we nooit een stap verder komen. Wat dat verder komen inhoudt, besef je als je bedenkt dat die vooronderstellingen eigenlijk altijd ons zicht op de werkelijkheid beïnvloeden en zelfs belemmeren. Ze staan tussen ons en de werkelijkheid in. Dat komt, ook weer, doordat ze berusten op ervaringen uit het verleden en die zijn altijd een selectie uit wat je had kunnen ervaren. Ze zijn abstracties. Bohm daarover (p. 78):

Het geheel is teveel. Het denken kan nooit greep krijgen op het geheel. Het denken abstraheert, begrenst en definieert. Het verleden waaruit het put bevat slechts een bepaalde en beperkte hoeveelheid kennis. 

We slaan dus ervaringen uit het verleden op in ons geheugen, in de vorm van vooronderstellingen, die als we ons er bewust van worden, in taal kunnen worden uitgedrukt. Bedenk dat taaluitdrukkingen altijd abstraheren.

Als we nu altijd onze vooronderstellingen in stand houden en in discussies alleen maar verdedigen, dan blijft ons zicht op de werkelijkheid dus altijd binnen de bestaande grenzen. We leren niets bij. Er vindt nooit bijstelling en correctie plaats.

En precies dat kan in een dialoog gebeuren. Sterker, daar is volgens Bohm de dialoog voor bedoeld. Bohm (p. 62):

Het doel van een dialoog is niet om dingen te analyseren, om een debat te winnen of meningen uit te wisselen. Het doel is om onze eigen mening op te schorten en daarnaar te kijken - en om te luisteren naar de mening van anderen, en die eveneens op te schorten om erachter te komen wat dat alles te betekenen heeft. Als we de betekenis zien van al die meningen samen worden we deel van een gemeenschappelijk denken; ook al zijn we het misschien niet helemaal met elkaar eens. Zo kan blijken dat onze individuele meningen niet zo belangrijk zijn als we dachten - dat ze gebaseerd zijn op vooronderstellingen. Als we al onze meningen bij elkaar zien, kan het zijn dat we ons als groep creatief in een andere richting gaan bewegen. We zouden de waardering voor al die betekenissen eenvoudig met elkaar kunnen delen; en daar zou onaangekondigd waarheid uit kunnen voortkomen - zonder dat we daarvoor kiezen.

 Triviaal of diepzinnig? Die vraag schort ik even op. Volgende keer verder. Zie Over vooronderstellingen, waarneming, autisme en bewustzijn - En over Temple Grandin.

zondag 2 januari 2022

Zondagochtendmuziek - Konzertmitschnitt Kolodub Sinfonie Nr4. Kiever Kammerakademie

Lev Mykolajovych Kolodub (1930 - 2019), geboren en gestorven in Kiev, was een in Oekraïne gevierd componist. Hij schreef twaalf symfonieën, veel soloconcerten en vier opera's. Voor zover ik kan nagaan is hij nooit erg bekend geworden buiten Oekraïne. Waarom eigenlijk niet?

Hier speelt de Kiever Kammerakademie onder leiding van Ortwin Benninghoff, die het orkest in 2002 oprichtte, de Vierde Symfonie van Kolodub. Die schreef hij in 1986, naar aanleiding van de ramp met de kerncentrale in Tchernobyl. Verontrustende muziek dus. Die best wat bekender zou mogen zijn.