Posts tonen met het label Hitler-bewind. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Hitler-bewind. Alle posts tonen

donderdag 12 januari 2023

De naargeestigheid van het statuscompetitieve, rechts-extremistische wereldbeeld - toen en nu

In het statuscompetitieve wereldbeeld is de wereld onveilig en vergeven van vijanden. In dat wereldbeeld ben jij of jouw groep of jouw volk pas veilig als jij of jullie onbedreigd aan de top staan van de statushiërarchie. Als alle macht bij "ons" geconcentreerd is en alle "anderen", de "vijanden" machteloos zijn geworden. Of, nog liever, als alle vijanden zouden zijn vernietigd. 

Zolang die vernietiging niet voltooid is, en dat is meestal zo, staat alles in het teken van de strijd, van het je macht laten gelden en het intimideren en vernederen van wat jij als vijanden ziet. Daarbij kun je nooit verslappen, want elk teken daarvan zou de vijand hoop kunnen geven en kunnen aanmoedigen. Alles moet erop gericht zijn om dat te voorkomen.

Als dat wereldbeeld de kans heeft gekregen om zich te verspreiden en door te zetten, dan is er een toestand ontstaan waarin iedereen zich onveilig voelt. De onderdrukten, doordat ze voortdurend geïntimideerd en vernederd worden. Maar ook de onderdrukkers, omdat ze altijd en overal vijanden zien. 

Van een "samenleving" kun je eigenlijk niet meer spreken. De sociaalwetenschappelijke term is: statushiërarchie. In Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen analyseer ik die toestand als een "statuscompetitie-evenwicht". Als je niet beter zou weten, dan zou je niet op het idee komen dat ook het gemeenschapspatroon tot de menselijke sociale natuur behoort.

Dat alles in het teken van de strijd staat, moet heel letterlijk worden genomen. Remmingen, in de zin van wat moreel juist is of van wat waarheid is, ontbreken. Integendeel, in het narcistische, statuscompetitieve wereldbeeld wordt het "zich bevrijd hebben" van de moraal en van de wetenschap gevierd. Het streven naar de ultieme veiligheid van het onderdrukt of zelfs geëlimineerd hebben van de vijanden, mag niets in de weg worden gelegd.

Zeker, het is een naargeestig wereldbeeld en het is een naargeestig beeld als de maatschappij er zo uitziet of die kant lijkt op te drijven. Maar het is precies die naargeestigheid die zich aan je opdringt als je naar vroegere of hedendaagse manifestaties er van kijkt. 

In het nog niet zo verre verleden was er de huiveringwekkende naargeestigheid van nazi-Duitsland en de Holocaust. Waarin het "Jodendom" als vijand was uitgekozen en moest worden geëlimineerd. Waarin werkelijk alles instrumenteel was aan dat einddoel. Met een moreel vacuüm, dat met verering van de Leider, propaganda, wereldvreemde fantasieën en leugens werd opgevuld. 

Tegenwoordig herkennen we een variant van diezelfde naargeestigheid in het statuscompetitieve wereldbeeld van het populistische rechts-extremisme. Waarin "het eigen volk" aan de macht behoort te zijn en waarin dus degenen die het iedereen-telt-mee van de democratie verdedigen de vijanden zijn. Waarin mensenrechtenverdragen behoren te worden opgezegd, want niet iedereen heeft dezelfde rechten. Waarin vluchtelingen en asielzoekers horen te worden geweerd. Waarin "wij", de machtigen en de rijken en de overheersers, ons niet laten dwingen om mee te betalen aan de collectieve voorzieningen en de sociale zekerheid. Waarin de armen en kwetsbaren hun plaats behoren te kennen.

En waarin we "onze" overtuigingen in een culture war aan iedereen moeten kunnen opleggen. Waarin we niet gehinderd mogen worden door morele beperkingen. Dus zelfverrijking en corruptie. 

Noch door de beperkingen van wetenschap en waarheid. Dus de beeldvorming, de samenzweringstheorieën, de desinformatie en de leugens en de klimaatontkenning.

De rechts-extremistische flank van het Nederlandse politieke landschap. De nasty Party van de Conservatieven in Groot-Brittannië. De Republikeinen in de Verenigde Staten. De Bolsonaristas in Brazilië. De AfD en de Reichsbürger in Duitsland. Orbán en zijn aanhangers in Hongarije. En Poetin en de kring om hem heen in Rusland. Een naargeestig tableau.

zondag 18 september 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 5. Over hoe het Duitse volk zelf niet in verzet kwam

De vraag waardoor niet meer Nederlanders gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945 in verzet kwamen, in verzet tegen de Duitse terreurmaatregelen en de vervolging van Joodse landgenoten, heeft een algemenere strekking. Zie ook het vorige bericht.  

Want die bezetting, terreur en vervolging vormen een bijzonder geval van het vaker voorkomende verschijnsel van het collectief bedreigd zijn, waartegen een verdediging mogelijk zou zijn als maar genoeg mensen daaraan zouden meedoen. En dat laatste is dus vaak niet zo. Hoe komt dat?

Een ander geval is de situatie waarin de Duitsers zelf verkeerden gedurende de opkomst van Hitler in de jaren dertig en na het uitbreken van de oorlog, met de inval in Polen, in 1939. Hoewel de steun voor Hitler opliep, haalde hij bij de laatste Rijksdagverkiezing voor de machtsovername, op 5 maart 1933, geen meerderheid. En na de aanvankelijke economische (en militaire) successen werd het voor de Duitse bevolking al gauw duidelijk dat die succesvolle economie niet voor hun welzijn bedoeld was, maar voor het voeren van een roekeloze oorlog die slechts op een ramp kon uitlopen. 

Onder die oorlogseconomie en onder die oorlog had ook het Duitse volk zelf te lijden, dus nog afgezien van het leed dat aan anderen werd toegebracht. Er was weliswaar enig verzet en er waren een of twee mislukte aanslagen op Hitler. Maar ook toen de meeste Duitsers al wel door hadden gekregen dat ze zich door een narcistische fantast hadden laten begeesteren en dat het niet goed zou aflopen, bleven ze passief en zelfs apathisch en kwam er geen volksopstand.

Ik bladerde even door The Wages of Destruction van Adam Tooze, dat hier en hier al aan de orde kwam.  Nadat de militaire successen duidelijk tot het verleden behoorden en de geallieerde bombardementen op de Duitse steden waren begonnen, was er van die aanvankelijke begeestering weinig meer over. Tooze schrijft daarover (p. 602-3):

...the impact of the events of July 1943 (het bombardement op Hamburg) cannot be exaggerated. Even the most rabid adherents of the Third Reich could hardly deny that 'the end was nigh'. (...) Not surprisingly, as the news from Hamburg leaked, the Gestapo picked up reports of shock and dismay from across the country. (...) The SD noted that party members were no longer wearing their party badges in public and people were avoiding the Hitler salute wherever possible. Speer (Albert Speer) found that even party audiences no longer responded to his boasts about the triumphs of the armaments miracle. Amongst senior industrial leaders, the SD reported, there was no longer anyone who believed in the possibility of a German victory. To admit as much in public, however, was extremely dangerous.

Dat laatste slaat op de terreur van het bewind tegen de eigen bevolking. Een onafhankelijke rechtspraak bestond al lang niet meer. Tooze (p. 603):

The politcization of the judiciary, which had taken on ever more aggressive forms since the beginning of the war, was intensified. By 1943 the courts were issuing death penalties against Germans for defeatism and sabotage at the rate of a hundred a week. Even prominent businessmen were no longer immune. (...) In the autumn of 1943 two senior branch managers of the Deutsche Bank were arrested and executed for making defeatist remarks. A designated board member of the electricity giant RWE suffered the same fate...

Het is natuurlijk moeilijk om nog een goed beeld te krijgen van wat dit voor de Duitse bevolking betekende. Als je The German War. A Nation Under Arms, 1939-1945 van Nicholas Stargardt er op naslaat, dan lees je (p. 373-4):

Most ominously for a Security Service primed to prevent a repeat of the 1918 revolution, during the course of August 1943 it reported growing public dissent. When the Lord Mayor of Göttingen boarded a train from Hamburg, refugees spotted his golden Party badge and told him quitley that there would be a reckoning. A woman even held her sleeve up to his nose so that he could smell the stench of the smoke on her clothes. Party officals were so often abused and threatened in public, especially in cities which had recently been bombed, that in the late summer of 1943 many stopped wearing their uniforms and Party badges in public. (...) In Marburg, Lisa de Boor was thrilled: "'Everywhere in the streets, in the shops, at the station, people are talking to one another saying that it can't go on like this.' 

Ook lees je daar dat het onder de Duitse bevolking rond ging dat de bombardementen een wraakactie waren voor wat de Duitsers de Joden hadden aangedaan (p. 375):

As evacuees from northern and western Germany brought tales of horror they had endured to the unscathed south and east of the country, everywhere 'terror bombing' was ascribed to 'the Jewish retaliation'. Nazi propaganda had played its part in preparing this response by insisting that the Jewish lobby in London and Washingtom was behind the bombing in an attempt to exterminate the German nation. But the tenor of popular reasoning was now different: it was what the Germans had done to the Jews that had provoked them to use their power to bomb German cities.

Wat er meteen op wijst dat de bevolking behoorlijk goed op de hoogte was van de massamoord op de Joden. Denk ook aan Peter Longerichs "Davon haben wir nichts gewusst!". Die kennis drong zich nu natuurlijk op, maar dat zette ook nu niet aan tot verzet. Stargardt (p.380):

The regime could demand silence from the German people, but it could not alter the fact that the shared secret of the murder of the Jews had been broached openly across Germany and that such talk did not strenghten support for the regime. But it did not provoke real action either: dissent never progressed beyond the talk of regime change and a separate peace.

Het bleef dus bij woorden. De verschrikkingen gingen door. Tot uiteindelijk die narcistische fantast, waar ze al zo lang op waren uitgekeken, op 30 april 1945 in zijn Berlijnse bunker zelfmoord pleegde. Gedurende zijn leven kwam het Duitse volk niet in verzet.

Wat maakt dat collectief en massaal verzet tegen terreur en onderdrukking zo moeilijk van de grond komt? Wat hield de Nederlanders tegen gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945? Wat hield de Duitsers zelf tegen, nadat ze doordrongen waren geraakt van de ware aard van het Hitler-bewind?

Het zijn vragen die ook nu nog, of weer, van groot belang zijn, in een tijd waarin het rechts-extremisme weer her en der de kop opsteekt. Wordt vervolgd. Hier het volgende bericht.

dinsdag 9 augustus 2022

De verdediging van de democratie kan op tijd komen. Maar ook te laat - Over Hitler, Poetin, Trump en Bolsonaro - De strijd om de democratie houdt nooit op (7)

Nationale staten kunnen de vorm aannemen van een statushiërarchie of van een democratie. Zie hier het vorige bericht.

In het geval van een statushiërarchie is de staat gemodelleerd naar de oeroude menselijke neigingen tot statuscompetitie, een competitie die erin heeft geresulteerd dat een of enkelen (de heerser of heersers) de anderen overheersen en onderdrukken. Een statushiërarchie op het niveau van een nationale staat wordt meestal aangeduid als een autocratie.

In het geval van een democratie is de staatsvorm een uitdrukking van de menselijke morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, intuïties die ook oud zijn, maar minder oud dan de neigingen tot statuscompetitie. Ze ontwikkelden zich in de lange periode dat mensen als jagers-verzamelaars voor hun overleving en reproductie waren aangewezen op samenwerking en delen. En waren daarmee constituerend voor wat typisch menselijk is. De neigingen tot statuscompetitie delen we met de meeste zoogdieren en met de reptielen.

Als we op die manier, dat wil zeggen vanuit het gezichtspunt van de Dual Mode-theorie, kijken naar het naast elkaar bestaan van de autocratie en de democratie, dan volgt daaruit het inzicht dat de strijd om de democratie nooit ophoudt. Die strijd wordt als het ware geproduceerd door die innerlijke tegenstrijdige menselijke sociale natuur en zal er dus zijn zolang er nationale staten zijn.

In de vorige berichten in deze reeks, met name in bericht (5), noemde ik andere inzichten die de Dual Mode-theorie ons verschaft. Een daarvan was dat heersers in een autocratie, of heersers die in een democratie aan de macht zijn gekomen, altijd alleen maar op hun eigen welzijn en eventueel dat van hun allernaasten uit zijn. Morele noties van iedereen-telt-mee en van het algemene belang zijn hen vreemd. Ze zijn in en door de statuscompetitie aan de macht gekomen en in die competitie geldt het ieder-voor-zich. Eenmaal aan de macht is er alleen nog maar de zelfverrijking en wat we vanuit het democratische gezichtspunt als corruptie beschouwen. Dus als immoreel en onwettig gedrag.

Daaruit volgt dat een eenmaal aan de macht gekomen heerser er altijd op uit zal zijn om de democratie af te schaffen. Als hij daarin slaagt, ontstaat er een statushiërarchie, met onderdrukking en overheersing en wetteloosheid. Het meest uitgesproken voorbeeld daarvan is natuurlijk het Hitler-bewind in nazi-Duitsland, dat uitliep op een nederlaag in een oorlog en op de zelfmoord van de Führer. Met daarna een berechting van nog levende kopstukken van het bewind in de Processen van Neurenberg

Maar er is ook het actuele voorbeeld van het Poetin-bewind in Rusland. Ook dat is uitgelopen op afschaffing van de, toen nog heel prille, democratie, op wetteloosheid, zelfverrijking en op een oorlog. Hoe dat afloopt, moeten we nog afwachten. Maar er is al wel de roep om berechting voor begane oorlogsmisdaden door het Internationale Strafhof: Building a War-Crimes Case Against Vladimir Putin.

Maar er is ook de mogelijkheid dat een democratie zich succesvol verdedigt tegen een aan de macht gekomen heerser. Het ziet er naar uit dat dat zich nu afspeelt in de Verenigde Staten, waar de would-be dictator Donald Trump niet alleen verkiezingen verloor, maar zich naar alle waarschijnlijkheid ook voor de rechter zal moeten verantwoorden: Latest subpoenas suggest DOJ probe could be aiming squarely at Trump

En dat laatste lijkt ook het vooruitzicht te zijn voor die Braziliaanse would-be dictator, Jair Bolsonaro: Bolsonaro Is Afraid of Going to Prison, and He’s Right to Be.

De democratie is nooit vanzelfsprekend. En zal zich dus altijd moeten verdedigen. Een verdediging die op tijd kan komen. Maar ook te laat. Hier het vervolg.

zaterdag 26 maart 2022

Over The meaning of Hitler en de parallellen met Donald Trump

Eerder vandaag de indrukwekkende documentaire The meaning of Hitler bekeken, die twee dagen geleden op NPO 2 werd uitgezonden. Je kunt hem hier bekijken als je dat nog niet gedaan hebt. En hier kun je een interview bekijken met de makers, Petra Epperlein en Michael Tucker. 

De documentaire ontleent zijn titel aan en is geïnspireerd op de Engelse vertaling van Anmerkingen zu Hitler van Sebastian Haffner, dat in 1978 verscheen. Dat is van alle boeken die over Hitler zijn verschenen zonder twijfel het dunste, maar desalniettemin een van de beste. Ik stond er in 2011 bij stil in twee berichten op dit blog:

In de documentaire worden parallellen getrokken met de tegenwoordige tijd. En wordt gewezen op overeenkomsten, naast de grote verschillen, tussen Hitler en Donald Trump. Lees ter aanvulling ook mijn berichten over die overeenkomsten:

 Maar neem voor anderhalf uur de tijd om die documentaire te bekijken.

maandag 21 maart 2022

Over wat het geloof in de eigen superioriteit kan aanrichten - naar aanleiding van twee tentoonstellingen in Duitsland

We waren vorige week in de Eifel om te wandelen. Maar toen het 's ochtends regende en de hele dag zou blijven regenen, besloten we om een bezoek te brengen aan de permanente tentoonstelling "Bestimmung: Herrenmensch. NS-Ordensburgen zwischen Faszination und Verbrechen"

Die was in het gebouwencomplex Vogelsang waar ook het Nationalpark-Zentrum Eifel gevestigd is en dat tussen 1936 en 1939 door het Hitler-bewind werd gebouwd en gebruikt om toekomstige leiders van de NSDAP te scholen. De Ordensjunker, zoals de leerlingen genoemd werden, zouden de nieuwe elite van de partij en van de Volksgemeinschaft van Herrenmenschen moeten worden. Leerlingen werden geselecteerd op in de partij bewezen eigenschappen en op hun "Arische afstamming". 

De ambities waren groot. Er zou een drie- of zelfs vierjarige opleiding moeten komen. Met middeleeuwse ridderordes als inspiratie. Vandaar Ordensjunker. Maar wat precies onderwezen moest worden, dat was nauwelijks uitgewerkt. Veel tijd werd besteed aan exercitie (Drill) en lichamelijke oefening. Lessen, zoals over "rassenleer", werden verzorgd door parteilinientreue Nachwuchsakademiker oder Gastdozenten, bei denen es sich vielfach um Partiefunktionäre ohne wissenschaftliche Hintergrund handelte. Ik citeer uit het Begleitheft bij de tentoonstelling

Op de tentoonstelling zie je foto's van zulke lessen en van groepjes leerlingen die over de besproken stof  "discussiëren".  Ook zie je foto's van "hoog bezoek", zoals dat van de Führer zelf. (Bundesarchiv, Bild 146-1985-108-27A / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 de, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5483295).

De tentoonstelling is integer samengesteld. Hij geeft een indringend beeld van hoe zo'n uitwas van het statuscompetitiepatroon, het volstrekte geloof in de eigen superioriteit, waar de realiteit voor moet wijken, vorm kan krijgen. Een kwaadaardige vorm.

Van die opleiding tot Herrenmenschen kwam natuurlijk weinig terecht. Toen in 1939 de oorlog begon, met de Duitse inval in Polen, werden de leerlingen de oorlog ingestuurd.

Nog dezelfde dag bezochten we het Fotografie-Forum in Monschau. Met de tentoonstelling EN ROUTE TO COLOGNE. Fotografien von Lee Miller (1942–1945). De Amerikaanse oorlogsfotografe Lee Miller trok in de jaren 1944 en 1945 mee met de Amerikaanse troepen. En maakte indringende foto's van wat de oorlog, maar ook wat de nationaalsocialisten hadden aangericht. Naast de toegang tot het zaaltje met foto´s van wat de Amerikanen in de concentratiekampen Buchenwald en Dachau aantroffen, hing een waarschuwing. Bereid je voor op gruwelijkheden. Of ga niet naar binnen.

Lees over die foto´s ook Visual Testimony: Lee Miller’s Dachau van Sharon Sliwinski. Maar ook met een waarschuwing.

vrijdag 4 februari 2022

Doodgewone mannen - Hoe dun is de grens tussen goed en kwaad?

Ik keek met ingehouden adem. Vorige week dinsdag, op prime time, zond de Duitse televisiezender ZDF de documentaire Ganz normale Männer uit. In het kader van de herdenking van de Holocaust. Volg de link om hem te bekijken, maar doe dat niet even tussendoor. En ook niet vlak voor je wilt gaan  slapen. 

De documentaire is gebaseerd op het boek met dezelfde titel van de Amerikaanse historicus Christopher R. Browning, waarvan ik pas nu ontdek dat er in 2020 ook een Nederlandse vertaling van is verschenen: Doodgewone mannen. Browning komt in de documentaire ook zelf aan het woord.

Die ingehouden adem was er doordat je bevattingsvermogen tekortschiet, gecombineerd met het pijnlijke besef dat de gebeurtenissen zich echt "gewoon" hebben afgespeeld.

We wisten natuurlijk al dat van de zes miljoen door de nazi's vermoorde Joden er al twee miljoen waren omgebracht nog voor de moordmachines van de gaskamers in werking werden gesteld. Vanaf de dag dat de Duitsers de Poolse grens overstaken, begonnen ze te moorden. Door Joden, maar niet alleen hen, bij elkaar te drijven en neer te schieten. Of op te hangen, om kogels te sparen. Niet spontaan, maar omdat het van hogerhand was bevolen. Er moest in de lugubere fantasieën van Hitler en zijn volgelingen voor de Duitse bevolking Lebensraum worden gecreëerd en dat betekende niet alleen bezetting, maar ook uitroeiing.

Maar wie waren de uitvoerders? Ook de Wehrmacht werkte eraan mee, maar het waren toch vooral speciale moordbataljons die werden ingezet. Over een van die bataljons, het Reserve-Polizeibataillon 101, gaat de documentaire. Dat bestaat uit 500 leden van de Hamburgse Polizeireserve, die vanwege hun leeftijd niet voor de Wehrmacht werden opgeroepen. Doodnormale mannen.

In Polen aangekomen, krijgen ze hun macabere opdracht te horen. Er moet gemoord worden. Hun bevelhebber moet een aardige man geweest zijn, die iets gezegd moet hebben van "ja, dit is nu eenmaal wat jullie moeten doen. Niet gemakkelijk, maar het moet. Maar wie er voor terugdeinst, mag nu naar voren stappen en hoeft niet mee te doen." Van de 500 moeten er twaalf geweest zijn die een stap naar voren deden. Ze kregen ander werk. De 488 anderen bleven staan.

Hoe dun is de grens tussen goed en kwaad? De weigeraars ondervonden geen negatievere gevolgen van hun keuze dan dat ze naderhand nogal eens werden gekleineerd.

In de documentaire komt een socioloog aan het woord, die stilstaat bij dat moment van die keuze. Stel dat niet van de weigeraars was gevraagd om een stap naar voren te zetten, maar van degenen die bereid waren om de opdracht uit te voeren. Dan was de instemming niet passief geweest, maar door een daad te stellen. Zouden dan niet veel meer hebben geweigerd? Zou zo'n subtiel verschil niet veel hebben uitgemaakt? Voor de keuze tussen goed en kwaad?

Ja, dat zou je wel denken. Het ging om doodgewone mannen, waarvan we kunnen aannemen dat ze de morele gemeenschapsintuïtie voelden van het anderen geen schade toebrengen. Ze zouden hebben geaarzeld om naar voren te stappen en dan had verder de kracht van de sociale beïnvloeding zijn werk kunnen doen. Nu werkte die andersom. De meesten bleven staan.

Dat pleit er voor dat die grens tussen goed en kwaad maar heel dun is. 

Maar daartegen pleit weer dat er al heel veel aan het moment van die keuze was voorafgegaan. De nazi's waren al zeven jaar aan de macht. En hadden ruim de tijd gehad om het Duitse volk, ook doodgewone mannen, met hun propaganda te vergiftigen. Joden waren al rechteloos gemaakt. Geweld was al aan de orde van de dag. De concentratiekampen waren er al.

Er was een grootscheeps proces van "normalisatie" geweest, normalisatie van kwaadaardigheid.

We moeten het dus nooit zover laten komen dat die grens tussen goed en kwaad nog maar zo dun is.

Zou die documentaire over die doodgewone mannen niet ook op prime time op de Nederlandse televisie moeten worden uitgezonden?

donderdag 18 november 2021

We zijn nu in de ontwikkeling van het hedendaagse rechts-extremisme in een fase aanbeland van intimidatie en bedreiging. En dus moeten we het hebben over de lessen uit het verleden.

De toename van bestaansonzekerheid, die door de neoliberale politiek van de afgelopen veertig jaar bewust werd nagestreefd, heeft met een welhaast ijzeren wetmatigheid het rechts-extremisme voortgebracht. Als je de sociale zekerheid en de publieke voorzieningen afbreekt, door deregulering van de arbeidsmarkt de baanonzekerheid en armoede onder werkenden vergroot, de volkshuisvesting inlevert voor een "woningmarkt" en de zorg aan de markt uitlevert, kortom het iedereen-telt-mee inlevert voor het ieder-voor-zich, dan duw je mensen in onzekere en onveilige leefomstandigheden. 

En gevoelens van onveiligheid maken mensen ontvankelijk voor het rechts-extremistische en dus statuscompetitieve wereldbeeld, waarin vijandbeelden worden aangewakkerd en waarin anderen horen te worden geïntimideerd en onderdrukt en uiteindelijk, als tegenkrachten ontbreken, fysiek worden geëlimineerd. Het fundamentele menselijk streven naar veiligheid kan in een onveilige wereld zeer kwaadaardige vormen aannemen.

We zijn nu in de ontwikkeling van het hedendaagse rechts-extremisme in een fase aanbeland van intimidatie en bedreiging. In ons land intimideerde een Tweede Kamerlid van het rechts-extremistische Forum voor Democratie een collega van een andere partij ("Uw tijd komt nog wel, er komen tribunalen."). De voorzitter had het Kamerlid kunnen schorsen, maar deed dat niet.

In de Verenigde Staten zette een rechts-extremistisch lid van de Republikeinse fractie in het Huis van Afgevaardigden een filmpje op Twitter met een animatie waarin hij zijn Democratische collega Alexandria Ocasio-Cortez om het leven bracht en president Biden met zwaarden bedreigde. Gisteren werd een motie van de Democraten, met steun van slechts twee Republikeinen, aangenomen waarin zijn gedrag werd afgekeurd en waarin hem zijn commissielidmaatschappen werden ontnomen.

En in Nederland waarschuwde Pieter-Jaap Aalbersberg, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), voor opkomend rechts-terrorisme onder jongeren. Er zijn jongeren die het "accelerationisme" aanhangen. Dat is

een beweging op de verborgen delen van het internet, waarbij mensen elkaar wereldwijd ontmoeten. De aanhangers verheerlijken en rechtvaardigen terroristisch geweld om versneld een rassenoorlog te ontketenen. Zij willen chaos creëren. Ze willen de zittende leiding overnemen, en ik noem het maar even een blanke, etnische staat realiseren. Dus de klassieke patronen van nationaal-socialistisch denken. (RTL Nieuws, 26 oktober)

We zijn kortom in een tijd terechtgekomen waarin we de lessen van de recente geschiedenis ter harte zouden moeten nemen. 

Vandaar dat ik op dit blog, waarmee ik in 2011 begon, een flink aantal berichten heb gewijd aan de opkomst van het nationaalsocialisme in het Duitsland van de jaren dertig van de vorige eeuw, die uitliep op het Hitler-bewind, de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. En waarin ik stilstond bij de lessen die daaruit zijn te leren. Dat zijn in totaal 32 berichten achter het label Hitler-bewind, waarvan het eerste verscheen op 20 september 2011 en het laatste op 5 juni 2021. Volg de link.

zaterdag 5 juni 2021

De narcistische leider en zijn nederlaag - over Trump en Hitler. (1) Hitler en zijn nederlaag

Naast natuurlijk grote verschillen, zijn er opvallende overeenkomsten tussen hoe de uiteindelijke nederlaag zich voltrekt in het geval-Trump en hoe dat verliep in het geval-Hitler. In beide gevallen hebben we te maken met een (kwaadaardige) narcist die het leiderschap van een nationale staat weet te verwerven. En die na verloop van tijd de nederlaag onder ogen moet zien. Zie van eerder dit jaar het bericht Nederlagen van narcistische leiders. Hoe de nederlaag zich in het geval-Trump voltrekt.

In het geval-Hitler was dat een nederlaag in een oorlog. Die zich al halverwege die oorlog aandiende. Hoewel democratisch aan de macht gekomen, schafte Hitler de democratie vrijwel meteen geheel af. Dat kon hij doen omdat hij toen nog mateloos populair was. Zijn doel was om zo gauw hij daartoe in staat was, oorlog te voeren. Dat kwam voort uit zijn statuscompetitieve wereldbeeld, waarin het Duitse volk "Lebensraum" moest veroveren. En waarin Joden en andere "minderwaardige rassen" moesten worden vernietigd, hetgeen in veroverde gebieden met minder scrupules kon worden uitgevoerd.

Hitlers incompetentie, die hij zoals alle narcisten combineerde met overtuigingskracht, maakte dat de nederlaag in die oorlog al snel onafwendbaar was. Ian Kershaw (Tot de laatste man. Duitsland 1944 -1945, p. 32) daarover:

Hoe kunstmatig het beeld ook was, er kan geen twijfel bestaan over Hitlers onvervalste immense populariteit bij de grote massa van het Duitse volk tot halverwege de oorlog. Vanaf de eerste Russische winter van 1941 wijst niettemin alles erop dat deze populariteit aan het tanen was. Vanaf de volgende winter - de winter van het debacle van Stalingrad, waarvoor Hitler rechtstreeks verantwoordelijk werd gehouden - was deze scherp aan het dalen. In termen van aantrekkingskracht op de massa werd Hitlers 'charisma' dus fataal ondermijnd naarmate de oorlog bitter werd en de nederlagen opliepen.

De narcist Hitler werd er dus mee geconfronteerd dat hij een oorlog verloor en dat hij de adoratie door zijn volk moest ontberen. Wat was zijn reactie? 

Die bestond er allereerst uit dat hij voor de werkelijkheid van die nederlaag de ogen sloot. Hij verbleef nog meer dan hij altijd al deed in een fantasiewereld, waarin niet meer bestaande divisies de vijand de beslissende slag zouden toebrengen en waarin zijn "ijzeren wilskracht" alleen voldoende was om uiteindelijk de overwinning te behalen. 

En die reactie bestond eruit dat hij zich terugtrok in de steeds kleiner wordende kring van volgelingen die nog in hem bleven geloven. Er waren niet meer de massabijeenkomsten waar hij kon gloriëren, er waren niet meer de brallende radiotoespraken.

Maar hij had in de voorgaande jaren al wel wat Kershaw een "charismatisch bewind" noemt, tot stand gebracht. In woorden van dit blog: een persoonlijke statushiërarchie op het niveau van een nationale staat. Kershaw (p. 32):

Zelfs vergeleken met andere autoritaire regimes was dat van Hitler extreem gepersonaliseerd, en dat was vanaf het begin, terug in 1933, zo geweest. Er bestonden geen politbureau, raad, kabinet (sinds 1938) of militair commando om zijn heerschappij over te brengen of in te tomen. (...) Een wezenlijk kenmerk van het gepersonifieerde 'charismatische bewind' was, vanaf het begin, de uitholling en fragmentatie van de regering geweest.

Die combinatie van Hitlers onvermogen om de nederlaag te erkennen en de structuren van dat charismatische bewind maakten dat de oorlog maar bleef voortduren, ten koste van vele duizenden mensenlevens en onafzienbare verwoesting. Pas na Hitlers zelfmoord was het Duitse leger in staat om te capituleren. Kershaw (p. 33):

de structuren en de geestesgesteldheid van het 'charismatisch bewind' duurden zelfs voort toen Hitlers aantrekkingskracht op het volk het begaf. Deze bleven hoofdzakelijk niet overeind door blind geloof in Hitler. Voor aartsnazi's was het gevoel dat ze zonder Hitler geen toekomst hadden belangrijker. Dit verschafte een krachtige negatieve band: beider lot was onlosmakelijk verbonden. Het was de loyaliteit van degenen die samen hun schepen achter zich hadden verbrand en nu geen uitweg hadden.

Er valt veel voor te zeggen dat Hitler de aard van de nederlaag, zijn eigen zelfmoord samen met de "totale ondergang", bewust heeft nagestreefd. Een logische uitkomst van het narcistische onvermogen om een nederlaag te erkennen en daarmee de eigen onvolmaaktheid onder ogen te zien. Ik sloeg Peter Longerich er nog eens op na (Hitler, p. 1140-1142):

 Een capitulatie was echter ondenkbaar voor Hitler. (...) Als de nederlaag daadwerkelijk onafwendbaar was, dan mocht men die niet zomaar accepteren en passief ondergaan. Als de nederlaag niet te verhinderen was, dan moest men in een 'heroïsche' strijd tot de laatste patroon en de laatste man volhouden. Daarmee zou een signaal worden gegeven, een vlammend voorbeeld voor de toekomst; de totale nederlaag bevatte daardoor tegelijkertijd de kans op een glorierijke wederopstanding.

 Het thema van de heroïsche ondergang als kiem voor een latere 'stralende wedergeboorte' (volgens zijn testament van 29 april 1945) heeft Hitler in zijn hele politieke carrière voor ogen gestaan. (...) Volken, zo had Hitler al in Mein Kampf geschreven, gingen niet per se kapot aan verloren oorlogen; dat gebeurde slechts wanneer zij 'door hun militaire nederlaag de rekening gepresenteerd krijgen voor hun luiheid, lafheid, karakterloosheid, kort gezegd: voor hun onwaardigheid.'

Op zijn laatst sinds de nederlaag van Stalingrad had Hitler het thema van de heroïsche ondergang tegenover een overmacht van vijanden serieus als politiek optie gevolgd. Zo moest de roem bij het nageslacht van het nationaalsocialisme over het eind van de oorlog heen worden veiliggesteld en hem over zijn eigen levenstijd heen een glansrijke historische rol garanderen. Door deze enscenering van zijn eigen einde kon hij aansluiten bij de tijdens zijn leven gevolgde voorstelling dat zijn ware identiteit feitelijk die van een geniale en heroïsche kunstenaar was, waarvan de betekenis pas na zijn dood in volle omvang duidelijk zou worden. (...)

Tegelijkertijd komt daarin zijn onvermogen nederlagen te accepteren tot uitdrukking en zijn neiging dreigende vernederingen door megalomane fantasieën te duiden als voorboden van zijn eigen triomf.

Wat we hier beschreven zien zou wel eens niet alleen het geval-Hitler kunnen zijn, maar een geval van het algemenere patroon van een narcistische leider die eenmaal aan de macht gekomen voor het probleem komt te staan hoe hij de onvermijdelijke nederlaag zal ensceneren. Zodanig dat hij zijn narcistische fantasiewereld tot het laatste moment in stand kan houden.

In het vervolgbericht over het geval-Trump. En over de verschillen en overeenkomsten met het geval-Hitler.

vrijdag 19 februari 2021

Hoe een tekst van Willem Banning uit 1938, met wat eigentijdser woordgebruik, ook in 2021 geschreven had kunnen zijn

In het vorige bericht ging het over Willem Banning als bepleiter van een morele fundering van de sociaaldemocratie. Die moest bestaan uit het gedeelde besef van de intrinsieke waardigheid van iedere persoon, waaruit meteen de noodzaak volgt van een maatschappij waarin iedereen meetelt. Een democratie dus. En waaruit ook meteen volgt dat onderdrukking van de een door de ander of onderdrukking van de ene groep door de andere groep uit den boze is. In sociaalwetenschappelijke termen: als iedere persoon intrinsiek waardevol wordt geacht, dan zijn de morele intuïties van het gemeenschapspatroon in werking en wordt de tegenovergestelde menselijke neiging tot het statuscompetitiepatroon zoveel mogelijk onderdrukt.

Banning was niet alleen een invloedrijke sociaaldemocratische voorman, maar was ook hoogleraar (wijsgerige en kerkelijke) sociologie aan de Leidse Universiteit. En we zagen al dat hij een sociologie voorstond die in dezelfde lijn een maatschappelijke opdracht behoort te aanvaarden. Als mensen het besef delen van de intrinsieke waardigheid van elke persoon, dan volgt daaruit dat mensen een verantwoordelijkheid voor elkaars waardigheid, dus voor elkaar, hebben. Vandaar:

het heeft geen zin sociologie als wetenschap te beoefenen, indien niet een verantwoordelijkheid voor het humanum daartoe inspireert.

Banning bepleitte dus al een normatief kader voor het vak sociologie dat in dezelfde richting wijst als het normatieve kader dat ik uiteenzette in Een sociologie die ertoe doet. Maar in zijn tijd was er nog niet de evolutionair en neurofysiologisch onderbouwde theorie van de menselijke sociale natuur en het vele sociaalwetenschappelijke onderzoek waar ik me op kon baseren. Vandaar dat Banning, net als R.H. Tawney, een religieuze onderbouwing zocht in het Christelijk geloof. Als God mens is geworden in de persoon van Jezus, dan is elk mens het meest waardevolle dat we kennen.

Banning heeft veel geschreven en ik ken daarvan maar een fractie. Daartoe behoort ook zijn bijdrage aan het boek dat in 1938 door het partijbestuur van de SDAP werd aangeboden aan Ir. J.W. Albarda: Vijf en twintig jaar geestelijk leven in Nederland. Ik noemde die in het vorige bericht. Hij lijkt me interessant genoeg om aan de vergetelheid te worden ontrukt.

Banning kijkt daarin terug op de negentiende eeuw als de eeuw van de emancipatie van achtereenvolgens de burgers, de arbeiders en de vrouwen. Maar zo zegt hij het was ook de eeuw van het zich baanbrekende kapitalisme, waardoor "een morele standaard. een morele waardenschaal, die in vroeger eeuwen gold, terzijde wordt gesteld." (p.230). Daar is in de twintigste eeuw de "morele ontreddering, waarin het brutaalste egoïsme, het naakte recht van den sterkste de beste kansen boden om rijk te worden" door de oorlog (wat wij nu de Eerste Wereldoorlog noemen) en door de economische crisis van 1929 bijgekomen. Daarom schreeuwt de hedendaagse maatschappij (dus die van 1938) om (p. 231):

een andere sociale moraal dan die van de 19e eeuwse emancipatiemaatschappij. Ook vanuit dit gezichtspunt is de New-Deal van Roosevelt uitermate interessant: de oude politiek van volstrekte individuele vrijheid en staatsonthouding wordt opgegeven; de werkloosheid moest van staatswege - wil men: door de gemeenschap - worden aangepakt; het oude individualisme, dat de 19e eeuw had groot gemaakt, moest plaats maken voor gemeenschapsmoraal, discipline, tucht... (...) De noodzaak van ordening brengt dus mee de noodzaak van een nieuwe sociale moraal, die armoede veroordeelt, werkloosheid ontoelaatbaar acht en het recht der gemeenschap boven dat der individuen stelt.

In dat veroordelen van armoede en het ontoelaatbaar achten van werkloosheid herken je de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen telt mee, van de intrinsieke waardigheid van elk mens. En zoals we al zagen, creëert het gedeelde besef van intrinsieke waardigheid inderdaad een gemeenschap, waarin mensen met elkaar rekening houden. Waarom Banning bij gemeenschapsmoraal ook dacht aan woorden als discipline en tucht, dat kunnen we hem niet meer vragen. Hedendaags sociaalwetenschappelijk zou je het met wat goede wil kunnen begrijpen als het inzicht dat de gemeenschapsmoraal altijd moet worden verdedigd tegen de evenzeer menselijke neiging tot statuscompetitie en overheersing.

Dat lijkt over een te komen met hoe Banning vervolgens de tijd waarin hij leeft kenschetst (p. 232):

Boven spraken wij van de morele ontreddering tengevolge van de de oorlog. De erkenning daarvan mag ons echter niet blind maken voor het andere feit: dat de morele verarming van Europa ook een gevolg is van factoren reeds in de 19e eeuw aanwezig en sedert belangrijk versterkt. De mens van tegenwoordig, vooral de massa, is het dikwijls weerloze slachtoffer van allerlei opwindende, op sensatie-lust drijvende en daarvan levende instituten, waarvan een onafzienbare ontwikkelingsmogelijkheid geboden wordt door de moderne techniek en haar raffinement. Ik denk aan bokswedstrijden, de filmsterren-cultus, de  sportrecords, de enorme geldsommen die daarbij worden ingezet, de massaroes die daarbij hoort enz.

We moeten ons natuurlijk even in die tijd verplaatsen. Bedenk dat Ortega y Gasset in 1930 zijn La rebelión de las masas had geschreven, in 1933 in het Nederlands vertaald als De opstand der horden. Dat was toen en ook nog na de Tweede Wereldoorlog een veelgelezen boek. Lees hier Rob Riemen die dat boek als een van zijn inspiratiebronnen beschouwt.

Maar wat Banning daarop laat volgen, doet eigenlijk helemaal niet zo gedateerd aan. De jaren dertig waren de jaren van het opkomend rechtsextremisme. In 1938, toen Banning dit stuk schreef, was er 
in Duitsland in de nacht van 9 op 10 november de Reichspogromnacht, de nacht van het door het nationaalsocialistische bewind georganiseerde en aangestuurde geweld tegen Joodse burgers. Twee jaar later begon Hitler de Tweede Wereldoorlog. Na die oorlog dachten mensen dat dat rechtsextremisme definitief tot het verleden zou behoren. Maar nu, in 2021, weten we dat die verwachting niet is uitgekomen. Lees wat Banning in 1938 waarnam (p. 232-3):

Men heeft in onze tijd geen Machiavellisme noch theoretische psychologie nodig om te leren inzien, dat de "massa" een maar al te willige speelbal worden kan in handen van gewetenloze demagogen. De 20e eeuw heeft ons in dit opzicht praktijken vertoond, die men een halve eeuw geleden volstrekt onmogelijk had geacht - een "propaganda-ministerie" blijkt verbijsterende successen te kunnen boeken in landen, waar door middel van een veelzijdige dictatuur één levensbeschouwing moet worden opgedrongen, óók wanneer daarbij militarisme en oorlogswil geen ogenblik worden verdoezeld. Daar hangt mee samen, dat in het onderlinge verkeer der volkeren een "moraal" heerst, die konsekwent doorgevoerd tot barbarisme leiden moet. De leugen wordt welbewust als strijdmiddel aanvaard, en intellectuelen zijn laf genoeg om een vulgair pragmatisme te verdedigen, dat elk middel zedelijk aanvaardbaar acht , mits het doel wordt gediend. Zo is een nieuw type mens ontstaan - en in sommige landen reeds tot de macht gekomen, dat zonder gewetensbezwaar verdachtmaking, intimidatie, angstaanjaging, terreur en leugen in dienst van politieke doeleinden, nationale eer en grootheid aanwendt en daarbij massa's tot een blinde, geestdriftige onderwerping heeft weten te leiden. Waarden als zelfbewustwording, onafhankelijk denken, redelijke bezinning, erkenning van eens anders recht bij eigen steeds betrekkelijk gelijk, zijn weggevaagd. (...)

Ik moge nog op een factor wijzen die hetzelfde illustreert: de beangstigende grote afstand die er is tussen het technisch kunnen en het zedelijk besef der moderne mensheid. Wij beschikken over een zo verbijsterend machtige techniek, die de mensheid behoort te dienen, maar haar ook kan doden. En de vraag, of wij haar tot een zegen dan wel tot een vloek en een vernietiging zullen aanwenden, is in eerste instantie een zedelijke vraag: leeft er in de volkeren, in hun leidende groepen vooral, een diep verantwoordelijkheidsgevoel, of zijn wij overgeleverd aan avonturiers en gewetenloze slaven? De techniek vráágt als het ware om geweten, om bewustheid van zedelijke waarden, vooral om besef van wat waarachtig welzijn der gemeenschap is: zij vraagt met andere woorden om sociale moraal.

Als je het woordgebruik wat eigentijdser zou maken, dan zou je bijna een tekst krijgen die ook in 2021 geschreven had kunnen worden. De jaren 30 zijn in veel opzichten weer actueel. Zeker als je bij die laatste alinea aan de hedendaagse dreigingen van pandemieën, verlies van biodiversiteit en klimaatverandering denkt. 

Lees hier verder over de kwestie van de morele fundering van sociale wetenschap en het vak economie: Uit het verloop van de geschiedenis kunnen we de mens leren kennen. Over Karl Polanyi.

woensdag 3 februari 2021

Nederlagen van narcistische leiders. Hoe de nederlaag zich in het geval-Trump voltrekt

In het vorige bericht ging het om het geval-Hitler als een wel heel gruwelijk geval van een narcistische leider die niet in staat is om zijn nederlaag onder ogen te zien. En we zagen dat dat onvermogen samen gaat met zoveel overtuigingskracht dat de leider tot het bittere eind een kring van volgelingen om zich heen heeft.

Nu over dat andere geval. Andere persoon, andere tijd, andere omstandigheden, maar ook een narcist die in een nationale staat aan de macht is gekomen. Het geval-Trump dus. Ook met een nederlaag, maar in dit geval een nederlaag bij democratische verkiezingen. 

Wat meteen wijst op het grote verschil in omstandigheden: Hitler was in staat om de nog bestaande democratie binnen de kortste keren af te schaffen. Een verkiezingsnederlaag behoorde daarna al niet meer tot de mogelijkheden. Als er wel nog verkiezingen zouden zijn geweest, dan had hij die na zijn eerste economische en militaire successen hoogstwaarschijnlijk verloren, want de steun onder de bevolking nam snel af. Ian Kershaw daarover:

In politiek opzicht zorgde de oorlogsmoeheid voor een groeiende aversie tegen het naziregime, maar zonder enige mogelijkheid om dit gevoel in daden om te zetten. Niet alleen de nazipartij maar ook Hitler zelf was nu het middelpunt van kritiek geworden omdat hij Duitsland in een oorlog had gestort en zoveel ellende had veroorzaakt. Als duidelijk teken daarvan was de 'Heil Hitler'-groet aan het verdwijnen. 'De Voorzienigheid heeft bepaald dat het Duitse volk vernietigd moest worden, en Hitler is de uitvoerder geweest van deze wens,' was volgens een van de SD-posten begin november een gangbare mening. Behalve op deze negatieve manier, als de oorzaak van alle ellende en de belemmering om er een einde aan te maken, speelde Hitler, die ooit door miljoenen werd verafgood, inmiddels nauwelijks meer een rol in het bewustzijn van de gewone man. (p.155)

Dat wijst er op dat het van cruciaal belang is dat de democratie zich weet te handhaven ook als een narcistische leider aan de macht komt. Hoewel Trump gedurende vier jaar alle democratische regels aan zijn laars lapte, was er voldoende tegenkracht en was de Amerikaanse democratie, hoewel met gebreken, toch sterk genoeg om na vier jaar vrije en eerlijke verkiezingen te kunnen organiseren. Die Trump dus, hoewel nog steeds met grote aanhang, duidelijk verloor.

En dat was dus de nederlaag tot het onder ogen zien waarvan hij niet in staat was. En is. Want hoewel hij het Witte Huis verliet, blijft hij volhouden dat de uitslag door grootschalige fraude tot stand is gekomen en dat hij, in zijn eigen werkelijkheid, de verkiezingen met een landslide heeft gewonnen.

 Dus moest alles in het werk worden gesteld om de inauguratie van zijn opvolger, Joe Biden, te voorkomen. Maar dan ook alles, tot en met het opjutten van zijn meest fanatieke aanhangers tot het bestormen van het Capitool op 6 januari, toen daar de verkiezingsuitslag formeel bezegeld werd. Alles wijst erop dat hij toen, in zijn narcistische waanwereld, serieus geloofde dat daarmee de verkiezing van Joe Biden ongedaan kon worden gemaakt. Een staatsgreep dus.

De New York Times maakte een gedetailleerd verslag van wat zich in de 77 dagen tussen de verkiezingen en de inauguratie van Biden in de Trump-kringen afspeelde: 77 Days: Trump’s Campaign to Subvert the Election. Een stukje geschiedschrijving in de tegenwoordige tijd. Over een de realiteit ontkennende president en zijn kring van aanhangers door dik en dun en anderen die hem uit opportunisme bleven steunen en hoopten dat hij niet te ver zou gaan:

Across those 77 days, the forces of disorder were summoned and directed by the departing president, who wielded the power derived from his near-infallible status among the party faithful in one final norm-defying act of a reality-denying presidency.
Throughout, he was enabled by influential Republicans motivated by ambition, fear or a misplaced belief that he would not go too far.

Net zo als Hitler als hij slecht nieuws kreeg elke laatste strohalm aangreep en orders uitvaardigde aan al niet meer bestaande divisies, greep Trump zich vast aan elk klein gerucht over mogelijke verkiezingsfraude dat hem werd toegespeeld.

The attorney general, Mr. Barr, arrived at the White House on the afternoon of Dec. 1 to find the president in a fury.
For weeks, Mr. Trump had been peppering him with tips of fraud that, upon investigation by federal authorities, proved baseless. That morning, after the president complained to Fox that the Justice Department was “missing in action,” Mr. Barr told The Associated Press that “we have not seen fraud on a scale that could have effected a different outcome.”
But another allegation had just captured the presidential imagination: A truck driver on contract with the Postal Service was claiming that he had delivered many thousands of illegally filled-out ballots to Pennsylvania from a depot on Long Island.
Federal investigators had determined that that one, too, was bunk. Court records showed that the driver had a history of legal problems, had been involuntarily committed to mental institutions several times and had a sideline as a ghost hunter, The York Daily Record reported.

En net zo als Hitler opliep tegen de overmacht van de geallieerde legers, liep Trump op tegen de rechters die al zijn ongefundeerde rechtszaken tegen verkiezingsuitslagen verwierpen. Waarna er toch weer een helper was die hem een nieuwe laatste strohalm aanbood.

Yet as the suits failed in court after court across the country, leaving Mr. Trump without credible options to reverse his loss before the Electoral College vote on Dec. 14, Mr. Giuliani and his allies were developing a new legal theory — that in crucial swing states, there was enough fraud, and there were enough inappropriate election-rule changes, to render their entire popular votes invalid.
As a result, the theory went, those states’ Republican-controlled legislatures would be within their constitutional rights to send slates of their choosing to the Electoral College.
If the theory was short on legal or factual merit, it was rich in the sort of sensational claims — the swirl of forged ballots and “deep state” manipulation of voting machines — that would allow Mr. Trump to revive his fight, give his millions of voters hope that he could still prevail and perhaps even foment enough chaos to somehow bring about an undemocratic reversal in his favor.

En zo ging het nog een tijd door. Totdat ook het Hooggerechtshof nul op het rekest gaf. En alleen nog de georganiseerde en aangestichte bestorming van het Capitool restte, die serieus bedoeld was als een gewelddadige staatsgreep. 

De nederlaag was een feit. Zoals Hitler op het allerlaatste moment een einde aan zijn leven maakte, vertrok Trump op het allerlaatste moment uit het Witte Huis. Er rest hem nog een impeachment door de Senaat, die over zes dagen begint en ertoe kan leiden dat hij niet meer voor enige publieke functie in aanmerking kan komen. En er staan hem civiele en strafrechtszaken te wachten wegens financiële malversaties. 

In het geval-Trump voltrekt zich de nederlaag binnen de regels van een nog functionerend democratisch stelsel. De uiteindelijke afloop dient zich aan.

dinsdag 2 februari 2021

Het volstrekte onvermogen van de narcistische leider om de nederlaag onder ogen te zien - En over Hitler en Trump

Ondanks grote verschillen vallen er ook tenminste twee opvallende overeenkomsten waar te nemen tussen twee gevallen waarin een narcistische leider in een nationale staat aan de macht komt, het geval-Hitler en het geval-Trump. In het vorige bericht ging het over de combinatie van incompetentie en overtuigingskracht. Nu over de tweede overeenkomst, het volstrekte onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien. Hier over dat onvermogen van Hitler. In het volgende bericht over dat van Donald Trump om zijn verkiezingsnederlaag te erkennen.

Dat onvermogen in het geval-Hitler is al in veel historische studies gedocumenteerd. Tijdgenoten waren er natuurlijk getuige van, als ze de oorlog en de Holocaust overleefden, maar velen waren nog zo in de ban van Hitlers overtuigingskracht dat de waarheid niet tot hen doordrong. Ter illustratie van wat nu een algemeen gedeeld inzicht is, neem ik Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945 van Ian Kershaw er bij. Enkele citaten uit hoofdstuk 8 (Implosie), dat handelt over de eindfase, maken duidelijk wat dat onvermogen inhield en hoe het tot uiting kwam.

Hitlers eigen droomwereld tijdens nachtelijke bezoeken aan de kelders van de Nieuwe Rijkskanselarij wanneer hij bij de maquette zat van zijn geboorteplaats Linz, geconstrueerd door zijn architect Hermann Giesler, zoals deze eruit zou zien aan het eind van een gewonnen oorlog, verschafte ook hem een tijdelijke afleiding van de klamme oorlogsdruk. Daarnaast pasten zijn fantasieën bij het masker dat hij zelfs nu nog op had, weigerend om aan zichzelf of iemand anders toe te geven dat zijn wereld in puin was gevallen. Hij had op z'n laatst sinds het mislukken van het Ardennenoffensief geweten dat de nederlaag zeker was. Maar hij kon dat niet openlijk toegeven. Dit vormde onderdeel van het doorgaande toneelspel van de onverzettelijke Führer dat hij steeds tijdens de toenemende tegenslag vol had gehouden - het voortdurend doen alsof, tegenover zichzelf zowel als zijn omgeving, dat alles uiteindelijk goed zou komen. Zijn dromen en illusies trotseerden de realiteit die hem de meeste tijd in de greep had - die van een verloren oorlog en van een naderend einde waar zijn eigen dood op moest volgen. Aangezien hij overgave nimmer kon overwegen, zou het immense lijden en de verwoesting van de oorlog zolang hij leefde, doorgaan. En aangezien hij zichzelf niet gevangen zou laten nemen, was zelfmoord de enige uitweg. Zijn monsterlijk grote ego had hem allang tot de slotsom gebracht dat het Duitse volk zich hem onwaardig had betoond. Hun nederlaag had laten zien dat ze zwak waren. Ze verdienden het niet om te overleven. Hij kon geen traan om hen laten. Maar hij moest nog beslissen wanneer en waar hij een einde aan zijn leven zou maken. (p. 335-6, hier eerder geciteerd)

In die eindfase waren er alleen nog generaals over, de anderen waren eerder ontslagen, die in Hitler bleven geloven. Dit gaat over veldmaarschalk Kesselring, die zich niet door Albert Speer liet overhalen om Hitlers bevel de Duitse economische infrastructuur te verwoesten te negeren:

Speer werd nogmaals in de veldmaarschalk teleurgesteld toen Kesselring begin april in de Führer-bunker arriveerde om Hitler over de hopeloosheid van de situatie op de hoogte te brengen. Slechts na enkele zinnen onderbrak Hitler hem met een uitvoerige uiteenzetting over hoe hij voor de Amerikanen de rollen zou omdraaien. Of hij nu echt overtuigd was of, waarschijnlijk, de gemakkelijke uitweg koos, al gauw was Kesselring het met Hitlers fantasieën eens. (p. 344-5)

 En:

De meeste generaals waren volmaakt in staat tot een rationele taxatie van de situatie. In plaats daarvan kozen ze ervoor hun eigen sinistere taxatie van het gebrek aan wapens, tekort aan manschappen en minieme kansen tegen een overweldigende macht te vergeten en de noodzaak te benadrukken alles te doen 'om de voorwaarts stuwende wil van de Führer niet teleur te stellen'. (p. 347)

En helemaal aan het eind:

Een combinatie van bijna hysterie en volstrekt fatalisme had inmiddels de bunker in haar greep. Hitler had bedrieglijke hoop gevestigd, die niet was weggenomen door Keitel en Jodl, die wel beter wisten maar nog steeds bang waren hem slecht nieuws te brengen, op het nieuwe en gehaast samengestelde 12e Leger onder generaal Walther Wenck, dat vocht aan de Elbe, en, vooral, op een tegenoffensief ten noorden van Berlijn door SS-Obergruppenführer Felix Steiners pantserkorps. Toen hij had vernomen, op 22 april, dat Steiners aanval niet had plaatsgevonden, waren de opgekropte gevoelens in een woeste explosie van elementaire woede naar buiten gekomen. Hitler gaf voor de eerste keer openlijk toe dat de oorlog verloren was. Hij zei tegen zijn geschokte entourage dat hij vastbesloten was in Berlijn te blijven en zich op het allerlaatste moment het leven te benemen. Hij leek afstand te doen van macht en verantwoordelijkheid, zeggend dat hij geen verdere orders voor de Wehrmacht had. (...) Maar, verbazingwekkend genoeg, hij had zichzelf weer vermand, weigerde ook maar een greintje gezag af te staan en straalde als altijd een onvervalst optimisme uit in zijn militaire briefings - slechts enkele ogenblikken nadat hij privé sprak over zijn ophanden zijnde dood en de verbranding van zijn lichaam. Het toneelspel, dat hem voor een kort moment was ontglipt, was weer in stelling. (p. 383-4)

En na zijn zelfgekozen dood:

De oorlog was nog niet voorbij. Buiten Berlijn ging het gevecht door. Maar met Hitlers dood was de onoverkomelijke hindernis voor capitulatie weggenomen. Wat onmogelijk was geweest zolang hij leefde, werd onmiddellijk realiseerbaar  zodra hij dood was. Niets toont duidelijker de mate aan waarin hij persoonlijk het regime bijeenhield. De banden met zijn 'charismatische gemeenschap' en de gefragmenteerde bestuursstructuren die tijdens het hele Derde Rijk hadden bestaan en zijn eigen onaanvechtbare macht garandeerden, hadden in staat gesteld, tegen een vreselijke prijs voor het Duitse volk, te blijven opereren totdat de Russen letterlijk aan de poorten van de Rijkskanselarij stonden. (p. 391-2)

Hitlers persoonlijkheid was duidelijk verre van onbelangrijk voor Duitslands volgehouden strijd. Generaals evenzeer als politieke leiders vonden hem volstrekt onbuigzaam als ze een alternatieve koers voorstelden. Sommigen die gedemoraliseerd en wanhopig hem zelfs tijdens de laatste weken opzochten, vertrokken met nieuw enthousiasme en vastberadenheid. (...) Dit moet echter niet opgevat worden als uitsluitend een kwestie van Hitlers overheersende persoonlijkheid - zijn onbuigzaamheid, zijn losgeraakt zijn van de werkelijkheid, zijn bereidheid om het land en het Duitse volk samen met hem volledig ten onder te laten gaan - hoe belangrijk dit ook was. Daarnaast is er de vraag waarom de machtselite bereid was hem zo rampzalig tot op het einde alles te laten dicteren. (p. 447)

De denkhouding van de regerende elite had zich gevoegd naar het karakter van charismatische heerschappij en de structurele determinanten die elke uitdaging van Hitler verhinderden. Onder nazileiders bleken de persoonlijke banden die op een eerder tijdstip met Hitler waren gesmeed, bijna onmogelijk te verbreken, zelfs toen het in de persoonlijkheidscultus ingebouwde aureool van onfeilbaarheid verbleekte. (p.448)

Wat we hier goed zien is hoe die combinatie van het onvermogen om de nederlaag te erkennen en zijn overtuigingskracht een kring van trouwe volgelingen in stand hield. In het volgende bericht over hoe  datzelfde patroon, dwars door alle grote verschillen in persoon en omstandigheden heen, aan het geval-Trump zijn waar te nemen.

maandag 1 februari 2021

De combinatie van incompetentie en overtuigingskracht van de narcistische leider - En over Hitler en Trump

Sinds we nationale staten kennen, is het zo nu en dan gebeurd dat een kwaadaardige narcist erin slaagt om in een staat aan de macht te komen. Gelukkig nog niet zo vaak dat er voldoende materiaal is om er algemeenheden aan te onderkennen. We moeten het doen met gevalsstudies.

Een wel zeer ingrijpend geval is de opkomst en uiteindelijke val van Adolf Hitler. En je kunt wel zeggen dat daar zeer intensief studie van is gemaakt. Er is een bibliotheek aan boeken over verschenen.

Een ander geval is het vierjarige presidentschap van Donald Trump, dat we nu net achter de rug hebben. Ook over dit geval begint er een reeks boeken te ontstaan. Die nog wel zal groeien.

De twee gevallen zijn in veel opzichten totaal verschillend. Maar dat kan niet het zicht onttrekken aan twee opvallende overeenkomsten in het gedrag van de narcistische leider: (1) de combinatie van incompetentie en overtuigingskracht, en (2) het volstrekte onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien. Eerst maar over die combinatie van incompetentie en overtuigingskracht.

Die incompetentie van de narcist komt eruit voort dat hij niet in staat is om van zijn fouten te leren, omdat hij niet vermag in te zien dat hij ooit een fout maakt. Dat maakt leren onmogelijk. In al die gevallen waarin hij toch van mening en gedrag lijkt te veranderen, zal hij alles in het werk stellen om zichzelf en anderen ervan te overtuigen dat hij altijd al vond wat hij nu vindt en altijd al deed wat hij nu doet. Meer in het algemeen bestaat er voor een narcist geen waarheid waar hij het hoofd voor zou moeten buigen. 

Van zowel Hitler als Trump is hun incompetentie opvallend. In het geval van Hitler zou dat nog bestreden kunnen worden, omdat hij na zijn machtsgreep aanvankelijk successen boekte. Maar al heel snel dienden zich de voortekenen aan van de uiteindelijke nederlaag. 

De door hem aangestelde Hjalmar Schacht wist de Duitse economie erboven op te krijgen en de werkloosheid terug te brengen. Maar toen dat min of meer gelukt was, bleek dat het Hitler daar eigenlijk niet om te doen was. Het ging hem om een oorlogseconomie in het leven te roepen. Dat wordt door Adam Tooze in The Wages of Destruction. The making and breaking of the Nazi economy gedetailleerd uit de doeken gedaan. Tegen alle economische logica in en en ten koste van de burgerbevolking werd de militaire macht uitgebreid. Tot een omvang die niet meer te rijmen was met het niet voeren van een oorlog.

Daarmee was eigenlijk die uiteindelijke nederlaag al bezegeld. Want zulke buitenproportionele militaire uitgaven bleken in de loop van de volgende jaren economisch niet op te brengen.  Ook al waren er de "noodmaatregelen" in de vorm van grootschalige dwangarbeid en plundering van bezette gebieden. Tooze concludeert (p.662) dat het eigenlijk al in 1939, ook aan Hitler zelf, duidelijk was dat de oorlog niet gewonnen zou kunnen worden. De incompetentie bestaat eruit dat hij die toch begon en tot het einde doorzette. Tooze voert "ideologie" daar voor als verklaring aan (p. 663-5):

The key to Hitler's ideology was (...) his obsessive fixation on racial struggle and in particular the antagonism between Aryans and Jews.

(...) it was this paranoid sense of menace that precipitated Hitler's decision to launch his strike against Poland and then against the Western coalition that continued to stand obstinately in his way.

(...) this peculiar combination of strategic and economic factors, overarched  by Hitler's abiding anti-Semitic obsession, is capable not only of accounting for Hitler's decision to go to war. It can also make sense of his subsequent willingness to escalate the conflict to an even larger scale.

Die paranoïde obsessie met de wereld als een strijdtoneel tussen rassen, met de superioriteit van het eigen ras en van hemzelf als de leider daarvan, past bij het patroon van het kwaadaardige narcisme. En wijst erop dat incompetentie en narcisme eigenlijk altijd samengaan.

Maar narcisme gaat ook altijd samen met overtuigingskracht. Een narcist is zo rotsvast overtuigd van zijn eigen grootsheid, dat hij anderen met zijn zelfverzekerdheid kan bedwelmen. iemand die zo zeker van zijn zaak is, die kan het eigenlijk niet mis hebben. Als je zelf wat onzeker bent, en welk normaal mens is dat niet, dan kun je misschien niet een andere verklaring voor zoveel zelfverzekerdheid bedenken dan dat de persoon wel over bijzondere gaven moet beschikken. De narcist krijgt een aureool, hij wordt omschreven als charismatisch. En krijgt aanhangers. En hoe meer aanhangers, hoe groter zijn aantrekkingskracht. En als de maatschappelijke omstandigheden daarvoor gunstig zijn, bedreigingen, bestaansonzekerheid, dan kan een narcist aan de macht komen.

Bij Trump zien we diezelfde combinatie van incompetentie en overtuigingskracht. Die incompetentie is genoegzaam bekend. Hij kreeg voor de rijke Amerikanen een belastingverlaging voor elkaar, omdat de Republikeinen die van hem wilden. Maar tot het voeren van "beleid", met rationele afwegingen van doelen en middelen, was hij duidelijk niet in staat. Zijn tijd besteedde hij aan twitteren, televisiekijken golfen en het toespreken van zijn aanhangers. Competente adviseurs hadden grote moeite om zijn aandacht te trekken en verdwenen meer en meer uit beeld. Alleen de allertrouwste aanhangers bleven over. Obsessief narcisme verdraagt niet dat er enig waardevol advies zou kunnen worden ontvangen.

En zijn narcistische overtuigingskracht, zijn "charisma", zorgt er tot nu voor dat er nog steeds een behoorlijk grote Trump-aanhang bestaat.

In het volgende bericht over het narcistische onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien.

maandag 19 oktober 2020

Hoe zal het met Trump aflopen? En over hoe het afliep met die andere kwaadaardige narcist, Adolf Hitler

Hoe zal het met de narcist Donald Trump aflopen? Zie ook het bericht uit maart 2018. Over ruim twee weken, op 3 november, zijn de Amerikaanse presidentsverkiezingen. In veel staten is het stemmen al begonnen. Waar de Republikeinen aan de macht zijn, proberen ze het stemmen te ontmoedigen in die districten waar Democraten het sterkst zijn. Toch wordt er volop gestemd, ook als mensen daar uren voor in de rij moeten staan. Vermoedelijk zijn dat vooral Biden-stemmers. Alle opiniepeilingen laten al een hele tijd een stabiele voorsprong van Biden zien. Alles wijst er op dat er een Blue wave zit aan te komen, die niet alleen een einde maakt aan het presidentschap van Donald Trump, maar ook de Democraten de meerderheid in de Senaat zal bezorgen.

Als we er even van uitgaan dat de, mede door Moskou in gang gezette, pogingen mislukken om de verkiezingen te ontregelen, hoe zal het dan met Trump aflopen? En met zijn aanhang? 

Wat die aanhang betreft, wees de Washington Post-columnist E, J, Dionne, Jr, er gisteren op dat het Trumpisme, dus het krankzinnige rechts-extremisme natuurlijk al langer bestaat in de Amerikaanse samenleving en politiek:

What’s often missed about Trump, Trumpism and the transformation of the Republican Party is that much of what is going on now harks back to the 1960s — but the other 1960s that most people don’t think about. Not the civil rights and antiwar movements or the New Left, but the far right that was at least as important at the time: the John Birch Society, the Minutemen, the White Citizens’ Councils and comparable groups. This wacky right wing has gained more traction in our time than it did then because of right-wing media and an Internet that did not exist 60 years ago.

Een socioloog, althans een socioloog van mijn leeftijd, denkt dan meteen aan het in 1970 verschenen The Politics of Unreason. Right-wing extremism in America, 1790-1970 van Seymour Martin Lipset en Earl Raab. Hier te lezen. Maar toen dat boek verscheen, dacht ik dat het vooral over het verleden ging. Dat het nu, vijftig jaar later, zo actueel is, dat is wel heel pijnlijk.

Maar terug naar hoe het met Trump zal aflopen. In dat bericht waar ik hierboven naar linkte, verwees ik al naar de mogelijke overeenkomsten met hoe het met die andere narcistische leider, Adolf Hitler, afliep. In beide gevallen gaat het om een kwaadaardige narcist die aan de macht is gekomen, veel ellende veroorzaakt en uiteindelijk zijn nederlaag onder ogen moet zien. Terwijl hij tot dat laatste fundamenteel niet in staat is.

Ik sloeg er wat Hitler betreft nog even Tot de laatste man. Duitsland, 1944 - 1945 van Ian Kershaw op na. En daarin, op p. 335-336 kom je een passage tegen die voor hoe het met Trump afloopt enige voorspellende waarde zou kunnen hebben:

Hitlers eigen droomwereld tijdens nachtelijke bezoeken aan de kelders van de Nieuwe Rijkskanselarij wanneer hij bij de maquette zat van zijn geboorteplaats Linz, geconstrueerd door zijn architect Hermann Giesler, zoals deze eruit zou zien aan het eind van een gewonnen oorlog, verschafte ook hem een tijdelijke afleiding van de klamme oorlogsdruk. Daarnaast pasten zijn fantasieën bij het masker dat hij zelfs nu nog op had, weigerend om aan zichzelf of iemand anders toe te geven dat zijn wereld in puin was gevallen. Hij had op z'n laatst sinds het mislukken van het Ardennenoffensief geweten dat de nederlaag zeker was. Maar hij kon dat niet openlijk toegeven. Dit vormde onderdeel van het doorgaande toneelspel van de onverzettelijke Führer dat hij steeds tijdens de toenemende tegenslag vol had gehouden - het voortdurend doen alsof, tegenover zichzelf zowel als zijn omgeving, dat alles uiteindelijk goed zou komen. Zijn dromen en illusies trotseerden de realiteit die hem de meeste tijd in de greep had - die van een verloren oorlog en van een naderend einde waar zijn eigen dood op moest volgen. Aangezien hij overgave nimmer kon overwegen, zou het immense lijden en de verwoesting van de oorlog zolang hij leefde, doorgaan. En aangezien hij zichzelf niet gevangen zou laten nemen, was zelfmoord de enige uitweg. Zijn monsterlijk grote ego had hem allang tot de slotsom gebracht dat het Duitse volk zich hem onwaardig had betoond. Hun nederlaag had laten zien dat ze zwak waren. Ze verdienden het niet om te overleven. Hij kon geen traan om hen laten. Maar hij moest nog beslissen wanneer en waar hij een einde aan zijn leven zou maken.

Natuurlijk zijn er naast de overeenkomsten ook grote verschillen tussen de persoonlijkheden van Hitler en Trump. Dat kwaadaardige narcisme gaat bij Trump samen met karaktereigenschappen die de associatie met kleutergedrag hebben opgeroepen (The Toddler in Chief). Wat dat gaat betekenen voor hoe het met hem afloopt? We weten het misschien snel, maar toch valt het moeilijk te voorspellen.

donderdag 24 september 2020

Narcistisch leiderschap en de democratie - Trump en de komende presidentsverkiezingen

Zie ook de update onderaan dit bericht.

Is narcisme een psychische aandoening? Niet als je een psychische aandoeningen zo opvat dat de persoon die de aandoening heeft eraan lijdt. Want de narcist, en zeker de kwaadaardige narcist, lijdt niet. Door te lijden zou hij (meestal is de narcist een man) immers toegeven dat hem iets mankeert. En tot dat inzicht is de narcist niet in staat.

Nee, in het geval van narcisme zijn het de anderen die lijden. In het persoonlijke, sociale verkeer zijn dat de anderen die hij, meestal kortstondig, aan zich weet te binden. Want de narcist is niet in staat te voldoen aan de verwachtingen van die anderen dat de relatie evenwaardig is. Zolang iemand dan in de relatie blijft hangen, zoals bij gebrek aan inzicht in het narcistische gedrag, lijdt hij of zij. Je stelt je bloot aan leugens (de narcist kent niet het waarheidsbegrip), manipulatie, vernederingen, kleineringen en agressie. Denk aan het narcistisch slachtoffersyndroom.

En er zijn heel veel anderen die lijden in het geval dat een narcist er in slaagt het leiderschap over een nationale staat te verwerven. Want terwijl je een persoonlijke relatie met een narcist kunt beëindigen, door de relatie te verbreken of de vriendschap op te zeggen, kunnen burgers van een nationale staat niet zo gemakkelijk uitwijken. 

In de vorige eeuw kregen we een wel heel hardhandige les in wat een narcist kan aanrichten als hij aan het bewind komt. Ik denk natuurlijk aan het Hitler-bewind en aan de Holocaust. Zie (uit 2011) Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon en de berichten die daarop volgden.

Maar ook vandaag de dag is er, helaas, ruimschoots de gelegenheid om lessen te leren over narcistisch leiderschap. Net zoals we in de vorige eeuw leerden dat narcistisch leiderschap en democratie niet samen gaan, leren we dat nu met het presidentschap van Donald Trump. Ik schreef daar eerder over. Zie Over het besef van het onderscheid tussen persoon en positie, en dus van de democratie en Het presidentschap van Donald Trump is voor het grote publiek een dagelijkse leerschool in het gedrag van een narcist.

De democratie is een geheel van instituties waarin onze morele gemeenschapsintuïties vorm krijgen. Essentieel daarin is dat iedereen meetelt en dat niemand meer is dan anderen. Vandaar dat de democratie allerlei waarborgen kent tegen het streven om anderen te overheersen. Gelijkheid houdt vrijheid in. En omdat iedereen hoort mee te tellen, is ook broederschap noodzakelijk. Allerlei ingrediënten waar de narcistische leider niet mee uit de voeten kan.

Dat conflict tussen narcistisch leiderschap en democratie spitst zich toe nu de presidentsverkiezingen naderen. Met een gerede kans dat Trump die verkiezingen verliest. Hij heeft natuurlijk nog altijd zijn aanhangers, de Trump-cult, maar alles wijst er op dat dat een minderheid is. Dus maken we nu mee hoe Trump omgaat met het vooruitzicht dat hij zich bij die verkiezingsnederlaag zou moeten neerleggen. 

En dat komt er op neer dat hij daartoe niet in staat is. Daarnaar gevraagd. reageerde hij als volgt:

"Well, we’re going to have to see what happens," Trump said. "You know that I’ve been complaining very strongly about the ballots and the ballots are a disaster." He went on to say: "Get rid of the ballots and you’ll have a very — we’ll have a very peaceful — there won’t be a transfer frankly, there’ll be a continuation."

Zoals geciteerd door de onvolprezen Heather Cox Richardson in haar Letters from an American van gisteren. (Volg die nieuwsbrief!)

Net zoals de narcist Hitler de gedachte dat hij misschien ooit een opvolger zou hebben, niet kon verdragen, kan ook de narcist Trump niet omgaan met de gedachte aan vrije en eerlijke verkiezingen, die zijn tegenstander zou kunnen winnen. Dus moet alles in het werk worden gesteld om de uitslag van de verkiezingen bij voorbaat verdacht te maken. Mocht hij verliezen, dan moet er nu al zoveel mogelijk twijfel zijn gezaaid aan de rechtmatigheid van de uitslag. 

Zodat hij alsnog via de omweg langs het Hooggerechtshof zou kunnen aanblijven. En precies daarom moet de overleden progressieve opperrechter Ruth Bader Ginsburg urgent worden vervangen door een aanhanger van de Trump-cult. Daarbij geholpen door de steeds slinkende, maar nog omvangrijke groep Republikeinen die hun ziel aan de duivel Trump hebben verkocht.

Update. Van hoe het afliep met Hitler leerden we dat het uiteindelijk erkennen van zijn nederlaag voor een narcistische leider kan betekenen dat hij, heel consequent, zelf een einde aan zijn leven maakt. Dat maakt benieuwd naar hoe het met de narcistische leider Trump zal aflopen.

vrijdag 1 november 2019

Over het besef van het onderscheid tussen persoon en positie, en dus van de democratie

We leven in een maatschappij waarin we niet alleen als personen met elkaar omgaan, maar ook als bekleders van posities of functies. Een positie is een bundel van omschreven rechten en plichten, die door verschillende personen kan worden ingenomen.

Posities bestaan in een onderneming en een vereniging (in formele organisaties), maar ook in een democratie. Een volksvertegenwoordiger is een persoon, maar hij of zij kan worden weggestemd en dan bekleedt iemand anders die positie. Hetzelfde geldt voor een president.

Het is goed om daar even bij stil te staan, want we maken mee dat de democratie in veel landen in gevaar is. En dat gevaar bestaat eruit dat iemand, bijvoorbeeld Donald Trump, in een positie, die van president, is gekozen, maar zich vervolgens weinig aantrekt van de omschreven rechten en plichten die daarmee zijn verbonden. Hij ziet zichzelf als persoon, in een netwerk van persoonlijk loyaliteiten in plaats van als een tijdelijke bekleder van een positie.

Vandaar dat hij er ook op zinspeelt dat hij "alles kan doen wat hij wil" en dat hij "kan aanblijven zolang als hij wil".

De overeenkomst met voorgangers die in hun land de democratie om zeep hielpen, zoals die met Adolf Hitler, is frappant. In beide gevallen gaat het om een poging om het institutionele stelsel van de democratische staatsvorm om te zetten in een persoonlijke statushiërarchie. Hitler slaagde daarin, met gruwelijke gevolgen. Trump slaagt daarin hopelijk niet.

Ik stond eerder stil bij die sociale uitvinding van het onderscheid tussen persoon en positie in het bericht Is ons koningschap een functie? En zijn we eigenlijk al een republiek? Met een verwijzing naar het hoofdstuk 20 van James Colemans Foundations of Social Theory, waarin hij zo fraai de geschiedenis van de ontwikkeling van die sociale uitvinding beschrijft.

Maar waarin hij ook betoogt dat de sociale wetenschappen, in zijn geval de sociologie, zich in hun theorievorming rekenschap behoren te geven van die sociale uitvinding. Maatschappijen veranderen mede door zulke uitvindingen en dat kan niet zonder gevolgen blijven voor de theorie. Een en ander houdt een kritiek in op de roltheorie, die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw in de sociologie populair was, omdat die theorie tekort schoot in het onderscheid tussen persoon en positie.

Naast de vraag of wetenschappers zich wel genoeg rekenschap geven van dat onderscheid, kun je je ook afvragen of het in de maatschappij zelf wel voldoende is doorgedrongen. Zo lijkt het er sterk op dat Donald Trump en zijn aanhangers het onderscheid niet begrijpen. De narcist Trump ziet zichzelf als aan het hoofd staand van een statushiërarchie, met een schare van bewonderaars en volgelingen.

En zo kun je je ook afvragen wanneer en hoe opgroeiende kinderen leren om onderscheid te maken tussen het optreden als een persoon en het optreden als een bekleder van een positie. Want kinderen hebben wel een aangeboren neiging om spontaan een persoonlijke relatie aan te gaan met vertrouwde anderen. Maar net zoals je moet leren schrijven, moet je ook leren dat mensen soms niet als persoon handelen of geacht worden te handelen, maar als bekleders van omschreven posities. Dat leren is onderdeel van de socialisering (inburgering) in de huidige maatschappij.

Wanneer kinderen dat doorhebben, is uitgezocht in de nieuwe studie Institutional actors: Children’s emerging beliefs about the causal structure of social roles.

Daaruit komt naar voren dat kinderen gedurende hun zesde tot zevende levensjaar beginnen door te krijgen dat er posities bestaan, waarin mensen behoren te handelen volgens bepaalde omschreven rechten en plichten. Bij vier- tot vijfjarigen is dat besef duidelijk nog niet aanwezig. En bij acht- tot negenjarigen is het robuust doorgedrongen.

Wat dus niet wil zeggen dat het ook bij alle volwassenen altijd aanwezig is. Denk aan Donald Trump en zijn aanhang. En aan al die bedreigingen van de democratie die we nu in veel landen meemaken.

donderdag 6 december 2018

Narcisten hebben niet zoveel met democratie - Over narcistische leiders en narcistische kiezers

We zitten middenin de derde stap van de mensheidsgeschiedenis, waarin het erom zal spannen of de democratie, de verzorgingsstaat, de gelijkberechtiging en de mensenrechten zich zullen weten te handhaven. Zie hier het laatste bericht van de reeks over die drie stappen.

De democratie is een vorm van staatsinrichting die waarborgen in zich bergt om te grote machtsongelijkheid tegen te gaan. Waarborgen die je kunt samenvatten in de scheiding der machten (trias politica): de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Die er onder meer voor zorgt dat de bekleders van de uitvoerende macht (de regering of de president) bij verkiezingen naar huis kunnen worden gestuurd.

Eigenlijk kun je die scheiding der machten, weliswaar anachronistisch, zien als een toepassing van de leer van de tegengestelde machten van John Kenneth Galbraith. (Anachronistisch omdat de trias politica teruggaat tot de Franse Verlichtingsfilosoof en -socioloog Montesquieu.) Machten in een democratische staatsvorm hebben altijd een tegenmacht nodig of, anders gezegd, niet alle macht mag in één instantie of één persoon geconcentreerd zijn.

Of dit belangrijke inzicht zich zal weten te handhaven, hangt ervan of het tegen allerlei bedreigingen opgewassen is. Een van die bedreigingen bestaat eruit dat grote nationale of internationale machtsongelijkheid tussen private partijen ertoe kan leiden dat de democratie wordt "opgekocht" door het Grote Geld. Door beïnvloeding van de verkiezingen of meer rechtstreeks door omkoping en corruptie. Welnu, dat zien we dagelijks in het nieuws.

Een andere bedreiging is dat er ook in een democratie een persoon aan de macht kan komen die qua persoonlijkheid niet goed bij machte is om binnen de beperkingen van die scheiding der machten te functioneren. We hebben het dan over de narcistische persoonlijkheid. Zie hier voor de DSM IV beschrijving van de narcistische persoonlijkheidsstoornis.

In de recente geschiedenis is de opkomst van het Hitler-bewind in het Duitsland van de jaren 30 van de vorige eeuw wel het meest in het oog springende voorbeeld van die bedreiging. Zie het bericht Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon voor Sebastian Haffners beschrijving van Hitlers narcisme, door Haffner bindingsangst genoemd. Met daarin dit Haffner-citaat:
... een totaal gebrek aan vermogen tot zelfkritiek. Hitler was zijn hele leven lang buitengewoon met zichzelf ingenomen en daardoor altijd tot zelfoverschatting geneigd. Stalin en Mao hebben de cultus rond hun persoonlijkheid gebruikt als een politiek instrument, zonder zichzelf een rad voor de ogen te laten draaien. Hitler was niet alleen het onderwerp van de Hitlercultus, hij was er ook de vroegste, hardnekkigste en vurigste aanhanger van.
Dit extreme narcisme maakte het voor hem ondenkbaar dat hij de beperkingen van de democratische staatsinrichting zou kunnen accepteren. Vandaar dat hij toen hij eenmaal aan de macht was, de grondwet afschafte en een persoonlijke statushiërarchie creëerde met hemzelf als Führer aan de de top.

Maar nu, in 2018, maken we in de Verenigde Staten (en in sommige andere landen) een episode in de geschiedenis van de democratie mee die daar enigszins op lijkt. De narcist Donald (I'm a Stable Genius) Trump heeft immers ook duidelijk grote moeite met de democratische beperkingen die aan zijn positie en aan zijn gedrag zijn gesteld. (Zie ook het bericht Trump en Hitler.) Of hij daarmee wegkomt, of dat hij het hoofd moet buigen voor het ingrijpen van de rechterlijke macht (Speciaal Aanklager Robert Mueller) en de wetgevende macht (het nieuwe Huis van Afgevaardigden in januari), dat zal de komende dagen, weken of maanden duidelijk worden. De tijden zijn spannender dan je zou willen. Update. Correctie: De Speciaal Aanklager Robert Mueller is natuurlijk niet onderdeel van de rechterlijke macht, maar van wat wij het Openbaar Ministerie noemen.

Het zou kunnen zijn dat je die onverenigbaarheid van narcisme en democratie niet alleen aantreft bij narcisten die aan de macht zijn gekomen, maar ook bij narcistische kiezers. Zou de steun voor de democratie bij narcisten geringer zijn? Je zou dat kunnen denken omdat narcisten het niet goed zouden kunnen verdragen om zich bij een meerderheidsbesluit neer te leggen als ze zelf tot de verliezende minderheid behoren.

De nieuwe studie My way or the highway: High narcissism and low self‐esteem predict decreased support for democracy verschaft aanwijzingen in die richting. Bij twee groepen respondenten, een in de Verenigde Staten en een in Polen, bleek dat narcisme samenhing met minder steun voor de democratie. Bovendien bleek een deel van dat verband verklaard te kunnen worden met de mate van vertrouwen in andere mensen (interpersoneel vertrouwen). Narcisten hebben minder vertrouwen in anderen en dat geringere vertrouwen in andere mensen gaat weer samen met minder steun voor de democratie.

Kortom, of de democratie uiteindelijk zal weten te overwinnen hangt er mede vanaf of we het narcisme als persoonlijkheidstrek met zijn allen voldoende weten te onderdrukken.

vrijdag 9 november 2018

Vandaag 80 jaar geleden - Nu, in 2018, is het zaak om de geschiedenis te kennen en er de lessen uit te leren.

Vandaag 80 jaar geleden was er in Duitsland in de nacht van 9 op 10 november de Reichspogromnacht, de nacht van het door het nationaalsocialistische bewind georganiseerde en aangestuurde geweld tegen Joodse burgers. Een goed overzicht van de gebeurtenissen geeft de Wikipedia-pagina Novemberpogrome 1938

In Nederland wordt die nacht nog vaak met Kristallnacht aangeduid. Dat is de naam die de nazi's er zelf aangaven en die slaat op de ingegooide etalageruiten van Joodse winkels.Omdat er nogal wat meer gebeurde dan dat er ruiten werden ingegooid, is in Duitsland nu al jaren de naam Pogromnacht in gebruik. Terecht.

Het is goed om je weer eens in die gebeurtenissen te verdiepen. Zeker in de tijd waarin we nu leven, met het opkomende rechts-extremisme.

Wat er toen gebeurde? Ik citeer uit de Wikipedia-pagina:
Dabei wurden vom 7. bis 13. November 1938 etwa 400 Menschen ermordet oder in den Suizid getrieben. Über 1.400 Synagogen, Betstuben und sonstige Versammlungsräume sowie tausende Geschäfte, Wohnungen und jüdische Friedhöfe wurden zerstört.[1] Ab dem 10. November wurden ungefähr 30.000 Juden in Konzentrationslagern inhaftiert, wo Hunderte ermordet wurden oder an den Haftfolgen starben.
Die Pogrome markieren den Übergang von der Diskriminierung der deutschen Juden seit 1933 zur systematischen Verfolgung, die knapp drei Jahre später in den Holocaust mündete..[2]
Door je er in te verdiepen, hoe moeilijk dat ook is, kun je een beetje tot je laten doordringen hoe zulke wandaden kunnen plaatsvinden. En hoe ze onderdeel kunnen zijn van een maatschappelijk proces met vreselijke uitkomsten.

Ik moest denken aan Albert Speer, tot het eind een van de naaste medewerkers van Hitler, die omdat hij na de oorlog schuld bekende, slechts tot 20 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Joachim Fest probeerde er in de gesprekken die hij met Speer voerde achter te komen hoe hij aan zulke vreselijke daden had kunnen meewerken. Hij vroeg bijvoorbeeld ook hoe hij in 1938 die Pogromnacht had ervaren. Zijn antwoord kwam er op neer dat hij het zich niet herinnerde:
Hij had een keer kunnen reconstrueren, zei hij, dat hij op de ochtend (...) na de Kristallnacht langs de synagoge in Fasanenstrasse moest zijn gekomen, in elk geval had die op zijn route gelegen. Maar met de beste wil van de wereld kon hij er verder niets over zeggen, verzekerde hij ons telkens weer.
Zie voor meer: Hoe kunnen gewone mensen tot zoiets komen? Het geval-Speer.

En ik sloeg ook nog dat indrukwekkende boek van Michael Wildt er op na: Volksgemeinschaft als Selbstermächtigung. Gewalt gegen Juden in der deutschen Provinz 1919 - 1939, dat veel te weinig aandacht heeft gekregen. Wildt beschrijft hoe dat idee van de Volksgemeinschaft, waar "buitenstaanders" van werden uitgesloten, stap voor stap ingang vond en hoe dat proces gepaard ging met over het land verspreide geweldsincidenten. Met slachtoffers, daders en: toeschouwers. Die soms ingrepen, maar al te vaak alleen maar toekeken.

En dus pakte ik zopas ook nog weer eens "Davon haben wir nichts gewusst!" Die deutschen und die Judenverfolgung 1933 - 1945 van Peter Longerich uit de kast. Ook te weinig aandacht gekregen.

Longerich wijdt een hoofdstuk aan de Novemberpogrom. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de grote meerderheid van de Duitse bevolking afwijzend stond tegenover de gebeurtenissen, was er al zoveel intimidatie dat er nauwelijks tegenacties en geen demonstraties plaats vonden. Longerich daarover (p. 123-124):
Die passive Hinnahme von Gewalt und Rechtlosigkeit durch die Bevölkerung wurde wiederum in der Propaganda als kollektive Zustimmung zu den Gewaltaktionen ausgegeben. Nun, da es dem Regime gelungen war, den Pogrom ohne massiven Widerstand der Bevölkerung durchzuführen, machte es in seiner öffentlichen Darstellung der Ereignisse die Bevölkerung zu Komplizen des gewalttätigen Anschlags auf die deutschen Juden.
Nu, in 2018, is het zaak om de geschiedenis te kennen en er de lessen uit te leren.