woensdag 30 november 2022

Over te laat komen als statussignaal

Het statuscompetitiegedrag dat gericht is op het bereiken of bevestigen van een hoge status komt in allerlei vormen voor. We zagen het in de vorige vier berichten (hier het laatste bericht) voorbijkomen als de intimidatie en de vernedering die sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow creëren. 

Maar denk ook aan andere verschijningsvormen, zoals de achterstelling van vrouwen, de oorlog tegen de kwetsbaren en de armen, vernederende beoordeling in arbeidsorganisaties, pesten op scholen, pogingen van heersers om de democratie omver te werpen of die van de kwaadaardige gewelddadigheid.

In de nieuwe studie Fashionably late: Differentially costly signaling of sociometric status through a subtle act of being late gaat het over de vraag of het te laat arriveren bij een bijeenkomst of vergadering ook als een vorm van statuscompetitiegedrag kan worden beschouwd. Dat zou goed kunnen, want het blijkt dat mensen de neiging hebben om aan laatkomers een hogere status (respect, bewondering, eerbied) toe te kennen. 

Anders gezegd, te laat komen kan werken als een statussignaal. Met te laat komen geef je te kennen dat je het te druk had met andere belangrijke(re) bezigheden en het druk hebben moet wel betekenen dat jij belangrijk bent. Ook geef je te kennen dat jij het voorrecht hebt om anderen op je te kunnen laten wachten, anderen die zich dat nu eenmaal moeten laten welgevallen. Je bevestigt je hogere status ermee, hoger dan die van allen die op tijd waren.

Het is een gedrag dat iedereen wel eens heeft meegemaakt. En een gedrag dat sommigen bij zichzelf zullen herkennen.

Soms zie je het gedrag bij leiders die elkaar ontmoeten. Poetin stond er om bekend dat hij graag gesprekspartners liet wachten. Toen de Turkse president Erdogan hem dat betaald zette door zeer opvallend te laat te komen, waardoor Poetin voor het oog van de wereld vernederd stond te wachten, ging dat de wereld over: Erdoğan keeps Putin waiting in awkward moment ahead of Tehran talks:

Reporters captured the moment Putin strode into the room on Tuesday in the expectation Erdoğan would swiftly follow suit. Instead, he was left standing amid the sound of camera shutters.

With his hands clasped in front of him, the usually stoic Russian leader was seen shuffling his feet and sucking his cheeks during the 50-second wait. Finally, Putin let his hands fall by his sides with a hint of exasperation as Erdoğan casually emerged and the pair shook hands.

maandag 28 november 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (4) - Hoe het sociaalwetenschappelijk gezichtspunt maar zeer onvolledig doordringt tot het publieke maatschappelijk denken

Onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee en van het geen-schade-toebrengen hebben we niet voor niets. Ze brengen ons ertoe om niet te vervallen in het statuscompetitiegedrag van ieder-voor-zich. En ze brengen ons ertoe om het statuscompetitiegedrag van anderen af te keuren en om gemeenschapsgedrag aan te moedigen. Mensen zijn morele wezens, maar hebben nu eenmaal ook de donkere kant van het statuscompetitiegedrag.

Als we uitingen van die donkere kant waarnemen, dan hebben we dus de neiging tot morele afkeuring en verontwaardiging. Dat zien we in de reacties op het aan het licht komen van het statuscompetitiegedrag achter de schermen van de talkshow DWDD. Waar dus een angstcultuur heerste en waar medewerkers werden gekoeioneerd en vernederd. Zie hier het vorige bericht.

Natuurlijk komt dat statuscompetitiegedrag veel vaker voor in onze maatschappij en in organisaties. Maar in dit geval contrasteerde het sterk met wat de talkshow vóór de schermen wilde uitdragen. Misschien vandaar ook extra morele verontwaardiging.

Het fenomeen van statuscompetitiegedrag en onze morele afwijzing ervan is ook onderwerp van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het is op dit blog dus ook al vaak langsgekomen. Dat onderzoek heeft allerlei inzichten opgeleverd. Veel daarvan kwam aan de orde in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen

Daarin ging het over de vele empirisch onderbouwde  aanwijzingen dat mensen naar hun welbevinden beter af zijn in groepen, organisaties en maatschappijen waarin het gemeenschapsgedrag overheerst. Waarin het "gemeenschapsevenwicht" dichter wordt benaderd. En waarin dus het daaraan tegengestelde statuscompetitiegedrag hooguit een marginaal en dus onschuldig verschijnsel is.

En op grond van dat inzicht bepleitte ik een sociologie "die ertoe doet", een vak dat haar maatschappelijke belang eraan ontleent dat het sociale hervormingen bepleit, hervormingen die het gemeenschapsgedrag bevorderen en voorkomen dat het statuscompetitiegedrag een te grote plaats inneemt. Om zo het menselijk welbevinden te bevorderen. Een maatschappij dichterbij te brengen waarin mensen floreren en gedijen.

Een en ander houdt in dat er vanuit sociaalwetenschappelijk gezichtspunt naast die morele afkeuring van statuscompetitiegedrag ook de onderbouwde sociale hervormingsvoorstellen zijn om het statuscompetitiegedrag te voorkomen. Precies daarover ging het tweede bericht in deze reeks: Hoe het ontstaan van een angstcultuur te voorkomen. Er zou gestopt moeten worden met financiering van televisieprogramma's door middel van reclame-inkomsten, want daarmee wordt de statuscompetitie tussen programmamakers om kijkcijfers aangewakkerd. En de machtsverschillen in de oproeporganisaties zouden verkleind moeten worden door het meer gelijktrekken van arbeidsovereenkomsten. Omdat ook machtsongelijkheid de statuscompetitie bevordert.

Opvallend is nu dat dat sociaalwetenschappelijke gezichtspunt maar zeer onvolledig is terug te vinden in de commentaren. Ik denk even aan het commentaar van hoofdredacteur Pieter Klok in de Volkskrant: De publieke omroep heeft zijn eigenlijke taak steeds meer verwaarloosd. Daarin gaat het wel over "de 'systemische oorzaken' in het omroepbestel die aan het wangedrag van presentator en eindredacteuren ten grondslag hebben gelegen" en wordt er verwezen naar de "nadruk op kijkcijfers" en "de arbeidsverhoudingen die een grote machtsongelijkheid impliceren". 

Maar de volgende stap, die van het iets doen aan die oorzaken, wordt niet gezet. Nee, de "bedrijfscultuur" moet veranderen.

Maar die bedrijfscultuur komt nu juist voort uit die 'systemische oorzaken'! Met uitroepteken. Als je die oorzaken ongemoeid laat, dan blijf je steken in een oproep tot ander gedrag in omstandigheden die dat andere gedrag heel onwaarschijnlijk maken. 

Een goedkope oproep dus. Die weer eens laat zien dat dat sociaalwetenschappelijke gezichtspunt veel te weinig tot het publieke maatschappelijk denken doordringt. 

En, om de hand in eigen boezem te steken, dat ligt eraan dat de sociologie zich nog lang niet ontwikkeld heeft tot een vak "dat ertoe doet".

zondag 27 november 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (3) - De reactie van de morele afwijzing en die van het bepleiten van sociale hervorming

In de commentaren die je her en der leest op het aan het licht komen van de angstcultuur bij de talkshow DWDD zijn twee reacties te onderscheiden: die van de morele afwijzing van het gedrag dat die angstcultuur deed ontstaan en die van het bepleiten van het wegnemen van de voorwaarden die dat gedrag waarschijnlijker maken. 

Het vorige bericht was een voorbeeld van die tweede reactie. Daarin ging het namelijk over wat sociaalwetenschappelijk kan worden aanbevolen om statuscompetitiegedrag en de daarmee samenhangende angstcultuur te voorkomen. Dat gedrag steekt namelijk onder bepaalde voorwaarden eerder de kop op, doordat ze het signaal afgeven dat statuscompetitiegedrag verwacht wordt. 

Ten eerste de voorwaarde dat de financiering van televisieprogramma's door middel van reclame-inkomsten een competitie om kijkcijfers in werking stelt. Een competitie die gemakkelijk ontaardt in statuscompetitie. En die is emotioneel niet neutraal. Het behalen van hoge kijkcijfers doet anderen naar je opkijken en wekt bij hen, en bij jezelf, de indruk dat jij over bijzondere gaven beschikt. Waardoor de kans groot is dat jij meer in jezelf gaat geloven dan eigenlijk gerechtvaardigd is. Je gaat dan alles op alles zetten om die hoge status die je is toegevallen, te verdedigen. Want anderen zouden natuurlijk graag zien dat jij van je voetstuk valt. 

Je ervaart de sociale onveiligheid die altijd verbonden is met een hoge status, want er zijn altijd anderen die jouw positie bedreigen of zouden kunnen bedreigen. Daardoor, en door de stress van de echte of vermeende bedreiging, ga je je zo gedragen dat jouw hoge status en de lage status van anderen voortdurend worden bevestigd. In concreto: je vernedert de anderen. Elke geslaagde vernedering bevestigt het statusverschil. Het resultaat is een angstcultuur.

Als tweede de voorwaarde, die de eerste versterkt, van een in de organisatie ingebakken machtsverschil. Het gaat immers om een arbeidsorganisatie, met functie-omschrijvingen en arbeidsovereenkomsten. Hoe meer die een hiërarchie in het leven roepen, van verschillen in beloning en in zekerheid van aanstellingen, hoe meer statuscompetitie er valt te verwachten. Mensen gaan niet meer als gelijken met elkaar om. Ook dat opent de deur tot vernedering van bovenaf en onderdanigheid van onderop.

De sociaalwetenschappelijke reactie bepleit nu de sociale hervorming van het wegnemen van deze twee voorwaarden. Waarbij het natuurlijk meteen duidelijk is dat de strekking ervan niet beperkt is tot de problemen bij een talkshow. Want we komen die twee voorwaarden natuurlijk op veel meer plaatsen tegen. Die angstcultuur bij DWDD was een bijzonder geval van een wijdverbreid maatschappelijk probleem. Wijdverbreid doordat we in onze maatschappij, vaak zonder dat zelf te beseffen, het statuscompetitiepatroon ruim baan geven. Denk om de gedachten te bepalen maar even aan het pestprobleem op scholen

Dan nu over die eerste reactie, die van de morele afwijzing. Die kom je bijvoorbeeld tegen in het NRC-artikel De moderne leider blaft en kleineert niet – maar wat doet hij wel? Waarin je overigens ook, bij geïnterviewde sociale wetenschappers, iets van die tweede reactie tegenkomt, namelijk het wijzen op die voorwaarden. Die morele afwijzing bestaat eruit dat gewezen wordt op de menselijke schade die door een angstcultuur  wordt veroorzaakt en dat gepleit wordt voor ander gedrag. Er moet meer aandacht komen voor het belang van psychologisch veiligheid en dat is ook al aan het gebeuren. De "autoritaire leiderschapsstijl" is contraproductief en zou tot het verleden moeten gaan behoren. Het artikel sluit af met:

Dat betekent niet dat we een „lief tijdperk betreden”, zegt (organisatiepsycholoog Aukje) Nauta, die werkt aan een boek over het mogelijke einde van het bullebak-gedrag. „Dankzij het debat op sociale media gaat het debat hierover sneller dan voorheen. We zijn met zijn allen nog steeds aan het leren. Het is een beschavingsproces.”

Die reactie van de morele afwijzing en van het oproepen tot een "beschavingsproces" is natuurlijk heel goed te begrijpen. Naast het statuscompetitiepatroon kennen wij in onze sociale natuur ook het daaraan tegengestelde gemeenschapspatroon. Waarin je anderen geen schade hoort toe te brengen en waarin iedereen meetelt. Het is dat patroon dat ons het statuscompetitiegedrag moreel doet afkeuren. En uitingen van morele afkeuring kunnen ook zeker effect hebben. Denk aan Stelling 2 van de Dual Mode-theorie

Maar diezelfde morele afkeuring zou er ook toe moeten leiden dat de sociale hervorming van het wegnemen van de voorwaarden voor statuscompetitiegedrag wordt bepleit. Want het is natuurlijk altijd beter om moreel afkeurenswaardig gedrag helemaal niet te laten ontstaan. Hier het vervolg.

Zondagochtendmuziek - REFLECTIONS - Dudok Quartet Amsterdam - album trailer

Met het Dudok Kwartet hebben we wel een heel bijzonder ensemble in eigen land. Al een paar keer live meegemaakt, met vaak een verrassende programmering. 

Nu is er de nieuwe CD Reflections, met het Strijkkwartet Nr. 5 van Dmitri Sjostakovitsj en het Strijkkwartet Nr. 4 van Grażyna Bacewicz, aangevuld met eigen bewerkingen van Sjostakovitsj’ Preludes voor piano Opus 34. Boeiende en indringende muziek. Dit is de album trailer.

dinsdag 22 november 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (2) - Hoe het ontstaan van een angstcultuur te voorkomen

Wat valt er sociaalwetenschappelijk te zeggen over hoe het statuscompetitiepatroon achter de schermen van de populaire talkshow DWDD alle ruimte kreeg? Onder welke voorwaarden valt het statuscompetitiepatroon te verwachten en waren die voorwaarden in dit geval aanwezig? Zie hier het vorige bericht

Gedrag volgens het statuscompetitiepatroon valt te verwachten als mensen hun sociale omgeving als onveilig waarnemen. Dat kan het geval zijn als ze omringd worden door anderen die zich volgens dat patroon gedragen. Statuscompetitiegedrag van de een lokt dat van de ander uit. Het is ieder-voor-zich. Denk aan Stelling 2 van de Dual Mode-theorie. Maar het kan ook het geval zijn dat ze signalen waarnemen die zulk gedrag doen verwachten. 

Zulke signalen kunnen het proces van het zich uitbreiden van statuscompetitiegedrag in werking zetten. Als mensen statuscompetitiegedrag verwachten, zullen ze ook zelf voor dat gedrag kiezen. In dit geval zijn er twee van zulke signalen aan te wijzen.

In de eerste plaats het signaal dat televisieprogramma's met elkaar concurreren om de kijkcijfers. Ook bij de publieke omroep is de financiering afhankelijk van de reclame inkomsten en dus van de kijkcijfers. Die concurrentie, de terreur van de kijkcijfers, maakt dat de kwaliteit van programma's gereduceerd wordt tot de kijkcijferscore in vergelijking met andere programma's. Dat lokt dus competitie uit, niet alleen om die kijkcijfers, maar ook om de status die daarmee kan worden verworven. Want dat streven naar status heeft maar weinig nodig om getriggerd te worden. 

Het heeft tot gevolg dat programmamakers minder gemotiveerd worden tot het maken van goede programma's en meer tot het behalen van zo hoog mogelijke kijkcijfers. Wat "goed" is, dat valt natuurlijk te bediscussiëren, maar dat het niet samen valt met de kijkcijferscore, dat is niet een gekke gedachte.

Er valt hier een analogie te trekken met de introductie van de publicatiescores aan universiteiten. Die heeft de intrinsieke, wetenschappelijke motivatie van onderzoekers zeker voor een deel verdrongen en omgebogen naar de jacht op publicaties. En heeft de statuscompetitie aangewakkerd en daardoor "een algemene veronachtzaming van fundamentele wetenschappelijke standaarden en methodologische eisen" bevorderd.

Uiteindelijk zet dus de financiering door middel van reclame inkomsten het proces van statuscompetitie tussen programmamakers in werking. In plaats van de voldoening die het maken van goede programma's kan opleveren, komt de stress van het moeten "presteren" en dus van het mogelijke tekortschieten. De stress van het willen spelen "in de Champions League". de stress die ook zal doorwerken in hoe programmamakers omgaan met hun medewerkers.

We spelen Champions League’, zegt Van Nieuwkerk vaak. Nadat eindredacteur Van der Horst in 2008 is vertrokken, laat hij zich steeds vaker gelden. ‘De maestro’, zoals Van Nieuwkerk wordt genoemd, is extreem perfectionistisch. En dat verwacht hij ook van anderen. Voor middelmaat is geen plaats. Iedere uitzending voelt hij opnieuw dat hij kan falen.

‘Mijn kop ligt op het hakblok’, schreeuwt hij geregeld. Hij is bang voor verslapping. De druk moet maximaal zijn. Altijd. Tot het einde toe. (In de succesvolle tv-machine van DWDD werd menig redacteur vermalen.)

Dat brengt ons op het tweede signaal, dat van de machtsongelijkheid binnen het team dat een programma maakt. Niet alleen was de leider van het team van DWDD iemand die in de competitie om kijkcijfers een hoge status had verworven, hij kon ook zijn medewerkers maken of breken. Want die medewerkers hadden meestal niet een vast contract. En het was lastig om tussentijds op te stappen:

Wat het voor medewerkers met een jaarcontract ook lastig maakt, is dat ze vaak een fors bedrag moeten betalen om tijdens een lopend seizoen weg te ­mogen bij DWDD. Doordat medewerkers (tot 2018) in de zomer drie maanden vrijaf hebben maar wel doorbetaald worden, bouwen sommigen van hen een ‘schuld’ op aan vrije dagen. Een schuld die tijdens een seizoen makkelijk te compenseren is met alle gemaakte overuren, maar die zij bij een tussentijds vertrek moeten terugbetalen – soms tot een bedrag van wel twee maandsalarissen. ‘Veel twintigers zonder vast contract konden zich dat niet veroorloven’, zegt een medewerker. (In de succesvolle tv-machine van DWDD werd menig redacteur vermalen.)

Net zo als inkomensongelijkheid, wakkert machtsongelijkheid het statuscompetitiepatroon aan. De machtigen willen hun macht doen gelden, al was het maar om hun ondergeschikten er voortdurend aan te herinneren hoe de verhoudingen liggen. (Ook de machtige voelt zich onveilig. Denk aan dat hakblok.) En de machtelozen rest, bij gebrek aan alternatieven, niets anders dan zich bij die verhoudingen neer te leggen. Zo lang dat gaat.

Er is dus een sociaalwetenschappelijk zicht op wat je kunt doen om het ontstaan van een angstcultuur in de televisiewereld te voorkomen. Schaf de financiering door reclame inkomsten af en maak daarmee een einde aan de kijkcijferterreur. Want een publieke voorziening, zoals de publieke omroep, moet je met publieke middelen financieren. En zorg door middel van arbeidsovereenkomsten voor machtsnivellering binnen de organisatie. Hier het vervolg.

maandag 21 november 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (1) - Hoe het statuscompetitiepatroon zich voltrekt

Wat valt er sociaalwetenschappelijk gezien te zeggen over de berichten over het grensoverschrijdend gedrag en de sociale onveiligheid achter de schermen van de succesvolle talkshow DWDD? Het is alweer een paar jaar geleden dat die talkshow werd beëindigd, maar nu pas komt door uitgebreid onderzoek van drie redacteuren van de Volkskrant aan het licht dat er achter de schermen een angstcultuur heerste, die ertoe leidde dat tientallen medewerkers ziek uitvielen, burn-outs opliepen en mentale problemen kregen. Sommigen van hen hebben nog steeds last van een posttraumatische stressstoornis. Lees Structureel grensoverschrijdend gedrag bij talkshow DWDD: ‘Het gevoel was: de zeis kan altijd onverwacht vallen’ en In de succesvolle tv-machine van DWDD werd menig redacteur vermalen.

Uit alles wat we daar nu over lezen, valt op te maken dat wat zich daar achter de schermen afspeelde geduid kan worden als het in werking zijn van het statuscompetitiepatroon. Er had zich een statushiërarchie gevormd met één persoon, de populaire presentator Matthijs van Nieuwkerk, aan de top. Die het bij die positie passende gedrag vertoonde. Als er een fout was gemaakt, werd er geïntimideerd.

Even later staat hij tegenover een geluidsman. 'Wat sta je daar nou man? ', schreeuwt Van Nieuwkerk.

Dan begint hij te razen. Zijn woede is zo extreem dat velen het zich drie jaar na dato nog herinneren. (...)

De geluidsman probeert wat terug te zeggen, maar hij komt niet boven de presentator uit. ‘Het is meneer Van Nieuwkerk voor jou’, horen aanwezigen hem schreeuwen.

‘Jij!’, schreeuwt de presentator volgens meerdere getuigen. ‘Jij had hier op je knieën moeten zitten, en moeten zeggen: sorry.’ (...)

‘Zeg sórry meneer Van Nieuwkerk’, roept de presentator. Om hen heen is het doodstil.

En dan doet de man wat hij zegt. ‘Sorry meneer Van Nieuwkerk’, brengt hij uit.

De Volkskrantredacteuren spraken met meer dan zeventig oud-medewerkers, van wie ruim vijftig vertelden dat er achter de schermen bij DWDD "structureel grensoverschrijdend gedrag" plaats vond. 

Uit de verhalen blijkt dat Van Nieuwkerk extreme woede-­uitbarstingen had. Vele medewerkers werden door de presentator ten overstaan van anderen op centimeters afstand toegeschreeuwd, vernederd en geïntimideerd. Medewerkers beschreven aan de Volkskrant tientallen van zulke incidenten, slechts enkele daarvan zijn opgenomen in dit verhaal.

Dat is de overheersingskant van het statuscompetitiepatroon, die van de vernedering en de intimidatie. De andere kant is die van de onderdanigheid, van het zich erbij neerleggen en proberen er nog het beste van te maken. En hoe minder dat laatste lukt, van de immobilisatie, van het verstijfd zijn door angst voor wat er elk moment kan gebeuren. Een toestand die op den duur tot gezondheidsklachten leidt.

Tientallen medewerkers kregen als gevolg hiervan burn-outs, ernstige psychische klachten zoals angst- en paniek­aanvallen, of raakten anderszins beschadigd. De krant sprak met mensen die zeggen hier tot op de dag van vandaag last van te hebben. Sommigen zijn nog steeds verminderd inzetbaar of kampen nog altijd met angstgevoelens, nachtmerries of andere klachten die hen belemmeren in hun werk. Tientallen mensen hebben de televisiewereld hierdoor definitief verlaten. De krant beschikt over vertrouwelijke mails, berichten uit appgroepen, medische dossiers, contracten, vaststellingsovereenkomsten en communicatie met advocaten, die de verklaringen ondersteunen.

Sociaalwetenschappelijk gezien heerste daar achter de schermen het statuscompetitiepatroon. Niet aan een stuk door, met tussenpozen waarin alles pais en vree leek, maar met de voortdurende dreiging dat het patroon weer manifest zou worden. In termen van de Dual Mode-theorie, een toestand die dicht in de buurt ligt van het statuscompetitie-evenwicht. 

Een toestand waarin sociale onveiligheid heerst, onveiligheid dus die door anderen wordt toegebracht. Voor de medewerkers de onveiligheid van de (dreiging met) intimidatie en vernedering. Voor Van Nieuwkerk zelf de onveiligheid van de dreiging van het tekortschieten in het altijd overeind houden van het beeld van de succesvolle presentator, van de televisiester die "in de Champions League" speelt. Waarbij hij mede afhankelijk is van diezelfde medewerkers en dus altijd hen kan aanwijzen als de schuldigen van het tekortschieten.

Als er iets misgaat, vraagt Van Nieuwkerk zich volgens vele bronnen meestal maar een ding af: wie heeft dit gedaan?

‘Het was jóúw fout, jóúw schuld’, zegt een andere redacteur. ‘Daardoor ging je enorm aan jezelf twijfelen. Na een uitzending kwam hij naar me toe in de redactieruimte en ging vlak voor me staan. Ten overstaan van de redactie werd ik ­minutenlang met de grond gelijk gemaakt. ‘Je bent waardeloos!’, schreeuwde hij. Het was enorm intimiderend.

Kortom, mocht je een voorbeeld zoeken van hoe dat statuscompetitiepatroon zich kan voltrekken, dan heb je er hier wel een gevonden. 

In een volgend bericht gaat het over wat er sociaalwetenschappelijk valt te zeggen over hoe het kon ontstaan. Hier het vervolg.

zondag 20 november 2022

Zondagochtendmuziek - Porpora: Arias with Julia Lezhneva | Martyna Pastuszka

Ik kijk uit naar het optreden van sopraan Julia Lezhneva met het Venice Baroque Orchestra vanmiddag in TivoliVredenburg. Ze kwam al drie keer langs in de Zondagochtendmuziek, de laatste keer vorig jaar op 1 mei. Vanmiddag zingt ze aria's van Vivaldi, Händel, Porpora en Graun.

Dit is van kort geleden in Bayreuth. Met aria's van die Nicola Porpora (1986-1768). En twee toegiften van Händel. Vocale acrobatiek, gebracht met een wat mij betreft ontroerende innemendheid.

donderdag 17 november 2022

In de democratie is de vrijheid van meningsuiting een groot goed. Maar ondergeschikt aan het belang van het in standhouden van de democratie zelf.

Wat doe je in een democratie met degenen die de democratie omver willen werpen? Die in woorden en daden blijk geven van dat voornemen?

Die vraag is actueel naar aanleiding van de uitlatingen van FvD-Kamerlid Gideon van Meijeren en van andere aanwijzingen dat we met het Forum voor Democratie onder leiding van Thierry Baudet te maken hebben met een antidemocratische politieke partij. De vraag naar het democratisch gehalte van sommige andere politieke partijen laat ik hier buiten beschouwing.

Sociaalwetenschappelijk gezien is de democratie de institutionele vormgeving op het niveau van de nationale staat van onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. En weten we dat de menselijke sociale natuur ook het aan die morele intuïties tegengestelde statuscompetitiepatroon kent van het ieder-voor-zich en het ik- of wijzelf aan de macht. 

Niet alleen zijn die twee niet met elkaar te verenigen of te verzoenen, er zijn ook de vele aanwijzingen dat de democratie, of algemener het gemeenschapsevenwicht, naar menselijk welzijn valt te verkiezen boven de dictatuur, de autocratie, de oligarchie of algemener de statushiërarchie. 

Een en ander betekent dat de democratie altijd verdediging behoeft, want ook het statuscompetitiepatroon behoort nu eenmaal tot de menselijke sociale natuur. 

Wat moet of kan de aard van die verdediging zijn? Kun je de vijanden van de democratie overtuigen van de voordelen ervan? Dat lijkt niet, of maar zeer beperkt, het geval. Want die vijanden zijn niet vatbaar voor redelijke argumenten, althans zolang ze in dat statuscompetitiepatroon gevangen zitten. In het wereldbeeld van dat patroon tellen niet redelijke argumenten, maar uitsluitend het vertoon van macht en status en zo nodig, of zelfs bij voorkeur, het gebruik van geweld. Pogingen tot overtuiging worden opgevat als blijk van zwakte. 

Argumenten kunnen alleen nog ontvangen worden als toegang kan worden verkregen tot het gemeenschapspatroon als dat nog enigszins in het denken van de persoon aanwezig is. Vaak is dat laatste zo. Dan geldt dat die gemeenschapsintuïties worden versterkt hoe meer de persoon er in zijn omgeving mee in aanraking komt (Stelling 2 van de Dual Mode-theorie).  

Maar omdat de vijanden van de democratie elkaar opzoeken en hun eigen echokamer creëren, treedt dat proces niet op. En bij de grootste vijanden van de democratie, de kwaadaardige narcisten en psychopaten, ontbreekt geheel het morele besef waar je een beroep op zou kunnen doen. 

Dus is er meer nodig om de democratie te verdedigen. Dat inzicht bestond al, want Artikel 54 van onze Grondwet maakt uitsluiting van het (actieve en passieve) kiesrecht mogelijk. Maar dat kan alleen als bijkomende straf bij een vrijheidsstraf van tenminste een jaar, die is opgelegd voor een misdrijf als het plegen van een aanslag tegen de Koning of gericht op het omverwerpen van de regeringsvorm, dus van de democratie. Een politicus die "alleen maar" uitdraagt dat hij de democratie wil omverwerpen, kan dus niets in de weg gelegd worden zolang hij niet door een rechter is veroordeeld tot die vrijheidsstraf van tenminste een jaar.

Dus is er nu discussie over verdergaande bepalingen, zoals die van een verbod op politieke partijen. Raoul du Pré doet er verslag van in de Volkskrant: D66 wil niet langer toekijken bij uitlatingen FvD’ers: ‘Verbod op politieke partijen moet makkelijker worden’. Daarin gaat het ook over een advies van de Staatscommissie parlementair stelsel uit 2018 om de wet aan te passen en "expliciet een regeling op te nemen die het mogelijk maakt politieke partijen te verbieden die een ernstige bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat. Het derde kabinet-Rutte reageerde daar weliswaar welwillend op, maar tot een uitgewerkt wetsvoorstel is het ook onder het huidige kabinet nog niet gekomen."

Dat is een bekend patroon, dat kabinetten-Rutte zaken voor zich uit schuiven die eigenlijk snel zouden moeten worden geregeld. 

D66 stelt nu dus maar voor om de wet aan te passen waarmee verenigingen kunnen worden verboden, zoals al eens is gebeurd met criminele motorbendes. Dan moet de vereniging ten doel hebben of activiteiten verrichten die "in strijd zijn met de openbare orde". Dat wordt hier toegelicht als het ontwrichten van de samenleving. Dat is natuurlijk verder aan de rechter om te beoordelen, maar je mag verwachten dat die het bedreigen van de democratische rechtsstaat zal zien als in strijd met de openbare orde. 

Het gaat er nu om dat in dat wetsartikel politieke partijen worden uitgezonderd. En D66 pleit ervoor om die uitzondering op te heffen. 

Dat lijkt verstandig. Natuurlijk is in een democratie de vrijheid van meningsuiting een groot goed. Maar die vrijheid is ondergeschikt aan het belang van het in standhouden van de democratie zelf.

dinsdag 15 november 2022

Democratische verkiezingen zijn er niet alleen om iedereen in de besluitvorming te laten meetellen, maar ook om het gemakkelijker te maken om antidemocraten, die uit zijn op onderdrukking, naar huis te kunnen sturen.

Als het statuscompetitiepatroon vrij baan heeft gekregen, dan komt er al gauw de evenwichtstoestand tevoorschijn van de statushiërarchie. De toestand dus waarin de overheersers erin geslaagd zijn om de anderen zoveel angst aan te jagen en zo te intimideren dat ze in hun onderdanigheid berusten. Als vechten of vluchten niet goed mogelijk zijn, dan rest alleen nog de reactie van de immobilisatie, dus van het verstijfd zijn van angst en het zich terugtrekken.

Die drie reacties komen in werking in een toestand van ervaren onveiligheid. Van ons autonome zenuwstelsel is de ventrale tak van de nervus vagus actief is als we ons veilig voelen. Dan treedt de positieve toestand op van ontspanning en sociale betrokkenheid. Maar als we gevaar waarnemen, en ons onveilig voelen, dan wordt oftewel de spinale sympathische route geactiveerd (voor vechten of vluchten), oftewel de dorsale tak van de nervus vagus. In dat laatste geval treedt de immobilisatie op, die we in de psychiatrie ook kennen als depressie. Dan gaat het over personen die reageren op wat hen individueel overkomt.

Het collectief optreden van immobilisatie maakt begrijpelijk dat onderdrukkers zo vaak in hun opzet slagen en dat opstanden en revoluties vaak lang op zich laten wachten. Net zo als het moeilijk is om iemand van een depressie te bevrijden, is er heel wat voor nodig om een collectief van onderdrukten uit hun sluimer van de immobilisatie te laten ontwaken. Denk aan hoe Nederlanders reageerden op de onderdrukking door de Duitse bezetters van 1940 tot 1945. (Hier het vorige bericht in deze reeks.) Er was weliswaar verzet tegen de onderdrukking, maar slechts zo'n vijf procent van de Nederlanders was daarin actief. Daardoor kon niet worden verhinderd dat de Duitsers veel onheil aanrichtten. Citaat uit het vierde bericht in deze reeks:

driekwart van de Joodse landgenoten werden weggevoerd en vermoord. Directie en personeel van de Spoorwegen hadden kunnen weigeren om daaraan mee te werken. Directie en personeel van het bedrijf dat de Jodensterren vervaardigde, hadden kunnen weigeren om die opdracht aan te nemen. Politieagenten hadden op grotere schaal kunnen weigeren om mee te werken aan het oppakken en deporteren van Joodse landgenoten. Zie de Historiekpagina De Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog

En het had tot gevolg dat we niet onszelf bevrijdden, maar dat er hulp van buitenaf voor nodig was. De grote meerderheid van de Nederlanders was door de Duitsers succesvol geïmmobiliseerd, door intimidatie passief gemaakt.

Ik noemde al dat het doorbreken van zo'n toestand van collectieve immobilisatie  mogelijk is als de onderdrukten van elkaar doorkrijgen hoe groot de bereidheid tot verzet is. Want hoe meer mensen ervan overtuigd raken dat ze er niet alleen voor staan als ze in verzet komen, hoe groter de kans dat die immobilisatie omslaat in collectief verzet. De gezamenlijkheid van het verzet zorgt voor de onderlinge sociale betrokkenheid die voldoende veiligheidsgevoelens verschaft voor de collectieve vechtreactie. Ik noemde al dat zich zo'n proces waarschijnlijk in Iran heeft afgespeeld. Mensen kregen van elkaar door dat ze de onderdrukking niet langer tolereerden. En toen gingen ze massaal de straten en de pleinen op.

Dat deed me eraan denken hoe groot het belang is van vrije, democratische verkiezingen. Neem nu de recente verkiezingen in de Verenigde Staten. Velen vreesden dat de Republikeinen zoveel succes zouden boeken dat ze vervolgens met de verkregen meerderheid de democratie zouden afschaffen. Alles wees erop dat ze daar op uit waren. Ze maakten zich tot de stem van de witte minderheid die hun ideeën wilde opleggen aan de meerderheid. Dat ging gepaard met intimidatie en geweld. Denk aan de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021. Denk aan de uitlatingen van Donald Trump en andere Republikeinse politici. 

De effecten daarvan op de Amerikaanse bevolking zullen aanzienlijk zijn geweest. Veel van hen zullen geïntimeerd zijn geweest. Bang voor wat er zou kunnen gebeuren. Misschien zo geïmmobiliseerd dat ze niet de straat op zouden zijn gegaan. Maar gelukkig konden ze nog gewoon hun stem uitbrengen, ook al moesten ze daar vaak uren voor in de rij staan. Opvallend was de grote opkomst van jongeren. Doordat er nog behoorlijk vrije en eerlijke verkiezingen waren, hoefde je niet meer te doen dan je stem uit te brengen. 

Democratische verkiezingen zijn er niet alleen om iedereen in de besluitvorming te laten meetellen, maar ook om het gemakkelijker te maken om antidemocraten, die uit zijn op onderdrukking, naar huis te kunnen sturen. De door Trump ondersteunde kandidaten die duidelijk hadden gemaakt dat ze de verkiezing van Biden niet erkenden, werden weggestemd.

zondag 13 november 2022

Zondagochtendmuziek - Pieter Wispelwey and the Bach Cello Suites Documentary

Hoe vaak zou Pieter Wispelwey bij een strijkkwartet zijn aangeschoven om het Strijkwintet van Franz Schubert uit te voeren? Hij deed dat een paar weken geleden bij het Doric String Quartet in TivoliVredenburg in Utrecht. Daar was ik bij. En ik was er ook bij in 2017, toen met het Dudok Kwartet. Zie de vorige zondagochtendmuziek

Toen ik wat rond struinde in antiquariaat Aleph aan de Vismarkt in Utrecht, keek ik ook even bij Schubert in de bakken met cd's. En ik viste deze cd uit 1994 naar boven. Een opname door het Orpheus Quartet aangevuld met Pieter Wispelwey, opgenomen in de Nederlands Hervormde Kerk in Kortenhoef. Wispelwey schoof dus tenminste drie keer aan.

Natuurlijk nam ik die cd mee naar huis. En probeerde ik de uitvoering te vergelijken met wat ik me herinnerde van een paar weken geleden in TivoliVredenburg. 

Maar dat lukte natuurlijk maar heel beperkt. Ik denk dat Wispelwey in 1994 wat lichter speelde, wat minder "brombeerachtig". Misschien ook een andere cello. En misschien ook doordat hij toen nog veel jonger was.

Ouder worden maakt verschil. Dat blijkt er ook uit dat Wispelwey de Cellosuites van Bach op latere leeftijd nog een keer wilde opnemen. Over die opname gaat deze prachtige documentaire.

vrijdag 11 november 2022

De aanval op de democratie, zoals nu in de Verenigde Staten, werpt ons terug naar de tijd van voor de Verlichting

Als mensen in de ban zijn van het statuscompetitiepatroon, dan wijzen ze morele verplichtingen tegenover anderen af (ieder-voor-zich) en wensen ze een statushiërarchie met henzelf aan de top. Anderen horen te worden onderdrukt en overheerst. Ze horen hun plaats te kennen en die is ergens onderaan. 

Dat is nodig, want ze zijn een gevaar als ze teveel macht krijgen. Ze zijn een bedreiging omdat ze uit zijn op de rijkdommen van de boven hen gestelden. Bovendien zijn ze een culturele of religieuze bedreiging: ze hebben andere ideeën en leiden een ander leven. En dat is voor de overheersers bedreigend omdat die overtuigd zijn van de superioriteit van hun ideeën en leefwijze. Dat laatste is het element van narcisme in het statuscompetitiepatroon.

Degenen voor wie dit alles geldt, kunnen niet overweg met de democratie. Dat is onvermijdelijk zo, want de democratie is de vormgeving van het gemeenschapspatroon, dus van de morele intuïties van het iedereen-telt-mee. Niet overweg kunnen is zacht uitgedrukt. De democratie zelf is een bedreiging, want geeft de macht van het getal aan degenen die overheerst dienen te worden.

Goed, dat alles is gesteld in de onvermijdelijk altijd wat abstracte taal van de sociale wetenschap. Zoals bijvoorbeeld ook het bericht Het gemeenschapswereldbeeld en het statuscompetitieve wereldbeeld in de politiek - En in de strijd om de democratie. We kunnen echter dat in de ban zijn van het statuscompetitiepatroon en het niet overweg kunnen met de democratie ook wat minder abstract, ja zelf verontrustend levendig, maken. In haar onvolprezen dagelijkse Letters from an American besteedt Heather Cox Richardson aandacht aan hoe de Republikeinen in de Verenigde Staten reageerden op de voor hun teleurstellende tussentijdse verkiezingen, de midterms. Met een link naar Nick Fuentes Says the Results of the 2022 Elections Prove ‘Why We Need a Dictatorship’

Nick Fuentes is de leider van de wit-nationalistische, christelijke America First beweging. Die tegenvallende verkiezingsresultaten maken volgens hem een rechts-extremistische dictatuur noodzakelijk. Een statushiërarchie dus met de witte Amerikanen aan de macht. Want het blijkt dat wat die witte Amerikanen voorstaan, niet op een democratische meerderheid kan rekenen. Die meerderheid heeft andere, goddeloze ideeën en een daarbij passende leefwijze:

“You gotta recognize the fact that this is a godless country,” Fuentes said. “I hate it. It’s immoral. It’s wrong. It’s heinous. It’s evil. But this is an evil country, and this country will surprise you with how evil it is. And that’s why you’ve got to get this out of your head that there is some silent majority cavalry that’s going to come out of the woods and save us at the last minute. It’s not.”

“We are in the minority,” he continued. “There are not as many of us as there are of them. If they all had to vote, if you forced every man and woman in America to vote, there would be more of them than us by a lot.  (...) There are too many non-white people in the country, frankly, for that to be the case.”

En die grote meerderheid heeft ideeën die wij niet kunnen tolereren:

“When you look at these things like abortion, it’s popular,” Fuentes added. “And you can thank the Jewish media for that. Abortion is popular, sodomy is popular, being gay is popular, being a feminist is popular, sex out of wedlock is popular, contraceptives—it’s all popular. That’s not to say it’s good. That’s not to say I like that. Popular means that people support it, which they do. It sucks, and it is what it is, but that’s why we need a dictatorship. That’s unironically why we need to get rid of all that. We need to take control of the media or take control of the government and force the people to believe what we believe or force them to play by our rules and reshape the society.”

Dus hebben we een dictatuur nodig, een statushiërarchie met ons aan de macht. Want de aanhangers van die verkeerde ideeën horen te worden onderdrukt. We moeten ze dwingen om te geloven wat wij geloven. Of in ieder geval om zich ernaar te gedragen. Wij horen dus de overheid en de media te controleren. 

Ik moest denken aan dat mooie hoofdstuk over tolerantie in het boek The Enlightenment. The Pursuit of Happiness, 1680-1790 van Ritchie Robertson. Daarin gaat het over de pleidooien voor tolerantie voor afwijkende ideeën, om eindelijk eens een eind te maken aan de ellende van de toenmalige godsdienstoorlogen. Pleidooien die niet alleen inhielden dat je mensen nu eenmaal niet kunt dwingen om andermans ideeën te gaan omhelzen, maar ook dat niemand de waarheid in pacht kan hebben en die dus ook niet kan claimen. De individuele autonomie hoort te worden gerespecteerd. Omdat iedereen meetelt. Zoals in het gemeenschapspatroon. En zoals in de democratie.

Die aanval op de democratie, zoals nu in de Verenigde Staten, werpt ons terug naar de tijd van voor de Verlichting.

woensdag 9 november 2022

De strijd om de klimaatverandering tegen te gaan ligt in het verlengde van de strijd om de democratie.

Je bent moreel universalistischer, en dus meer politiek links (zie het vorige bericht), als je bij het (fictief) verdelen van een som geld over jezelf en een andere persoon, meer voor een gelijke verdeling kiest wie die andere persoon ook is. Dus minder verschil maakt als die andere persoon bijvoorbeeld een landgenoot is of een medemens ergens op de wereld. Je vindt dan dat iedereen hoort mee te tellen hoe klein of groot de sociale afstand ook is. Of nog anders gezegd, je morele gemeenschapsintuïties strekken zich uit tot alle medemensen. Je bent daarentegen juist moreel parochialistisch als je juist wel verschil maakt.

Die vraag naar de verdeling van een som geld werd in 2020 in de Global Universalism Survey gesteld aan in totaal 64000 mensen verdeeld over representatieve steekproeven van 60 landen. Iedereen werd gevraagd om een hypothetisch bedrag van 1000 dollar, of ongeveer daarmee overeenkomend in een andere munteenheid, te verdelen over twee andere personen met een ongeveer gelijk inkomen. Zie Moral universalism: Global evidence.

Het bleek toen dat ongeveer 26 procent van de ondervraagden moreel universalistisch kan worden genoemd, in de zin dat ze in alle gevallen het bedrag gelijk verdeelden. Ter vergelijking: in de studie Identification With All Humanity as a Moral Concept and Psychological Construct bleek dat 15 procent van de ondervraagde Amerikanen zich evenveel identificeerden met alle mensen op de wereld dan met hun dorps- of stadsgenoten en met hun landgenoten. Ook maakte die 15 procent geen verschil als het ging om de bereidheid om mensen te helpen die in nood verkeerden. Zie het bericht Kunnen wij wereldburgers zijn? Een beetje

Onze morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee zijn geëvolueerd in de lange periode dat we als jagers-verzamelaars in kleine groepen leefden. Maar het blijkt dus mogelijk om in de huidige tijd de geldigheid van dat iedereen-telt-mee uit te breiden tot de gehele wereldbevolking. 

Hoewel het om een minderheid gaat die daar heel ver in gaat, geeft het enige hoop dat we als wereldbevolking in staat zullen zijn om de grote problemen die op dat niveau spelen, die van de door mensen veroorzaakte klimaatverandering, met succes aan kunnen pakken. Net zo als we lang geleden in kleine groepen moesten samenwerken om te kunnen overleven, geldt nu dat we als wereldbevolking moeten samenwerken om een klimaatramp te voorkomen. In de woorden van António Guterres, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties: “We have a choice – collective action or collective suicide. It is in our hands.

Of we op tijd tot die samenwerking zullen komen, zal er dus van afhangen of genoeg mensen in staat zijn tot moreel universalisme. Volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie mogen we daar meer op hopen, hoe meer mensen met dat moreel universalisme in aanraking komen. 

In dat verband is een resultaat van die Global Universalism Survey interessant. Het blijkt namelijk dat mensen die in hun eigen land meer met democratie in aanraking komen, dus met het iedereen-telt-mee op landniveau, ook moreel universalistischer zijn. Je ziet dat verband in dit plaatje afgebeeld (overgenomen van Moral universalism: Global evidence):

:

Op de verticale as staat het gemiddelde morele universalisme per land en op de horizontale as de mate waarin een land democratisch is. Je ziet dat de bewoners van een land dat democratischer is ook moreel universalistischer zijn. Als je in een land woont waarin iedereen mee telt, dan vind je ook meer dat iedereen van de wereldbevolking behoort mee te tellen. 

Dat dit een oorzakelijk verband zou kunnen zijn, blijkt eruit dat mensen die gezien hun land en hun leeftijd langer met democratie in aanraking zijn geweest ook moreel universalistischer zijn. En andersom: mensen die gezien hun land en hun leeftijd juist langer met de afwezigheid van democratie in aanraking zijn geweest, zijn ook minder moreel universalistisch.

De strijd om de klimaatverandering tegen te gaan ligt dus in het verlengde van de strijd om de democratie.

maandag 7 november 2022

Politiek links is moreel universalistisch en ziet de wereld als veilig en politiek rechts is moreel parochialistisch en ziet de wereld als onveilig

Als we even afzien van de minderheid van psychopaten en kwaadaardige narcisten, dan zijn alle mensen toegerust met de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Dat hebben we overgehouden aan de lange periode waarin onze voorouders als jagers-verzamelaars voor hun overleving waren aangewezen op samenwerking en delen. Dat was alleen mogelijk als iedereen er van uit ging dat hij of zij meetelde, zowel in het behoren bij te dragen aan de samenwerking als in het mogen meedelen in de opbrengsten van die samenwerking. 

Dat wij mensen nu nog bestaan, komt doordat er in het verleden een selectie is geweest op het toegerust zijn met die morele gemeenschapsintuïties. Overigens zonder dat die evolutionair oudere intuïties, die van het statuscompetitiepatroon en dus van het ieder-voor-zich, volledig zijn uitgeselecteerd. Vandaar die innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur, zoals we die aantreffen in de Dual Mode-theorie.

Volgens Stellling 2 van die theorie, zullen mensen zich laten leiden door die morele gemeenschapsintuïties als ze waarnemen dat anderen dat ook doen. Er bestaat dan namelijk de sociale veiligheid die nodig is om mensen tot gemeenschapsgedrag te brengen. Ik ben bereid om aan de samenwerking bij te dragen, om daarvoor opofferingen te brengen, omdat ik erop vertrouw dat anderen dat ook doen en dat ik zal meedelen in de opbrengsten. Sociale veiligheid, oftewel gemeenschapsgedrag van anderen, lokt gemeenschapsgedrag uit.

Maar tegenwoordig bestaat die sociale veiligheid niet meer in die mate waarin hij in jagers-verzamelaarssamenlevingen bestond. Hoewel verreweg de meeste mensen met die morele gemeenschapsintuïties zijn toegerust, verschillen we in hoeveel sociale veiligheid er in onze omgeving is en in hoeveel we waarnemen. Vandaar dat we in onze huidige samenlevingen ook veel te maken hebben met dat statuscompetitiepatroon. 

Mensen kunnen namelijk verschillen in de omvang van hun kring van sociale veiligheid. Sommigen vinden die veiligheid alleen in hun kleine kring van familie en vrienden, anderen in de kring van hun landgenoten en nog weer anderen in de kring van de wereldbevolking. (Hoe kleiner die kring, hoe groter de kans op een angststoornis.)

In de nieuwe studie Moral universalism and the structure of ideology laten de onderzoekers zien dat die variatie in de omvang van die kring van sociale veiligheid bepalend is voor de structuur van de ruimte van politieke opvattingen, van ideologieën.

De omvang van die kring stellen ze vast door mensen steeds te laten kiezen hoe ze een bepaald bedrag aan geld zouden verdelen over zichzelf en anderen, waarbij die anderen hun naasten zijn, hun buurtgenoten, hun landgenoten of mensen die ergens op de wereld wonen. Het gelijk verdelen van dat bedrag ook als de ander iemand is die "ergens op de wereld" woont, valt dan aan te duiden als moreel universalisme. Als je daar voor kiest, dan strekt je morele gemeenschapsintuïtie van iedereen-telt-mee zich uit tot de gehele wereldbevolking. En als je kring klein blijft, dus bijvoorbeeld beperkt blijft tot die van je landgenoten, dan valt dat aan te duiden als moreel parochialisme. Het is alleen de "eigen parochie" die meetelt.

Nu blijkt dat de mensen die zichzelf politiek links noemen, meer moreel universalistisch zijn. Het zijn ook degenen die hogere overheidsuitgaven voor sociale zekerheid, volksgezondheid, ontwikkelingshulp, natuur en klimaat en een voorkeursbeleid voor minderheden voorstaan. Zij volgen duidelijk het iedereen-telt-mee en de geldigheid daarvan strekt zich uit tot de wereldbevolking. Dat is in dit onderzoek niet meegenomen, maar zij zullen ook positiever staan tegenover vluchtelingen.

Daarentegen zijn de mensen die zich tot politiek rechts rekenen, meer moreel parochialistisch. Ze staan juist hogere overheidsuitgaven voor defensie, contraspionage, politie en grenscontrole voor. Het is het wereldbeeld van ieder-voor-zich, dus van de statuscompetitie.

Waaruit je kunt opmaken, dat moreel universalisme samengaat met een wereldbeeld van sociale veiligheid. Waarin je uit mag gaan van goede bedoelingen. En moreel parochialisme juist met het beeld van een sociaal onveilige wereld, waarin het eigen volk dient te worden beschermd tegen kwaadwillende interne en externe vijanden.

Dat het er bij dat morele universalisme dan wel parochialisme uiteindelijk gaat om het beeld van een veilige dan wel onveilige wereld, dat kom je in dat onderzoek trouwens niet tegen. Dat is een inzicht dat door de Dual Mode-theorie wordt aangeleverd.

woensdag 2 november 2022

Als de politici van een land het een goed idee gaan vinden om de verzorgingsstaat te versoberen, dan verlaagt dat de levenstevredenheid van de burgers van dat land.

We zagen al het grote belang van de sociale zekerheidswetten van de verzorgingsstaat voor het welbevinden van mensen. Zie het bericht (uit 2014): De verzorgingsstaat verhoogt de tevredenheid met het leven. En niet een klein beetje!

Daarin vermeldde ik onderzoek waarin landen van de OECD werden vergeleken over de periode 1981 tot 2007. Daaruit kwam naar voren dat de volgende vier indicatoren voor de mate van overheidsingrijpen in de werking van de markt elk in grote mate de tevredenheid met het leven vergroten:

  • het totaal van overheidsuitgaven als percentage van het bruto nationaal product (BNP), dus naast de sociale zekerheidsuitgaven ook de uitgaven voor onderwijs, gezondheidszorg, consumentenbescherming, fysieke infrastructuur, e.d.
  • de sociale zekerheidsuitgaven als percentage van het BNP
  • de toegankelijkheid, het bereik en de hoogte van de uitkeringen
  • de mate van regulering van de arbeidsmarkt (werknemersbescherming)

En inderdaad niet zo'n klein beetje. Vooral de derde en de vierde indicator, dus de overheidsinterventies die mensen beschermen tegen de risico's van het marktmechanisme, hadden sterke effecten op de tevredenheid met het leven, ongeveer even sterk als het hebben van werk vergeleken met werkloos zijn. 

De resultaten komen ermee overeen dat de verzorgingsstaat, dus de institutionele vormgeving van de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen-telt-mee, sterk tegemoetkomt aan de fundamentele menselijke behoefte aan bestaanszekerheid. Er valt dus veel voor te zeggen dat de ontwikkeling van verzorgingsstaten, vooral in de decennia na de Tweede Wereldoorlog, een beweging was in de richting van het gemeenschapsevenwicht en als morele vooruitgang mag worden opgevat

Er is nu nieuw onderzoek dat deze inzichten bevestigt. Richard Easterlin en Kelsey J. O'Connor keken binnen landen naar de effecten van veranderingen in de generositeit van de sociale zekerheidsregelingen. Het ging om de hoogte, duur en toegankelijkheid van werkloosheidsuitkeringen, en om beschikbaarheid en generositeit van oudedagsvoorzieningen en ziektekostenverzekeringen. Daar werd een generositeitsindex van gemaakt en van toen Europese landen (Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Groot-Brittannië, Finland, Denemarken en Zweden) werd de ontwikkeling van die index vastgesteld voor de periode 1981-1982 tot 2017-2018. 

Het blijkt dan dat de veranderingen in die generositeitsindex significant samenhangen met veranderingen in de tevredenheid met het leven. Als de politici van een land het een goed idee gaan vinden om de verzorgingsstaat te versoberen, dan verlaagt dat de levenstevredenheid van de burgers van dat land. Met waarschijnlijk als tussenliggend mechanisme dat door die versobering de bestaansonzekerheid toeneemt. 

Het is een belangrijke aanvulling op dat eerdere onderzoek waarin landen werden vergeleken. Als je landen vergelijkt, dan blijkt dat de economische welvaart (het BBP) veel uitmaakt voor de levenstevredenheid. Maar in dit onderzoek bleken veranderingen in het BBP in een land niet significant met veranderingen in de levenstevredenheid samen te hangen. Het gaat niet om armer of rijker worden, maar om afname of toename van bestaansonzekerheid. 

Een belangrijk inzicht. Voor politici en voor kiezers.

dinsdag 1 november 2022

Kan statuscompetitie als gevolg van ongelijkheid ook een positief gezondheidseffect hebben? Ja, dat kan, maar ....

Er is veel onderzoek dat uitwijst dat inkomensongelijkheid negatieve gezondheidseffecten heeft. Zie het bericht Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid. En er zijn aanwijzingen dat dat verband ontstaat doordat inkomensongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert en het meedoen aan de statuscompetitie slecht is voor onze gezondheid. 

In de nieuwe studie Opposing effects of income inequality on health: The role of perceived competitiveness and avoidance/approach motivation wijzen de onderzoekers erop dat dat verband soms ook niet wordt aangetroffen en dat soms zelfs ongelijkheid positief lijkt uit te werken voor de gezondheid. En in hun eigen onderzoek vinden ze er inderdaad aanwijzingen voor dat ongelijkheid zowel negatieve als positieve gezondheidseffecten kan hebben. 

Dat lijkt er aan te liggen dat mensen op twee verschillende manieren op ongelijkheid en de daarmee samenhangende statuscompetitie kunnen reageren. Er zijn mensen die reageren met gevoelens van moedeloosheid en angst om te falen. De onderzoekers noemen die reactie  avoidance motivation. Daardoor functioneren ze minder goed en dat werkt op den duur slecht uit voor hun (mentale) gezondheid (zoals gemeten met de Beck's Hopelessness Scale). Maar er zijn ook mensen die juist kansen zien en die er op hopen dat ze in die competitie zullen slagen. Dat optimisme is een approach motivation en zorgt voor een positief gezondheidseffect. 

In een serie deelonderzoeken vinden de onderzoekers inderdaad aanwijzingen voor het bestaan van beide, dus aan elkaar tegengestelde, effecten. Waarmee ze dus kunnen verklaren waarom er soms geen verband wordt aangetroffen. In die gevallen heffen de beide effecten elkaar op.

Niettemin blijkt ook dat die beide motivaties, die van de faalangst en die van het optimisme, niet het hele (negatieve) verband tussen ongelijkheid en gezondheid kunnen verklaren. Er blijft nog een deel over en dat zou er uit kunnen bestaan dat de statuscompetitie slecht uitwerkt voor de sociale relaties tussen mensen. Dan gaat het er dus over dat statuscompetitie zich niet goed verdraagt met de instandhouding van vriendschappen (gemeenschapsrelaties) en zo de kans op eenzaamheid vergroot, waarvan we de negatieve gezondheidseffecten zo goed kennen.

Wat toch blijft staan is dat ongelijkheid en de daarmee gepaard gaande statuscompetitie bij sommigen dus ook kan leiden tot hoop en optimisme en tot een betere mentale gezondheid. 

Maar denk dan ook even terug aan het bericht van vorige week vrijdag: Door de verleidingen van de statuscompetitie piekt de stress op middelbare leeftijd. Wat te doen? Het zou kunnen zijn dat dat optimisme en die betere gezondheid een effect is dat vooral bij jongeren optreedt en dat het met het ouder worden niet standhoudt. En op middelbare leeftijd omslaat in een negatief effect. De onderzoekers van deze studie hebben met die mogelijkheid geen rekening gehouden.