zondag 30 april 2023

Zondagochtendmuziek - Roomful of Teeth - Fall Into Me

Roomful of Teeth, het ensemble dat zich specialiseert in het verkennen van de menselijke stem, ontstaan aan het Massachusetts Museum of Contemporary Art (MASS MoCA) in North Adams, Massachusetts, is om in de gaten te houden. Op 13 maart vorig jaar traden ze op in TivoliVredenburg, o.a. met Caroline Shaw's Partita for 8 voices

Van hun website:

As the world rapidly changes, Roomful of Teeth is cultivating deeper relationships with technology, continuing to explore and expand the artistic reach of the human voice. They are excited about new collaborative projects focused on stories of place, home, and community in diverse environments around the world. They explore, learn, and collaborate with passionate curiosity, contagious enthusiasm, and deep gratitude.

Dit is kort, maar wonderschoon; Fall into Me.


vrijdag 28 april 2023

Een sociaalwetenschappelijk zicht op de monarchie

(Gisteren verschenen als editie van mijn LinkedIn-Nieuwsbrief.)

Het is vandaag Koningsdag. Wat valt er sociaalwetenschappelijk te zeggen over het feit dat we in Nederland een constitutionele monarchie hebben, dat wil zeggen een democratie met een erfelijk koningschap? Sociaalwetenschappelijk gezien is de democratie erop gebaseerd dat mensen zijn toegerust met de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. En dat mensen van oordeel zijn dat die intuïties op nationaal niveau uiting moeten krijgen in het algemeen actief en passief kiesrecht en in de algemene grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid, discriminatieverbod en het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs.

Die wettelijk vastgelegde rechten kwamen de mensheidsgeschiedenis binnen vanaf de negentiende en begin twintigste eeuw. Ze werden bevochten op de absolute monarchieën, waarin de vorst over onbeperkt gezag kon beschikken. Vorsten waren soms despoten en dan waren de verhoudingen die van de statushiërarchie. Met een heerser aan de macht, die uitsluitend gemotiveerd door de drijfveren van het statuscompetitiepatroon, zijn onderdanen onder de duim houdt.

Maar vaak lieten ook de morele gemeenschapsintuïties zich gelden. Dat gebeurde, zelfs in despotieën, op lokaal niveau in allerlei samenwerkingsverbanden. Zoals bij het beheer van landbouw- en visgronden (denk aan het werk van Elinor Ostrom), door periodieke roulatie van landbouwgronden en bij de armenhulp in dorpen en parochies. Of denk aan de gevallen van egalitaire samenlevingen die zich ook na de ontwikkeling van landbouwsamenlevingen wisten te handhaven, waar David Graeber en David Wengrow in hun The Dawn of Everything de aandacht op vestigen.

Maar ook konden die morele intuïties werkzaam zijn als het ging om de verhouding tussen de vorst en zijn onderdanen. De opvatting kon dan postvatten, ook bij de vorst zelf, dat hij zich diende te gedragen "als een vader over zijn kinderen of als een herder over zijn schapen". Willem-Alexander refereerde aan die opvatting bij zijn inhuldiging op 30 april 2013, door een passage aan te halen uit het Plakkaat van Verlatinge, dat vertegenwoordigers van een aantal Nederlandse provinciën in 1581 ondertekenden. Met die ondertekening zwoeren zij hun vorst, Filips II, af en verklaarden zij de onafhankelijkheid. Een belangrijke stap in de geschiedenis van de nationale staten, die onder meer invloed heeft uitgeoefend op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776.

Die passage luidt als volgt (zie Het Plakkaat van Verlatinge – “De tirannie verdrijven” op Historiek. Online geschiedenismagazine):

Het is iedereen bekend dat een landsvorst door God als hoofd van zijn onderdanen is aangesteld om hen te beschermen tegen alle vormen van onrecht, schade en geweld zoals een herder dat is ter bescherming van zijn schapen. De onderdanen zijn namelijk door God niet geschapen omwille van de vorst om hem in alles wat hij beveelt, of het nu godgevallig of goddeloos is, recht of onrecht, onderdanig te zijn en als slaven te dienen.

Die verwijzing naar een goddelijke aanstelling dient om de vorstelijke verplichtingen te benadrukken:

De vorst regeert juist omwille van zijn onderdanen, zonder wie hij geen vorst is, om hen rechtvaardig en redelijk te besturen en te leiden, en om hen lief te hebben, zoals een vader zijn kinderen en een herder zijn schapen, die lijf en leven op het spel zet om ze te behouden.

De vorst dient dus te regeren als iemand die zich door de morele gemeenschapsintuïties laat leiden. Het revolutionaire van het Plakkaat was dat onderdanen zich van de vorst afkeerden omdat die zich integendeel als een tiran gedroeg:

Als een vorst echter niet zo handelt, maar in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken, overmatig te belasten, hun de oude vrijheid, rechten (privilegien) en gewoonten af te nemen en hen te bevelen en te behandelen als slaven, moet hij niet als vorst, maar als tiran worden beschouwd.

Anders gezegd, omdat een vorst zich ook bleek te kunnen gedragen volgens het statuscompetitiepatroon, dus als iemand die wil overheersen en onderdrukken.

Oké, dat roept de vraag op waarom we eigenlijk nog steeds het verschijnsel kennen van de constitutionele monarchie, dus van de democratie met een vorstenhuis. Als de democratie al de belichaming is van onze morele gemeenschapsintuïties, wat voegt de monarchie dan nog toe? Is het niet consequent om dan ook de republiek te willen, met een gekozen president? En waarom zijn we dan niet consequent?

Sociaalwetenschappelijk gezien zou de monarchie dan nog kunnen dienen als boegbeeld van het iedereen-telt-mee, van het morele fundament van de democratie. Het is bepaald niet gegarandeerd dat iedereen altijd van dat morele fundament doordrongen is. De democratie kan ook ontaarden in een strijd tussen belangen, in een statuscompetitie, waarin het iedereen-telt-mee in de vergetelheid raakt. En waarin dus de democratie bedreigd wordt.

Morele noties zijn per definitie nooit precies te omschrijven. Je leert ze en je wordt eraan herinnerd doordat ze worden voorgeleefd. Een monarch die zich dat laatste ten doel stelt, zou bijdragen aan instandhouding van de democratie. Willem-Alexander is zo'n monarch als en voor zover hij ons aan het iedereen-telt-mee herinnert, zoals door aandacht te vragen voor de zwakkeren en de kwetsbaren, voor degenen die wij dreigen over het hoofd te zien.

Sociaalwetenschappelijk gezien zou je dus voorspellen dat een monarch die er niet in slaagt om het morele fundament van de democratie voor te leven, de afschaffing van de monarchie dichterbij brengt. Dan dreigt een moderne versie van dat Plakkaat van Verlatinge.

woensdag 26 april 2023

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 10

Nederlanders legden er zich gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945 bij neer, of werkten er zelfs aan mee, dat driekwart van hun Joodse landgenoten door de Duitsers werden afgevoerd en vermoord. Dat is een zo beschamende constatering dat er na 1945 lang over werd gezwegen. Zie het vorige bericht in deze reeks. Maar de vraag hoe dat kon gebeuren is in menselijk opzicht zo cruciaal, en van zo groot belang voor het menselijk vermogen tot zelfinzicht, dat hij niet blijvend kon worden genegeerd. 

En hij is ook sociaalwetenschappelijk van het allergrootste belang. De Duitse bezetting was een geval van onderdrukking, dus van een toestand waarin het statuscompetitiepatroon actueel is in de vorm van een statushiërarchie. Het gevaar daarvan is dat hij overgaat in een stabiele "evenwichtstoestand", dat wil zeggen in een toestand waarin er van binnenuit geen verandering meer optreedt. In feite was dat gevaar gerealiseerd, want Nederland was voor de bevrijding afhankelijk van krachten van buitenaf, van de inspanningen van de Geallieerden. Er was weliswaar intern het verzet, maar de schatting is dat toch niet meer dan zo'n vijf procent van de bevolking daarin actief was. De grote meerderheid, afgezien van de met de Duitsers collaborerende Nederlanders, ook zo'n vijf procent, berustte in de onderdrukking en probeerde er nog het beste van te maken. Wat dus ook bleek in te houden dat men zich neerlegde bij de Jodenvervolging of daar zelfs aan meewerkte.

Na die te lange periode van stilzwijgen kon gaandeweg het inzicht naar boven komen dat we hier te maken hebben met een schandvlek in onze nationale geschiedenis. In 2005 was het zover dat de Nederlandse Spoorwegen hun excuses ervoor aanboden dat de organisatie zo gewillig de Duitse opdracht uitvoerde om de Joodse Nederlanders en de Roma en de Sinti  naar het doorgangskamp Westerbork te transporteren en zich daar omgerekend naar nu circa 2,5 miljoen euro voor liet betalen. Daarna was er nog heel wat voor nodig om de stap te zetten naar een financiële compensatie voor overlevenden en nabestaanden. Zie Over hoe het kon dat zoveel joodse Nederlanders in 40 - 45 werden gedeporteerd en vermoord. Ook werd er aan het NIOD de opdracht verstrekt voor een diepgaande onderzoek naar de rol van de Spoorwegen

met betrekking tot het faciliteren van de Duitse oorlogs- en vernietigingsindustrie. Centraal staat de vraag naar het functioneren van verschillende bestuurslagen, afdelingen en individuen van De Nederlandse Spoorwegen tijdens de bezetting, evenals hun betrokkenheid bij, en verantwoordelijkheid voor, het uitvoeren van (transport)opdrachten op last van de Duitsers gedurende het verloop van de oorlog. (Onderzoek naar De Nederlandse Spoorwegen tijdens de Tweede Wereldoorlog)

En pas in 2020 (!) bood de Nederlandse staat bij monde van premier Rutte excuses aan voor de rol van het staatsapparaat bij de Jodenvervolging. Gevolgd in 2021 door de oprichting in Amsterdam van het indrukwekkende Holocaust Namenmonument, ter nagedachtenis aan de vermoorde Joden, Roma en Sinti. Eerder, in 2007, werd in ons land begonnen met het plaatsen van de struikelstenen of "stenen des aanstoots" in het trottoir voor de huizen waar verdreven en vermoorde Joden woonden.

Een en ander heeft natuurlijk de nodige aandacht gekregen. Maar je kunt je afvragen of aandacht alleen voldoende is om lessen te kunnen trekken over hoe het kon gebeuren. Hoe het kon gebeuren dat de Nederlandse bevolking en het ambtenarenapparaat toekeken of zelfs meewerkten aan het isoleren, de verontrechting, de deportatie en het vermoorden van een deel van de bevolking. En die vraag is zoals gezegd ook van fundamentele sociaalwetenschappelijk belang.

Gelukkig worden historici, ook driekwart eeuw na de Bevrijding, niet moe het materiaal aan te dragen dat voor het beantwoorden van die vraag noodzakelijk is. In 2020 verscheen Boekhouders van de Holocaust. Nederlandse ambtenaren en de collaboratie van Rob Bakker (ruim 700 bladzijden) en vorig jaar Buitengewone transporten. Deportaties van Joden, Roma en Sinti uit Nederland, 1940-1945 (ruim 300 bladzijden). 

Ik ben nog aan het lezen. Hier het vervolg.

maandag 24 april 2023

Het neoliberalisme is een gewone politieke stroming die zijn kansen heeft gehad en nu plaats moet maken voor de 21ste-eeuwse sociaaldemocratie

We leven in de korte overgangstijd waarin we bezig zijn met afscheid te nemen van de veertig à vijftig jaar dat in de sociaaleconomische politiek het neoliberale denken van de marktvuistregel domineerde. Zie voor het verschil met de lange overgangstijd: We leven in een overgangstijd. In een lange en een korte

Die korte overgangstijd wordt er door gekenmerkt dat we de laatste stuiptrekkingen van het neoliberalisme meemaken. Laten we er even bij stil staan wat die stuiptrekkingen precies inhouden.

Het neoliberalisme kon een zo grote invloed uitoefenen op het politieke denken doordat het succesvol de reputatie wist te creëren van grote economische deskundigheid. "De economie" werd gelijkgesteld aan "het bedrijfsleven" en de neoliberale politici, zeg de VVD'ers, schurkten tegen dat bedrijfsleven aan. En ze slaagden erin om bij het grote publiek de indruk te wekken dat de linkse politici economisch onverantwoord alleen maar uit waren op "leuke dingen voor de mensen". Veel kiezers trapten daarin, ook al doordat de linkse politici weinig weerwerk boden. Erger, ze gingen een heel eind mee in dat neoliberale denken. Zie Over de sociale zeepbel van het neoliberalisme: Dat hadden we nooit moeten doen.

Maar we hebben ondertussen voldoende ervaring opgedaan om te kunnen constateren dat dat neoliberale denken op een economische fantasiewereld berustte. De fantasiewereld waarin de overheid moest terugtreden en zichzelf ook meer bedrijfseconomisch moest organiseren. En de markt moest worden uitgebreid, door uitbesteding, privatiseringen, deregulering en verlaging van belastingen. Meer ongelijkheid was goed, want zorgde voor de benodigde "prikkels". En dat alles zou zorgen voor meer economische groei en precies die economische groei moest ook het allesbepalende criterium worden voor wat wenselijk was. 

Maar wat gebeurde? De economische groei viel tegen en was lager dan in de eerste, zeg maar sociaaldemocratische, decennia na de Tweede Wereldoorlog. De ongelijkheid nam groteske vormen aan. Naast exorbitante rijkdom ellendige armoede. Van het beloofde "trickle-down" kwam niets terecht. Hogere drempels voor de sociale zekerheid en jacht op fraudeurs. Eigen risico in de gezondheidszorg. Daklozen verschenen in het straatbeeld en voedselbanken werden opgericht. Niet iedereen telde meer mee. En de financieel-economische instabiliteit nam toe. Bestaansonzekerheid nam toe. Crises stapelden zich op: De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben.

Oké, zou je denken, laten we er snel mee stoppen. Laat die korte overgangsperiode maar zo kort mogelijk duren. Terug naar de overheidsvuistregel van de sociaaldemocratische twintig à dertig jaar van na de Tweede Wereldoorlog. Waarin nog het inzicht bestond dat de overheid niet een last is voor de economie, maar integendeel de economie laat werken en laat werken voor iedereen. Ik sloeg even Een land van kleine buffers van Dirk Bezemer erop na (p. 82-4):

We moeten de opvatting dat de overheid een last voor de economie is loslaten (...) Een veelgehoorde opvatting is dat al die overheidsdiensten uiteindelijk slechts kunnen bestaan bij de gratie van een goedlopende markteconomie. De centjes moeten wel verdiend worden voor ze kunnen worden uitgegeven - dat sentiment. Het is precies omgekeerd. Zonder de vitale functies voor markt en maatschappij die in de publieke sector geborgd worden, is er weinig groei en ontwikkeling en grote fragiliteit. Er zijn helemaal geen centjes te verdienen zonder overheidsuitgaven.

De publieke sector is met name een buffer voor wie zelf weinig veerkracht heeft. Van zwemles op school tot jongerenwerk, van politie op straat en een jeugdwerker in moeilijke wijken tot begeleid wonen voor psychiatrische patiënten, sociale advocatuur, en het uitbetalen van toeslagen: de publieke sector draagt bij aan de veerkracht van juist die Nederlanders die daar zelf geen geld voor hebben.

Dat gaat het om het iedereen-telt-mee van de democratische overheid. Maar er is ook de overheid waarzonder de economie niet werkt.

Maar ook in harde financiële zin is de publieke sector een buffer voor huishoudens en bedrijven. De eerste reden is dat een groep burgers die buiten de boot valt hoge maatschappelijke kosten veroorzaakt. De tweede reden is dat goed vervulde publieke taken ook grote financiële baten voor burgers en bedrijven opleveren. Een overheid die goed openbaar vervoer verzorgt en subsidieert, of woningen bouwt voor de sociale huursector, of de prijzen voor water en electriciteit laag houdt, of zwembaden, bibliotheken en parken onderhoudt, of een breed aanbod aan cultuur garandeert, of effectieve vraag op peil houdt in recessies - zo'n overheid bespaart haar burgers kosten van levensonderhoud op allerlei gebied. Dat vertaalt zich ook in lagere loondruk, omdat adequate overheidsvoorzieningen een goede kwaliteit van leven bieden, ook voor wie een bescheiden inkomen heeft.

Overheidsuitgaven, sterker overheidstekorten, zijn onmisbaar voor een goed lopende economie. Geheel tegengesteld aan het denken van die neoliberale marktvuistregel. Daarin staan de zorgen om het "houdbaarheidssaldo" van de overheidstekorten centraal. Volgens de berekeningen van het Centraal Planbureau die Bezemer aanhaalt, zouden de overheidsfinanciën (p.79)

pas houdbaar worden op een niveau dat sinds 1814 nog nooit voorgekomen is. Dit zou toch aanleiding moeten zijn nog eens na te denken over het realisme van dit getal, een realisme dat ontbreekt in de onderliggende theoretische aannames. Kort gezegd, in het gebruikte model zijn de overheidsbestedingen slechts kosten, en leveren ze maar heel weinig op; geheel conform het wereldbeeld uit de leerboeken.

En precies dat wereldbeeld uit de leerboeken, de fantasiewereld van het neoliberale denken, is in de achter ons liggende periode van zo grote invloed geweest op het denken van de politiek. Het gaf dat denken een cachet van neutrale, apolitieke wetenschappelijkheid. "De economen" zeiden het, dus was het zo.

En het is ook precies die invloed die de voltrekking van het afscheid van de neoliberale marktvuistregel nog lijkt te vertragen. In HP/De Tijd vraagt Hans van Willigenburg zich af of we in de nadagen van het neoliberalisme zitten. En of we ooit nog van dat denken afkomen: Gezwicht voor de beloften van de markt. 

Voor het definitieve afscheid lijkt het nodig dat politici en kiezers die dekmantel van zogenaamde apolitieke wetenschappelijkheid doorzien. En in staat zijn het denken te zien voor wat het is, een gewone politieke stroming die zijn kansen heeft gehad, die de beloftes niet kon waarmaken en die nu plaats moet maken. 

Plaats moet maken voor het denken dat wel recht doet aan het grote belang van het iedereen-telt-mee van de democratische overheid. Toevallig staat er in dezelfde editie van HP/De Tijd een stuk van Willem Pekelder onder de titel Heimwee naar Ome Joop. Joop den Uyl, die al

in zijn Paradiso-rede van mei 1981 waarschuwde voor het ik-tijdperk, dat de solidariteit en de verzorgingsstaat zou bedreigen.

Het is tijd voor een herwaardering van de sociaaldemocratie. Voor de 21ste-eeuwse versie daarvan. 

Net zo als de regering-Biden in de Verenigde Staten de eerste post-Reagan regering is, is het in Nederland tijd voor de eerste post-Lubbers regering. Denk aan Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?

donderdag 20 april 2023

De AIVD waarschuwt voor de gevaren van rechts-extremisme. Maar waardoor is dat rechts-extremisme toch zo toegenomen?

Hieronder de nieuwe editie van mijn LinkedIn-Nieuwsbrief.

De AIVD waarschuwt in zijn Jaarverslag 2022 wat de binnenlandse dreigingen betreft prominent voor de gevaren van rechts-terrorisme, rechts-extremisme en anti-institutioneel extremisme. In het Voorwoord schrijft directeur-generaal Eric Akerboom:

De verschillende extremistische groepen hebben gemeen dat ze de nationale veiligheid bedreigen én dat hun boodschappen onze democratische rechtsorde kunnen ondermijnen. Ze kunnen ervoor zorgen dat Nederlanders onterecht het vertrouwen verliezen in elkaar en in de manier waarop ons land wordt bestuurd. Dat gevaar is reëel.
Dat maakt het onderscheid tussen activisme en extremisme hoogst actueel. Kritiek op overheidsbesluiten, protest en demonstratie (ook als die de grenzen van de wet opzoeken) hóren bij een gezonde democratie.
De extremistische wereldvisie die achter tragische of pijnlijke gebeurtenissen altijd het werk van gehate vijanden ziet – bijvoorbeeld joodse complotten of een kwaadaardige elite – hoort daar niet bij. En extremistische ‘oplossingen’ horen in een democratie al helemaal niet thuis. Die komen altijd neer op meer verwijdering, haat, radicalisering en uiteindelijk geweld. Daarom heeft de AIVD de taak extremisme te onderzoeken.

We herkennen hierin drie belangrijke en in deze tijd actuele sociaalwetenschappelijke inzichten:

  1. Het rechts-extremistische wereldbeeld is een uitingsvorm van het statuscompetitiepatroon, waarin de wereld als onveilig wordt gezien. Er zijn vijanden en die moeten worden bestreden en zo mogelijk worden "verwijderd".
  2. Het democratische wereldbeeld is een uitingsvorm van het gemeenschapspatroon, waarin de wereld als veilig wordt gezien en waarin iedereen mee telt, ook critici en demonstranten, in het zoeken naar het beste beleid voor iedereen.
  3. Die twee wereldbeelden zijn aan elkaar tegengesteld. En dus is rechts-extremisme in de democratie een veiligheidsprobleem, een bedreiging voor de democratische rechtsorde. Vandaar dat de AIVD er voor waarschuwt, het onderzoekt en oproept tot weerbaarheid.

Dat laatste, die oproep tot "weerbaarheid", wijst erop dat de AIVD, althans in dit Jaarverslag, niet ingaat op de vraag hoe het komt dat het rechts-extremisme in ons land, en in andere landen, zo prominent aanwezig is. Hoe het komt dat dat statuscompetitieve beeld van een onveilige wereld zoveel aanhang heeft gekregen. Die vraag is in het Jaarverslag wel zo'n beetje de olifant in de kamer waar niemand het over heeft. Natuurlijk is het goed om op te roepen tot weerbaarheid, maar nog beter zou zijn om de oorzaak van het opkomend rechts-extremisme te onderkennen en weg te nemen.

Sociaalwetenschappelijk valt er over die olifant wel het een en ander te melden. Want er is veel onderzoek dat erop wijst dat rechts-extremisme wordt aangewakkerd door toenemende bestaansonzekerheid. En er zijn sterke aanwijzingen dat die toegenomen bestaansonzekerheid op zijn beurt een bedoeld gevolg was van de door politici aangehangen neoliberale marktvuistregel. Zie de eerste editie van deze Nieuwsbrief: De Nederlandse polycrisis.

Op Toegepaste sociale wetenschap heb ik sinds 2016 geprobeerd om het onderzoek naar bestaansonzekerheid en rechts-extremisme zo goed mogelijk te volgen. Dat leverde, met hier en daar een weglating of een toevoeging, het hierna volgende overzicht op.

Meer rechts-extremisme na financiële crises - niet na economische crises

(16 november 2016) Het blijft wat mij betreft raadselachtig waardoor de financiële crisis van 2008 een groei van de politieke partijen op rechts en zelfs van rechts-extremisme heeft uitgelokt. De crisis was een gevolg van typisch rechts beleid. Van beleid dat op de overtuiging gebaseerd was dat de markt zoveel mogelijk aan zichzelf moet worden overgelaten. Weg met al die overbodige regulering, ook met de regulering van de financiële markt. Ook als het om geld gaat: Greed is good.

Het uitbreken van de crisis en de grootscheepse reddingen van banken door overheden kun je eigenlijk niet anders zien dan als wel heel sterke aanwijzingen dat dat rechtse, neo-liberale beleid niet deugde. En dus zou je verwachten dat de linkse partijen meer de wind in de zeilen zouden krijgen.

Maar het omgekeerde is dus gebeurd. Rechts floreert. Misschien doordat het linkse geluid veel te weinig klonk. In ieder geval geldt dat de sociaal-democratische partijen al zo ver naar rechts waren opgeschoven dat ze op korte termijn moeilijk meer geloofwaardig de weg terug kunnen inslaan.

Maar waardoor dan dat oplevende rechts-extremisme? Hoe dat te verklaren blijft een belangrijke opgaaf.

Misschien het begin van inzicht verschaft de studie Going to Extremes:Politics after Financial Crisis, 1870-2014, ondertussen verschenen in de European Economic Review, die laat zien dat dit niet een incidenteel verschijnsel is. Integendeel: in de onderzochte periode, 1870 - 2014, zijn de financiële crisissen, en niet de gewone economische crisissen, gevolgd door een opleving van rechts-extremisme. Ik citeer kortheidshalve maar even de samenvatting:

After a crisis, voters seem to be particularly attracted to the political rhetoric of the extreme right, which often attributes blame to minorities or foreigners. On average, far-right parties increase their vote share by 30% after a financial crisis. Importantly, we do not observe similar political dynamics in normal recessions or after severe macroeconomic shocks that are not financial in nature.

Vragen die meteen bij je opkomen:

  • Waarom wel bij financiële en niet bij "gewone" economische crisissen?
  • Vanwaar die opkomende neiging om bij het zoeken van zondebokken te gaan wijzen naar minderheden en vreemdelingen? In plaats van naar wat meer voor de hand zou liggen: de bankiers en de politici die die bankiers zo de vrije hand lieten?

Voorlopig heb ik niet meer te bieden dan de verzuchting dat ik het niet goed begrijp.

Beleid dat bestaansonzekerheid zaait, oogst rechts-extremisme

)25 januari 2017' Als je zoals ik in de Tweede Wereldoorlog geboren bent en bent opgegroeid in de tijden van de opbouw van de verzorgingsstaat, dan is het extra moeilijk te bevatten dat we nu opnieuw de opkomst van rechts-extremisme meemaken. Dus probeer ik zo goed mogelijk bij te houden wat er zoal onderzocht en gepubliceerd wordt over de mogelijke oorzaken van dat rechts-extremisme.

Het beeld dat daar uit naar voren komt is natuurlijk nog niet definitief. Maar wat al wel duidelijk lijkt, is dat het niet de globalisering op zich is die het rechts-extremisme zo heeft aangewakkerd. Nee, de rol van overheidsbeleid is cruciaal.

Want hoewel de globalisering over de hele linie welvaartsverhogend heeft uitgewerkt, hebben velen er ook de nadelen van ondervonden.

En precies daar komt het belang van overheidsbeleid naar voren. Joseph Stiglitz wees daar al op in zijn WRR-lezing eind 2014: Globalization has not always been well managed - Joseph Stiglitz over globalisering en de eurocrisis. Welvaartstheoretisch gezien zouden de voordelen voor de winnaars groot genoeg zijn geweest om de verliezers (werkloosheid, stagnerende lonen) te compenseren. Maar daar was overheidsbeleid voor nodig geweest. Beleid gericht op hogere belastingen voor de rijken met het oog op grotere sociale bescherming voor de armen en de middeninkomens.

Maar dat beleid is niet gevoerd. Integendeel, lagere lonen en minder bescherming werden juist als verstandig beleid aangeprezen. U weet wel, neo-liberalisme.

Het was dus het beleid dat tekort schoot in het goed begeleiden van de globaliseringstrend. Die trend vroeg juist om meer bescherming in plaats van minder. Door groeiende bestaansonzekerheid te tolereren of zelfs bewust na te jagen, hebben de politici een cruciale bijdrage geleverd aan de opleving van het rechts-extremisme.

Ze lieten de financiële sector de vrije hand, waardoor de crisis van 2008-2010 de economieën kon teisteren. Met als bekend gevolg een steun in de rug voor rechts-extremisme, anti-immigrantensentiment en vreemdelingenhaat.

Ze lieten de combinatie van groeiende bestaansonzekerheid en ongelijkheid ongemoeid, waardoor niet alleen bij de armeren, maar ook bij de meer welgestelden de zorgen over de toekomst toenamen. Zorgen die blijken samen te hangen met toenemend anti-immigranten stemgedrag (Anti-immigranten sentiment beïnvloed door inkomenspositie en bestaansonzekerheid).

Dat alles had niet hoeven te gebeuren. Martin McKee wees er al op, in zijn WRR-lezing 2016, dat de politieke keuzes anders hadden kunnen zijn. En dat ze ook gunstiger effecten hadden waar ze anders gemaakt werden (Martin McKee: toenemende kwetsbaarheid en onzekerheid zijn gevolg van politieke keuzes).

En nu zijn er Michael Jacobs en Mariana Mazzucato die een duidelijk verband leggen tussen het Brexit-en-Trump Syndroom en het tekortschietende overheidsbeleid van de neo-liberale politici:

The tragedy of globalisation over the last 30 years is that it has occurred at the same time as the dominance of an economic orthodoxy that saw the state retreat from active economic management. The precise opposite was required: as international trade – which increases national income but brings inequality and geographic dislocation – expanded, what was needed was a more active state redistributing its rewards to develop the productive economy and to ensure fairer outcomes. (The Brexit-Trump Syndrome: it’s the economics, stupid).

En er is Why far right parties do well at times of crisis: the role of labour market institutions van Tim Vlandas en Daphne Halikiopoulou, die laten zien dat het niet de gevolgen van de crisis op zich waren die het stemmen op rechts-extremistische partijen verklaren.

Nee, het gaat om de mate waarin de arbeidsmarkt is gereguleerd; hoe minder ontslagbescherming en hoe soberder de werkloosheidsuitkeringen, hoe beter de uitslagen van de rechts-extremistische partijen bij de Europese verkiezingen. De onderzoekers vatten hun resultaten als volgt samen (mijn cursivering):

They suggest that the rise of the far right is not merely the result of exogenous forces that are outside of policy makers’ control. On the contrary, it is more likely the outcome of labour market policy choices. In a number of European countries, governments of both the left and right have reduced entitlements to unemployment benefits and have deregulated job security regulations. As a result, the unemployed have seen their standard of living deteriorate, while a growing segment of the labour force now works on temporary contracts and workers on permanent contracts feel increasingly insecure. The most affected economies have responded to the financial crisis by pursuing policies of austerity (Theodoropoulou and Watt 2011), further exacerbating economic uncertainty. The irony is that it is precisely these policies, targeted at solving Europe’s economic predicament, that have intensified political instability in many European countries. If we are right, the adoption of these policies increases the risks and costs of unemployment, which, in turn, makes the rise of the far right more likely. Social democratic parties and the union movement should continue to oppose austerity not only because of its adverse economic effects, but also because of its dangerous political consequences in times of crisis. 

Meer over baanonzekerheid en rechts-extremisme

(8 augustus 2017) Ik was op zoek naar meer onderzoek naar het verband tussen bestaansonzekerheid en het hebben van rechts-extremistische opvattingen. En ik kwam terecht bij het vorig jaar al verschenen, maar niet eerder opgemerkte Baanonzekerheid en sympathie voor extreemrechtse partijen.

De Vlaamse onderzoekers Dave Stynen en Hans De Witte laten daarin, aan de hand van een niet-representatieve steekproef (oververtegenwoordiging van jongeren en ouderen en van hoogopgeleiden), zien dat de ervaren baanonzekerheid samenhangt met de mate van sympathie voor het extreem-rechtse Vlaams Belang (in vergelijking met de mate van sympathie voor andere partijen).

Bovendien kunnen ze laten zien langs welke weg dat verband tot stand komt. Baanonzekerheid vergroot de statusangst, dat wil zeggen de bezorgdheid over de eigen financiële toekomst en over de status van de buurt. En statusangst vergroot het alledaags racisme, het zich cultureel en economisch bedreigd voelen door migranten, en het politiek wantrouwen. Die twee op hun beurt vergroten de kans op sympathie voor rechts-extremistische partijen.

Een en ander pleit ervoor om niet alleen meer aandacht te hebben voor de negatieve gezondheidseffecten van de flexibele arbeidsmarkt en van de daaruit voortkomende baanonzekerheid, maar ook voor de vervelende politieke gevolgen.

Meer onderzoek naar verband tussen bestaansonzekerheid en rechts-extremisme

(11 augustus 2017) We zijn zo'n 70 jaar na de Tweede Wereldoorlog getuige van een golf van opkomend rechts-extremisme. Die golf bestaat er niet alleen uit dat rechts-extremistische partijen tot het politieke landschap zijn gaan behoren, maar ook uit het naar rechts opschuiven van middenpartijen.

Dat is eigenlijk niet een verrassende ontwikkeling. Want we hebben een grote financiële crisis achter de rug en onderzoek wijst uit dat in de periode 1870-2014 zulke crises steevast gepaard zijn gegaan met een opleving van rechts-extremisme.

Alles wijst erop dat dit verband veroorzaakt wordt door de door zulke crises aangewakkerde bestaansonzekerheid. In een kapitalistische maatschappij zijn we voor ons bestaan afhankelijk van inkomen uit arbeid en een financiële crisis doet zekerheden over geld en werk wankelen.

Rechts-extremistische partijen profiteren van die toegenomen bestaansonzekerheid door succesvol naar vermeende "vijanden" of zelfs "vijanden van het volk" te wijzen. Dat zijn interne vijanden: de "politiek-correcte elites", de minderheden en de uitkeringstrekkers, en de externe: de vluchtelingen en de migranten.

De aanwijzingen voor het verband tussen bestaanszekerheid en rechts-extremistische opvattingen stapelen zich op.

Daar is nu onderzoek in Duitsland bijgekomen naar de kenmerken van mensen met sympathie voor de rechts-populistische partij AfD: Einstellung und sozialeLebenslageEine Spurensuche nach Gründen fürrechtspopulistische Orientierung,auch unter Gewerkschaftsmitgliedern. Een mooie samenvatting geeft de powerpoint van de presentatie op de persconferentie: WER WÄHLTRECHTSPOPULISTEN?

Op grond van een online vragenlijst onder een representatieve steekproef van tegen de 5000 inwoners van Duitsland komen de onderzoekers tot de conclusie dat het niet zozeer de objectieve economische positie is die de sympathie voor de AfD verklaart, maar veeleer de angst voor sociale daling (statusangst), die weer blijkt samen te hangen met de indruk dat men er in vergelijking met de eigen ouders op achteruit is gegaan. Daar komen grotere zorgen bij over de eigen toekomstige financiële positie en die van de kinderen.

Die onzekerheid gaat bovendien samen met meer egoïsme, minder vertrouwen in anderen, een autoritair wereldbeeld en een anti-vreemdelingensentiment.

Het is helaas een bekend en vertrouwd beeld dat naar voren komt. Hoog tijd dat politici er meer van doordrongen raken hoe belangrijk bestaanszekerheid als beleidsdoelstelling is.

Toename van aanhang van populistische rechtse partijen hangt samen met toename van ervaren sociale daling

(20 november 2017) Waardoor is het succes van populistisch rechts-extremistische partijen in de laatste decennia zo toegenomen? We hebben gezien dat de toegenomen bestaansonzekerheid, onder meer als gevolg van gemaakte politieke keuzes, een belangrijke rol moet hebben gespeeld. Zie Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd? voor een overzicht van onderzoek.

Er lijkt nu een stroom van onderzoek op gang te komen die met deze verklaring overeenkomt. Zo is er nu het onderzoek The politics of social status: economic and cultural roots of the populist right dat erop wijst dat de toename van mensen die zichzelf een lage sociale status toekennen (de zogenaamde subjectieve sociale status) een bijdrage heeft geleverd aan de toegenomen aanhang van populistisch rechtse partijen.

Allereerst: dat die aanhang is toegenomen, blijkt er uit dat vanaf 1980 het gemiddelde percentage kiezers die een populistisch rechtse partij stemden in Europese democratische landen toenam van minder dan 2 procent in 1980 naar 12 procent in 2016.

Wat is hier gebeurd? De onderzoekers vermoedden dat een deel van de verklaring erin gelegen is dat mensen met meer "statusangst" meer geneigd zijn op populistisch rechts te stemmen en in lijn daarmee vijandiger staan tegenover immigranten en tegenover de heersende politici die in hun ogen beter voor zichzelf zorgen dan voor de gewone man. Die statusangst meten ze af aan die subjectieve sociale status, waarbij ze verwachten dat de angst voor sociale daling het grootst is bij de groep die zich net even boven de bodem bevindt.

Om dat te onderzoeken analyseerden ze de gegevens van het International Social Survey Program (ISSP). Die gegevens zijn beschikbaar over de jaren 1987, 1992, 1999, 2004, 2009 en 2014 voor het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Verenigde Staten, Australië, Polen, Zweden, Noorwegen, Slovenië, Tsjechië en Hongarije. Die subjectieve sociale status werd vastgesteld met de vraag "In onze maatschappij staan sommige groepen bovenaan en andere onderaan. Als u aan uzelf denkt, waar zou u zich plaatsen op een schaal van 1 tot 10?" Het blijkt dan dat de kans om op een populistisch rechtse partij te stemmen even boven de allerlaagste status het grootst is en daarna alleen maar afneemt. Gecontroleerd werd voor beroep, opleiding, inkomen en werkend/werkloos.

Klopt het dan dat tussen 1987 en 2014 ook inderdaad de toename van mensen met een lage subjectieve sociale status verantwoordelijk kan worden gehouden voor het toegenomen succes van populistisch rechtse partijen?

Ja, daar zijn aanwijzingen voor. Want de onderzoekers laten zien dat in bijna alle twaalf landen de subjectieve sociale status van mannen zonder een hogere opleiding is afgenomen. Onder de lager- en middelbaar opgeleiden is er dus een proces geweest van ervaren sociale daling.

Door economische bestaansonzekerheid meer succes van rechts-extremistische partijen - Nieuwe aanwijzingen

(17 april 2018) Nieuw onderzoek bevestigt de vele aanwijzingen voor het verband tussen economische bestaansonzekerheid en het stemmen op rechts-extremistische partijen.

In de nieuwe Zweedse studie Economic Distress and Support for Far-right Parties – Evidence from Sweden laat Sirus Dehdari zien dat 31 procent van de toename van stemmers op de rechts-extremistische Swedish Democrats tussen 2006 en 2010 toegeschreven kan worden aan de toename van ontslagen onder laaggeschoolde, in Zweden geboren, werknemers.

Hij kan dat doen op basis van data over de aantallen ontslagen per kiesdistrict. Zo laat hij ook zien dat het effect onafhankelijk is van hoeveel laaggeschoolde immigranten in een kiesdistrict aanwezig zijn, hoewel het wel sterker is bij een grotere aanwezigheid.

De resultaten wijzen erop dat het vooral de laaggeschoolde werknemers zijn die ertoe neigen om de oorzaken van hun bestaansonzekerheid te zoeken in de toegenomen immigratie. Terwijl het onderzoek er overwegend op wijst dat de economische gevolgen van immigratie neutraal zijn of zelfs positief.

Een en ander zal er mee te maken hebben dat er in het politieke speelveld rechts-extremistische partijen zijn opgedoken die de ontstane kansen hebben aangegrepen en met succes de immigratie-issues zijn gaan uitdragen. Dat in Zweden het anti-immigrantensentiment en de xenofobie niet zijn toegenomen, integendeel juist gestaag zijn afgenomen, wijst erop dat veel van die toegenomen rechts-extremistische stemmen instrumenteel van aard zijn. Laaggeschoolden zijn op zoek naar een oorzaak voor hun precaire situatie en die wordt hen ter rechterzijde aangeboden

Des te opvallender is het onvermogen of de onwil van linkse en centrumpartijen om te wijzen op het gevoerde economische beleid als oorzaak van de toegenomen bestaansonzekerheid onder laaggeschoolden.

Alleen bij hogere werkloosheid voelden Witte Amerikanen zich in gemengde buurten meer bedreigd en stemden ze meer op Trump

(13 juni 2018) Komt het populistisch rechts-extremistisch stemmen meer voort uit het zich (cultureel) bedreigd voelen door minderheden en vreemdelingen of meer uit gevoelens van economische bestaansonzekerheid? Er zijn aanwijzingen dat dit niet een kwestie is van of-of, maar meer van en-en. Zie het bericht Populisme verklaard door 'economie" of door "cultuur"? Niet of-of, maar en-en.

Het nieuwe onderzoek The Racial and Economic Context of Trump Support. Evidence for Threat, Identity, and Contact Effects in the 2016 Presidential Election geeft nu een aardig inzicht in de samenhang tussen de twee.

Daaruit komt namelijk naar voren dat witte, non-Hispanic, Amerikanen bij de verkiezingen van 2016 meer op Trump stemden als ze in een meer etnisch gemengde buurt woonden, een buurt dus met grotere minderheden van Zwarten, Latino's en Aziaten. En dat lag eraan dat ze zichzelf meer een Witte identiteit toekenden.

Je kunt dat zo opvatten dat ze zich meer in hun identiteit bedreigd voelden en dus met een grotere kans op Trump stemden.

Maar dit was minder het geval als ze meer contact hadden met leden van die minderheden. Hoe meer van zulke contacten, hoe geringer de kans op een Trump-stem. Denk aan de contacthypothese.

Maar, en daar gaat het nu om, de onderzoekers keken ook naar de "contextuele variabele" van hoeveel buurtbewoners werkloos waren. En toen bleek dat het verband tussen die etnische diversiteit en het stemmen op Trump alleen bestond in buurten met een hogere werkloosheid. Bij lage werkloosheid maakte die etnische diversiteit geen verschil meer.

En daarmee zie je de samenhang tussen de twee wel heel duidelijk naar boven komen. Die hogere werkloosheid in de buurt maakt dat mensen zich economisch onzekerder voelen. Zoekend naar een oorzaak voor die grotere onzekerheid valt hun oog in de meer diverse buurten op de aanwezigheid van de minderheden. Waardoor ook hun eigen Witte identiteit voor hen belangrijker werd.

En waardoor ze dus meer ontvankelijk werden voor de racistische retoriek van Presidentskandidaat Donald Trump. Merk op hoe in deze samenhang de rol van economische bestaansonzekerheid cruciaal is.

Door bestaansonzekerheid meer rechts-extremisme - Maar bestaansonzekerheid is niet alleen armoede, maar ook bedreiging van privileges (statusangst)

(2 oktober 2018) Er is een veelheid van aanwijzingen dat een toename van bestaansonzekerheid uitloopt op meer rechts-extremisme in de politiek.

Kenmerkend voor dat rechts-extremisme is het verheerlijken van "het eigen volk" of de eigen cultuur of, meer algemeen, de eigen groep en het vijandig bejegenen of denigreren van andere groepen, van buitenlanders, vreemdelingen, immigranten, armen en uitkeringstrekkers. Die trek vind je terug in de Sociale Dominantie Oriëntatie. Zie Ongelijkheid verhoogt de Sociale Dominantie Oriëntatie en daarmee racisme, seksisme en anti-immigranten- en anti-uitkeringstrekkerssentiment.

Aan dat verband ligt waarschijnlijk de algemeen-menselijke verklaringsbehoefte ten grondslag. Bij bedreiging en tegenslag is het zaak om snel uit te vinden wat de oorzaak daarvan is, om tegenmaatregelen te kunnen nemen. Als de omstandigheden dan te complex zijn om snel te kunnen doorzien, dan kunnen mensen een verklaring omarmen die enige plausibiliteit heeft. De "anderen" hebben het gedaan. Toevlucht nemen tot een verklaring die misschien onjuist is, wordt dan verkozen boven een toestand van blijvende onzekerheid.

In dezelfde lijn ligt het ontstaan van de wereldreligies als een antwoord op de sterke toename van bestaansonzekerheid ten tijde van de overgang van jagen-verzamelen naar het beoefenen van de landbouw: Geloof in de enige God als bescherming tegen bestaansonzekerheid - Een biologische antropologie van de Bijbel - 12.

En denk aan de mogelijkheid dat politici die daar belang bij denken te hebben die verklaringsbehoefte uitbuiten en de vijandigheid tegen "de anderen" (moslims, immigranten, vluchtelingen, uitkeringstrekkers) aanwakkeren: De uitspraken van minister Blok sociaalwetenschappelijk bekeken - Politici zouden beter op de hoogte moeten zijn van het sociaalwetenschappelijk onderzoek.

Nu kan de vraag opkomen wat precies onder bestaansonzekerheid moet worden verstaan. Als je er armoede onder verstaat, dan stuit je op het probleem dat het niet bij uitstek de armen zijn die rechts-extremistisch stemmen. Zo waren Trump-stemmers niet meer werkloos en niet armer dan niet Trump-stemmers.

Dat heeft sommigen tot de conclusie gebracht dat niet "economische factoren" tot rechts-extremisme leiden, maar "culturele". Het zou gaan om raciaal ressentiment. Zie bijvoorbeeld The past year of research has made it very clear: Trump won because of racial resentment.

Paul Krugman wijst daarop in Angry White mal Caucus. Trumpism is all about the fear of losing privilege. De Trump-aanhangers zijn vooral de blanke mannen die zich in hun privileges (opleiding, banen, macht) bedreigd voelen:

But it’s privilege under siege. An increasingly diverse society no longer accepts the God-given right of white males from the right families to run things, and a society with many empowered, educated women is finally rejecting the droit de seigneur once granted to powerful men.
And nothing makes a man accustomed to privilege angrier than the prospect of losing some of that privilege, especially if it comes with the suggestion that people like him are subject to the same rules as the rest of us.

Dat klopt natuurlijk. Maar is het je in je privileges bedreigd voelen, statusangst, niet ook gewoon een vorm van bestaansonzekerheid?

Rechts-extremistisch populisme als verschijningsvorm van het statuscompetitiepatroon - aangewakkerd door bestaansonzekerheid

(23 juli 2019) We leven in een tijd van rechts-extremistisch populisme en dus in een tijd waarin het statuscompetitiepatroon de kop opsteekt ten koste van het gemeenschapspatroon. Zie, uit 2017: We maken een tijd mee waarin het statuscompetitiepatroon gaat overheersen in het publieke domein.

Wat populisten gemeen hebben is dat ze bevreesd zijn dat 'het eigene", "het volk", de eigen cultuur, de traditie, bedreigd worden door "vreemden", oftewel de "kosmopolitische elite", die het bestaan van het eigene loochent, het "verraadt", oftewel de letterlijk vreemden, de etnisch of religieuze minderheden en in het bijzonder de migranten. Zie Wat de populisten werkelijk gemeen hebben. Mooie analyse van Jan-Werner Müller.

Het statuscompetitieve karakter van het populisme zit hem in dat rechts-extremistische wereldbeeld van een allesoverheersende statushiërarchie. Het eigene is niet alleen het vertrouwde, maar het is ook fundamenteel superieur aan het vreemde. Wat betekent dat van iedereen dient te worden vastgesteld of hij tot het eigene behoort of daar wel voldoende respect voor betoont of dat hij tot het vijandelijke kamp moet worden gerekend. Love us. Or go back to where you came from.

Door die nadruk op superioriteit heeft het populisme ook altijd een hang tot narcisme. Collectief narcisme, als het om de eigen groep gaat, en individueel narcisme, als een narcist door de populistische horde in het zadel wordt geholpen en vanuit die positie die horde aanvuurt en opzweept.

Het is dus ook niet toevallig dat populisten eigenlijk altijd een persoonlijkheidscultus vormen. En zo de narcistische leider bevestigen in zijn grandioze, maar meestal uiterst kwetsbare, zelfbeeld. Die de indruk weet te wekken dat hij er is voor zijn volgelingen, maar die alleen maar om zichzelf geeft. Een mooie omschrijving van dit patroon geeft Paul Rosenberg in Understanding our bully-in-chief: Donald Trump's "antisocial personality disorder" fits a pattern. En merk op hoe daar de link wordt gelegd met het statuscompetitiepatroon van het pesten onder adolescenten.

Het wordt steeds duidelijker dat het rechts-extremistisch populisme een voedingsbodem nodig heeft van economische bestaansonzekerheid. De meeste mensen zijn goed in staat en bereid tot gemeenschapsgedrag. Maar een toestand van veiligheid helpt daarbij. Als die veiligheid in gevaar komt, en het bestaan onzeker wordt, gaan we op zoek naar oplossingen in een wereld die we maar moeilijk doorgronden. En precies daar liggen de kansen voor de narcistische leider, die naast een schare van volgelingen ook altijd vijanden nodig heeft.

Zie over die rol van bestaansonzekerheid vandaag ook Dani Rodrik: What’s driving populism? Met afsluitend als overduidelijke les voor de politiek:

There is little debate here. Economic remedies to inequality and insecurity are paramount.

De toegenomen bestaansonzekerheid als oorzaak van toegenomen populisme - Meer aanwijzingen

(18 oktober 2019) Er zijn meer aanwijzingen dat de opkomst van het populisme meer verklaard wordt door de toename van (economische) bestaansonzekerheid dan dat hij een gevolg zou zijn van een toename van gevoelens van cultureel bedreigd zijn (door vreemdelingen, buitenlanders, immigranten, moslims).

Dat wil zeggen, meer aanwijzingen dat die toegenomen gevoelens van culturele bedreiging niet op zichzelf staan, maar zelf ook weer hun bron hebben in de toegenomen bestaansonzekerheid. Het gaat om de studie The cosmopolitan-parochial divide: changing patterns of party and electoral competition in the Netherlands and beyond, waarin Catherine E. de Vries tot de conclusie komt dat het Nederlandse kiezersvolk niet alleen kan worden onderscheiden op een links-rechts dimensie, maar daarnaast ook op een dimensie van kosmopolitisch en parochiaal.

Kosmopolitisch slaat dan op een positievere houding tegenover open grenzen en immigranten en tegenover verdere Europese integratie, terwijl parochiaal slaat op de daaraan tegengestelde standpunten. Dat dit een andere dimensie is dan links - rechts, blijkt eruit dat de linkse SP en de rechts PVV op deze dimensie allebei parochiaal zijn. (Het Forum voor democratie ontbreekt, doordat de gebruikte data niet verder gaan dan tot 2014.)

Maar wie zijn die meer parochiale kiezers? Is dat gevoel van zich bedreigd voelen door invloeden van buitenaf een kwestie van een op zichzelf staande culturele behoudzucht?

Nee, geenszins, want Catherine de Vries kan laten zien dat die parochiale kiezers en degenen met meer parochiale standpunten meer last hadden gehad van de Grote Financiële Crisis, zich uitend in werkloosheid of werkloos geweest zijn en/of in een achteruitgang van het gezinsinkomen. Het is wel degelijk een toename van bestaansonzekerheid die maakt dat mensen meer parochiale, en dus meer populistische, standpunten gaan innemen. Bestaansonzekerheid brengt mensen ertoe om zich van de wereld af te sluiten en om beducht te zijn voor "het vreemde" en "het andere".

Volgens die neoliberale fantasiewereld die vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw om zich heen greep, waren er meer onzekerheden nodig om de economie te laten bloeien. De zekerheden van de verzorgingsstaat waren te ver doorgeslagen. Alles moest "dynamischer' en "flexibeler".

De werkelijke economische, sociale en politieke ontwikkelingen die daarmee in gang werden gezet, vandaag de dag resulterende in populisme, rechts-extremisme en bedreigingen van de democratie, laten zien wat die fantasiewereld zoal heeft voortgebracht.

Toegenomen bestaansonzekerheid hangt samen met toename steun voor rechts populisme - Nog meer aanwijzingen

(14 november 2019) De aanwijzingen dat de toename van bestaansonzekerheid een belangrijke oorzakelijke rol heeft gespeeld in de toename van rechts-extremistisch populisme stapelen zich op. Daar is nu de studie Economic Insecurity and the Rise of the Right bijgekomen. Een samenvatting ervan is te lezen op het blog van de London School of EconomicsHow economic insecurity encourages political activism and support for the right.

De onderzoekers gebruiken als maat voor bestaansonzekerheid de combinatie van door een individu ervaren afname of toename van financiële middelen en de tijd die sinds die verandering is verstreken. Hoe meer iemand financiële verslechteringen heeft meegemaakt en hoe recenter die hebben plaatsgevonden, hoe groter iemands bestaansonzekerheid.

Met gebruikmaking van data van de British Household Panel Survey en constant houdend voor wel of niet werkloos zijn, inkomen, opleiding, leeftijd en geslacht komen ze dan tot de conclusie dat een grotere bestaansonzekerheid de kans op een stem voor de Conservatieven vergrootte. De Conservatieven zijn zoals bekend rechts, maar je kunt hen sinds het extreme bezuinigingsbeleid dat ze nu al jaren voorstaan en hebben uitgevoerd wel extreemrechts noemen. De kans op een stem voor Labour werd door meer bestaansonzekerheid juist iets geringer.

Dat mag je wel een pervers proces noemen. Door met hun bezuinigen de bestaansonzekerheid van de kiezers te vergroten, hebben de Conservatieven bijgedragen aan hun succes bij verkiezingen. Kiezers kunnen worden verleid om tegen hun eigen belangen in te stemmen.

Ook blijkt dat toegenomen bestaansonzekerheid de steun voor het uittreden uit de Europese Unie (Brexit) vergrootte.

Voor Duitsland en de Verenigde Staten worden overeenkomstige resultaten gevonden: toename van bestaansonzekerheid maakte de kans op het stemmen voor de CSU/CDU en voor Donald Trump groter.

Opmerkelijk in de zin dat kiezers zo overduidelijk kunnen worden verleid tegen hun eigen belangen in te stemmen. Maar ook opmerkelijk in de zin dat sociaaldemocratische politieke partijen zo kunnen falen in het aanbieden van een alternatieve economische politiek gericht op het bieden van bestaanszekerheid. En in het verdedigen van de verzorgingsstaat.

Door toename van statuscompetitie, en dus van statusangst, worden mensen ziek en stemmen ze rechtser

(26 november 2019) Hoe te verklaren dat sinds eind jaren negentig de mortaliteit onder witte Amerikanen, dus het aantal sterfgevallen per jaar per 1000 personen, zo opvallend is toegenomen? Terwijl er onder de zwarte en de Latino-bevolking juist een afname was. Op dit verschil wordt gewezen in de nieuwe studie Growing sense of social status threat and concomitant deaths of despair among whites. Op die opvallende mortaliteitstoename onder alleen de witte Amerikaanse bevolking werd eerder gewezen door Ann Case en Angus Deaton (2015).

De onderzoekers van deze nieuwe studie wijzen er op dat die toename geldt voor de witte bevolking van tussen de 25 en 54 jaar en niet beperkt is tot de laagopgeleiden, hoewel hij voor die groep wel het sterkst is. Waaraan kan die opvallende ontwikkeling worden toegeschreven? Wat is er met die witte Amerikanen in die leeftijdsgroep aan de hand?

Case en Deaton wezen er al op dat die toegenomen mortaliteit samen lijkt te hangen met een toename van middelengebruik (alcohol, pijnstillers), van suïcides en van chronische stress (allostatische belasting). Wat hen er toe bracht om te spreken van deaths of despair.

Komt die ontwikkeling dan voort uit een verslechtering van de economische omstandigheden? Dat is onwaarschijnlijk, omdat ook de zwarte en de Latino-bevolking diezelfde of zelfs nog sterkere verslechtering ondergingen.

Dat brengt de onderzoekers er toe om na te gaan of er misschien speciaal onder de witte Amerikanen een toename van statusangst is geweest. Van de perceptie dat ze werden ingehaald door de zwarte bevolking en dat ze daardoor in hun subjectieve status werden bedreigd. En er blijken inderdaad allerlei aanwijzingen te zijn voor die toename van statusangst. Terwijl er tegelijkertijd van dat inhaalproces door de zwarte bevolking in werkelijkheid in het geheel geen sprake is.

In de analyses die de onderzoekers vervolgens hebben uitgevoerd, gebruiken ze op basis van ander onderzoek een stem op of voorkeur voor de Republikeinse partij (en voor Donald Trump) als indicator voor statusangst, dus voor het zich door de zwarte bevolking bedreigd voelen.

En uit die analyses blijkt op districtsniveau een samenhang tussen de aanhang van de Republikeinse partij en voor Trump en de morbiditeit. Een toename van een procent in het aandeel stemmen op de Republikeinen gaat gepaard met een toename van 1,49 sterfgevallen per 100.000 van de witte bevolking.

Een toename van statuscompetitie, en dus van statusangst, heeft dus zowel negatieve gezondheidseffecten als negatieve politieke effecten: een toename van rechts-extremistisch populisme.

Aanwijzingen voor het vermoeden dat de toename van bestaansonzekerheid een belangrijke oorzaak was van het toegenomen rechts-extremistisch populisme blijven komen.

(29 januari 2020) Aanwijzingen voor het vermoeden dat de toename van bestaansonzekerheid een belangrijke oorzaak was van het toegenomen rechts-extremistisch populisme blijven komen. In The Great Recession and the Rise of Populism doet Evgenia Passari verslag van een analyse van veranderingen in werkloosheid en veranderingen in de aanhang van populistische partijen in 220 regio's in 26 Europese landen tussen 2000 en 2017. De volledige analyse is na te lezen in The European Trust Crisis and the Rise of Populism.

De uitkomst is idat een toename van werkloosheid inderdaad gepaard gaat met een toename van de aanhang van populistische partijen. Een werkloosheidstoename van een procent wordt gevolgd door een groei van stemmen op populistische partijen van een procent. En we weten dat een toename van werkloosheid gepaard gaat met een toename van bestaansonzekerheid, niet alleen van hen die werkloos werden, maar ook van degenen die vrezen het te worden. Als het bestaan onzekerder wordt, als mensen zich onveiliger en bedreigd voelen, dan zijn ze vatbaarder voor populistische boodschappen.

Dat zou er aan kunnen liggen dat mensen door die grotere bestaansonzekerheid het vertrouwen verliezen in het politieke establishment, in hun parlement en in de instellingen van de Europese Unie. En dat blijkt uit analyses van de data van de European Social Survey over de periode tussen 2000 en 2014 ook precies het geval te zijn.

Dat het een met het ander samenhangt is plausibel als je bedenkt dat er in diezelfde periode geen verband was tussen de toename van werkloosheid en het interpersonele vertrouwen (het vertrouwen in andere mensen).

Interessant is dat toenames van werkloosheid ook gepaard gaan met een negatievere houding tegenover immigranten, maar dan specifiek in de zin dat de toename van immigranten wordt gezien als een economische bedreiging. Er is geen aanwijzing voor toenames van aanhang voor de populistische stelling dat immigranten een culturele bedreiging zouden vormen.

Wat betekent dit nu voor het beleid? Evgenia Passari is daar heel duidelijk over: ga niet mee met met dat culturele anti-immigranten frame, maar doe wat aan die bestaansonzekerheid. Voorkom werkloosheid door anticyclisch macro-economisch en fiscaal beleid:

If populism is entrenched in deeply rooted cultural differences, addressing it is a non-trivial endeavor. Our results, however, show that the rise in unemployment results in increased support for anti-establishment parties via the loss of trust in political institutions. Economic factors seem to be an important part of the populism story, and a key determinant of its recent pan-European electoral success. This presents an exceptional opportunity to address populism through the implementation of countercyclical macroeconomic and fiscal policies that will fight unemployment and foster growth.

Een fraaie, concrete representatie van de algemene samenhang tussen bestaansonzekerheid en ontvankelijkheid voor rechts-extremisme

(7 januari 2022) Een algemeen sociaalwetenschappelijk inzicht houdt in dat mensen zich door bestaansonzekerheid onveilig gaan voelen en dat een gevoel van onveiligheid het statuscompetitiepatroon aanwakkert, waardoor de kans op het stemmen op een rechts-extremistische partij toeneemt. 

Rechts-extremistische partijen haken namelijk in op die onveiligheidsgevoelens door mensen een eenvoudige, doch onjuiste, verklaring voor te houden: er zijn "vijanden" (van het volk, van onze cultuur) die de problemen hebben veroorzaakt en de enige oplossing is om die vijanden het land uit te sturen ("te deporteren"), voor "tribunalen te dagen", hen hun mensenrechten te ontnemen en uiteindelijk hen "te elimineren". De wereld is pas weer veilig als die vijanden worden onderdrukt, gevangengezet of gewoon niet meer bestaan.

Nu zijn al onze algemene inzichten, juist ook de wetenschappelijke, abstraheringen van de werkelijkheid. Sterker, al onze taaluitingen zijn abstracties. Ze gaan altijd over een veelheid aan unieke gevallen waaraan overeenkomstige kenmerken vallen waar te nemen.

Maar soms tref je zo een uniek geval dat onwaarschijnlijk precies dat algemene inzicht presenteert. Dat bedacht ik me toen iemand op Twitter reageerde op het bericht dat Johan Derksen bij Op1 had bekend dat hij op Forum voor Democratie had gestemd en dat hij dat nu zag als de zwartste bladzijde in zijn leven, als de grootste fout die hij had kunnen maken. "Baudet is een op hol geslagen idioot, die braltaal uitslaat, een heel gevaarlijke man." 

Dat was inderdaad een opmerkelijke gebeurtenis, niet zozeer omdat Derksen zijn fout inzag, maar meer omdat je je afvraagt hoe hij die fout ooit had kunnen maken. 

Maar daar kwam een reactie op van David Michels (@DaveRMichels) die beschreef hoe hij ook ooit ontvankelijk was geweest voor rechts-extremisme, in zijn geval dat van Wilders' PVV, maar dat hij tijdig van dat pad was teruggekeerd. Wat hij dan in een reeks tweets beschrijft, is een wel heel fraaie, concrete representatie van dat bovengenoemde algemene sociaalwetenschappelijke inzicht. Om dat te laten zien, neem ik ze hieronder integraal over. David Michels aan het woord:

Er moet me even iets van het hart: Ik zag vroeger ook iets in de PVV en ben echt dankbaar dat ik steeds meer ben op gaan schuiven naar het redelijke voordat Baudet naar voren kwam. Iedereen kan op dat pad belanden, echt iedereen. Het is goed als mensen een uitweg zien.
Soms, als je leven kut is, is het fijn als iemand jou vertelt dat het de schuld is van een ander. Dat er iemand is die jou het leven zuur maakt. Dat je niet voor jezelf hoeft te denken. Maar wat veel fijner is, is toch wel voor jezelf blijven denken.
Dan ga je zien dat, hoewel je problemen niet veroorzaakt worden door jezelf, er geen denkbeeldige vijand is. Dat er geen complotten zijn of dat immigranten ons alles afpakken. Dan kan je je verdiepen in wat er wel fout gaat. Beleid.
De vijanden die de PVV en FvD verzinnen lijken een hele makkelijke uitweg voor hele moeilijke problemen. Maar het is geen uitweg, echt niet. Ze lossen geen problemen op. Ze bieden geen echte uitweg.
Problemen die je nu ervaart in het leven, misschien is het armoede, onzekerheid voor je baan, bang je huis kwijt te raken, dat zijn problemen die tot stand komen door beleid. Niet door complotten van geheime organisaties of door immigranten.
En ik weet echt hoe veel simpeler het is om gewoon te blijven geloven in die denkbeeldige vijanden. Je leven is zwaar, dat weet ik. Echt. Maar als je echt verbetering wilt, moet je er voor werken. Verdiep je in de lokale politiek. En stem tijdens de #gemeenteraadsverkiezingen

 Daar valt weinig aan toe te voegen. Een uit het leven gegrepen representatie van dat algemene sociaalwetenschappelijke verband tussen bestaansonzekerheid en de ontvankelijkheid voor rechts-extremisme. 

En natuurlijk van de mogelijkheid tot zelfinzicht.

Meer aanwijzingen dat de politiek gemotiveerde vermindering van bestaanszekerheid het rechts-extremisme heeft aangewakkerd - en daarmee de democratie in gevaar heeft gebracht

(3 februari 2022) In het onderzoek naar het verband tussen bestaansonzekerheid en rechts-extremisme kan het wenselijk zijn om bestaansonzekerheid directer te meten, met vragen over hoe onzeker mensen zich voelen. Dat laatste gebeurt in de nieuwe studie What’s Work Got to Do with It? How Precarity Influences Radical Party Support in France and the Netherlands, met André Krouwel van de Vrije Universiteit Amsterdam als een van de auteurs. Een samenvatting van hun onderzoek geven de auteurs hier: Uncovering the missing link between precarity and populist voting

De onderzoekers onderscheiden bestaansonzekerheid, die zij precariteit noemen, in twee dimensies: onzekerheid over het behoud van de baan en de onzekerheid binnen de huidige baan. De eerste wordt gemeten met vragen over de vrees op korte termijn te zullen worden ontslagen en de vrees om in aantal uren achteruit te zullen gaan. En de onzekerheid binnen de huidige baan met vragen over het wel of niet doorbetaald krijgen bij uitval, over de mate van zelfbeschikking in het werk, over de moeilijkheid om werk en privé te combineren en over de tevredenheid met het loon. 

Het blijkt dan dat zowel in Frankrijk als in Nederland in 2017 de mate van bestaansonzekerheid samenhangt met het stemmen op een rechts-extremistische partij (Front National in Frankrijk en de PVV in Nederland). En samenhangt met het minder stemmen op een van de gevestigde middenpartijen. (Bedenk dat er ook niet-stemmers waren.)

Onzekerheid binnen de huidige baan hing in beide landen samen met een twee tot drie keer grotere kans op zowel het stemmen op een rechts-extremistische partij als op een populistisch-linkse partij (La France insoumise in Frankrijk en de SP in Nederland). 

Terwijl de onzekerheid over het behoud van de baan samenhing met een grotere kans op het stemmen op een rechts-extremistische partij. In Frankrijk was die kans 7,5 maal zo groot.

Deze resultaten wijzen er dus op dat het neoliberale beleid van flexibilisering van de arbeidsmarkt en de daarmee in verband staande achteruitgang van de kwaliteit van het werk via de daardoor toegenomen bestaansonzekerheid de kiezers naar de politieke flanken heeft geduwd, in het bijzonder naar de rechts-extremistische flank. 

Kennelijk werden de gevestigde middenpartijen, waartoe ook de sociaaldemocraten werden gerekend, verantwoordelijk gehouden voor die toegenomen bestaansonzekerheid. En werden oplossingen bij de politieke flanken gezocht. Bij links voor het terugdraaien van die flexibilisering en bij rechts voor een chauvinistische Eigen Volk eerst - politiek.

Dit alles kan niet verrassend zijn. Bestaanszekerheid is voor mensen van het allergrootste belang. Verreweg de meeste mensen zijn niet in staat om die in hun eentje voor elkaar te krijgen. En ze hebben inzicht in de rol die de overheid kan spelen om bestaanszekerheid voor zijn burgers te verschaffen. Als politieke partijen aan de macht zijn die een beleid voeren om die bestaanszekerheid juist te verminderen, met de misplaatste rechtvaardiging dat zulks nodig zou zijn voor "de economie", dan worden die partijen afgestraft. 

Wat rest is de bange vraag of de democratie tegen deze ontwikkeling bestand zal blijken te zijn.

De neoliberaal gemotiveerde toename van bestaansonzekerheid, de niet in goede banen geleide globalisering, groeiende ongelijkheid en de opkomst van het rechts-extremisme

(10 februari 2022) Thomas B. Edsall, columnist van de New York Times, gaat in op het onderzoek naar het verband tussen bestaansonzekerheid en rechts-extremisme: Status Anxiety Is Blowing Wind Into Trump’s Sails. Uit een van de nieuwe studies die hij noemt, Beyond Populism: The Psychology of Status-Seeking and Extreme Political Discontent komt duidelijk naar voren hoe toename van bestaansonzekerheid het statuscompetitieve wereldbeeld aanwakkert, waarin de verklaring voor de ontstane problemen wordt gezocht in het bestaan van vijandige groeperingen, de elite en de immigranten. Waar rechts-extremistische politici maar al te graag op inspelen. Het herinnert eraan dat rechts-extremisme niets anders is dan een uitingsvorm van het statuscompetitiepatroon. Ook leggen de auteurs de nadruk op het verband met groeiende ongelijkheid, waarvan we wisten dat die de statuscompetitie aanwakkert.

Edsall besteedt ook aandacht aan de achterliggende oorzaak van die toename van bestaansonzekerheid, die we eerder tegenkwamen als de globalisering die niet in goede banen werd geleid. In de Verenigde Staten verdwenen vooral in de industrie banen door nieuwe handelsverdragen, terwijl weinig tot niets werd gedaan om de negatieve gevolgen daarvan op te vangen. De markt zou de overgangsproblemen vanzelf wel oplossen. Dat verklaart waarom Trump vooral stemmen kreeg in de regio's die het sterkt getroffen werden.

Toevallig staat Brad DeLong vandaag stil bij die achterliggende oorzaken en wel aan de hand van een net verschenen boek van de hand van "the thoughtful ex-neoliberal economist Glenn Hubbard", die voorzitter was van de Raad van Economische Adviseurs onder president George W. Bush. Deze ex-neoliberaal kijkt er met spijt en misschien wel schuldgevoel op terug hoe neoliberale regeringen de slachtoffers van hun beleid aan hun lot overlieten. Met grote gevolgen.

dinsdag 18 april 2023

Hoe reageren kinderen op een in het leven geroepen statushiërarchie?

De nieuwe studie The effect of group status on children's hierarchy-reinforcing beliefs bevestigt het vermoeden, en resultaten van eerder onderzoek, dat het statuscompetitiepatroon in de menselijke sociale natuur klaar ligt om geactiveerd te worden. (Maar ook, lees verder, het gemeenschapspatroon.)

De Amerikaanse onderzoekers deelden kinderen van tussen de vier en acht jaar per toeval in drie verschillende groepen in, die niet bestaande namen kregen (de Flurps, de Gorps en de Zazzes). Daarna werd verteld dat de kinderen van de ene groep bepaalde voorrechten hadden (de hoge statusgroep), die de kinderen van de twee andere groepen werden onthouden. Kinderen van een van die twee andere groepen werden benadeeld (lage statusgroep), terwijl de andere groep noch werd bevoorrecht, noch werd benadeeld. De kinderen werden dus geïntroduceerd in een sociale wereld die bestond uit een statushiërarchie en waarin hen een positie was toegekend. (Het protocol van het onderzoek was goedgekeurd door de ethische commissie van de universiteit.)

Wat waren de gevolgen voor hoe de kinderen die wereld beoordeelden? Het bleek dat de hoge statuskinderen het statusverschil als rechtvaardiger beoordeelden en meer van mening waren dat die verschillen geaccepteerd dienden te worden. Ook was hun houding tegenover de lage statuskinderen negatiever en waren ze meer geneigd om lage statuskinderen uit te sluiten.

De onderzoekers zien de resultaten als een aanwijzing dat bij kinderen van deze leeftijd de neiging bestaat om een in het leven geroepen statushiërarchie te accepteren:

These results provide novel insights into a developmental mechanism that contributes to the formation of hierarchy-reinforcing beliefs in early childhood—advantaged status within that hierarchy—and contribute to our understanding of how children perceive and respond to the social hierarchies they experience in their daily lives. Critically, our results suggest that the tendency for advantaged group members to reinforce social hierarchies may be due, in part, to changes in the fundamental beliefs they develop about the hierarchy and the stratified groups who comprise it, and not only a simple desire for resources or power. 

Maar daar moet meteen de kanttekening bij geplaatst worden dat dat alleen gold voor de hoge statuskinderen. De kinderen van de twee andere groepen vonden de statusverschillen juist helemaal niet rechtvaardig en waren ook niet van mening dat die verschillen gewoon geaccepteerd dienden te worden. Ook was hun houding tegenover andere kinderen niet negatief en sloten ze andere kinderen niet uit. 

De onderzoekers doen dat niet, maar hun gedrag valt gemakkelijk te interpreteren als voortkomend uit dat andere gedragspatroon, dat van het gemeenschapsgedrag. Als dat patroon actief is, dan keur je statusverschillen af en vind je dat ze niet geaccepteerd zouden mogen worden.

Dat leert ons dat een op deze, "onnatuurlijke", wijze in het leven geroepen statushiërarchie enerzijds het statuscompetitiepatroon activeert, namelijk bij de hoge statuskinderen, maar anderzijds het gemeenschapspatroon, als een protest tegen die hiërarchie, namelijk bij de lage statuskinderen en de kinderen van de "neutrale" groep. 

Kortom, wat de onderzoekers bij die kinderen teweegbrachten, dat komt sterk overeen met wat in de grote mensenmaatschappij ook valt waar te nemen.

zondag 16 april 2023

Zondagochtendmuziek - Marais: 'Tempeste' From Alcione - Holland Baroque & Nederlandse Bachvereniging...

Kijk en luister even als je een tegenwicht zoekt voor de grijze roerloosheid die je deze zondagochtend tegemoetkomt als je de gordijnen opendoet. 

Dit was een uniek concert op 11 november 2020 in TivoliVredenburg van Holland Baroque en de Nederlandse Bachvereniging samen. 

Van Marin Marais (1656 - 1728) uit Alcyone: Tempête. De storm.

dinsdag 4 april 2023

"Hoe heeft dit alles hier kunnen gebeuren?" - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 9

De vraag hoe het kon gebeuren dat Nederlanders er zich gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945 in grote meerderheid bij neerlegden of er zelfs aan meewerkten dat driekwart van hun Joodse landgenoten door de Duitsers werden vermoord, houdt ons ook nu nog bezig. Zie hier het vorige bericht in deze reeks. Of beter, houdt ons eindelijk bezig, want lange tijd is geprobeerd om daar maar zo weinig mogelijk bij stil te staan.

Over dat laatste ging de EO-documentaire Gaat dit over ons? Herdenken in Nederland polderland van Alfred Edelstein die vorige week woensdag op NPO 2 werd uitgezonden. In ons nationale herdenkingsbeleid ging het lange tijd alleen maar over de gesneuvelde militairen en de verzetshelden. Daan Scheider haalt in de VPRO-gids Bart Wallet aan, hoogleraar Joodse studies:

‘Voor het uitzonderlijke leed dat de Joden, Roma en Sinti is aangedaan was in het nationale verhaal na de oorlog geen ruimte,’ stelt Bart Wallet, hoogleraar Joodse Studies. De Joden werd het zwijgen opgelegd en van de Roma en Sinti werd in de in die tijd nog überhaupt niet gerept. Om die reden kozen zij ervoor hun leed in eigen kring te herdenken.

Waarna het schrijnende relaas volgt van de pogingen van de na de oorlog overgebleven Joodse gemeenschap om op het Jonas Daniël Meijerplein, waar in 1941 de eerste grote razzia's plaatsvonden, een monument op te richten ter nagedachtenis aan degenen die waren afgevoerd. De gemeente Amsterdam traineerde dat initiatief. In plaats daarvan werd in 1952 op datzelfde plein het beeld van De Dokwerker onthuld, ter nagedachtenis aan de Februaristaking van 1941.

Het leed van de Joden moest letterlijk plaatsmaken voor het heldhaftige zelfbeeld van Nederland als verzetsland. 'Symbolischer kun je het niet hebben,' aldus Wallet.

Dat die Februaristaking, "in heel bezet Europa het enige massale en openlijke protest tegen de jodenvervolging" (Joods Monument, Februaristaking), wordt herdacht, is natuurlijk zeer terecht. Maar de verdenking ligt wel erg voor de hand dat de herdenking ervan, samen met de stilte rond de Jodenvervolging zelf, ook diende om een slecht geweten te sussen. 

Het heeft wel heel lang geduurd voor die stilte op

nationaal niveau werd doorbroken. Pas in 2020 bood de Nederlandse staat bij monde van premier Rutte excuses aan voor de rol van het staatsapparaat bij de Jodenvervolging. En pas in 2021 werd in Amsterdam het indrukwekkende Holocaust Namenmonument opgericht, ter nagedachtenis aan de vermoorde Joden, Roma en Sinti. 

Die allerprangendste vraag – hoe heeft dit alles hier kunnen gebeuren? – werd door de Nederlandse overheid te lang omzeild, maar wordt in de documentaire onomwonden beantwoord. In de woorden van schrijver Wim de Wagt: ‘Het Namenmonument laat zien waar een teveel aan consensus en coöperatief medewerken en een gebrek aan weerbaarheid toe kunnen leiden. Dat is de schaduwzijde van het Nederlandse poldermodel.’ 

Die verwijzing naar het Nederlandse poldermodel als antwoord op die prangende vraag verraste mij. 

Wat valt er met een sociaalwetenschappelijke blik over te zeggen? Daarover meer in het volgende bericht. Hier het vervolg.