dinsdag 31 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 6

In het bericht van drie dagen geleden, het vijfde in de reeks over de Nederlandse polycrisis, nam ik de volgende twee bullets op in het lijstje van praktisch-politieke concretiseringen van de vuistregel van de markt als eigenlijke bron van welvaart: 

  • loslaten van beleid gericht op volledige werkgelegenheid,
  • rentebeleid en dus werkloosheid als het middel voor prijsstabiliteit

Het lijkt goed om, als een intermezzo, daar enige toelichting op te geven.

Na de Tweede Wereldoorlog, toen de vuistregel van het grote belang van de democratische overheid voor het menselijk welzijn nog het politiek-economische denken domineerde ("de gemeenschap georganiseerd in de staat"), was het nastreven van volledige werkgelegenheid als vanzelfsprekend een van de doelen van het sociaal-economische overheidsbeleid. De ervaringen met de ellende van de massawerkloosheid van de recessie van de jaren 30, en de daarmee samenhangende opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland, lagen nog vers in het geheugen. Dat iedereen die wilde werken en werk nodig had voor een menswaardig bestaan, ook dat werk kon vinden, moest voortaan een overheidszorg zijn.  Want iedereen telde mee.

Dat moest zo worden opgevat dat iedereen recht op werk had, niet in juridische zin, zoals met een baangarantie, maar in materiële zin. Werkloosheid zou alleen mogen bestaan als een kortdurende overgangsperiode tussen twee banen en de Werkloosheidswet (in 1952 ingevoerd als de "Wachtgeld en Werkloosheidsverzekering" (WW)) zorgt dan voor een uitkering om die periode te kunnen overbruggen. 

Volledige werkgelegenheidsbeleid moest dan inhouden dat de overheid er voor moest zorgen dat de capaciteiten van de reële economie altijd maximaal worden benut. En dat betekende dat de overheidsbegroting daaraan functioneel moest zijn. Als er niet gebruikte capaciteit dreigde te ontstaan, moest de economie worden aangejaagd door de overheidsuitgaven te vergroten en/of de belastingen te verlagen. Om werkloosheid te voorkomen.

Maar wat als er overspanning van de economie en dus inflatie dreigde? De economie moest dan worden "afgekoeld". Maar hoe? De destijds heersende vuistregel hield in dat in dat geval de lonen moesten worden gematigd. De totale omvang van de lonen beslaat zo'n driekwart van het nationale inkomen. Als je die proportie iets minder kunt laten groeien of zelfs iets kunt terugdringen, dan heeft dat een flink "afkoelend" effect. Daarom, en om andere redenen, voerden regeringen een "geleide loonpolitiek", of beter gezegd, probeerden ze die te voeren, want dat lukte niet altijd even goed. 

Ik googelde net even "geleide loonpolitiek" en kwam terecht bij deze interessante bespreking door Willem Dercksen en Geert Woltjer van De effectiviteit van geleide loonpolitiek in theorie en practijk uit 1984 van N. van Hulst.  Over die effectiviteit en over de voor- en nadelen van die politiek valt van alles te zeggen, maar hoe dan ook, een belangrijk idee erachter was dat werkloosheid moest worden voorkomen. Conjunctuurbeleid, het bevorderen van stabiele economische groei, behoorde tot het takenpakket van opeenvolgende regeringen. Als economische afkoeling nodig was, dan moest dat bereikt worden door loonmatiging en niet door het laten oplopen van de werkloosheid. 

Dat veranderde drastisch met de opkomst van de (neoliberale) vuistregel van de markt als eigenlijke bron van welvaart. Dat de rol van de overheid moest worden teruggedrongen, betekende ook dat loonvorming aan de markt moest worden overgelaten. En dat betekende weer dat conjunctuurbeleid geheel moest worden overgedragen aan de centrale bank en dus aan het rentebeleid. 

Als inflatie dreigde, moest de rente worden verhoogd, zodat de investeringen zouden afnemen en daardoor de werkloosheid zou toenemen. Inflatiebestrijding betekende werkloosheidstoename. De kosten van die bestrijding moesten niet meer door alle werknemers samen worden gedeeld, door loonmatiging, maar konden worden afgewenteld op degenen die werkloos werden. In de plaats van het doel van de volledige werkgelegenheid kwam werkloosheid als middel om inflatie te bestrijden. Dat was het afscheid van het iedereen-telt-mee.

Daarmee werden de grote negatieve effecten van werkloosheid, voor de werklozen zelf, maar ook voor iedereen in de vorm van toegenomen bestaansonzekerheid, genegeerd of op de koop toegenomen. En er was al helemaal geen oog voor de negatieve politieke effecten van die toename van bestaansonzekerheid, in de vorm van het opnieuw opkomen van rechts-extremisme. 

Kortom, het loslaten van dat doel van volledige werkgelegenheid als onderdeel van de overgang naar die vuistregel van de markt, dat heeft nogal wat me zich meegebracht. En is mede een oorzaak geweest van de polycrisis die we nu meemaken. In het volgende bericht gaan we daar weer naar terug.

zondag 29 januari 2023

Zondagochtendmuziek - Rufus Wainwright & Amsterdam Sinfonietta - Devils and Angels (Hatred)

Maandagavond 23 januari; de Grote Zaal van TivoliVredenburg was tot de nok toe gevuld. Amsterdam Sinfonietta trad op samen met Rufus Wainwright, de "prins van de kamerpop". 

Een prachtig programma, waarin klassiek (Saint-Saëns. Berlioz, Von Gluck, Wagner) werd gecombineerd met de betere pop. 

Dit geeft een impressie.

.

vrijdag 27 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 5

We lijken aan het eind te zijn gekomen van een periode waarin in het politieke landschap de vuistregel domineerde dat de rol van de overheid zoveel mogelijk dient te worden teruggedrongen om zoveel mogelijk ruimte te verschaffen voor de markt, de eigenlijk bron van welvaart. Zie het vorige bericht

De vraag ligt nu op tafel hoe de dominantie van die vuistregel in verband staat met de twaalf crises in de Nederlandse politiek die in de vorige berichten langskwamen. Die dominantie werd in de politieke praktijk geconcretiseerd in:

  • bezuinigingen op overheidsuitgaven en dus publieke voorzieningen, 
  • pogingen om de belastingdruk te verminderen, 
  • verlagen van de hoogste tarieven in de inkomstenbelasting om zo de inkomensongelijkheid te vergroten,
  • deregulering, ook van de arbeidsmarkt,
  • privatisering,
  • loslaten van beleid gericht op volledige werkgelegenheid,
  • rentebeleid en dus werkloosheid als het middel voor prijsstabiliteit,. 
  • versoberen van sociale zekerheid ter "disciplinering van de arbeid",
  • prioritering van de wensen van het bedrijfsleven. 

Meer of minder bewust bedoeld, betekende die dominantie ook het afscheid nemen van de gedachte van de maatschappij als een moreel project, de gedachte die centraal staat in die andere vuistregel, die van het -iedereen-telt-mee en van de "gemeenschap georganiseerd in de staat". Met het omarmen van de markt kwam morele luchtledigheid daarvoor in de plaats. Alles draaide om "economische hervormingen", versterkt door de alom aanwezigheid van het vak economie, waartegenover het belang van "sociale hervormingen" uit het zicht verdween, ook al vanwege de afwezigheid van het vak sociologie. (Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.)

Wat zien we van dit alles terug in die twaalf crises?

Bij acht van die crises (rechtspraak, ggz, belastingdienst (twee maal), infrastructuur, jeugdzorg, gemeenten, asielopvang) tref je in de berichtgeving verwijzingen aan naar bezuinigingen op overheidsuitgaven. Anders gezegd, die crises leren ons iets over het grote belang van de overheid en dus van de financiering van publieke voorzieningen voor het welzijn van mensen. Voor het welzijn van burgers van het land en van mensen die in dit land asiel zoeken. 

We zagen eerder al de sterke aanwijzingen voor de negatieve welzijnsgevolgen van de bezuinigingen waarmee overheden reageerden op de Grote Financiële Crisis van 2008-2010. Ik zocht even vorige berichten daarover op en kwam tot de volgende lijst:  

Tjonge, wat een lange lijst. En wat een schat aan aanwijzingen dat je met die vuistregel van de kleine overheid en van de markt als enige bron van welvaart, de vuistregel dus van het ieder-voor-zich, inderdaad een waslijst aan crises teweegbrengt.

Wordt vervolgd. Lees hier deel 6.

woensdag 25 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 4

Ten aanzien van de politiek en meer in het algemeen het publieke domein liggen in de menselijke sociale natuur twee aan elkaar tegenovergestelde vuistregels klaar om actief te worden (zie het vorige bericht);

  • enerzijds de vuistregel dat in een democratie de overheid een belangrijke en onmisbare rol moet spelen ten behoeve van het menselijk welzijn en 
  • anderzijds de vuistregel dat de rol van de overheid juist zoveel mogelijk dient te worden teruggedrongen om zoveel mogelijk ruimte te verschaffen voor de markt, de eigenlijk bron van welvaart

Die eerste vuistregel kun je zien als een uitwerking van de menselijke morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Waarin samenwerking en delen voorop staat. 

En de tweede als de uitwerking van het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. Waarin alles draait om competitie.

Dat we nu in de Nederlandse politiek twaalf crises meemaken (zie de drie vorige berichten) valt gemakkelijk in te zien als een sterke aanwijzing dat we aan het eind zijn gekomen van een periode waarin die tweede vuistregel het politieke landschap in zijn greep had. 

Die periode begon zo ongeveer in de jaren 70 van de vorige eeuw, zoals beschreven in hoofdstuk 7 van Neoliberalisme, een Nederlandse geschiedenis van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen. Er moest afscheid worden genomen van het voorafgaande geloof in een grote rol van de overheid, geïnspireerd door het werk van Keynes en van het idee van "de gemeenschap georganiseerd in de staat", ten behoeve van het geloof in de superioriteit van de vrije markt. De eerste vuistregel moest plaats maken voor de tweede. Dat was onderdeel van een internationale ontwikkeling in het denken over economische politiek, die zich vooral afspeelde in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, en die wordt beschreven in The Rise and Fall of the Neoliberal Order : America and the World in the Free Market Era van Gary Gerstle. 

Bekend geworden uitspraken van Margareth Thatcher (There is no such thing as society) en Ronald Reagan (Government is not the solution to our problem, goverment is our problem) markeerden de overgang naar de vuistregel van de superioriteit van de markt. Er is niet een samenleving als een moreel project, die in de democratische overheid moet worden georganiseerd en waarin iedereen hoort mee te tellen. Nee, die die democratische overheid moet juist zo klein mogelijk worden gehouden, in omvang en in wetten en regels. Dus bezuinigingen, lagere belastingen, deregulering, privatisering en grotere inkomensverschillen. Loslaten van beleid gericht op volledige werkgelegenheid. Versoberen van sociale zekerheid. Wat er nog aan overheid resteert, staat in dienst van de markt, wat in de praktijk betekent: van de wensen van het bedrijfsleven. En wat er nog aan moraal resteert, is gereduceerd tot een cynische opvatting van "vrijheid".

Wat doen politici die in hun denken door die vuistregel worden aangestuurd? Wat is hun houding ten opzichte van hun taak en van waar de overheid toe dient? Waarvoor voelen ze zich nog verantwoordelijk? Voelen ze een morele verantwoordelijkheid? 

En wat vertellen de antwoorden op zulke vragen over hoe die twaalf crises konden ontstaan? Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

dinsdag 24 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 3

De waslijst van elf crises of problemen in de Nederlandse politiek die ik in de twee vorige berichten opsomde (zie hier het vorige bericht), kan als je de actualiteit volgt nog worden aangevuld. Eén aanvulling is de volgende:

Het mestbeleid van het Ministerie van Landbouw bestaat er al jaren uit om hoognodige maatregelen zo lang mogelijk uit te stellen. Doordat we een veel te grote landbouwsector hebben, die veel milieuschade veroorzaakt en in vergelijking daarmee maar weinig bijdraagt aan het bbp, is er een groot mestoverschot. Waardoor het grond- en oppervlaktewater sterk wordt vervuild met stikstof en fosfaat. Dat had voor de Nederlandse regering zelf al lang reden moeten zijn om in te grijpen. Maar daar is mee gedraald. En er is zelfs bij de Europese Commissie uitstel bedongen van de toepassing van Europese mestregels die waren opgesteld, met instemming van Nederland, om de kwaliteit van het water te verbeteren. Maar in ruil daarvoor moesten wel de al bestaande regels worden gehandhaafd. Omdat dat laatste niet gebeurde, denk aan het oogluikend toegestane gesjoemel met de mestboekhouding door boeren, heeft Brussel al op 19 december 2022 laten weten genoeg te hebben van het gedraal. Als nu niet wordt gehandhaafd, vervalt het Europese uitstel per direct. Immer dralend ministerie heeft elk krediet in Brussel verspeeld. Tot 20 januari 2023 wekte minister van Landbouw Adema de indruk dat nog meer uitstel mogelijk zou zijn. Hij moest die dag halsoverkop uit het buitenland terugkeren voor spoedberaad van het kabinet. Kabinet wist al weken dat Brussel Nederlands mestbeleid niet accepteert.

Oké, twaalf crises dus. Als er niet nog meer bijkomen.

Wat valt er te zeggen over het vermoeden dat al die crises uit een en dezelfde bron voortkomen? Om die vraag te beantwoorden, moeten we onder ogen zien dat politici en beleidsmakers zich meestal laten leiden door vuistregels in plaats van door diepgravende analyses. En dat bij de totstandkoming en verspreiding van die vuistregels sociale zeepbelvorming optreedt. Doordat weinigen voldoende op de hoogte zijn om zelfstandig een oordeel te kunnen vellen, kan sociale beïnvloeding een grote rol spelen. Als je merkt dat veel mensen een bepaald inzicht aanhangen, dan is het moeilijk om je aan de neiging te onttrekken om dat inzicht voor waar te houden. Zoveel mensen kunnen zich toch niet vergissen? 

Zo'n inzicht heeft vaak de vorm van een vuistregel: bij dit-en-dit probleem kies je het beste deze-en-deze oplossing. Succes is niet gegarandeerd, maar komt vaak of net vaak genoeg voor om de vuistregel in leven te houden. Tel bij dat net-vaak-genoeg die sociale beïnvloeding op en je hebt het verschijnsel van een sociale zeepbel: iedereen neemt als waar en vanzelfsprekend aan waar maar weinig empirische evidentie voor bestaat. 

Over het publieke domein van de politiek, van de vraag wat in een democratie van dag tot dag het beste beleid is, zijn we altijd onvolledig geïnformeerd. Dat is dus een domein waar gemakkelijk vuistregels en sociale zeepbellen ontstaan. Denk aan het bericht Vooroordelen, vuistregels, sociale zeepbellen en ideologieën. Zullen we ooit het publieke domein onder de knie krijgen? De menselijke sociale natuur maakt nu dat twee aan elkaar tegengestelde vuistregels als het ware klaarliggen om "uitgekozen" te worden en om zich tot een sociale zeepbel te ontwikkelen: 

  • enerzijds de vuistregel dat in een democratie de overheid een belangrijke en onmisbare rol moet spelen ten behoeve van het menselijk welzijn en 
  • anderzijds de vuistregel dat de rol van de overheid juist zoveel mogelijk dient te worden teruggedrongen om zoveel mogelijk ruimte te verschaffen voor de markt, de eigenlijk bron van welvaart

Die eerste vuistregel kun je zien als een uitwerking van de menselijke morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Waarin samenwerking en delen voorop staat. 

En de tweede als de uitwerking van het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. Waarin alles draait om competitie.

In het volgende bericht zal het gaan over wat dit nu betekent voor die vraag naar de bron waar al die twaalf, of meer, crises in de huidige Nederlandse politiek uit voortkomen.

zondag 22 januari 2023

Zondagochtendmuziek - Martinů: 4. Sinfonie ∙ hr-Sinfonieorchester ∙ Andrés Orozco-Estrada

Er zijn veel componisten waarvan het werk te weinig wordt geprogrammeerd. Er moet kennelijk altijd tenminste één (over-)bekend werk op het programma staan om genoeg publiek te trekken. Dat is jammer, want zo blijft er vele malen meer goede muziek verborgen dan er wordt uitgevoerd. 

Een van die weinig geprogrammeerde componisten is Bohuslav Martinů (1890 - 1950). Lees hier over zijn persoon, zijn levensloop en zijn vele composities. Er zijn allerlei aanwijzingen dat hij autistisch was. 

Hij schreef zes symfonieën. Hier werd, in 2016 in Frankfurt in de Alte Oper, de vierde uitgevoerd door het hr-Sinfonieorchester onder leiding van Andrés Orozco-Estrada. Ook hier, net als in veel van zijn orkestwerken, met de piano als orkestinstrument.

Boeiende muziek. Die programmering zou best wel wat breder mogen.

vrijdag 20 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 2

In het vorige bericht maakte ik een begin met de waslijst van crises of problemen waar de Nederlandse politiek en dus wij allemaal mee worden geconfronteerd. Ik noemde er vijf; daar komen er nu zes bij.

Overheid schuift hoognodige uitvoering van wetgeving op gebied van natuur, biodiversiteit en klimaatverandering voor zich uit en bedenkt juridische "geitenpaadjes".  Hoogleraar Kees Bastmeijer: ‘Stop met juridisch geknoei in het natuur- en milieurecht. Vier projecten die laten zien hoe indringend de stikstofcrisis in Nederland is. Over de bouwvrijstelling: kamerbrief Van der Wal

Crisis in de jeugdzorg: Crisis in de jeugdzorg: 'Als we nu niets doen vallen er doden'. De Jeugdzorg werd in 2015 overgeheveld naar de gemeenten. Toen was er al een tekort. Daar kwam een korting bij  omdat werd aangenomen dat gemeenten het met minder geld zouden kunnen doen. Dat blijkt niet het geval. De ingestelde "Commissie van wijzen" concludeert dat er eerst meer geld bij moet: Commissie van ‘wijzen’: eerst fors geld bijleggen, dan bezuinigen op jeugdzorg

Gemeenten krijgen te weinig geld voor extra taken, waardoor investeringen in wegen, scholen en andere essentiële zaken achterblijven: Gemeenten staan er financieel beter voor, maar zijn nog te afhankelijk van het Rijk, vinden accountants. Doordat op die extra taken (zorg, uitkeringen) lastig te sturen valt, bezuinigen gemeenten op sportvoorzieningen, buurthuizen en bibliotheken: Financiële situatie van gemeenten onhoudbaar, blijkt uit onderzoek. "De investeringen van gemeenten zijn al ruim een decennium onder de maat. Dit is zorgelijk, omdat investeringen noodzakelijk zijn om gemeenten financieel gezond te houden." Gemeenten klimmen uit dal, maar investeringen blijven achter

De overheid schiet tekort in het verschaffen van een sociaal minimum. "Jongeren tot 21 jaar in de bijstand lopen een hoog risico om langdurig financieel in de knel te komen. Vooral als hun ouders geen begeleiding en financiële ondersteuning kunnen bieden." Nationale Ombudsman: Watertrappelen in de bijstand Onderzoek naar de knelpunten van jongeren van 18 tot 21 jaar in de bijstand. In het algemeen geldt dat het sociale minimum ontoereikend is, dat het doenvermogen van burgers onrealistisch wordt ingeschat en dat er een gebrek aan geld, tijd en deskundigheid is bij gemeentelijke dienstverleners: Sociale minima in de knel.

De Belastingdienst heeft duizenden ouders ten onrechte bestempeld en behandeld als fraudeurs. Het kabinet beloofde een "ruimhartige vergoeding", maar de afhandeling daarvan door de Belastingdienst kan nog wel tot 2030 duren. Er is "onvoldoende capaciteit" om alle aanmeldingen "binnen de wettelijke termijn" te beoordelen. 'Compensatie ouders toeslagenaffaire kan zomaar tot 2030 duren'.

De overheid begroot de uitgaven voor de wettelijk vastgelegde taak van de asielopvang structureel te laag. Volgens de Algemene Rekenkamer in de afgelopen 23 jaar 21 keer te laag begroot. Dat leidde niet alleen vaak tot problemen in de opvang, asielzoekers die de nacht in de buitenlucht moesten doorbrengen, maar ook tot hogere uitgaven omdat de opvangkosten hoger zijn als eerder gesloten locaties heropend moeten worden of als noodopvang nodig is. Rekenkamer: begroting voor asielopvang is structureel te laag. Hoewel het vorige en het huidige kabinet al langer pleiten voor het stabieler en flexibeler maken van de asielopvang, is daar nog niets van terechtgekomen. In plaats daarvan besloot het huidige kabinet tot de juridisch onhoudbare opschorting van de uitvoering van de nareisregeling. Dat was voor de bij de IND werkzame jurist Thomas Huttinga reden om zijn ontslag in te dienen. "‘In een rechtsstaat moet het beleid rechtmatig zijn’, zegt hij. ‘Burgers moeten daarop kunnen vertrouwen. Het is onwenselijk dat een uitvoerende organisatie op den duur wordt teruggefloten. Dat versterkt ook het wantrouwen in de overheid en de rechtsstaat." Deze IND’er zegde zijn baan op omdat hij geen onwettig beleid wil uitvoeren: ‘Het kabinet gokt met mensenlevens’

Daarmee zijn we gekomen tot een waslijst van elf problemen of crises. Zie ook het vorige bericht. Nogmaals: zonder claim op volledigheid. Stuk voor stuk problemen waar de politiek mee worstelt en die maar niet worden opgelost. Geen wonder dat mensen moedeloos worden als ze al die berichten onder ogen krijgen. En geen wonder dat het vertrouwen in de politiek bijzonder laag is. In 2022 zei 67 procent weinig of heel weinig vertrouwen te hebben in de politiek, 71 procent in het kabinet en eveneens 67 procent in de premier. Enquête: vertrouwen in de politiek is enorm laag

Dat lage vertrouwen in de overheid is natuurlijk een gevaar voor de democratie. Het maakt de mensen vatbaar voor complottheorieën: Een op vijf Nederlanders gelooft in complot­theorieën. En een zo laag vertrouwen bedreigt de ervaren bestaansonzekerheid, die op zijn beurt aanzet tot rechts-extremisme. Zie Meer aanwijzingen dat de politiek gemotiveerde vermindering van bestaanszekerheid het rechts-extremisme heeft aangewakkerd - en daarmee de democratie in gevaar heeft gebracht.

Dat maakt het wel heel urgent om stil te staan bij die ene gemeenschappelijke bron waaruit al deze crises uit voort lijken te komen. En die de term polycrisis rechtvaardigt. Daarover in het volgende bericht. Hier het vervolg.

woensdag 18 januari 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 1

Adam Tooze verstaat onder een polycrisis een toestand waarin we niet alleen te maken hebben met meerdere crises, maar waarin het totaal van die crises gevaarlijker is dan de optelsom ervan. Dat ligt eraan dat verschillende crises elkaar (kunnen) versterken. De ene crisis maakt de ander ernstiger. Zie Defining polycrisis - from crisis pictures to the crisis matrix.

Het kan daarnaast ook nog zijn dat het gevaar van een polycrisis groter is dan de optelsom doordat al die crises een en dezelfde bron hebben. Waardoor we er niet komen door die crises elk afzonderlijk aan te pakken. We zouden er beter aan doen door iets aan die bron te doen. Of eigenlijk: alleen dan werken we echt aan een oplossing.

Die gedachte kwam bij me op toen ik aan de hand van recente berichten in de media een waslijstje probeerde te maken van de problemen, de crises, waar de Nederlandse politiek en dus wij allen op het ogenblik mee geconfronteerd worden. Er kwam bij dat ik her en der opving dat mensen moedeloos beginnen te worden van al het slechte nieuws dat op hen afkomt. Sommigen besluiten zelfs om het nieuws helemaal niet meer te volgen. Het zou goed zijn als meer mensen inzagen dat veel problemen samenhangen en eenzelfde oorzaak hebben, waar bovendien iets aan te doen is.

Maar eerst maar die waslijst van problemen. In willekeurige volgorde en zonder volledigheid te claimen. In dit bericht de eerste vijf. De rest volgt.

De rechtspraak kampt met grote problemen door te grote werkdruk. "De kiem daarvan ligt bij de eerste twee kabinetten van premier Rutte (VVD) en minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) en staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie, VVD) die bezuinigden op de financiering van de rechtspraak. Het gevolg: jarenlang werden geen nieuwe rechters aangenomen waardoor er nu een groot tekort is. (De rechter ligt er wakker van: het lukt niet meer om op tijd én goed te vonnissen)

Instellingen voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) sloten in 2022 vanwege geldgebrek en personeelstekorten een derde van klinische behandelplekken voor volwassenen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen, terwijl de wachtlijsten voor deze plekken al jaren toenemen. De Nederlandse Zorgautoriteit onderzocht of de zorgplicht wordt geschonden. Dat zou niet het geval zijn, omdat vervangende zorg beschikbaar is. Maar die klinische behandelplekken zijn juist nodig omdat die vervangende, ambulante zorg onvoldoende is. (Een derde van specialistische ggz-bedden opgeheven, ‘zorg zakt door ondergrens’.)

De toestand bij de Belastingdienst is kritiek, door sterk verouderde computersystemen en ernstige personeelstekorten. Dat betekent dat de belastingheffing gevaar loopt, en dat er sterk verminderd toezicht is op belastingaangiftes en dat het invoeren van nieuwe wetgeving "nauwelijks" mogelijk is. Die computersystemen hadden al lang moeten worden vervangen. "De oorsprong van het personeelstekort ligt bij jarenlange bezuinigingen die in 2016 culmineerden in een uit de hand gelopen vertrekregeling. Duizenden medewerkers vertrokken, veelal de beste mensen met de grootste kansen elders op de arbeidsmarkt." (De toestand bij de Belastingdienst is kritiek)

Er is achterstallig onderhoud aan de infrastructuur:  bruggen, sluizen en viaducten. Met veiligheidsrisico's en toenemend oponthoud op de weg: Achterstallig onderhoud aan bruggen eist zijn tol: meer hinder en files de komende jaren.  In de brief van de regering aan de Tweede Kamer lees je: "Het beeld in de rapportage is dat de infrastructuur grotendeels voldoet, maar niet overal. Op alle netwerken is het effect van uitgesteld onderhoud op de netwerken zichtbaar. Er zijn meer storingen. De keuze voor het moment van onderhoud of vervanging wordt bepaald op basis van de feitelijke technische conditie en de middelen die beschikbaar zijn." Er zijn dus in het verleden te weinig middelen beschikbaar gesteld.

Er is al jaren een groot woningtekort door bewust overheidsbeleid om die markt zoveel mogelijk vrij te laten. "Als de markt niet werkt, moet de overheid de markt anders organiseren, of zelf het aanbod van nieuwbouwwoningen sturen.": Huidige problemen op de woningmarkt vragen om actievere rol van overheid. Tegelijk legde de overheid in 2013 de woningcorporaties een forse verhuurderheffing op om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen, waardoor de huursector doelbewust is verwaarloosd: Het Rijk verwaarloost doelbewust de Nederlandse volkshuisvesting.

Wordt vervolgd. Hier Deel 2.

zondag 15 januari 2023

Zondagochtendmuziek - Johannes Brahms: Sinfonie Nr. 2 mit Günter Wand (1984) | NDR Elbphilharmonie...

Gistermiddag stond in de Zaterdagmatinee met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Karina Cannelakis na de pauze Brahms' Tweede Symfonie op het programma. Ik luisterde naar de rechtstreekse radio-uitzending op Radio Klassiek. Wat is dat toch een mooie symfonie.

Er kwamen herinneringen op aan de eerste keer dat ik een concert bijwoonde. Dat moet omstreeks 1960 zijn geweest en het was een uitvoering van die Tweede Symfonie door het Concertgebouworkest in het Amsterdamse Concertgebouw. Er waren toen "schoolconcerten" en wij waren daar vanuit Heerenveen met de bus naar toe gebracht. Ik herinner mij dat Witold Rowicki de dirigent was. 

Wat ik wist van klassieke muziek was niet veel en was van de radio. Pas nadat ik in 1965 ging studeren, kocht ik van mijn studiebeurs een (Garrard-)platenspeler en, meestal in de opruiming, langspeelplaten. 

We zaten rechts op het podium. Ik was overweldigd. Na afloop gingen we Indonesisch eten in de Warmoesstraat. Het was voor mij en ik denk de meeste anderen de eerste kennismaking met Amsterdam.

Op You Tube staat een wel heel fraaie uitvoering van Brahms' Tweede door het NDR Sinfonieorchester onder leiding van Günter Wand uit 1984 in het Kieler Schloss. Günter Wand (1912 - 2002) is relatief onbekend gebleven, maar dat is geheel ten onrechte.

donderdag 12 januari 2023

De naargeestigheid van het statuscompetitieve, rechts-extremistische wereldbeeld - toen en nu

In het statuscompetitieve wereldbeeld is de wereld onveilig en vergeven van vijanden. In dat wereldbeeld ben jij of jouw groep of jouw volk pas veilig als jij of jullie onbedreigd aan de top staan van de statushiërarchie. Als alle macht bij "ons" geconcentreerd is en alle "anderen", de "vijanden" machteloos zijn geworden. Of, nog liever, als alle vijanden zouden zijn vernietigd. 

Zolang die vernietiging niet voltooid is, en dat is meestal zo, staat alles in het teken van de strijd, van het je macht laten gelden en het intimideren en vernederen van wat jij als vijanden ziet. Daarbij kun je nooit verslappen, want elk teken daarvan zou de vijand hoop kunnen geven en kunnen aanmoedigen. Alles moet erop gericht zijn om dat te voorkomen.

Als dat wereldbeeld de kans heeft gekregen om zich te verspreiden en door te zetten, dan is er een toestand ontstaan waarin iedereen zich onveilig voelt. De onderdrukten, doordat ze voortdurend geïntimideerd en vernederd worden. Maar ook de onderdrukkers, omdat ze altijd en overal vijanden zien. 

Van een "samenleving" kun je eigenlijk niet meer spreken. De sociaalwetenschappelijke term is: statushiërarchie. In Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen analyseer ik die toestand als een "statuscompetitie-evenwicht". Als je niet beter zou weten, dan zou je niet op het idee komen dat ook het gemeenschapspatroon tot de menselijke sociale natuur behoort.

Dat alles in het teken van de strijd staat, moet heel letterlijk worden genomen. Remmingen, in de zin van wat moreel juist is of van wat waarheid is, ontbreken. Integendeel, in het narcistische, statuscompetitieve wereldbeeld wordt het "zich bevrijd hebben" van de moraal en van de wetenschap gevierd. Het streven naar de ultieme veiligheid van het onderdrukt of zelfs geëlimineerd hebben van de vijanden, mag niets in de weg worden gelegd.

Zeker, het is een naargeestig wereldbeeld en het is een naargeestig beeld als de maatschappij er zo uitziet of die kant lijkt op te drijven. Maar het is precies die naargeestigheid die zich aan je opdringt als je naar vroegere of hedendaagse manifestaties er van kijkt. 

In het nog niet zo verre verleden was er de huiveringwekkende naargeestigheid van nazi-Duitsland en de Holocaust. Waarin het "Jodendom" als vijand was uitgekozen en moest worden geëlimineerd. Waarin werkelijk alles instrumenteel was aan dat einddoel. Met een moreel vacuüm, dat met verering van de Leider, propaganda, wereldvreemde fantasieën en leugens werd opgevuld. 

Tegenwoordig herkennen we een variant van diezelfde naargeestigheid in het statuscompetitieve wereldbeeld van het populistische rechts-extremisme. Waarin "het eigen volk" aan de macht behoort te zijn en waarin dus degenen die het iedereen-telt-mee van de democratie verdedigen de vijanden zijn. Waarin mensenrechtenverdragen behoren te worden opgezegd, want niet iedereen heeft dezelfde rechten. Waarin vluchtelingen en asielzoekers horen te worden geweerd. Waarin "wij", de machtigen en de rijken en de overheersers, ons niet laten dwingen om mee te betalen aan de collectieve voorzieningen en de sociale zekerheid. Waarin de armen en kwetsbaren hun plaats behoren te kennen.

En waarin we "onze" overtuigingen in een culture war aan iedereen moeten kunnen opleggen. Waarin we niet gehinderd mogen worden door morele beperkingen. Dus zelfverrijking en corruptie. 

Noch door de beperkingen van wetenschap en waarheid. Dus de beeldvorming, de samenzweringstheorieën, de desinformatie en de leugens en de klimaatontkenning.

De rechts-extremistische flank van het Nederlandse politieke landschap. De nasty Party van de Conservatieven in Groot-Brittannië. De Republikeinen in de Verenigde Staten. De Bolsonaristas in Brazilië. De AfD en de Reichsbürger in Duitsland. Orbán en zijn aanhangers in Hongarije. En Poetin en de kring om hem heen in Rusland. Een naargeestig tableau.

dinsdag 10 januari 2023

Steeds minder wetenschappelijk onderzoek dat bestaande inzichten omverwerpt - En over Darwin en Einstein

Volgens de onderzoekers van de net in Nature verschenen studie Papers and patents are becoming less disruptive over time is er sinds 1950 een trend te zien van steeds minder onderzoek dat bestaande inzichten omverwerpt. 

Een van de aanwijzingen die ze daarvoor geven is dat er in die periode steeds minder artikelen verschijnen en patenten worden toegekend die veel geciteerd worden terwijl eerder in hetzelfde vakgebied verschenen publicaties daarna juist minder worden geciteerd. Als een artikel of een patent die invloed heeft op het citatiepatroon, dan moet dat wel betekenen dat het bestaande kennis omverwerpt. Want het maakt oudere publicaties kennelijk minder relevant. In de Figuur hieronder zie je de afname voor verschillende vakgebieden afgebeeld.

Wetenschappelijke groei van kennis bestaat er bovenal uit dat bestaande inzichten worden vervangen door betere. Waarbij dat betere er op slaat dat het nieuwe inzicht dieper is, dat wil zeggen dat je eruit af kunt leiden onder welke voorwaarden het al bekende inzicht wél en onder welke voorwaarden het niet opgaat. Anders gezegd, het nieuwe inzicht maakt duidelijk dat het bestaande inzicht een benadering was van hoe volgens het nieuwe inzicht de werkelijkheid in elkaar steekt. Zie het bericht Hoe de replicatiecrisis op te lossen? Over het belang van een overkoepelend theoretisch kader, over diepte en over videogames, met een voorbeeld en een verwijzing naar Objective Knowledge. An Evolutionary Approach van Karl Popper. 

Als inderdaad die wetenschappelijke groei van kennis sinds 1950 stagneert, dan is dat reden voor zorg. Voortschrijdende groei van kennis en daarmee correctie van bestaande inzichten is immers van groot belang. 

Waar zou het aan kunnen liggen? De auteurs noemen als mogelijke oorzaak dat onderzoekers gedurende de onderzochte periode meer ertoe zijn aangezet om onderling te concurreren op aantallen publicaties. Daardoor zijn ze zich sterk gaan specialiseren op een beperkt gebied en zijn ze zich minder breed gaan oriënteren: 

We attribute this trend in part to scientists’ and inventors’ reliance on a narrower set of existing knowledge. Even though philosophers of science may be correct that the growth of knowledge is an endogenous process—wherein accumulated understanding promotes future discovery and invention—engagement with a broad range of extant knowledge is necessary for that process to play out, a requirement that appears more difficult with time. Relying on narrower slices of knowledge benefits individual careers53, but not scientific progress more generally.

Dit lijkt ermee samen te hangen dat jonge universitaire onderzoekers langdurig in tijdelijke aanstellingen terecht komen, waarin ze sterk worden beoordeeld op aantallen publicaties. Dat bevordert het zich conformeren aan bestaande inzichten, het zich aansluiten bij wat gebruikelijk en geaccepteerd is. Dus het zich bewegen binnen de bestaande grenzen van hun vak, dat wil zeggen van de inzichten van je hoogleraar die je beoordeelt en van de peers die je papers beoordelen. Hoe meer je die grenzen zou willen overschrijden, hoe breder en omvangrijker de literatuur die je moet kennen, hoe meer tijd je moet investeren en hoe groter de kans op mislukking. 

Een en ander betekent ook een selectieproces. Degenen die zich hier nog goed bij voelen, hebben de meeste kans op een vaste aanstelling. En als ze die eenmaal hebben, gaan ze voort op de ingeslagen weg. Doordat ze dat nu eenmaal hebben aangeleerd en als gebruikelijke gang van zaken hebben geaccepteerd.

Dat is dus een institutionele vormgeving van het wetenschapsbedrijf die precies tegengesteld is aan waar het in de wetenschap om zou moeten gaan. De auteurs bepleiten daarom:

To promote disruptive science and technology, scholars may be encouraged to read widely and given time to keep up with the rapidly expanding knowledge frontier. Universities may forgo the focus on quantity, and more strongly reward research quality56, and perhaps more fully subsidize year-long sabbaticals. Federal agencies may invest in the riskier and longer-term individual awards that support careers and not simply specific projects57, giving scholars the gift of time needed to step outside the fray, inoculate themselves from the publish or perish culture, and produce truly consequential work. 

Het is natuurlijk een grote stap, maar het is wel inzichtelijk om even stil te staan bij hoe Darwin en Einstein de in hun tijd bestaande inzichten in hun vakgebied omver wierpen. 

Darwin ging op 27 december 1831 aan boord van de Beagle om vijf jaar lang letterlijk zijn horizon te verbreden. Daarna kon hij nog tot 1859 de tijd nemen om zijn On the Origin of Species te publiceren. In zijn autobiografie schreef hij in 1876:

Ik heb veel gewonnen door het niet in 1839 uit te geven, toen de theorie duidelijk in mijn hoofd gepubliceerd was, maar door de publicatie uit te stellen tot 1859. 

En Einstein werkte na zijn afstuderen aan de Technische Universiteit van Zürich vijf jaar buiten de universiteit aan de vier artikelen waarmee hij in 1905 de natuurkunde voorgoed veranderde. We weten dat natuurlijk niet, maar het zou kunnen dat het hem hielp dat hij zich als jonge onderzoeker gedurende die vijf jaar niet in een universitaire setting hoefde te bewijzen.

zondag 8 januari 2023

Zondagochtendmuziek - Attacca Quartet with Caroline Shaw: Lincoln Center Offstage

 

De Amerikaanse componiste en zangeres Caroline Shaw kwam op dit blog al vaker voorbij. Zoals op 14 maart 2021, waarbij ik deze passage uit een interview met haar in de Volkskrant aanhaalde:

Waarom houdt het u zo bezig wat het betekent om mens te zijn?
‘Jee! Dat is een hele grote vraag.’
U maakt tenslotte muziek over wat er na de dood is en wat onze plek tussen de sterren is…
‘Nou ja, onze tijd op aarde is zo kort, we kunnen daar maar beter over nadenken.’
En wat denkt u dan?
‘Voor mij draait het erom hoe we voor elkaar zorgen. Binnen onze gezinnen, onze gemeenschappen of rond de wereld. Als je bedenkt hoe weinig tijd we hebben en hoe klein we zijn, waarom zouden we dan niet aardig en gul zijn, en mooie dingen maken? De wereld lijkt soms te complex om nog idealistisch te kunnen zijn. Misschien dat muziek een omgeving is waarbinnen je daar wel mee bezig kan zijn.’ 

Hier voert ze offstage in het New Yorkse Lincoln Centre samen met het Attacca Quartet haar compositie "And so" uit. Prachtig. Het loont om meerder keren te luisteren en te bekijken.

dinsdag 3 januari 2023

De rechterflank van het politieke landschap is een uiting van het amorele, statuscompetitieve wereldbeeld. Waarin alles is toegestaan.

Van veel landen kun je het politieke landschap kenschetsen met de twee gedragspatronen van de Dual Mode-theorie: het gemeenschapspatroon (iedereen-telt-mee) en het statuscompetitiepatroon (ieder-voor-zch). Dat springt vooral in het oog als dat landschap bestaat uit twee grote partijen, zoals in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. 

Paul Krugman geeft een korte kenschets van die twee partijen in de Verenigde Staten: We’re Going to Miss Greed and Cynicism. Aan de ene kant zijn er de Democraten, die grofweg een sociaaldemocratisch (links) beleid voorstaan, overeenkomend met het gemeenschapspatroon. Een sterk sociale zekerheidsvangnet gecombineerd met hoge belastingen voor de rijken. Daartegenover zijn er de Republikeinen die precies het tegenovergestelde willen, overeenkomend met het statuscompetitiepatroon. De rijken hebben onverkort recht op hun rijkdommen en mogen niet verplicht worden om via hoge belastingen bij te dragen aan het sociale vangnet voor de armen. 

Daarmee hebben die Republikeinen een groot probleem: de Verenigde Staten zijn (nog) een democratie en met hun opvattingen is het moeilijk om verkiezingen te winnen. Over het algemeen is in een democratie het ieder-voor-zich niet populair. De meeste kiezers zijn er voorstander van om de morele gemeenschapsintuïties vorm te geven in wetgeving en instituties. Wat te doen?

De Republikeinen, en rechtse partijen in andere landen, hebben daar een oplossing voor gevonden: probeer om de verkiezingen en de politieke discussies te laten gaan over "culturele issues", zoals het recht op abortus, huwelijkswetgeving, positieve discriminatie, slavernijverleden e.d. Probeer alle aandacht naar die culture war te leiden. Gecombineerd met pogingen om de opkomst te beïnvloeden en om kiesdistricten voor hen gunstiger in te delen, leverde dat soms succes op.

Maar er is nu wat anders aan de hand. Paul Krugman wijst erop dat ze tot voor kort die culturele issues vooral instrumenteel gebruikten. Win er de verkiezingen mee en neem ze daarna niet meer zo serieus. Dat is veranderd:

These days, that sounds quaint — even a bit like a golden era — as many American women lose their reproductive rights, as schools are pressured to stop teaching students about slavery and racism, as even powerful corporations come under fire for being excessively woke. The culture war is no longer just posturing by politicians mainly interested in cutting taxes on the rich; many elected Republicans are now genuine fanatics. 

Ze willen echt een federaal verbod op abortus invoeren, het huwelijk beperken tot man en vrouw, geen lessen op school over het slavernijverleden en over racisme, geen hen onwelgevallige school- en bibliotheekboeken. En ze hangen bizarre samenzweringstheorieën aan. De verkiezingen van 2020 zouden zijn gestolen door een grootscheepse samenzwering van pedofielen.

Hoewel hen dat electoraal weinig oplevert, hebben ze sinds vandaag wel een nipte meerderheid in het Huis van Afgevaardigden. En dat kan nog lastig worden. 

Krugman verlangt daarom terug naar de tijd dat Republikeinen nog "gewoon" alleen maar cynisch uit waren op hun eigen belangen.

Maar als je de rechterflank van het politieke landschap ziet als een uiting van het statuscompetitiepatroon, dan verbaast deze ontwikkeling je niet. In het statuscompetitieve wereldbeeld moet je niet alleen ongehinderd voor jezelf kunnen opkomen, je moet ook jouw wil en jouw opvattingen aan anderen kunnen opleggen. En die anderen zijn vijanden, waarover je vrijelijk allerlei bizarre en kwaadaardige laster moet kunnen verspreiden. Want er bestaan voor jou geen morele beperkingen.

maandag 2 januari 2023

Weinig vertrouwen in de politiek doordat politici meer letten op "de marginale kiezer" dan op hun trouwe achterban? En over het vuurwerkverbod.

Er is nog steeds geen landelijk vuurwerkverbod, terwijl een ruime meerderheid (65 procent) daar voorstander van is en maar een heel kleine minderheid van 11 procent vuurwerk koopt en afsteekt. Zie het vorige bericht. Je zou denken dat in een goed werkende democratie dat vuurwerkverbod er al geweest was. Maar zijn wij nog wel een goed werkende democratie? 

Die vraag komt ook op als je kijkt naar de lage mate van vertrouwen in de landelijke politiek (28 procent), in het huidige kabinet (26 procent) en in de premier (29 procent). Of als je leest dat de Nationale Ombudsman felle kritiek uit op het functioneren van de overheid.

Wat is er aan de hand? Een probleem zou kunnen zijn dat de politici zich niet goed informeren over de voorkeuren van de kiezers. 

De nieuwe studie Inaccurate Politicians: Elected Representatives’ Estimations of Public Opinion in Four Countries wijst inderdaad in die richting. De onderzoekers lieten politici (in Canada, België, Duitsland en Zwitserland) op een aantal saillante beleidskwesties de publieke opinie inschatten. Toen bleek dat ze grote fouten maakten in die schattingen en vaak een slecht zicht hadden op wat de meerheid van de kiezers voorstaat. Dat was niet veel beter als het ging om de voorkeuren van hun eigen electoraat. En uit deze Amerikaanse studie uit 2018, Bias in Perceptions of Public Opinion among Political Elites, bleek ook dat politici de publieke opinie slecht inschatten, met overwegend een te hoge inschatting van de steun voor rechts beleid. Wat weer met andere aanwijzingen overeenkomt dat de kiezers linkser zijn dan de politici.

Nu zijn politici, als het goed is, doorgaans beter inhoudelijk geïnformeerd dan de gemiddelde kiezer. Waardoor het natuurlijk kan voorkomen dat hun beleidsopvattingen en stemgedrag afwijken van wat de meerderheid van de kiezers wil. Maar het gaat er hierom dat ze vaak weinig idee hebben van wat die meerderheid wil.

Wat er ook aan de hand kan zijn is dat politici niet zozeer geïnteresseerd zijn in wat de meerderheid van de kiezers of hun eigen kiezers voorstaan, maar meer in wat hun indruk is van wat hun "marginale kiezers" zouden willen. De marginale kiezers van een politieke partij zijn kiezers die net wel of net niet op die partij stemmen. Precies voor die kiezers maakt het stemgedrag van de politici van die partij dus veel uit bij hun beslissing om die partij nog langer te steunen of om die partij te gaan steunen. Politici letten vaak meer op de marginale kiezers dan op de vaste en trouwe achterban.

Zoiets zou er met dat vuurwerkverbod aan de hand kunnen zijn. En met VVD-politici. Want zelfs een meerderheid van de VVD-stemmers (61 procent) is voor een landelijk vuurwerkverbod. Zie Meerderheid wil duidelijk landelijk beleid voor vuurwerk, gemeenten vragen kabinet om in actie te komen. Waarom volgen de VVD-politici dan niet die meerderheid van hun achterban? 

Waarschijnlijk omdat ze veel waarde hechten aan de opvatting van die slechts 11 procent van de Nederlanders die vuurwerk kopen en afsteken. Dat zouden namelijk wel eens marginale VVD-kiezers kunnen zijn, die met het grootste gemak zouden overstappen naar de BoerBurgerBeweging van Caroliene van der Plas. De grote concurrent van de VVD, die een groot tegenstander is van het vuurwerkverbod. Met 77 procent van de eigen aanhang die een vuurwerkverbod een slechte zaak zou vinden.

Dat politici zo slecht geïnformeerd zijn over wat de meerderheid wil, zou er dus aan kunnen liggen dat ze vooral in de marginale kiezers zijn geïnteresseerd. Waardoor dus de marginale kiezers een onevenredig grote invloed kunnen hebben. En waardoor de democratie slecht functioneert en het vertrouwen in de politiek zo laag is.

zondag 1 januari 2023

Zondagochtendmuziek - Concert Ede Staal RTV Noord 1984

In de Oudejaarsconference van Claudia de Breij gisteravond kwam ook de Groningse troubadour, de Jacques Brel van het Noorden, Ede Staal (1941 - 1986) langs. Claudia trad op in de Groningse Stadsschouwburg en zong het refrein "'t Het nog nooit, nog nooit zo donker west. Of 't wer altied wel weer licht" van 't het nog nooit zo donker west. 

Na de Friese periode in mijn leven, tot mijn tweeëntwintigste, leerde ik in het Groningse deel, van 1965 tot 1997, van het bestaan van Ede Staal. Lees hier meer over hem.

Ik heb nooit een optreden meegemaakt, maar heb wel nog steeds de CD Ede Staal. As vaaier woorden in huis. Die is nog altijd leverbaar. 

Die optredens moeten de doorgaans nuchtere Groningers emotioneel diep geraakt hebben.

Er is maar heel weinig beeldmateriaal. Op YouTube vind je deze registratie van een optreden uit 1984 in Veendam.