Posts tonen met het label spaarparadox. Alle posts tonen
Posts tonen met het label spaarparadox. Alle posts tonen

vrijdag 11 november 2016

Hebben we met Trump de "regime change" die nodig is om aan de economische stagnatie te ontsnappen?

(Update. Zie nu ook Bas Jacobs: Economisch succes van Trump kan leiden tot de tirannie van het populisme.)

Van al degenen die zich nu uitlaten over de oorzaken van Trumps verkiezingsoverwinning, is er denk ik niemand die zal ontkennen dat het trage economische herstel na de crisis van 2008 er op een of andere manier mee te maken heeft. Nu herstelt de Amerikaanse economie zich beter dan de Europese. En dat doet dus het ergste vrezen voor de verkiezingen in Europese landen die er zitten aan te komen.

Maar los van de oorzaken, wat zullen de economische gevolgen zijn van Trumps presidentschap? Het is misschien te vroeg om daarover te oordelen, maar toch doet Ryan Avent een heel interessante poging in The Economist: Trump and the political economy of liquidity traps.

Want wat is er aan de hand? We zijn na de crisis van 2008 in een liquiditeitsval beland: een toestand waarin de private sector druk bezig is zijn schulden af te lossen, waarin de rente tot nul nadert, de consumptie en de investeringen inzakken en waarin dus de economie ver onder het niveau van volledige werkgelegenheid presteert. Want ja, de economie is een kringloop; wat de een uitgeeft, is het inkomen voor de ander.
(Een ander woord voor liquiditeitsval is spaarparadox. Paradox omdat als iedereen spaart, met de bedoeling om daar beter van te worden, iedereen er slechter van wordt.)
Sinds John Hicks en John Maynard Keynes weten we dat het recept voor de liquiditeitsval er uit bestaat dat de overheid massief geld moet gaan lenen om daarmee de collectieve investeringen op te voeren. Want het bezwaar tegen dat beleid in normale tijden, dat de publieke investeringen de private zullen verdringen, geldt niet meer.

Die theorie van Hicks en Keynes en hun recept kregen nieuw leven in de jaren 90 van de vorige eeuw, toen Paul Krugman zich verdiepte in de economische problemen van Japan, waar een liquiditeitsval bestond. Hij wees er op dat de centrale bank de inflatieverwachtingen zou moeten aanwakkeren, maar dat daarbij de steun van de begrotingspolitiek noodzakelijk is. En daarbij dreigt het gevaar van de timiditeitsval: door de uitgaven te weinig te verhogen, waardoor het effect op de economische groei te gering is, kan het gebeuren dat het begrotingsbeleid politiek in diskrediet raakt.

Precies dat is gebeurd in de Verenigde Staten, waar Obama de economie wel stimuleerde, overigens met tegenwerking van de Republikeinen, maar niet zo massief dat het effect er van overdonderend was. Het was er wel degelijk, de economie had er nu slechter voor gestaan dan wanneer het niet gebeurd was. Maar hoewel de werkloosheid begon terug te lopen, was er niet het snelle en dramatische herstel dat na een crisis ook op kan treden.



Daarbij vergeleken gebeurde er in Europa een economische ramp. In plaats van te stimuleren, werd daar al gauw begonnen met de bezuinigingspolitiek.

En hoe dat uitpakte, zie je in de afbeelding. Terwijl het BNP per hoofd van de bevolking na 2011 in de V.S. bleef toenemen, ging dat van de eurozone weer naar beneden. In Europa was er zelfs niet een te timide stimulering, nee, integendeel, de kwakzalverseconomie werd ingezet. (Hier de bron van de afbeelding.)

Wat is er wel nodig om uit die economische stagnatie van de liquiditeitsval te ontsnappen? In de woorden van Ryan Avent:
Escaping the liquidity trap means engineering a dramatic rise in expectations for future demand growth. It means a clear departure from past practice: a regime change.
Hét historische voorbeeld van zo'n regime change is het verlaten van de gouden standaard door veel landen in de jaren 30 van de vorige eeuw. Maar natuurlijk vooral ook het in Duitsland aan de macht komen van het Hitler-bewind en de drastische economische koerswijziging die daarmee gepaard ging. Ik ging daar eerder op in: Verontrustend actueel: een kijkje in de jaren 30 dat doet denken aan nu (aan de hand van Golo Mann). En niet te vergeten: Hèt probleem van nu is niet Brexit, maar de Duitse dovemansoren - Over Eucken en Schacht.

De vraag die zich nu opdringt is of zo'n radicale beleidsverandering langs politieke en democratische weg mogelijk is. In Japan lijkt dat inderdaad het geval geweest te zijn. Die verandering is ook met zoveel woorden door premier Shinzo Abe aangekondigd.

Maar in Groot-Brittannië lijkt die verandering meer een bijproduct van Brexit. De koers van het pond is gedaald en de inflatieverwachtingen zijn gestegen, meer als gevolg van het aantreden van het nieuwe kabinet dan als een bedoeld beleidseffect.

En Ryan Avent denkt dat zoiets ook wel eens het gevolg kunnen zijn van de verkiezingsoverwinning van Trump. De financiële markten lijken te anticiperen op stijgende inflatieverwachtingen. Waarschijnlijk op basis van de door Trump aangekondigde belastingverlagingen en verhoging van de overheidsuitgaven ten behoeve van bewapening en van de infrastructuur.

Wat Ryan Avent doet verzuchten dat er kennelijk soms eerst een vervelende politieke radicalisering nodig is om als een bijproduct te komen tot het economische beleid dat ons doet ontsnappen uit de liquiditeitsval. Anders gezegd, het zou kunnen zijn dat Trump, net als Hitler dat was in de jaren 30, economisch succesvol is.

En dat maakt angstig voor wat ons in Europa nog te wachten staat. Avent besluit met:
Muddling along is a good-enough way to deal with lots of messes, but it is no way to deal with a liquidity trap. Muddling through will continue until the political system can't bear it any more or the outside world forces a change (and history suggests that either endpoint can be very messy). With so many economies now stuck in liquidity traps, it more political shocks seem inevitable. Europe, I would say, will eventually get out of its liquidity trap. Its escape won't be pretty.

donderdag 19 maart 2015

Niet alleen scholieren moeten weer macro-economie leren. Ook Jeroen Dijsselbloem heeft heel wat bij te leren

De grootste les die we van de financiële crisis moeten leren is dat de wereld geregeerd wordt door ideeën en vaak door foute ideeën. Natuurlijk denk je dan meteen aan dit beroemde citaat van John Maynard Keynes:
The ideas of economists and political philosophers, both when they are right and when they are wrong, are more powerful than is commonly understood. Indeed the world is ruled by little else. Practical men, who believe themselves to be quite exempt from any intellectual influence, are usually the slaves of some defunct economist. Madmen in authority, who hear voices in the air, are distilling their frenzy from some academic scribbler of a few years back. I am sure that the power of vested interests is vastly exaggerated compared with the gradual encroachment of ideas.
Want precies dat maken we nu in Europa mee: dat er dwazen aan de macht zijn die in de ban zijn van foute ideeën. Denk nog even terug aan In het Europese economische beleid is nog steeds een sekte aan de macht.

Een berichtje in de Volkskrant van vanochtend is de aanleiding om daar nog even bij stil te staan. Dat bericht is er aan gewijd dat Arnold Heertje zijn studieboeken De kern van de economie, deel I en II opnieuw op de markt brengt. In de nieuwe versie is extra veel aandacht voor macro-economie en monetaire economie en dat is opvallend, want scholieren worden nu al jaren lang bestookt met louter micro-economie.

Dat is niet een onbeduidend probleempje op onderwijsgebied. Dat de rol van het geld en de macro-economie in het onderwijs werd verwaarloosd, staat voor het heersen van foute ideeën, deels in het vak economie, maar vooral in de economische politiek. En de kern van die foute ideeën valt kort samen te vatten als de misvatting dat je voor het voeren van goed economisch beleid voldoende hebt aan micro-economische inzichten. Dus aan inzichten over de voorwaarden waaronder het marktmechanisme zijn goede werk kan doen. Als dat mechanisme maar zo weinig mogelijk gehinderd en belemmerd wordt, dan zou de economie als vanzelf een gunstig evenwicht bereiken. Met hoge welvaart en snelle economische groei.

Vandaar dat al die dwazen die aan de macht zijn niets anders weten te bedenken dat als er maar genoeg wordt "hervormd" dat dan alles op zijn pootjes terecht komt. Als prijzen zich maar snel kunnen aanpassen, inclusief de lonen, dan zal de economie gaan bloeien. Dus de macht van de vakbonden inperken, ontslagrecht versoepelen, flexibiliseren, privatiseren, kleinere overheid en lagere belastingen. Dat is wat de micro-economie te bieden heeft en wat onze scholieren nu al lang alleen maar te horen krijgen. En waar de goegemeente in media en politiek onvoorwaardelijk in is gaan geloven.

Maar het zijn foute ideeën, omdat ze op zichzelf genomen geheel voorbijgaan aan de fout dat wat op het microniveau klopt, niet hoeft te gelden op het macroniveau. Anders gezegd, het marktmechanisme kan, ook als micro-economisch alles in orde is, leiden tot crises en slechte evenwichtsuitkomsten. En zulk een toestand van economische stagnatie maken we nu in Europa mee.

Daarop krijg je alleen maar zicht door ook de rol van het geld te bestuderen. En beseft dat de spaarparadox kan optreden, omdat de economie een kringloop is. Als alle private partijen gaan besparen omdat ze teveel schulden hebben gemaakt, dan gaan de inkomens achteruit omdat die afhankelijk zijn van bestedingen van anderen.

Dan kun je in een langdurige toestand van stagnatie terecht komen, met hoge werkloosheid en armoede tot gevolg. De overheid moet dan op grond van macro-economische inzichten overgaan tot investeren en stimulering van de economie. Hervormingsbeleid kan gewenst zijn voor de langere termijn, maar heeft op korte termijn juist averechtse effecten. En bezuinigen op de overheidsuitgaven is dan al helemaal een verkeerd beleid.

Heertje heeft dus groot gelijk dat er veel te weinig aandacht is geweest voor de rol van geld en voor de macro-economie. Het zou daarom goed zijn om De kern van de economie, deel I en II ook aan te bieden aan bijvoorbeeld onze minister van Financiën, Jeroen Dijsselbloem. Net als die scholieren heeft hij nog heel wat bij te leren.

dinsdag 3 maart 2015

CPB kritiseert het bezuinigings- en hervormingsbeleid

In de vandaag verschenen Policy Brief De Nederlandse consumptie. Goede tijden, slechte tijden levert het Centraal Plan Bureau kritiek op het hervormings- en bezuinigingsbeleid van het huidige en de voorgaande kabinetten. Maar die kritiek is verborgen in de laatste alinea en zou wel eens weinig aandacht kunnen krijgen.

Wat is het geval?  Het CPB rekent voor dat de consumptie van de Nederlandse huishoudens sterker fluctueert dan in de andere Europese landen. Anders gezegd, de volatiliteit van de Nederlandse particuliere consumptie is opvallend hoog. Dan weer geven we heel veel uit en dan weer houden we de hand op de knip.

Dat heeft twee grote nadelen. Het eerste is dat mensen zich prettiger voelen bij een stabieler consumptiepatroon. Een zelfde gestage toename is aangenamer dan een toename met allerlei fluctuaties. En aangenomen dat die volatiliteit voortkomt uit inkomensveranderingen of verwachte inkomensveranderingen, is dat fluctuerende bestedingspatroon dus een gedwongen aanpassing aan veranderende omstandigheden. Zie ook het bericht Mensen hebben liever een gestage geringere inkomenstoename dan een per saldo grotere, maar met ups en downs voor meer informatie.

Maar er is ook een nadelig effect op de gehele economie. Bedrijven moeten zich aanpassen aan de veranderende vraag en de economische conjunctuur wordt volatieler. Waardoor vaker perioden voorkomen met hoge werkloosheid. Volgens het CPB is het zelfs zo dat de sterkere fluctuatie in het Nederlandse bbp (bruto binnenlands product) dan in andere landen volledig voortkomt uit die opvallende volatiliteit van onze particuliere consumptie. We hebben het dus wel over iets.

Oké, maar waardoor komt het? Doordat wij zoveel (verplicht) sparen én zo veel schulden hebben dat er minder over is om uit te geven. Denk aan onze pensioenen en onze hypotheken. We beschikken over minder liquide middelen dan de Fransen, de Duitsers, de Belgen en de Oostenrijkers. Genoeg vrij beschikbaar spaargeld om schokken op te vangen hebben we niet. En dan moeten we dus onze consumptie aanpassen als het even wat minder goed gaat.

Wat te doen? Het CPB geeft verschillende opties, zoals het mogelijk maken om pensioenopbouw te gebruiken voor hypotheekaflossing, meer huizen bouwen als de vraag toeneemt, zodat de prijzen stabieler blijven, en het variabel maken van de pensioeninleg.

Maar tenslotte is er ook de optie om die volatiliteit te laten bestaan en er als overheid, in je macro-economische beleid, beter mee om te gaan. En dan wordt het interessant, want, tja, macro-economisch beleid, dat is in Den Haag, en trouwens in Europa, niet in de mode. Het CPB vermijdt ook de term. In plaats daarvan gaat het over actief begrotingsbeleid.

We weten dat dat inhoudt dat je als overheid de bestedingen moet opvoeren als de particuliere sector massaal bespaart en schulden aflost. We zitten dan in de spaarparadox. Omdat de bestedingen van de een de inkomsten van de ander zijn, moet er iemand blijven besteden en die rol kan dan alleen nog toevallen aan de overheid. Denk even terug aan Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis.

Nu gaat het CPB niet zo ver dat het actief begrotingsbeleid ronduit aanbeveelt. Want in dat verband noemt het als bezwaren dat daarvoor het verloop van de conjunctuur goed moet kunnen worden voorspeld en dat nieuwe bestedingen tijdig geëffectueerd moeten kunnen worden. Die bezwaren zijn lang niet altijd doorslaggevend, maar het is nu eenmaal nog steeds het Haagse mantra om te doen alsof dat wel zo is.

Maar dan komt tenslotte de kritiek van het CPB op het Haagse bezuinigings- en hervormingsbeleid. Want oké, macro-economisch beleid is dan weliswaar uit den boze, maar om nu als overheid te gaan bezuinigen en te hervormen in een tijd van recessie, dat kan natuurlijk nooit verstandig zijn. Het CPB zegt het netter, maar daar komt het op neer. Juist door dat hervormings- en bezuinigingsbeleid zijn immers lasten verschoven van het overheidsbudget naar dat van de burgers. Die daardoor nog meer geprobeerd hebben om hun bestedingen terug te brengen. En dus nog meer volatiliteit.

Waardoor, zoals bekend, behalve in Den Haag en in de Nederlandse media, de crisis onnodig langer duurt. We mogen tevreden zijn dat het CPB deze kritiek nu naar voren brengt, zij het verstopt in een laatste alinea.

Ik dacht ook nog even terug aan dat vernietigende rapport van de Brusselse denktank Bruegel over het Nederlandse bezuinigingsbeleid. En bedacht dat minister Kamp nu wel mooi excuses aanbiedt aan de Groningers voor het hebben verwaarloosd van de risico's van gaswinning, maar dat we hopelijk ooit nog eens meemaken dat een toekomstige regering zijn excuses aanbiedt aan de Nederlandse bevolking voor het rampzalige bezuinigingsbeleid dat nu al jaren gevoerd wordt.

Update. Zie nu, november 2015, ook het CPB-rapport Macro-economie bij balansproblemen en in de liquiditeitsval van Lukkezen, Jacobs en Kool, waarin gehakt wordt gemaakt van het bezuinigingsbeleid. Zeer actueel bij het huidige trage herstel, als het al een herstel is en niet een stagnatie. Citaat (p.5):
Ontsnappen aan economische stagnatie –veroorzaakt door zware balansproblemen en een aanhoudende nulondergrens – kan alleen als anticyclische maatregelen zo krachtig zijn dat de onderbesteding wordt weggenomen en de output gap volledig wordt gedicht. Dan zullen zowel vraag als prijzen gaan stijgen. Balansproblemen nemen dan verder af en de economie groeit vanzelf uit de nulondergrens. Wanneer de economie onvoldoende krachtig wordt gestimuleerd, zal de opleving slechts tijdelijk zijn. De economie valt na deze opleving weer terug in de (schuld)deflatiespiraal.

maandag 16 februari 2015

Misverstanden over wat "de economie" is - bij het publiek, maar ook bij politici

We leven in een ingewikkelde maatschappij, met een publiek domein dat maar beperkt tegemoetkomt aan wat wij met onze natuurlijke cognitieve en emotionele vermogens kunnen begrijpen. Maatschappelijke veranderingen zijn sneller gegaan dan het proces van evolutionaire aanpassing van die vermogens. Daardoor kost het vaak inspanning en studie om tot een goed begrip te komen van wat we om ons heen zien gebeuren. En daardoor kunnen er verschillende ideeën bestaan over het goede beheer van het publieke domein. Wat als het goed is tot discussie leidt.

Maar soms zijn er ook hardnekkige misverstanden die in brede kring leven. En die horen te worden doorgeprikt. Denk even aan dat mooie boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme van Ha-Joon Chang, dat gelukkig wereldwijd een bestseller is geworden.

Twee misverstanden die je tegenwoordig veel tegenkomt, niet alleen bij het grote publiek, maar helaas ook bij politici, hebben te maken met wat je onder "de economie" verstaat. Het gaat om het misverstand dat "de economie" bestaat uit het bedrijfsleven en om het misverstand dat het in "de economie" gaat om concurrentie, concurrentie en concurrentie. En die twee misverstanden konden wel eens met elkaar samenhangen. In dit bericht over dat eerste misverstand. Dat tweede en de samenhang komen later.

Met dat eerste misverstand kwam ik in aanraking toen ik in een Twittergesprek verzeild raakt met iemand die zich als VVD-er kenbaar maakte. Ze reageerde op een tweet van mij over de spaarparadox, het verschijnsel dat private partijen allemaal tegelijk hun consumptie terugdringen, waardoor de economie in elkaar zakt. Tenzij de overheid daarop reageert met het opvoeren van de collectieve bestedingen. Een situatie dus waarin de rol van de overheid cruciaal is om de economie draaiende te houden. Mijn gesprekspartner reageerde daarop met "Ik mag hopen dat het bedrijfsleven over de economie gaat". Anders gezegd, de overheid heeft daar niets te zoeken.

Toen bedacht ik dat dat wel eens een wijdverbreid misverstand zou kunnen zijn. Bij "de economie" denken mensen aan het bedrijfsleven. Aan ondernemers. Daar komen immers de producten, de goederen en diensten vandaan die ons worden aangeboden. Daar gebeurt het echte werk.

Maar die producten moeten natuurlijk ook worden gekocht. Als er een kopersstaking is, dan valt het bedrijfsleven stil. De werkloosheid neemt toe en de investeringen nemen af. Daardoor nemen de inkomens af en neemt de vraag nog verder af. Er dreigt een neerwaartse spiraal. De economie bestaat dus niet alleen uit het aanbod (het bedrijfsleven), maar ook uit de vraag. Vandaar dat Paul Samuelson vaak moet hebben opgemerkt dat een econoom twee ogen heeft, een om te kijken naar het aanbod en een om te kijken naar de vraag.

Dat misverstand is echter hardnekkig. Toen mijn gesprekspartner op mijn aandringen mijn blogberichten over die spaarparadox had gelezen, zoals Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis en Keynesiaans stimuleringsbeleid, liet ze mij weten dat ze niet overtuigd was. Waarom dan niet? En toen kreeg ik een link doorgestuurd naar een website waarop met een teller de groei van de overheidsschuld werd bijgehouden. Het beeld van die oplopende teller was voldoende schrikaanjagend om de argumenten achter die spaarparadox maar liever terzijde te schuiven.

Het treurige is natuurlijk dat dit misverstand niet alleen bij het grote publiek leeft, maar ook in de politiek wijd verbreid is. En er in de politiek mee samenhangt dat alle heil verwacht wordt van maatregelen om landen concurrender te maken. Iedereen moet zoveel mogelijk "hervormen". Alles moet flexibeler en met minder regels en met minder onderhandelingsmacht van de vakbonden. Want dan kan "het bedrijfsleven" beter zijn goede werk doen. En het bedrijfsleven, dat is "de economie".

Niet alleen ondernemingen, maar ook landen moeten dus met elkaar concurreren. Want alles draait om concurrentie. Over dat tweede misverstand de volgende keer dus meer.

woensdag 5 februari 2014

Waarom stimulering van de vraag misschien onvoldoende is om volledige werkgelegenheid te bereiken. En over Keynes

In het huidige politieke en economische mainstream denken is de omvang van de werkgelegenheid, en dus van de werkloosheid, een uitkomst van de omvang van de economische bedrijvigheid. Wat we als uiteindelijke doelen horen na te streven ligt op dat terrein van die bedrijvigheid, dus van de investeringen, de totale economische productie en van de economische groei.

Maar moet het streven naar volledige werkgelegenheid, dus naar een toestand waarin iedereen die wil werken een betaalde baan kan vinden, niet het hoogst geordende doel zijn? Daar valt wat voor te zeggen, dacht ik, toen ik Keynes’s Approach to Full Employment: Aggregate or Targeted Demand? (pdf) en Full Employment Through Social Entrepreneurship: The Nonprofit Model For Implementing a Job Guarantee (pdf), beide van de Amerikaanse econome Pavlina Tcherneva, gelezen had. Update. Zie voor meer toelichting ook: Reorienting Fiscal Policy: A Critical Assessment of Fiscal Fine-Tuning (pdf)..

Daarover zo meteen meer. Maar eerst terug naar die mainstream benadering. Eigenlijk valt die uiteen in een politieke en een economische mainstream.

De politieke is het denken dat op het ogenblik in de Europese politiek de dienst uitmaakt: de politieke mainstream dus. Dat is het denken achter het bezuinigingsbeleid. Zeg maar, het neoliberalisme. Om die bedrijvigheid, productie en economische groei op te stuwen is een kleine overheid nodig, zowel qua omvang als mate van ingrijpen in de markt, en bovendien moet die overheidsbegroting zoveel mogelijk in evenwicht zijn. De overheid heeft een ingebakken neiging tot verkwisting en daar moet een rem op worden gezet. Als we dat maar doen en de markt zoveel mogelijk vrij laten ("hervormingen"), dan wordt wat we potentieel kunnen produceren ook zoveel mogelijk geproduceerd. En daar hoort een niveau van werkgelegenheid bij dat maximaal bereikbaar is. Als dat een niveau is met werkloosheid, dan moeten we het daar mee doen.

Het is dit denken dat, afgezien van de allereerste fase in 2008, de politieke reactie op de financiële crisis heeft bepaald. En dat er voor heeft gezorgd dat die crisis aanzienlijk langer voortduurt dan nodig was geweest, met veel ellende en hoge werkloosheid. Tja, werkloosheid is nu eenmaal slechts een variabele in het marktmechanisme. Het is neoliberaal beleid, maar wat zegt die naam nog als ook sociaaldemocraten, in Nederland, Duitsland, Engeland en Frankrijk, zich er achter scharen? Het is helaas het politieke midden geworden.

Die economische mainstream bestaat uit die macro-economen die, voortbouwend op Keynes, pleiten voor het stimuleren van de vraag. Ze baseren zich op het inzicht dat door vraaguitval marktevenwichten mogelijk zijn met hoge werkloosheid. Dat kan het geval zijn als de spaarparadox is ingetreden en de rente dus heel laag is. Als daardoor monetair beleid maar weinig effect meer heeft, dan is macro-economisch gezien het aangewezen beleid om de totale vraag te stimuleren. Door meer overheidsuitgaven, ook als daardoor het tekort toeneemt. De ontstane kloof tussen de potentiële productie en de feitelijke productie moet worden gedicht en dat kan alleen de overheid.

Ja, het blijft merkwaardig dat de mainstream macro-economie door de politici wordt genegeerd. Maar zie daarover Zullen politici (en kiezers) ooit het verschil begrijpen tussen de overheidsbegroting en het huishoudboekje? en Politici zijn verbazend consistent: ze kiezen altijd het verkeerde beleid - Paul de Grauwe. En ja, dit is echt de hoofdstroming in de macro-economie. Zie daarover Simon Wren-Lewis, in dit bericht en in dit bericht.

Wat deze twee gemeen hebben is, volgens Tcherneva, dat ze voor wat de werkgelegenheid betreft teveel verwachten van de markt. Voor de eerste is de spontane werking van de markt maatgevend. De werkgelegenheid die daaruit voortkomt, ook al is die niet volledig, daar moeten we het maar mee doen. En de tweede denkt dat de markt volledige werkgelegenheid zal genereren als de overheid maar het juiste beleid voert om te zorgen voor voldoende vraag.

Als we de eerste sowieso niet willen, blijft de tweede over. Maar Tcherneva brengt daar tegenin dat ook die niet volledige werkgelegenheid kan verzekeren. En dat die gedachte juist ook bij Keynes te vinden is. Hoewel Keynes zeker van mening was dat het stimuleren van de vraag in een recessie goed is voor de werkgelegenheid, zou er voor het bereiken van volledige werkgelegenheid meer nodig zijn. Want het is maar de vraag tot welke extra banen die hogere vraag aanleiding geeft en hoeveel werklozen die banen kunnen bezetten. Er ontstaan dan verdelingsproblemen. Terwijl sommige lonen stijgen, zullen er werklozen blijven. Zo is ongeveer de redenering, als ik die goed begrijp.

En daarom moet Keynes niet alleen gepleit hebben voor stimulering van de totale vraag, wat hij ook deed, maar vooral voor stimulering van de effectieve vraag, dat wil dus zeggen, de vraag naar de arbeid van degenen die werkloos zijn. De werklozen moeten aan werk geholpen worden. Hoe? Door publieke werken, dus door de overheid gefinancierde projecten, die natuurlijk wel nuttige opbrengsten moeten hebben. Maar elke opbrengst die een aan het werk geholpen werkloze produceert, tegen een acceptabel loon, is welvaartswinst. En de overheid heeft tot taak die welvaartswinst tot stand te helpen brengen.

Zijn er dan wel genoeg nuttige projecten? Niet als je de markt als maatgevend beschouwt. Want dan had de markt immers wel voor die werkgelegenheid gezorgd. Maar er zijn natuurlijk goede redenen om de markt niet als maat te nemen. Ik citeer Tcherneva die Keynes citeert:
Keynes never believed that public employment schemes could not be executed in a well-devised manner. Could we not use more universities, more local schools, and recreation areas, more theaters, museums, and galleries, more cafes or dance halls, Keynes asked. But surely there are many other pressing needs that Britain can address: public works can increase housing, improve the transportation infrastructure, and “replan the environment of our daily life […] Not only shall we come to possess these excellent things, but […] we can hope to keep employment good for many years to come” (Keynes 1980: 270). This is the essence of a good policy; it is not only driven by the intellectual conviction that full employment is essential and achievable, but it is also designed with imagination and cleverness in creating projects that are beneficial to the community as a whole.
Dit roept natuurlijk nog allerlei vragen op, maar het zette mij wel aan het denken. Het zou best kunnen zijn dat we in ons kapitalistische economisch stelsel een grotere rol moeten geven aan de overheid bij het behalen van volledige werkgelegenheid dan "alleen" het zorgen voor voldoende vraag. Zodat voor de rest de markt er wel mee redt. Dat is misschien wel niet zo.

Ik dacht natuurlijk ook even aan die ontmoetingsplekken die zo hoog nodig zijn om eenzaamheid te voorkomen en die door de markt te beperkt tot stand komen. We zouden natuurlijk meer in het algemeen ons vaker moeten afvragen wat er allemaal in ons leven waardevol is en wat daarvan niet door de markt, dus commercieel, verschaft kan worden. Sociale welvaart dus.

donderdag 23 januari 2014

Zullen politici (en kiezers) ooit het verschil begrijpen tussen de overheidsbegroting en het huishoudboekje?

William Janeway wees er op dat wat het vak economie betreft de huidige economische problemen zijn opgelost. We zitten in een toestand van de spaarparadox, waardoor de economie stagneert door een tekortschietende vraag. De economie is een kringloop en als de vraag uitvalt, dan valt die kringloop stil. Met hoge werkloosheid als gevolg. Dit valt op te lossen door als overheid een Keynesiaans stimuleringsbeleid te gaan voeren. Haal investeringen die in de toekomst toch gedaan moeten worden naar voren. En leen het geld, want dat klotst tegen de plinten op en dus is de rente laag.

Dat overheden dat toch niet doen, komt, denkt Janeway, doordat politici teveel de overheidsbegroting gelijk stellen aan het huishoudboekje. De begroting moet kloppen, dus moet er even veel binnenkomen als er uitgegeven wordt. Het geld is er niet, zeggen ze. Dat spoort dus niet met wat economisch verstandig is. Maar of de politici begrijpen dat niet of ze begrijpen het eigenlijk wel, maar vrezen het niet aan de kiezers te kunnen uitleggen. En dus volharden ze in een slecht economisch beleid, met ernstige negatieve economische en sociale gevolgen. Dat dit een tragische toestand is, dat springt nogal in het oog.

Die tragiek werd gisteren ook goed duidelijk in dit blogbericht van Paul Krugman. Het publiek, zegt hij, begrijpt de macro-economie niet, waardoor slogans als "Amerikaanse gezinnen moeten de broekriem aanhalen, dus moet de overheid dat ook doen" het nog steeds goed doen. En hij haalt een Amerikaanse opiniepeiling uit 1936 aan die liet zien dat 65 procent van de bevolking het er mee eens was dat de regering de overheidsbegroting kloppend moest maken. De nieuwe president, Franklin D. Roosevelt, volgde die opinie en draaide de stimulering terug, waardoor de economie rampzalig terugviel in de recessie.

Het schijnt niet anders te kunnen, ga je denken. Dat denkt de Duitse commentator Mark Schieritz vandaag ook. De ervaringswereld van mensen gaat, zo zegt hij, niet uit boven de economie van het huishoudboekje. Dat de zaken anders komen te liggen als het over een hele economie gaat, dat begrijpt niemand. Met een pleidooi voor hogere staatsschulden om de crisis te bestrijden kun je in een talkshow niet scoren.

Janeway denkt dat dit alleen opgelost kan worden door als politicus met een grote politieke missie te komen, zoals het aanpakken van de klimaatverandering, die het opvoeren van de uitgaven om andere redenen rechtvaardigt dan dat de vraag moet worden gestimuleerd. Schieritz ziet een andere oplossing, namelijk dat politici met de mond blijven belijden dat er bezuinigd moet worden, maar voor het overige "stil en heimelijk toch meer geld uitgeven". Net zo als de regering-Merkel een restrictief beleid van de Europese Centrale Bank voorstaat, maar ondertussen Draghi zijn gang laat gaan om de euro te redden.

Het is tragisch en frustrerend dat het zo moet. Maar, aldus Schieritz, "Wichtig ist was hinten rauskomt". Belangrijker dan de woorden zijn uiteindelijk de daden. Maar hopen dat hij gelijk heeft.

woensdag 15 januari 2014

Keynesiaans stimuleringsbeleid: economische argumenten zijn dwingend, maar politieke missie is vereist

De economische argumenten voor Keynesiaanse stimulering in landen die gebukt gaan onder particuliere vraaguitval zijn dwingend. Waarom gaan overheden daar dan niet toe over? Zodat we de nodeloze ellende van massawerkloosheid en armoede aanpakken? William Janeway vraagt zich dat vandaag af: The Missing Mission For Government Spending. En velen, waaronder ikzelf, vragen zich dat al, ja, hoe lang al, vertwijfeld af.

Janeway, verbonden aan Warburg Pincus en aan de Universiteit van Cambridge, denkt dat het er aan ligt dat de politieke haalbaarheid van stimulering van de economie, dus van het opvoeren van de overheidsuitgaven, vereist dat de overheid een politieke missie formuleert. Een grote opdracht, waarvan met overtuiging gezegd kan worden dat we hem met het oog op de toekomst urgent moeten uitvoeren. Hij denkt aan het aanpakken van de klimaatverandering. Welke dan ook, er moet een missie komen. Waarom?

Eerst nog even over de dwingendheid van die economische argumenten. Die houden kort gezegd in dat een geldeconomie een kringloop is. Immers, wat de een besteedt, vormt het inkomen van de ander. Daarom mag je de overheid niet als een huishouden beschouwen. Voort het huishouden geldt de morele intuïtie van het huishoudboekje: geef niet meer uit dan je binnenkrijgt.

Maar de overheid heeft een taak met betrekking tot die kringloop. Als de huishoudens te grote schulden hebben gemaakt, zoals voorafgaand aan de financiële crisis, en allemaal tegelijk gaan proberen om die schulden af te lossen, dan dalen dus de bestedingen. En dus, kringloop, de inkomens. We komen dan in het probleem terecht dat dat wat individueel gezien verstandig is, je schulden terugbrengen, dat collectief gezien niet is. De bekende spaarparadox. Want als iedereen gaat aflossen, dalen de inkomens (gemiddeld, door toename van werkloosheid). Waardoor de schulden toenemen als proportie van de inkomens. Waardoor de drang om nog meer af te lossen groeit. Enzovoort. Er dreigt een neerwaartse spiraal.

Tenzij je genoeg geduld hebt, of beter gezegd, tenzij de werklozen genoeg geduld hebben, lost de markt dit probleem niet op. (Ooit trekt de economie weer aan, maar dan kan er al heel veel ellende zijn veroorzaakt. In the long run we're all dead, zoals Keynes gezegd moet hebben.) Dat vraagt om centraal ingrijpen, door de overheid of door de centrale bank. Dat kan door de overheidsbestedingen op te voeren of door meer geld in de economie te pompen en dan hopen dat mensen dat geld gaan uitgeven. De economie, de kringloop, komt dan weer op gang, waardoor de inkomens weer gaan stijgen. En waardoor op den duur ook weer de belastinginkomsten van de overheid gaan toenemen. De economie heeft een aanbodkant, maar ook een vraagkant. En het zou eigenaardig zijn om de overheidstaak tot de aanbodkant te beperken.

Maar nu is er het probleem dat dit inzicht ingaat tegen de morele intuïtie van het huishoudboekje en de moeilijkheid die veel mensen blijken te hebben om die intuïtie los te laten als het over het overheidsbudget gaat. Het vereist enige cognitieve inspanning om het inzicht zelf te doorgronden en om dan ook nog die morele intuïtie te onderdrukken. Die intuïtie voelt goed en dan kan het een moeilijk besluit zijn om je er toch niet door te laten leiden. Zie ook nog eens De bezuinigingszeepbel.

Anders gezegd: volgens de economische logica, dus de logica van het vak economie, is het probleem eigenlijk opgelost. Verhoog de overheidsbestedingen, wat gemakkelijk neer kan komen op het naar voren halen van bestedingen (investeringen) die in de toekomst toch moeten worden gedaan. Bovendien is de rente laag als de hele private sector bezig is af te lossen.

Of zorg via directe weg dat huishoudens meer te besteden hebben. Keynes stelde, niet helemaal, serieus, voor om met geld gevulde flessen in ongebruikte mijnschachten te bedekken met afval en het vervolgens aan de private sector over te laten om dat weer op te graven. Of je strooit met een helikopter geld uit over het land. Zie Helicopter money as a policy option.

De economische logica hierachter is onberispelijk. Je kunt nog zeggen dat overheidsinvesteringen met het oog op de toekomst beter zijn dan geld begraven of geld uitstrooien, maar dat laatste is ook nog altijd beter dan niets doen. Laat staan bezuinigen. Waarom gebeurt het dan niet? Er zijn verschillende verklaringen:
  1. De politici begrijpen die economische logica niet. Dat zou ernstig zijn, maar omdat politici over het algemeen intelligent zijn, is er dan toch hoop dat ze het gaan begrijpen. Economen moeten dan wel doorgaan met het hen uit te leggen. Maar dat kan nog veel tijd in beslag nemen.
  2. De politici begrijpen het wel, maar ze vrezen dat de ondernemers en de bankiers het niet begrijpen. En dat die in paniek zouden raken, waardoor de bedrijfsinvesteringen nog verder zouden krimpen. En de rentes op overheidsobligaties zouden stijgen. Dan geldt evenzeer het gestelde onder punt 1 en moeten economen én politici doorgaan met het uit te leggen. Maar dat kost weer tijd.
  3. Het lukt niet om het uit te leggen. De (irrationele) weerstand is te groot. Misschien dat de politici en de ondernemers en de bankiers het wel, met veel goede wil, zouden kunnen begrijpen, maar dan nog denken ze dat het grote publiek het niet zal begrijpen en het nooit zal kunnen begrijpen. En voor de politici geldt dat dat de kiezers zijn en dat ze hechten aan het pluche van de regeringszetels. Bovendien geldt voor de ondernemers (let wel, de grote ondernemers) en de bankiers dat ze in een recessie, met een door werkloosheid neerwaartse loondruk, nog niet zo slecht boeren.
De oplossing die er volgens Janeway nu overblijft is dat er een politieke missie moet komen die een rechtvaardiging geeft voor nieuwe en forse overheidsbestedingen. Hij noemt een aantal voorbeelden in het verleden, die neerkomen op de mercantillistische visie van de nationale ontwikkeling. Die visie, van staten die met elkaar concurreren, is achterhaald, maar het gaat er om dat een hoger en alom aansprekend doel moet worden geformuleerd waardoor die investeringen politiek haalbaar worden. Een doel dat onomstreden het algemene welzijn dient. Hij denkt dus aan het bestrijden van de klimaatverandering.

Daar zit natuurlijk wel wat in, wat Janeway betoogt. En er is inderdaad een parallel met de voorbereidingen op de oorlog in de jaren 30 als de bestedingsimpuls die succesvol de Grote Depressie tot een einde bracht. Liever een weldadiger missie dan het voeren van een oorlog. Maar het is ook wel tragisch dat we met zijn allen kennelijk niet in staat zijn om de verworven rationele inzichten in de werking van de economische kringloop zo toe te passen dat we de spaarparadox vermijden.

Wat is dat toch met ons dat we een publiek domein van overheid en economie tot stand hebben gebracht, maar vervolgens niet in staat blijken te zijn om dat met zijn allen onder de knie te krijgen. Zie ook nog eens
Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis. 
 Update. Denk ook eens terug aan De watersnoodramp van 1953 als Keynesiaanse game changer van Merijn Knibbe.

dinsdag 25 juni 2013

Diederik Samsom nog niet bij zinnen

Dit is een vervolg op het vorige bericht.

Dat Diederik Samsom vandaag de private sector oproept om meer te besteden, wijst er op dat hij nog niet bij zinnen is. Voor het stimuleren van de economie in een tijd waarin particulieren massaal hebben besloten om hun schulden terug te brengen, daar hebben we nu juist de overheid voor nodig.

Het in stand houden van de totale bestedingen is nodig omdat de economie van een land nu eenmaal een kringloop is. Maar burgers bevinden zich met zijn allen in het publieke goed-dilemma van de paradox of thrift: iedereen zou er van profiteren als anderen meer zouden gaan besteden, maar voor iedereen is het individueel beter om dat niet te doen. Dat leidt zonder overheidsingrijpen tot een slecht evenwicht: doorgaande recessie.

Het dan stimuleren van de economie is een van die cruciale overheidstaken waar juist de sociaal-democratie in het verleden voor opkwam.

dinsdag 14 mei 2013

Paul Krugman over hoe de bezuinigingszeepbel kon ontstaan. De economie als een "morality play" en de belangen van de rijken

In een artikel in The New York Review of Books naar aanleiding van o.a. het boek Austerity. The History of a Dangerous Idea van Mark Blythe zet Paul Krugman op een rijtje hoe het zo is gekomen dat politici en sommige economen in 2010 begonnen te geloven dat zo snel mogelijk zo veel mogelijk bezuinigen het beste antwoord was op de economische crisis. Zie de link onderaan.

Hoe kon het gebeuren, deze terugval in kennis tot de tijd voor Keynes? Er waren wat publicaties (Alessina en Ardegna, Reinhart en Rogoff) die argumenten leken te verschaffen voor bezuinigen, maar al meteen was duidelijk hoe zwak die waren. Maar politici en financiële beleidsmakers gingen er mee aan de haal. Hoe is dat te verklaren?

Het meest waarschijnlijk lijkt dat ze geen weerstand konden bieden tegen de verleiding om de economie te beschouwen als een morality play. De financiële crisis ontstond door excessieve schulden en het beste antwoord daarop is dus dat mensen daar voor moeten boeten. Maar de economie zit anders in elkaar en boetedoening maakt de problemen erger. Want wat de een uitgeeft is inkomen voor de ander. En als we dus niet alleen privaat onze schulden terugbrengen, maar ook publiek, dan komt de economie tot stilstand. En dat is precies wat er gebeurt. De feitelijke ontwikkeling laat dus zien dat de gekozen bezuinigingsstrategie de verkeerde weg is. Er is een onderscheid tussen wat tussen individuen (op microniveau) moreel juist is en wat dat is op het niveau van een gehele economie. Ja, het blijkt helaas gemakkelijk te zijn om de fallacy of composition te maken.

Maar een aanvullende verklaring kan zijn dat de politici en de financiële beleidsmakers meer oog hebben voor de belangen van de crediteurs, voor degenen die hun uitgeleende geld terug willen hebben, dan voor al degenen die slachtoffer zijn geworden van de drastische bezuinigingen, de werklozen voorop. Al met al zijn de rijken en vooral de allerrijksten er nog niet zo slecht vanaf gekomen. Hun belangen zijn heel behoorlijk gediend.

Het is, zo besluit Krugman,
a terrible story, mainly because of the immense suffering that has resulted from these policy errors. It’s also deeply worrying for those who like to believe that knowledge can make a positive difference in the world. To the extent that policymakers and elite opinion in general have made use of economic analysis at all, they have, as the saying goes, done so the way a drunkard uses a lamppost: for support, not illumination. Papers and economists who told the elite what it wanted to hear were celebrated, despite plenty of evidence that they were wrong; critics were ignored, no matter how often they got it right.
The Reinhart-Rogoff debacle has raised some hopes among the critics that logic and evidence are finally beginning to matter. But the truth is that it’s too soon to tell whether the grip of austerity economics on policy will relax significantly in the face of these revelations. For now, the broader message of the past few years remains just how little good comes from understanding.
How the Case for Austerity Has Crumbled by Paul Krugman | The New York Review of Books

donderdag 14 februari 2013

Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis

Gisteren gaf ik de opgaaf: Wie schreef dit en wanneer? Gevolgd door drie alinea's tekst waarin iemand betoogt dat een depressie zoals in de jaren 30 van de vorige eeuw niet meer zal voorkomen. Want zo'n depressie wordt veroorzaakt door een plotselinge koopkrachtdaling en sinds Keynes weten overheden hoe ze de koopkracht op peil kunnen houden en dat ze dat ook moeten doen. Ze moeten belastingen verlagen of de bestedingen opvoeren. "Dergelijke maatregelen zullen stellig worden genomen."

Arie Glebbeek reageerde als volgt:
Hoi Henk,
Volgens mij is hier Jan Pen aan het woord, ik denk begin jaren zestig. Ik meende me de passage zelfs te herinneren, mogelijk van toen ik laatst nog eens in een oude bundel bladerde (Het aardige van de economie, wellicht). Hoe het ook zij: deze inzichten waren ooit gemeengoed onder economen, politici en beleidsmakers. Sindsdien is een onmiskenbare terugval in publieke kennis opgetreden.
Groetjes, Arie Glebbeek.
 En inderdaad was hier Jan Pen (Lemmer 1921- Haren 2010) aan het woord. Hij was hoogleraar in de staathuishoudkunde en openbare financiën aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Als sociologie-student volgde ik van 1965 tot 1968 bij Jan Pen het bijvak economie.) Die drie alinea's zijn afkomstig uit het boekje Economische actualiteiten, dat verscheen in 1967 en waarin artikelen zijn gebundeld die eerder waren verschenen in Vrij Nederland, Het Parool, de NRC, het Hollands Maandblad, de Economisch-Statistische Berichten en het Financieel Dagblad.

Jan Pen was in die tijd een veelgelezen en veel geïnterviewd econoom. Vooral een macro-econoom. Hij schreef Moderne Economie (1e druk 1958), waarvan, volgens Bol.com, in twintig jaar tijd meer dan 125.000 exemplaren werden verkocht en dat vertaald werd in het Engels, Zweeds, Portugees, Pools, Grieks, Italiaans en Japans. Het werd in 1977, uitgebreid en vernieuwd, opnieuw uitgegeven onder de titel Macro-Economie (i.s.m. L.J. van Gemerden). Nadat in 2009 abusievelijk in de pers werd gemeld dat hij was overleden (het betrof een andere Jan Pen), overleed hij op 14 februari 2010, nu op de dag af drie jaar geleden. Zie hier het In Memoriam dat Steven Brakman en Harry Garretsen toen schreven.

In datzelfde boekje waar ik die drie alinea's uithaalde, bespreekt Pen ook The Great Crash van John Kenneth Galbraith, het boek over het rampjaar 1929, naar aanleiding van het toen verschijnen van de Nederlandse vertaling daarvan. Pen schrijft daar (mijn cursivering):
De crisis bleef niet beperkt tot een halvering van de beurskoersen, maar er brak een tienjarige depressie uit. Werkloosheid en diepe ellende voor boeren en middenstanders volgden op de ruïnering van de speculanten. De gehele wereld werd meegesleept. Regeringen stonden hulpeloos tegenover de paradox, dat de mensen armoede leden terwijl de fabrieken ongebruikt stonden. Het nationale inkomen was een derde lager dan het had kunnen zijn.
De depressie is al vaak beschreven, en Galbraith zegt er niet veel van; hij beperkt zich tot de crisis. Maar de samenhang tussen (beurs)crisis en algemene depressie doet hem wel de vraag opwerpen: hoe groot is de kans op herhaling? Het is de vraag die zich op iedere bladzijde van dit historische verslag opdringt.
Galbraith antwoordt (en ik heb er niets aan toe te voegen): een scherpe koersdaling is altijd mogelijk. (...) de beurs reageert nu eenmaal psychologisch, en als er een paniek zou uitbreken is het niet duidelijk hoe deze in de kiem kan worden gesmoord.
Maar wat wij wel kunnen proberen is: voorkomen dat de crisis doorziekt in de produktie, de werkgelegenheid, de lonen, de inkomens van allen. In de jaren dertig hebben de regeringen overwegend het verkeerde gedaan (uitgaven ingekrompen, lonen verlaagd) en het goede nagelaten (belastingen verlaagd, grote werken op touw gezet).
Nu weten wij meer van de kringloop-mechanismen af om dergelijke fouten te voorkomen. In de woorden van Galbraith: 'Een depressie zal nu niet worden tegemoetgetreden met het onwrikbare besluit haar te verergeren'. Dit slaat vooral op de bereidheid, begrotingstekorten te laten ontstaan. (...)
... een ding staat vast: als er ooit weer een beginnende depressie zou optreden - dat zal zeker weer gebeuren - kan zij alleen snel en effectief worden bestreden als de regeringen bij hun maatregelen niet worden gehinderd door ouderwetse ideologieën en door conservatieve pressiegroepen.
Ja, dat was Jan Pen in 1967. En wat gebeurt vandaag de dag? Wat de regeringen gedaan hebben en doen, is dat ze precies de depressie hebben verergerd, het verkeerde gedaan en het goede nagelaten. Juist vandaag zijn er weer de berichten dat de economische krimp in Europa verdiept. De economie van de 17 eurolanden kromp in het vierde kwartaal van 2012 met 0,6 procent, meer dan voorspeld. Het is de scherpste daling sinds 2009 en het is de eerste keer dat deze landen samen in de vier kwartalen van een kalenderjaar geen groei vertoonden. De economieën van Duitsland, Frankrijk en Italië krompen meer dan voorspeld. Commentaar van Carsten Brzeski van ING: "Dit zijn afschuwelijke cijfers, het is een wijdverbreide inkrimping, die niet overeenkomt met het positieve beeld van stabilisatie en positieve besmetting."

En de oorzaak daarvan is de onmiskenbare terugval in publieke kennis (Arie Glebbeek) die is opgetreden. De regeringen hebben het verkeerde gedaan, omdat ze in de bezuinigingsstrategie gingen geloven. Onwetendheid? Onkunde? Ideologie? Hoe dan ook, om in de woorden van Paul Krugman te spreken (in het hoofdstuk Dark Age Economics van End This Depression Now!):
Rond, zeg, 1970, wist de economische professie werkelijk genoeg om een herhaling te voorkomen van alles wat dan ook maar zou lijken op de Grote Depressie.
En toen ging een groot deel van die professie er toe over om te vergeten wat het had geleerd.
Laten we daar even bij stilstaan, op deze sterfdag van Jan Pen.

Update. Zie nu ook dit blogbericht van Paul Krugman van vandaag over het verband tussen bezuinigen en werkloosheid.