Posts tonen met het label Cass Sunstein. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Cass Sunstein. Alle posts tonen

vrijdag 1 maart 2024

Gewenning aan het kwaad - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 17

Waardoor was er na de Duitse inval in mei 1940 en gedurende de vijf jaren van bezetting, onderdrukking en Jodenvervolging zo weinig verzet onder de Nederlandse bevolking? Naar schatting nam niet meer dan vijf procent van de bevolking actief deel aan het verzet. Hier het vorige bericht in deze reeks. 

Zoals gezegd, een belangrijke rol moet hebben gespeeld dat na de inval het koningshuis en de ministers naar Engeland vluchtten en dat de boodschap van wat er van het Nederlandse bestuur resteerde er vooral uit bestond dat met de bezetter zoveel mogelijk zou worden samengewerkt. In plaats van op te roepen tot verzet was er integendeel de oproep om zich bij de nieuwe situatie neer te leggen. Er was toch niets aan te doen, de Duitse overmacht was immers overweldigend, en het was zaak om erger te voorkomen. 

Sociaalwetenschappelijk gezien werd daarmee de terugtrekkingsreactie (de "immobilisatie") op de ontstane toestand van ervaren sociale onveiligheid gelegitimeerd. En werd de vechtreactie ontmoedigd. 

Dat moet er ook mede een oorzaak van zijn geweest dat de Nederlandse bevolking zo lankmoedig reageerde op de Jodenvervolging die al aan het eind van 1940 op gang kwam. Waardoor in ons land een groter deel van de Joodse bevolking kon worden afgevoerd en vermoord dan in enig ander door de Duitsers bezet land. Over die rol van bestuur en ambtenaren in volgende berichten meer. 

Daarnaast moet ook een rol hebben gespeeld dat die Jodenvervolging zich in kleine stapjes voltrok. Van verplichte registratie naar ariërverklaring naar ontslag uit overheidsdienst naar het persoonsbewijs naar de borden "Voor Joden verboden" naar verwijdering van Joodse kinderen van openbare en bijzondere scholen naar de invoering van de Jodenster naar het reisverbod naar de gettovorming naar de razzia's en naar de transporten naar Westerbork en naar de concentratiekampen. (Enkele tussenstapjes ontbreken nog.)

Door die Duitse strategie van cumulerende kleine stapjes kon een proces van gewenning aan het kwaad in werking worden gezet. Bij de Nederlandse bevolking, bij de Nederlandse uitvoerders van de Duitse maatregelen (de boekhouders van de Holocaust, de politieleiding en -agenten en de NS-directie en -werknemers die de transporten verzorgden) en waarschijnlijk ook voor een deel bij de Duitse uitvoerders zelf. Want niet iedere Duitser was een kwaadaardige antisemiet.

Over dat proces van gewenning aan het kwaad schreven Tali Sharot en Cass Sunstein vorige week in de New York Times het essay Why People Fail to Notice Horrors Around Them. Als het kwaad in kleine porties tot je komt, dan kan het zijn dat je gaandeweg wandaden laat passeren waar je met grote morele verontwaardiging op had gereageerd als die aan het begin hadden gestaan. 

Dat kan ook het geval zijn als dat kwaad in jezelf huist. Sharot en Sunstein halen de onderzoeken van Stanley Milgram uit het begin van de jaren zestig terug in de herinnering. Daaruit bleek dat gewone mensen ertoe gebracht kunnen worden om aan iemand elektrische shocks toe te dienen als een  onderzoeker, met het gezag van de wetenschap, hen daarom vraagt. Het ging Milgram erom te onderzoeken hoe gehoorzaam mensen kunnen zijn. 

Maar zijn resultaten laten ook zien hoe mensen door gewenning tot kwaadaardig gedrag gebracht kunnen worden. Want als je er eenmaal in toestemde om die schokken toe te brengen, dan begon het met heel lichte schokken, die langzaam werden opgevoerd. De proefpersonen kregen dus te tijd om er aan te wennen dat ze iemand pijn toebrachten, waardoor sommigen zo ver doorgingen dat de schokken levensbedreigend werden. ((In werkelijkheid was er niet een ontvanger van die schokken, maar dat wisten de proefpersonen niet.) De veronderstelling is dat de proefpersonen die doorgingen tot die levensbedreigende schokken, er nooit in hadden toegestemd als hen aan het begin was gevraagd om zo'n zware schok toe te brengen. 

Als dat zo is, dan moet er een gewenning aan de eigen kwaadaardigheid hebben plaatsgevonden. Kwaadaardigheid in de zin van moreel afkeurenswaardig, want de kern van onze moraal bestaat er immers uit dat je anderen geen leed toebrengt.

Dat gewenningsproces werd onderzocht in de studie The brain adapts to dishonesty, met Tali Sharot als een van de onderzoekers. In dat onderzoek ging het om zelfzuchtig oneerlijk gedrag waar iemand anders nadeel van ondervindt. De onderzoekers konden met hersenonderzoek laten zien dat de amygdala (de amandelkern), die reageert op onveiligheid, afnemend geactiveerd werd bij herhaling van het oneerlijke gedrag. Oneerlijk gedrag creëert onveiligheid omdat anderen er weet van kunnen krijgen en er dan afkeurend op zullen reageren. 

Als je dus eenmaal begint je immoreel te gedragen en je komt er mee weg, dan neemt de stress die daarvan het gevolg is, gaandeweg af. Doordat gaandeweg blijkt dat het veilig is om te doen. 

Mensen zijn morele wezens, maar dat houdt niet in dat we allemaal bestand zijn tegen de gevaren van de gewenning aan het eigen immorele gedrag. Dat proces moet haast wel ook een rol gespeeld hebben in de passieve houding van verreweg de meeste Nederlanders tegenover de Jodenvervolging gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945. Als je een keer de eerste "kleine" stapjes (de registratie, de ariër-verklaring, de ontslagen) zonder protest hebt laten gebeuren, dan neemt de kans dat je daarna nog in verzet komt, sterk af. 

Je amygdala reageert niet meer. Je kunt het kwaad voor jou veilig laten gebeuren.

Dat onderbouwt ook het pijnlijke vermoeden dat het aan het relatieve gevoel van veiligheid van de Nederlandse bevolking bijdroeg dat de Duitse agressie zich concentreerde op de Joodse landgenoten. Hier het vervolg.

maandag 7 november 2016

Goedbeschouwd kunnen we niet verbaasd zijn over de toename van narcisme en populisme in de politiek

Hoe de opkomst van het populisme, en van het narcisme waar het de uitingsvorm van is, te verklaren? 

Dat vraag je je natuurlijk af aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, waarin Donald Trump, misschien de grootste narcist in de politiek na Adolf Hitler, een kans maakt om president te worden van het machtigste land ter wereld. Maar ook vraag je je dat af als je het slagveld van de Europese politiek overziet, de treurigstemmende toestand die door de maar voortdurende rampzalige bezuinigingspolitiek is voortgebracht. En dan hebben we het nog niet over wat zich aan de randen van ons continent afspeelt, in Turkije en Rusland.

Misschien moet je om een verklaring te vinden zowel kijken naar de aanbodkant als naar de vraagkant van de politieke markt.

Aan de aanbodkant zie je de opkomst van de narcisten die leider willen worden of het al zijn. Het zijn die politici die claimen als enige het ware volk te vertegenwoordigen. Die fantaseren over een volk dat hen bewondert en bewierookt. Die in de strijd om de volksgunst te winnen geen anderen naast zich, laat staan boven zich, kunnen verdragen. En die daarom bereid zijn de democratie de nek om te draaien als dat hen beter uitkomt.

Hoe kan het dat zich ineens zoveel narcisten in de politiek aandienen? Het publieke domein, dat van de politiek, de massamedia en de sociale media, lijkt het ideale werkterrein voor de narcist. Maar dat was het eerder ook al en verklaart dus niet de recente opkomst.

Kan het zijn dat het een gevolg is van de toename van narcistische trekken onder de gehele bevolking? Van het narcistische reservoir?

Er zijn aanwijzingen voor zulk een toename op grote schaal. Denk aan The Narcissism Epidemic van Twenge en Campbell. Als die toename er echt is geweest en als narcisten meer dan gemiddeld gemotiveerd zijn om in het publieke domein te opereren, dan kun je verwachten dat de effecten daarvan in dat publieke domein dubbelop waarneembaar zullen zijn.

Wie weet, zit daar iets in. Maar er is ook nog de vraagkant. De kant dus van de kiezers die hun stem uitbrengen.

Als je bedenkt dat narcisten die aan de macht willen komen, niet kieskeurig zijn wat de middelen aangaat om hun doel te bereiken, dan vraag je je af hoe kiezers daar dan over zullen oordelen.

Neem de lange lijsten met leugens waar Trump zich gedurende zijn campagne van heeft bediend. De meest recente opsomming daarvan die ik tegenkwam is hier te vinden: Trump has made almost 500 false claims in last 7 weeks: report. En kijk eens op de website Trump Lies. (En let even op de overeenkomsten met Hitler, die als motto had dat een leugen eerder wordt geloofd hoe groter hij is en hoe vaker hij herhaald wordt.)

Je zou toch denken dat kiezers niet gecharmeerd zijn van een politicus die alles bij elkaar liegt. Maar het bericht ‘Low information voters’ are a crucial part of Trump’s support vandaag in de Washington Post zet je dan aan het denken. Ik citeer daaruit:
Our research finds that Trump has attracted a disproportionate (and unprecedented) number of “low-information voters” to his campaign. Furthermore, these voters are more likely to respond to emotional appeals — whether about the economy, immigration, Muslims, racial relations, sexism, and even hostility to the first African American U.S. president, Barack Obama. They are the ideal constituency for a candidate like Trump.
We define low-information voters as those who do not know certain basic facts about government and lack what psychologists call a “need for cognition.” Those with a high need for cognition have a positive attitude toward tasks that require reasoning and effortful thinking and are, therefore, more likely to invest the time and resources to do so when evaluating complex issues. Those with a low need for cognition, on the other hand, find little reward in the collection and evaluation of new information when it comes to problem solving and the consideration of competing issue positions. They are more likely to rely on cognitive shortcuts, such as “experts” or other opinion leaders, for cues.
Dat wijst op de mogelijkheid van een toename van de groep van slecht geïnformeerde kiezers als een verklaring voor de toegenomen "vraag" naar liegende politici. De speelruimte voor narcistische leugenaars neemt natuurlijk toe als meer kiezers niet meer het verschil kunnen vaststellen tussen wat waar is en wat niet waar is.

Zou die groep van slecht geïnformeerde kiezers inderdaad zijn toegenomen? Ja, dat lijkt waarschijnlijk.

Want kiezers halen hun informatie oftewel uit de massamedia oftewel uit de sociale media. En de massamedia zijn vergaand vercommercialiseerd en daardoor veel meer gericht op amusement dan op informatie. In een democratie is goede informatieverstrekking een publiek goed en we weten dat een publiek goed niet door de markt tot stand komt.

Net zo weten we dat de sociale media onderhevig zijn aan het mechanisme dat iedereen, als hij al op zoek is, zoekt naar bevestiging van de eigen mening. Die confirmation bias verhindert dat mensen zich goed informeren, ondanks dat ze nooit eerder in de geschiedenis zo gemakkelijk toegang hadden tot een zo breed scala aan kennis en inzichten.

Het is juist andersom: doordat het vinden van bevestiging zo gemakkelijk is geworden, zien we polarisatie en extremisme toenemen. Zie dat mooie boek Going To Extremes van Cass Sunstein.

Goed beschouwd kunnen we dus eigenlijk niet verbaasd zijn over die toename van narcisme en populisme in de politiek.

maandag 17 oktober 2016

Pro-sociaal gedrag en keuze-architectuur - Over het naar voren halen van schuldgevoel

De menselijke sociale natuur is voor een belangrijk deel gevormd in de Paleo Sociale Omgeving, de manier van samenleven van jagers-verzamelaars die voor hun overleving waren aangewezen op samenwerking en delen.

Dat hield in dat de mogelijkheden tot pro-sociaal gedrag, dus tot gedrag waarvan de resultaten ook anderen ten goede komen, zich frequent aanboden en dat zulk gedrag ook van je verwacht werd. Dat het van je verwacht werd, leerde je van kindsbeen aan, want die samenwerking strekte zich uit tot de zorg voor kinderen (cooperative breeding).

De huidige maatschappij wijkt daar natuurlijk sterk van af. Maar er is, gelukkig, ook nu nog pro-sociaal gedrag. Maar wanneer wel en wanneer niet? Een voor de hand liggend vermoeden is dat de kans er op groter is hoe meer de sociale situatie overeenkomt met die van de Paleo Sociale Omgeving. Dat is het inzicht van het sociaal ingebed zijn van pro-sociaal gedrag. Zie het bericht Pro-sociaal Gedrag.

Die sociale inbedding komt er bijvoorbeeld uit naar voren dat de invloed van de omvang van iemands sociale netwerk op de kans op pro-sociaal gedrag groter is dan die van de persoonlijkheid. Zie Te geven is zaliger dan te ontvangen - Maar de gelegenheid maakt de gever.

Een andere manier waarop die sociale inbedding blijkt, is dat het geven van een duwtje in de goede richting kan helpen om pro-sociaal gedrag tot stand te brengen. Denk aan het boek Nudge. Improving Decisions About health, Wealth and Happiness van Thaler en Sunstein, waarin het onder meer gaat over orgaandonaties en bescherming van het milieu.

En waarin Thaler en Sunstein het begrip keuze-architectuur introduceren. Wat inhoudt dat je een pro-sociale keuze kunt bevorderen door de wijze waarop de keuzesituatie wordt aangeboden. (Denk ook even aan het verbod op gratis plastic tasjes.)

Een voorbeeld daarvan is dat je de kans op het kiezen van een groene (maar duurdere) energie-aanbieder kunt vergroten door dat groene alternatief als default aan te bieden. Als het standaardalternatief. Voor een ander alternatief moet je daar dan dus expliciet van afwijken. Het is inderdaad gebleken dat in dat geval meer mensen kiezen voor groene energie dan wanneer groene energie niet het default-alternatief is.

Je zou kunnen zeggen dat mensen dat standaardalternatief opvatten als de keuze die gangbaar is, die zo hoort. De keuze wordt dus sociaal ingebed.

Maar nu blijkt uit nieuw onderzoek dat je de kans op een groene keuze nog meer kunt vergroten door mensen expliciet de keuze voor te leggen tussen een groene, en duurdere, leverancier en een niet-groene, goedkopere. Zie Does Active Choosing Promote Green EnergyUse? Experimental Evidence (met Cass Sunstein als tweede auteur).

1245 bezoekers van Amazon Mechanical Turk kregen verschillende keuzepresentaties voorgelegd. En toen bleek dat in die gevallen waarin de groene energie duurder was, aanzienlijk meer mensen voor groene energie kozen als ze expliciet tussen groen en niet-groen moesten kiezen (56 procent) dan wanneer de groene energie hen als standaardalternatief werd gepresenteerd (26 procent).

Een mogelijke verklaring voor dit toch op het eerste gezicht wat verrassende resultaat is dat mensen bij die expliciete keuze vrezen zich schuldig te zullen gaan voelen als ze voor de niet-groene en goedkopere energie zouden kiezen. Door de keuze-architectuur wordt dat mogelijke schuldgevoel als het ware naar voren gehaald, pregnant gemaakt.

Terwijl daartegenover weerstand (tegen bedreiging van gedragsvrijheid) kan worden opgewekt als je het groene alternatief als standaard aanbiedt. Weerstand dus tegen dat duwtje.

Ondervraging van de deelnemers aan het experiment leverde ook inderdaad op dat degenen die expliciet voor het niet-groene alternatief hadden gekozen zich schuldiger voelden dan degenen die niet het groene standaardalternatief hadden gekozen. Waarschijnlijk had die laatste groep meer gehandeld uit dat gevoel van weerstand. (Zie ook Is Guilt a Good Motivator for Pro-social Behaviour?)

De aanbeveling is dus: voorkom die weerstand en speel in op schuldgevoel.

De keuze voor groene, en duurdere, energie is duidelijk een geval van pro-sociaal gedrag. Maar die keuze is natuurlijk vele malen minder sociaal ingebed dan de keuzes die jagers-verzamelaars moesten maken als het ging om samenwerken en delen. Op zijn kortst samengevat gaat het om het verschil tussen onpersoonlijk en persoonlijk.

Maar het blijkt dus mogelijk te zijn om dat grote verschil wat te overbruggen. Door dat gevoel van schuld, dat natuurlijk zijn oorsprong heeft in het domein van de persoonlijke relaties, bij zo'n onpersoonlijke keuze naar voren te halen.

maandag 5 oktober 2015

Bijwerkingen van de vrije markt: manipulatie, bedrog en kuddegedrag

Twee interessante berichten die weer eens aanzetten tot nadenken over de bijwerkingen van de vrije markt.

In de New York Review of Books bespreekt Cass Sunstein (die van Going To Extremes: How Like Minds Unite and Divide) het nieuwe boek van de economen en Nobelprijswinnaars Akerlof en Shiller (Phishing for Phools: The Economics of Manipulation and Deception). Zie Why Free Markets Make Fools of Us.

En Steven Pearlstein schreef in de Washington Post een lange beschouwing naar aanleiding van het vertrek van Oliver Blanchard als hoofdeconoom van het IMF. Zie The smartest economist you’ve never heard of.

Wat hou je, althans ik, er op zijn kortst samengevat aan over?

Doordat het menselijk gedrag niet rationeel is, in de betekenis die economen daaraan toekennen, functioneren markten niet zoals economen denken dat ze doen of zoals ze zouden willen dat ze doen. Er valt zo langzamerhand een lijst op te stellen van duidelijk aanwijsbare afwijkingen ("zwakheden") in ons gedrag van het rationele model: we zijn te zelfverzekerd en onrealistisch optimistisch, we kunnen slecht overweg met waarschijnlijkheden, we hebben te weinig oog voor de langere termijn en we laten ons meer drijven door mogelijke verliezen dan door gelijkwaardige verbeteringen.

Die zwakheden zijn eigenlijk geen zwakheden, maar aanpassingen aan omstandigheden in het verleden, toen de markt nog niet bestond. Nu die er wel is, maken ze ons kwetsbaar voor manipulatie en bedrog. Want hoewel economen graag uitgaan van het principe van de consumentensouvereiniteit, van de gedachte dat niemand anders dan jijzelf weet wat het beste voor je is, maken deze zwakheden ons tot een gemakkelijke prooi van degenen die er werk van maken om ons te manipuleren en te bedriegen. Omdat ze daar zelf beter van worden.

En zo is de markt een oorzaak van gezondheidsproblemen, van het najagen van aangewakkerde behoeften, van overdadige statuscompetitie en de stress die daarmee gepaard gaat en van financiële crises.

Als consument of als investeerder of als kiezer worden we te grazen genomen. Uiteraard is het verstandig als we dat met zijn allen, via de overheid en door regulering en wetgeving, tegengaan. Maar dat gebeurt meestal als het kwaad al is geschied of het gebeurt onvolkomen, doordat ook de overheid wordt gemanipuleerd en bedrogen (denk aan Volkswagen, maar niet alleen daaraan, want de rij is lang). En bovendien hangt er "boven de markt" nog altijd dat blinde geloof in de onbegrensde weldadigheid er van ("op den duur komt alles goed") en in de overheid als probleem in plaats van als een oplossing.

Wat je er aan overhoudt is dat er nog heel veel werk te doen is om de monsterachtige kant van de vrije markt voldoende te temmen. Want diezelfde markt creëert ook de bedrijven die graag bereid zijn om die menselijke zwakheden te exploiteren. Sunstein:
If a company can make money by deceiving or manipulating people, someone is going to create such a company, and it will prosper (unless the law regulates it). And if it prospers, companies that do not deceive or manipulate people may well be at a competitive disadvantage.
En aan dat prachtige stuk van Steven Pearlstein over Oliver Blanchard, dat trouwens ook een mooi overzicht geeft van de crisis in het vak economie, hield ik vooral de laatste alinea over, die getiteld is The tiranny of bad ideas. Want dat gaat er in feite over dat wij met zijn allen, inclusief al die zogenaamde deskundigen, de vrije markt en het publieke domein dat daarmee ontstaan is, nog maar slecht begrijpen.

De markt heeft een weldadige kant, die van de voordelen van de concurrentie. Maar dus ook die monsterachtige kant, van manipulatie en bedrog. En het vereist serieuze studie en hard werken en een open geest om dat beest onder controle te krijgen en goed voor ons allen te laten werken.

Maar dat komt er vaak niet van. Wat hem het meest verbaasde, zegt Blanchard, is:
"how quickly a consensus can develop around some question on the basis of what decision-makers read in the press or hear over dinner". (...)
"There’s a big risk of people agreeing on something without thinking about it or doing the hard analysis,” he said. In the face of incomplete information and genuine uncertainty, he said, it was disquieting “how easily bad ideas become entrenched.”
Dat is het kuddegedrag dat ontstaat door een andere menselijke "zwakheid", onze sterke neiging tot sociale beìnvloedbaarheid onder omstandigheden van onvolledige informatie en onzekerheid. Waardoor we met zijn allen achter idiote ideeën aanlopen omdat, ja, omdat de meeste anderen dat ook doen. Zo ontstaan de sociale zeepbellen. Die inderdaad financiële crisissen veroorzaken. En totaal verkeerd economisch beleid. Denk aan de bezuinigingszeepbel.