Posts tonen met het label Nancy MacLean. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Nancy MacLean. Alle posts tonen

maandag 24 januari 2022

Als je de ongelijkheid laat toenemen, dan creëer je rijken die de democratische overheid niet anders kunnen zien dan als een schurk die hun geld wil

""Ongelijkheid" is nooit de officiële doodsoorzaak, maar vaak wel de werkelijke." Jayati Ghosh wijst er vandaag op dat de pandemie ons op een harde waarheid heeft geattendeerd: ongelijkheid in inkomen en kansen creëert niet alleen onrechtvaardige, ongezonde en ongelukkige maatschappijen, maar is ook een doodsoorzaak. Zie The biggest killer of pandemic times: inequality.

In de afgelopen twee jaar zijn mensen gestorven doordat ze niet snel genoeg toegang hadden tot vaccinaties, terwijl dat wel mogelijk was geweest als de technologie van de productie van vaccins gedeeld was. Of ze stierven doordat de publieke gezondheidszorg tekortschoot en ze de middelen ontbeerden om van de private zorg gebruik te maken. En terwijl zij stierven, werden de rijkste mensen in de wereld rijker dan ooit en maakten de grootste ondernemingen nog niet eerder voorgekomen hoge winsten.

Ghosh haalt het recente Oxfam-rapport aan, dat berekende dat in diezelfde periode het vermogen van de tien rijkste mensen verdubbelde, terwijl 99 procent van de wereldbevolking erop achteruitging. Een toename van ongelijkheid die in verband gebracht kan worden met tenminste een extra overlijdensgeval per elke vier seconden. De getroffenen woonden meer in armere landen, waren meer vrouwen en meisjes, waren meer slachtoffer van discriminatie en waren meer afhankelijk van informele arbeid.

En zelfs in deze periode voerden regeringen een beleid dat de macht van de rijken verder vergrootte, door hen nog minder te belasten, door nog meer private monopolies toe te staan, door de regels voor bescherming van het milieu te versoepelen en door de arbeidsmarkt verder te dereguleren en de rechten van werknemers te verzwakken. Niet alleen is de ongelijkheid dodelijk voor de zwakkeren, hij vernietigt ook de aarde zoals wij die kennen en nodig hebben. Oxfam berekent dat twintig van de rijkste miljardairs verantwoordelijk zijn voor 8000 maal de uitstoot van kooldioxide van het armste miljard van de wereldbevolking.

Aan dat alles valt wat te doen. Want die extreme toename van ongelijkheid is niet ondanks, maar juist dankzij beleid van overheden tot stand gekomen. Dat beleid kan worden teruggedraaid. Overheden kunnen weer meer de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het voorzien in de basisbehoeften van de bevolking, ze kunnen een eind maken aan de privatisering en commercialisering van kennis door intellectuele eigendomsrechten (patenten, octrooien) en ze kunnen de markt reguleren ten behoeve van het algemene belang. Anders gezegd, ze kunnen al die neoliberale "economische hervormingen" van de afgelopen tientallen jaren terug draaien. En ze kunnen een eind maken aan al die belastingvoordelen waar de rijken en de grote ondernemingen zo van profiteren.

Dat alles, en meer, kan en is hoognodig.

Maar lukt dat nog wel, nu de rijken en de grote ondernemingen zo machtig zijn geworden? Zo machtig dat ze de democratie naar hun hand kunnen zetten. Niet alleen door politieke besluiten "te kopen", door beïnvloeding, financiering van denktanks en corruptie, maar ook door media op te kopen en zo de publieke opinie te beïnvloeden. Lees allen Dark Money. The Hidden History of the Billionaires Behind the Rise of the Radical Right van Jane Mayer en Democracy For Sale. Dark Money and Dirty Politics van Peter Geoghegan. 

Moeten we niet vrezen dat een eenmaal in gang gezette ongelijkheid een onomkeerbaar proces is? De vrees dat dat zo is, moeten we onder ogen zien. Want dat maakt duidelijk hoeveel krachtsinspanning er nodig zal zijn.

Ik moest daaraan denken toen de Amerikaanse President, Joe Biden, die in zijn eerste jaar zoveel heeft gedaan (en nog meer heeft geprobeerd) om de overheid weer op het pad van het algemene belang te brengen, zich afvroeg wat zijn politieke tegenstanders, de Republikeinen, eigenlijk beweegt om politiek te bedrijven. De aanleiding daartoe was niet alleen dat de Republikeinen het niet nodig achten om een verkiezingsprogramma op te stellen, maar ook dat hun politiek in feite uit niets anders bestaat dan het dwarsbomen van alles wat de regering-Biden tot stand zou willen brengen. Lees ‘What are Republicans for?’ Just one thing. Maar lees vooral ook wat geschiedenishoogleraar Heather Cox Richardson daar over schreef:

That radicalization, stoked by Republican leaders, is at the point of destroying, once and for all, the idea of a government that works for the people. Republican leaders have stood by as Trump and his lackeys goaded followers into believing that Democratic governance is illegitimate and that Democrats must be kept from power. 
 
En abonneer je op haar dagelijkse nieuwsbrief, Letters from an American, als je op de hoogte wil blijven van de belangrijke ontwikkelingen in de Amerikaanse politiek.

Dat de Republikeinen niet of nauwelijks een programma hebben, is eigenlijk niet verrassend. Ze zijn er helemaal niet op uit om een beleid te voeren dat in een democratie bedoeld is ten behoeve van het algemeen belang. Dat in het teken staat van het iedereen-telt-mee van de morele gemeenschapsintuïties. 
 
Integendeel, de democratie vormt een bedreiging voor het eigen belang. En die moet dus aan dat eigen belang ondergeschikt worden gemaakt. Door op welke manier dan ook, legaal of illegaal, aan de macht te komen en de democratische overheid zoveel mogelijk monddood te maken. 
 
Dat klinkt allemaal heel extreem en dat is het ook. Maar de grondslag ervan kreeg ooit, in 1986, een wetenschappelijk cachet, namelijk met de toekenning van de Nobelprijs voor economie aan James M. Buchanan. De James Buchanan die er geen geheim van maakte dat rijken nooit konden instemmen met de democratie. Denk aan de passage uit het boek van Nancy MacLean die ik eerder aanhaalde:
 
But for Buchanan, once again the issue (dat van de democratie) was personal. "Why must the rich be made to suffer?", he asked pointedly. If "simple majority voting" allowed the government to impose higher taxes on a dissenting individual in the minority - "the citizen who finds that he must, on fear of punishment, pay taxes for public goods in excess of the amounts that he might voluntarily contribute" - what distinguishes that from "the thug who takes his wallet in Central Park?"

Een rijke die wordt gedwongen om meer belastingen te betalen dan waar hij uit vrije wil toe bereid zou zijn, die kan de democratische overheid niet anders zien dan als een schurk die op zijn portemonnee uit is.

Zo eenvoudig ligt dat. Als je de ongelijkheid laat toenemen, dan creëer je rijken die de democratische overheid niet anders kunnen zien dan als een schurk die hun geld wil.

dinsdag 3 november 2020

Over de neoliberale wens om de democratische overheid grondwettelijk in te perken. En over James Buchanan en de Chileense grondwet

De tweede complicatie van de morele rechtvaardiging voor het vulgair-economisch neoliberale denken is die van het vetorecht. Zie hier het vorige bericht. Die morele rechtvaardiging bestaat er uit dat alles moet voldoen aan de eis van vrijwilligheid. Niemand mag worden gedwongen om een verlies te accepteren. En dat komt inderdaad overeen met de morele gemeenschapsintuïtie van de vrijheid van overheersing.

Die complicatie van het vetorecht duikt op zodra die neoliberale economen hun veronderstelling dat iedereen zich uitsluitend laat leiden door eigenbelang, gaan loslaten op de democratische overheid. In die neoliberale visie is de overheid hoogstens een noodzakelijk kwaad (en in de libertaire variant van het neoliberalisme alleen maar een kwaad). Er moeten nu eenmaal ook collectieve besluiten worden genomen, dus democratisch en dus met een of andere besluitvormingsregel. In de praktijk is dat dan de meerderheidsregel.

En die meerderheidsregel zet de deur open voor verliezende minderheden. Nu kun je daar tegenin brengen dat je verlies en winst niet per besluit moet bepalen, maar over een reeks van besluiten. Winst en verlies kunnen dan op den duur zo over iedereen worden gespreid dat er per saldo geen verliezers zijn en misschien zelfs alleen maar winnaars. Maar daar brengen die neoliberale public choice-economen, zoals James Buchanan, dan weer tegenin dat dit mechanisme van stemmenruil onvermijdelijk leidt tot een steeds maar uitdijende overheid. Wat weer ten koste zou gaan van de markt en de markt is uiteindelijk de bron van welvaart bij uitstek. Dus zijn er met een meerderheidsregel uiteindelijk toch altijd verliezers.

De oplossing zou er dan uit moeten bestaan dat een grondwet moet worden ontworpen die dit mechanisme aan banden legt en die dus bij benadering een vetorecht introduceert. Dit leidde tot de school van de constitutional economics, met Buchanan als voorman, die daar in 1986 zelfs de Nobelprijs voor ontving. 

Een concrete uitwerking daarvan was de grondwet die in Chili tot stand kwam tijdens de dictatuur van Augusto Pinochet. Die grondwet moest voorkomen dat een linkse meerderheid besluiten zou kunnen nemen. We zagen dat de Chilenen zich kortgeleden in een referendum met een ruime meerderheid van 78 procent hebben uitgesproken voor vervanging van die grondwet. Er is discussie over in hoeverre die Pinochet-grondwet mede op advies van Buchanan tot stand kwam. 

Buchanan bracht namelijk in 1980 een bezoek aan Chili op uitnodiging van personen die dichtbij het regime stonden. In lezingen pleitte hij voor een grondwet met strenge beperkingen aan de macht van de democratie. De overheidsbegroting zou altijd in evenwicht behoren te zijn. Tot nieuwe uitgaven zou slechts kunnen worden besloten als er een dekking met verhoging van belastingen tegenover zou staan. En besluiten van enige betekenis zouden slechts met supermeerderheden genomen moeten kunnen worden:

"It must be ensured that a system exists in which only a large majority, 2/3 or 5/6 of the legislative body, can approve each new expense".

Dat citaat is uit Democracy in Chains. The deep history of the radical rights stealth plan for America van Nancy MacLean (p. 159).  Volgens MacLean stelde Buchanan zich daarmee willens en wetens in dienst van een brute dictatuur, die tegenstanders opsloot en martelde en de media aan banden legde. Met een dictator aan het hoofd die zijn macht misbruikte om zichzelf te verrijken. Het is opmerkelijk dat Buchanan weliswaar zijn Chileense lezingen keurig in zijn biografische gegevens bleef vermelden, maar zich later nooit kritisch heeft uitgelaten over dat Pinochet-bewind en de mogelijke invloed die hij daarop had uitgeoefend. 

Volgens MacLean was die invloed er wel degelijk (p. 165):

Nor did Buchanan ever publicly criticize the final constitution as promulgated by the junta. On the contrary, he continued to promote constitutional revolution, thereafter more single-mindedly, and to seek out support from wealthy funders who might help effect it. From this we can only conclude that he was well aware of the Pandora's box he had helped open in Chile for the genuine, not merely metaphorical, corruption of politics, but he valued economic liberty so much more than political freedom that he simply did not care about the invitation to abuse inherent in giving nearly unchecked power to an alliance of capital and the armed forces.

Dat is nogal vernietigend. Een verdediging van Buchanan geeft Andrew Farrant in What Should (Knightian) Economists Do? James M. Buchanan's 1980 Visit to Chile.

Dat is één aspect van de complicatie van het vetorecht. Het grondwettelijk willen inperken van de democratische overheid kan juist vrij baan geven aan de dictatuur van een zichzelf verrijkende elite.

Maar er is een tweede aspect. En dat heeft te maken met die veronderstelling dat ook in de democratie iedereen zich uitsluitend laat leiden door het eigen belang. Dat er ook morele gemeenschapsintuïties zouden kunnen bestaan, wordt door Buchanan als romantische onzin terzijde geschoven. 

Ik noemde al dat je daar enige empirische onderbouwing voor zou willen. Als je daar naar op zoek gaat, wat Buchanan dus niet deed, dan vind je juist sterke aanwijzingen voor het tegendeel. Kiezers in een democratie blijken in hun stemgedrag juist sterk door morele gemeenschapsintuïties (altruïsme, gevoel van morele verplichting) te worden gedreven. Daarover in het volgende bericht meer.