dinsdag 29 maart 2022

Er is maar één conclusie mogelijk: planten, althans deze plantensoort, kunnen zien

Laat ik voor ik verder inga op dat mysterie van het mechanisme achter het geheugen van planten - zie het vorige bericht - , er nog een mysterie aan toevoegen. Want planten blijken niet alleen duidelijk over een geheugen te beschikken, ze zijn ook in staat tot mimicry. Dat wil zeggen, klimplanten blijken de bladeren van hun "gastheer" te kunnen nabootsen. Stefano Mancuso staat daar bij stil in hoofdstuk 3 (De verheven kunst van de mimesis) van het boek Plantenrevolutie. In hoofdstuk 1 ging het over dat geheugen. De aanleiding om nu eerst bij dat nabootsingsmysterie stil te staan is dat ik vanmorgen de studie Boquila trifoliolata mimics leaves of an artificial plastic host plant van september vorig jaar onder ogen kreeg. Daarover straks meer.

We zagen dat biologen al in de negentiende eeuw aandacht hadden voor de mogelijkheid dat planten een geheugen hebben. Maar dat leek zo eigenaardig en onverklaarbaar dat het snel weer werd vergeten en pas recent weer werd opgepakt. 

Precies datzelfde is er aan de hand met de aandacht voor het vermogen tot nabootsing. Mancuso meldt (p. 60) dat de beroemde botanicus Gottlieb Haberlandt al in 1905 het vermoeden uitsprak dat planten via hun epidermale cellen, de cellen van de één cel dikke opperhuid, over een soort gezichtsvermogen beschikken. Waarmee voor dat vermogen tot nabootsing (het begin van) een verklaring zou kunnen bestaan. Die cellen zijn namelijk heel vaak convex, net als lenzen. Hij kreeg bijval van Francis Darwin (1848 - 1925), zoon van Charles Darwin, die hoogleraar plantenfysiologie aan de universiteit van Cambridge was. En Harold Wager (1862 -1929) ondersteunde dat met het laten zien van foto's die hij met behulp van epidermale bladcellen van verschillende plantensoorten had gemaakt.

Mancuso vertelt dat het publiek stomverbaasd was. Maar (p.60):

Daarna werd het stil. Zoals in de biologie met veel theorieën gebeurt, vooral als die over planten gaan, werd de theorie van Haberlandt vergeten. Niemand nam de moeite om zijn theorie te bewijzen of te weerleggen. Waarschijnlijk was het gezichtsvermogen bij planten een te excentriek onderwerp om serieus te nemen en alleen maar verspilling van tijd en geld.

Totdat het de botanicus Ernesto Gianoli in 2013, toen hij door het regenwoud van Zuid-Chili wandelde, opviel dat de Boquila trifoliotala, een liaanachtige plant, op elke struik of boom de bladeren van de "gastheer" nabootste. De plant bleek over het vermogen tot mimicry te beschikken, niet alleen met betrekking tot kleur, maar ook vorm en afmeting. Mancuso vertelt (p. 56-7) dat Gianoli samen met een student vervolgens een groot aantal proeven ging doen, waarmee ze aantoonden dat de plant niet alleen veel soorten kan nabootsen, maar dat ook een en dezelfde plant in staat is om verschillende soorten na te bootsen, afhankelijk van hoe dichtbij die zich bevinden. Mimicry kennen we bij dieren, maar nergens zo flexibel als bij deze plant.

Als dat vermogen zo duidelijk aanwezig is, dan moet er wel een evolutionair voordeel aan te onderkennen zijn. Dat zou eruit kunnen bestaan dat de kans om door plantenetende insecten te worden aangevallen kleiner is als de eigen bladeren opgaan in die van een andere plant (Mancuso, p. 58). Net zoals vogels de kans op een aanval door een roofvogel verkleinen door in een zwerm op te gaan.

Maar hoe speelt die plant dat klaar? Gianoli en zijn student, Fernando Carrasco-Urra, opperden dat er een overdracht van vluchtige stoffen zou kunnen zijn of zelfs een overdracht van genen, maar beide verklaringen lijken onwaarschijnlijk. Waarop Mancuso zelf wijst op de aanwijzingen voor het bestaan van een rudimentaire vorm van gezichtsvermogen. Hij wijst in dat verband op onderzoek dat laat zien dat zelfs eencellige organismen over "ocelloïden" beschikken, structuren die lijken op lenzen en het netvlies. Tja, in de loop van de evolutie hebben zich ogen ontwikkeld en die ontwikkeling moet wel zijn begonnen met heel eenvoudige vormen van "zien".

Dat is het moment om terug te keren naar die studie Boquila trifoliolata mimics leaves of an artificial plastic host plant van september vorig jaar. Want die verschaft wel een heel overtuigende aanwijzing voor dat mechanisme van het gezichtsvermogen. De onderzoekers, Jacob White en Felipe Yamashita, lieten namelijk die Boquila trifoliotala bij verschillende plastic "planten" opklimmen met verschillend gekleurde en gevormde "bladeren". En wat blijkt? De Boquila trifoliotala doet duidelijk "pogingen" om kleur en vorm en grootte van die plastic bladeren na te bootsen. 

Dat sluit overdracht via vluchtige stoffen of genen wel heel duidelijk uit. Er is maar één conclusie mogelijk: planten, althans deze plantensoort, kunnen zien. White en Yamashita:

Our results showed that leaves of B. trifoliolata mimic artificial leaves, changing their shape to a more longitudinal shape devoid of lobes. This goes in the opposite direction of the two hypotheses proposed by Gianoli & Carrasco-Urra 2014, which speculated that the leaves of Boquila could pick up airborne chemicals released by other trees or use genes from its host via parasite or microbe. Our present analysis favors plant vision based on plant-specific leaf ocelli.4,5

Blijft natuurlijk het mysterie hoe de plant die waarnemingen verwerkt en vertaalt in instructies voor bladgroei. Hier het volgende bericht.

maandag 28 maart 2022

Draait alles in de evolutie om vertrouwdheid? Jazeker, niet alleen bij dieren, maar ook al bij planten

Nu we hebben vastgesteld dat het ontstaan van geheugen, het vermogen om ervaringen op te slaan en terug te roepen, de wellicht grootste en onvermijdelijk eerste stap in de evolutie van het leven moet zijn geweest, is het zaak om stil te staan bij het verband met het belang van vertrouwdheid, waarover op dit blog al een hele reeks berichten is verschenen. Hier alle berichten achter het label vertrouwdheid.

Het belang van vertrouwdheid werd mij duidelijk als een afgeleide van het cruciale belang van veiligheid of onveiligheid van de omgeving waarin een organisme zich bevindt. Ik redeneerde dat levende wezens altijd veiligheid zoeken en onveiligheid uit de weg proberen te gaan en dat vertrouwdheid van de omgeving een aanwijzing is voor veiligheid. Als je je in een vertrouwde omgeving bevindt en je je dat realiseert, dan ben je nog in leven en is die omgeving kennelijk veilig. 

We zien dat hier het geheugen al in werking is, hoewel ik dat woord toen nog niet noemde. Doordat ervaringen kunnen worden bewaard, kan de vertrouwdheid met een omgeving (of met een soortgenoot) groeien en opgemerkt worden. 

Denk aan de berichten over vertrouwdheid als de proximate verklaring voor pro-sociaal gedrag (gemeenschapsgedrag) in verband met de ultimate verklaringen van wederkerigheidsaltruïsme en verwantschapsaltruïsme. Zie Draait alles om vertrouwdheid? en Berust wederkerigheid op vertrouwdheid of op berekening? en Over vertrouwdheid en het verschil tussen een ultimate en een proximate verklaring. De neiging tot gemeenschapsgedrag kan genetisch worden doorgegeven aan volgende generaties als er een genetische grondslag voor is en als dat gedrag ten goede komt aan anderen met diezelfde genetische grondslag. Dus aan verwanten of aan anderen waarmee gemeenschapsgedrag wordt uitgewisseld. Maar daarvoor is niet nodig dat die verwantschap of die uitwisseling perfect worden herkend, vertrouwdheid volstaat. Verwanten groeien meestal samen op en zijn dus elkaar vertrouwd. En uitwisselingspartners ('vrienden") zijn elkaar vertrouwd door die geschiedenis van uitwisseling. Vandaar die vraag: Draait alles om vertrouwdheid?

Daar op terugkijkend, moet ik mezelf op een punt corrigeren. Want ik nam aan dat die hang naar vertrouwdheid de evolutie binnenkwam op het moment dat organismen zich "uit zichzelf" gingen voortbewegen, op het moment dus dat wat wij dieren noemen ontstonden. In het bericht Ontstond de hang naar vertrouwdheid op het moment in de evolutie dat levende wezens zich gingen voortbewegen? stelde ik dat weliswaar als vraag, maar ik ging er gemakshalve maar vanuit dat het antwoord bevestigend was. 

Daar had ik wat dieper over moeten nadenken. Want wat blijkt, zie het vorige bericht, ook planten, althans zoals vastgesteld bij het kruidje-roer-mij-niet, hebben een geheugen en zijn dus in staat om een vertrouwde, en dus veilige, prikkel te onderscheiden van een nieuwe. Planten kunnen zich weliswaar niet verplaatsen, maar ze kunnen wel omgevingsveranderingen (prikkels) registreren en die registraties ("ervaringen") opslaan. Ze hebben dus, geheel bij afwezigheid van een zenuwstelsel, wel zoiets als een geheugen en dus het vermogen om vertrouwd te onderscheiden van nieuw.

Dus: draait alles in de evolutie om vertrouwdheid? Jazeker, niet alleen bij dieren, maar ook al bij planten.

Dat maakt de vraag naar dat "mysterie" van het mechanisme achter het geheugen des te dringender. In het volgende bericht daarover meer.

zondag 27 maart 2022

Zondagochtendmuziek - Anna Fedorova - A. Scriabin/ Sonata-Fantasy (live @TivoliVredenburg)

De Oekraïnse pianiste Anna Fedorova, die in Amsterdam woont, organiseerde samen met het Concertgebouw op 6 maart een benefietconcert voor de slachtoffers van de Russische inval in Oekraïne. Ze trad ook op in Podium Witteman en speelde daar samen met haar ouders twee stukken voor piano zeshandig van Rachmaninov. 

Hier speelt ze de Tweede Pianosonate van de Russische componist Alexander Scriabin (1872 - 1915). Scribin moet die sonate zo ongeveer geschreven hebben toen hij overstapte van beïnvloeding door Rachmaninov, Prokofiev en de jonge Stravinsky naar zijn eigen "glinsterend exotisme". Daarover las ik op Musicalifeiten:

De 1e pianosonate draagt kenmerken van Rachmaninov, Prokofiev en de jonge Stravinsky, maar in de 3e pianosonate is al het nodige te horen van het glinsterende exotisme dat we nu zo kenmerkend vinden. De doorbraak kwam dus in 1907 met de 5e sonate, een eendelig, extreem lastig werk vol tonale desintegratie.

Vanaf dat moment voerden Scriabins muzikale experimenten hem verder dan ooit weg uit de wereld van zijn collega’s. Hij leed aan extreme hypochondrie en zijn opgeblazen ego nam Wagneriaanse proporties aan. Zijn theosofische interesse en zijn fascinatie voor synesthesie – de gedachte dat alle zintuigen elkaar stimuleren – en de opvatting dat de muzikale toonaarden corresponderen met specifieke kleuren waren bijzonder. (...)

’s Componisten egomaniakale grootheidswaanzin – aanzienlijk bevorderd door de aandacht van talloze tantes, echtgenotes, minnaressen en zusters – groeide uit tot grandioze proporties die hun weerga in de muziekwereld vermoedelijk niet hebben.

Tenslotte geloofde hij dat hij één was met God en dat hij uiteindelijk zou worden opgenomen in het ritme van het universum en een weer tot leven gewekte godheid zou worden die ooit de wereld zou verenigen. Geweldige ambities voor iemand die tenslotte stierf ten gevolge van een ontstoken steenpuist op zijn lip. Hoe komisch zijn geschriften en zijn geloof ook mogen zijn, aan de grote waarde van zijn muziek bestaat geen twijfel.
 
Maar van dat alles is hier dus nog weinig te bespeuren.

zaterdag 26 maart 2022

Over The meaning of Hitler en de parallellen met Donald Trump

Eerder vandaag de indrukwekkende documentaire The meaning of Hitler bekeken, die twee dagen geleden op NPO 2 werd uitgezonden. Je kunt hem hier bekijken als je dat nog niet gedaan hebt. En hier kun je een interview bekijken met de makers, Petra Epperlein en Michael Tucker. 

De documentaire ontleent zijn titel aan en is geïnspireerd op de Engelse vertaling van Anmerkingen zu Hitler van Sebastian Haffner, dat in 1978 verscheen. Dat is van alle boeken die over Hitler zijn verschenen zonder twijfel het dunste, maar desalniettemin een van de beste. Ik stond er in 2011 bij stil in twee berichten op dit blog:

In de documentaire worden parallellen getrokken met de tegenwoordige tijd. En wordt gewezen op overeenkomsten, naast de grote verschillen, tussen Hitler en Donald Trump. Lees ter aanvulling ook mijn berichten over die overeenkomsten:

 Maar neem voor anderhalf uur de tijd om die documentaire te bekijken.

woensdag 23 maart 2022

Het geheugen was de eerste grote, ja, grootste, stap in de evolutie - en het mechanisme ervan is nog steeds een mysterie

Zodra het eerste leven ontstond, was er meteen het probleem van de instandhouding ervan. Of beter gezegd, het handhaven van de voorwaarden waaronder leven zichzelf voortdurend opnieuw opbouwt. Zie het vorige bericht: Leven is geheugen en dus intelligentie. Niet om het in stand te houden, maar om het voortdurend weder op te bouwen. De eerste eencelligen grensden zich met een membraan van de butenwereld af, maar waren voor hun voortdurende heropbouw van die buitenwereld afhankelijk. 

Dat betekende dat die aangrenzende buitenwereld gunstig of ongunstig kon zijn. Gunstig in de zin van de energie verschaffend die voor dat leven nodig was. En ongunstig in de zin van voor dat leven bedreigend. Daarmee lag de aanvangsvoorwaarde klaar voor het zich in de loop van de evolutie ontwikkelen van intelligentie, van het vermogen om de omgeving te leren kennen, ervan te profiteren en om bedreigingen en gevaren het hoofd te bieden. Hoe meer ontwikkeld dat vermogen, hoe groter de kans op "gedrag" dat bijdraagt aan overleving en vermenigvuldiging.

Een cruciaal element van intelligentie is het kunnen leren van wat er in het verleden is voorgevallen, dus van "ervaringen". En daar is weer voor nodig dat je die ervaringen op kunt slaan. Dat je kunt onthouden. Een geheugen hebt. Een geheugen moet er dus al heel vroeg in de evolutie zijn geweest. Zie het voorvorige bericht: Wat het betekent om niet zelfbewustzijn en taal te hebben - maar wel geheugen. Neem nu planten. 

Daarin ging het over het geheugen en het gedrag van planten. De bioloog Stefano Mancuso vertelt over de interesse van Jean-Baptiste de Lamarck (1744 - 1829), die van de theorie van de overerving van verworven eigenschappen (het Lamarckisme), in het gedrag van het kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica). Het was Lamarck opgevallen dat dat plantje na herhaalde aanrakingen stopte met het sluiten van zijn blaadjes, terwijl er weinig redenen waren aan te nemen dat dat kwam door een te laag energieniveau ("vermoeidheid"). Samen met een collega schreef hij een artikel voor de Botanische Sociëteit over een onderzoek dat was uitgevoerd door René Desfontaines (1750 - 1833), dat eruit bestond dat met een flink aantal plantjes een koetsrit door de hobbelige straten van Parijs werd gemaakt. De student die het onderzoek uitvoerde, zag dat de plantjes bij de eerste trillingen van de koets hun blaadjes sloten. Maar ook zag hij dat ze na verloop van enige tijd hun blaadjes weer openden, terwijl de straten even hobbelig bleven. De student noteerde dat de plantjes begonnen te wennen (Mancuso, Plantenrevolutie, p. 21-2).

Dat wees dus op het bestaan van geheugen. Die eerste trillingen wezen op gevaar, op de mogelijkheid van beschadiging, maar toen zich die na verloop van tijd niet voordeed, "besloten" de plantjes dat deze nieuwe omstandigheden niet langer als gevaarlijk hoefden te worden "beoordeeld". 

Hoe kon dat? Dat was een interessante vraag, maar dat artikeltje van Lamarck en collega werd al gauw weer vergeten. Totdat Mancuso het opdiepte en in zijn laboratorium een proefopstelling maakte om het experiment te herhalen. Preciezer: om na te gaan of het kruidje-roer-mij-niet in staat was om een bekend geworden prikkel te onderscheiden van een nieuwe prikkel. De onderzoekers maakten een apparaat waarmee de plantjes konden worden onderworpen aan een val van ongeveer tien centimeter. De blaadjes sloten zich, maar stopten daarmee na ongeveer zeven, acht herhalingen. Elke volgende val werd "met vorstelijke onverschilligheid" (p. 24) genegeerd. 

Maar was dat alleen maar "vermoeidheid" of "hadden de planten werkelijk begrepen dat er niets te vrezen was"? Om dat na te gaan werden ze vervolgens in horizontale richting heen en weer geschud. Een nieuwe onbekende prikkel dus. Dat er geen vermoeidheid in het spel was, bleek er uit dat ze onmiddellijk hun blaadjes sloten. Er dreigde een nieuw gevaar. Ze waren in staat om een bekende, vertrouwd geworden prikkel te onderscheiden van een nieuwe.

Werden die "ervaringen" opgeslagen? Was er een geheugen? Jazeker, want nadat de plantjes veertig dagen met rust waren gelaten, reageerden ze nog steeds niet op de val, maar wel op de horizontale trilling. Ze hadden kennis over de werkelijkheid opgeslagen in hun geheugen. Die veertig dagen is volgens Mancuso "heel lang vergeleken met de standaardduur van het geheugen van veel insecten, en even lang als het geheugen van verschillende hogere diersoorten"(p.25).

Mancuso: "Hoe zo'n mechanisme functioneert in breinloze wezens als planten is nog steeds een mysterie." (p.25). 

Een mysterie waarmee de evolutie een aanvang nam. Op de basis waarvan veel later wij mensen op het toneel verschenen, toegerust met taal en zelfbewustzijn. Eigenlijk is die eerste stap, die van het mysterie van het geheugen, een veel grotere stap dan die van taal en zelfbewustzijn. Dat zijn maar recente toevoegingen, waarvan we het belang geneigd zijn te overschatten. Wordt vervolgd.

maandag 21 maart 2022

Over wat het geloof in de eigen superioriteit kan aanrichten - naar aanleiding van twee tentoonstellingen in Duitsland

We waren vorige week in de Eifel om te wandelen. Maar toen het 's ochtends regende en de hele dag zou blijven regenen, besloten we om een bezoek te brengen aan de permanente tentoonstelling "Bestimmung: Herrenmensch. NS-Ordensburgen zwischen Faszination und Verbrechen"

Die was in het gebouwencomplex Vogelsang waar ook het Nationalpark-Zentrum Eifel gevestigd is en dat tussen 1936 en 1939 door het Hitler-bewind werd gebouwd en gebruikt om toekomstige leiders van de NSDAP te scholen. De Ordensjunker, zoals de leerlingen genoemd werden, zouden de nieuwe elite van de partij en van de Volksgemeinschaft van Herrenmenschen moeten worden. Leerlingen werden geselecteerd op in de partij bewezen eigenschappen en op hun "Arische afstamming". 

De ambities waren groot. Er zou een drie- of zelfs vierjarige opleiding moeten komen. Met middeleeuwse ridderordes als inspiratie. Vandaar Ordensjunker. Maar wat precies onderwezen moest worden, dat was nauwelijks uitgewerkt. Veel tijd werd besteed aan exercitie (Drill) en lichamelijke oefening. Lessen, zoals over "rassenleer", werden verzorgd door parteilinientreue Nachwuchsakademiker oder Gastdozenten, bei denen es sich vielfach um Partiefunktionäre ohne wissenschaftliche Hintergrund handelte. Ik citeer uit het Begleitheft bij de tentoonstelling

Op de tentoonstelling zie je foto's van zulke lessen en van groepjes leerlingen die over de besproken stof  "discussiëren".  Ook zie je foto's van "hoog bezoek", zoals dat van de Führer zelf. (Bundesarchiv, Bild 146-1985-108-27A / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 de, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5483295).

De tentoonstelling is integer samengesteld. Hij geeft een indringend beeld van hoe zo'n uitwas van het statuscompetitiepatroon, het volstrekte geloof in de eigen superioriteit, waar de realiteit voor moet wijken, vorm kan krijgen. Een kwaadaardige vorm.

Van die opleiding tot Herrenmenschen kwam natuurlijk weinig terecht. Toen in 1939 de oorlog begon, met de Duitse inval in Polen, werden de leerlingen de oorlog ingestuurd.

Nog dezelfde dag bezochten we het Fotografie-Forum in Monschau. Met de tentoonstelling EN ROUTE TO COLOGNE. Fotografien von Lee Miller (1942–1945). De Amerikaanse oorlogsfotografe Lee Miller trok in de jaren 1944 en 1945 mee met de Amerikaanse troepen. En maakte indringende foto's van wat de oorlog, maar ook wat de nationaalsocialisten hadden aangericht. Naast de toegang tot het zaaltje met foto´s van wat de Amerikanen in de concentratiekampen Buchenwald en Dachau aantroffen, hing een waarschuwing. Bereid je voor op gruwelijkheden. Of ga niet naar binnen.

Lees over die foto´s ook Visual Testimony: Lee Miller’s Dachau van Sharon Sliwinski. Maar ook met een waarschuwing.

zondag 20 maart 2022

Zinvol werk door terugkeer naar beleidsdoel van volledige werkgelegenheid?

Column verschenen in Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, vol. 38, issue 1, april2022.

 

Zinvol werk door terugkeer naar beleidsdoel van volledige werkgelegenheid?

 Henk de Vos

 

Na de Tweede Wereldoorlog waren overheden doordrongen van het belang van een beleid gericht op het bereiken van volledige werkgelegenheid. Die zou, naast het bevorderen van bestaanszekerheid het voordeel hebben van een machtsevenwicht op de arbeidsmarkt. Werkzoekenden zouden eisen kunnen stellen aan een aangeboden baan, net zoals werkgevers eisen konden stellen aan een werkzoekende. Niet alleen aan de hoogte van het loon, maar ook aan de kwaliteit van het werk en de arbeidsomstandigheden.

Daarmee zou de beoordeling van de kwaliteit van banen grotendeels aan het functioneren van de arbeidsmarkt kunnen worden overgelaten. Werknemers hebben dan immers de macht om het ontstaan van rotbanen, bullshit jobs en arbeidsuitbuiting te verhinderen. Of dat laatste ook echt realiteit werd, is achteraf moeilijk te beoordelen. Er was toen zeker nog veel kortcyclisch werk. Wel was de werkloosheid opvallend laag (CBS, 2009).

Maar dat veranderde in de jaren 70 en 80, toen de centrale banken op stijgende olieprijzen reageerden met renteverhogingen, die de werkloosheid sterk deden toenemen. Dat werd toen als onvermijdelijk gezien, maar daar is tegenwoordig discussie over (George, 2021). Hoe dan ook, in 1983 riep FNV-voorzitter Wim Kok uit dat de doelstelling van de volledige werkgelegenheid verder weg leek dan ooit (Kok, 1983). 

En inderdaad, de collectieve verantwoordelijkheid voor volledige werkgelegenheid moest plaatsmaken voor de individuele verantwoordelijkheid van werknemers voor employability (Mitchell en Muysken 2008). Verantwoordelijkheid dus voor de ontwikkeling van de vaardigheden die bij werknemers gevraagd zijn, maar ook voor het zo ver naar beneden bijstellen van wensen dat ook slecht werk geaccepteerd moest worden. Werkloosheid moest worden bestreden door de arbeidsmarkt zijn werk te laten doen. Neoliberaal beleid, waardoor  de werkloosheid (tot zeer recent) hoog bleef in vergelijking met de jaren 50 en 60 (CBS, 2009).

Maar ook kwamen er de problemen van de stijging van het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid. Die erop wezen dat er iets gedaan moest worden aan de arbeidsomstandigheden. Vanaf 1983 werd de Arbeidsomstandighedenwet ingevoerd. Daarin ging het niet alleen over veiligheidszorg en gezondheidszorg, maar ook over welzijn. In zekere zin creëerde het afscheid van de overheidsverantwoordelijkheid voor volledige werkgelegenheid de nieuwe overheidsverantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden.

Met daarbij de vraag of die verschuiving wel zo goed heeft uitgepakt. Want daartegenover stond de grotere macht van werkgevers. Datzelfde neoliberale beleid moedigde immers de concurrentie tussen bedrijven aan. Arbeidskosten moesten gedrukt worden. Stagnatie van de lonen, versoepeling van het ontslagrecht en flexibilisering van de arbeid. Ondernemersrisico’s werden werknemersrisico’s. Daarbovenop kwam de versobering van de sociale zekerheid om mensen maar te dwingen ook slechte en slecht betaalde banen te aanvaarden. 

Mede door al deze ontwikkelingen loopt de kwaliteit van de arbeid sterk achter bij wat mensen als zinvol werk zouden ervaren. Als werk zinvol zou zijn, dan zou het bijdragen aan een zinvol leven. En een zinvol leven is een leven dat mensen ervaren als doelgericht en zinvol, waarin ze betrokken zijn bij en geïnteresseerd in hun dagelijkse bezigheden, waarin ze zich competent voelen, waarin ze waardevolle en ondersteunende relaties hebben en waarin ze door anderen gerespecteerd worden. Onderzoek wijst uit dat het leiden van een zinvol leven positieve gezondheidseffecten heeft die uitgaan boven die van het “alleen maar” gelukkig zijn (Fredrickson, Grewen, Coffey et al, 2013). 

Het leiden van een zinvol leven komt dus tegemoet aan heel fundamentele behoeften. Dat werk daar maar weinig aan bijdraagt, blijkt eruit dat burn-out, werkstress en psychische aandoeningen als gevolg van werkomstandigheden veel voorkomen en samenhangen met het ontbreken van precies die werkomstandigheden die werk zinvol hadden kunnen maken: weinig autonomie (door teveel hiërarchie), hoge werkdruk, weinig  baanzekerheid en weinig ondersteunende relaties (Ten Have, Van Dorsselaer en De Graaf, 2015).

Dat alles doet vermoeden dat het ook vanuit het oogpunt van het belang van zinvol werk goed is om als overheid de doelstelling van volledige werkgelegenheid in ere te herstellen. 

Wat overigens niet betekent dat een krappe arbeidsmarkt, zoals we die sinds vorig jaar kennen, niet ook andere oorzaken kan hebben. Mocht die krapte doorzetten, dan zou je verwachten dat zinvol werk daardoor ook weer meer “aan de voordeur” tot stand komt. Een eerste aanwijzing in die richting is dat werkgevers zich meer lijken in te spannen voor een goede balans tussen werk en privé (Winkel, 2021).

Literatuur

CBS (2009). Werkloosheid jaren dertig hoogste ooit. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2009/12/werkloosheid-jaren-dertig-hoogste-ooit

Fredrickson, B.L., Grewen, K.M., Coffey, K.A. et al (2013). A functional genomic perspective on human well-being. PNAS 110: 13684-13689

Goerge, P. (2021). What caused the stagflation of the 1970s? Answer: Monetarism. Real-World Economics Review Blog. https://rwer.wordpress.com/2021/08/14/weekend-read-what-caused-the-stagflation-of-the-1970s-answer-monetarism/?utm_source=pocket_mylist

Have, M. ten, Dorsselaer, S. van en Graaf, R. de (2015). The association between type and number of adverse working conditions and mental health during a time of economic crisis (2010–2012). Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 50: 899-907

Kok, W. (1983). Volledige werkgelegenheid: uitdaging voor de jaren tachtig. S&D, juli/augustus

Mitchell, W. en Muysken, J. (2008). Full Employment Abandoned. Shifting Sands and Policy Failures. Cheltenham: Edward Elgar

Winkel, R. (2021). Waar blijft het ‘grote verloop’ op de Nederlandse arbeidsmarkt? ESB 23 september 2021

zondag 13 maart 2022

Zondagochtendmuziek - Roomful of Teeth perform Caroline Shaw's 'Partita for 8 Voices' ...

Gisteravond besloot de Amerikaanse groep Roomful ot Teeth zijn tournee door Nederland en België met een optreden in TivoliVredenburg. 

Met David Langs The Little Match Girl Passion, op teksten uit Het meisje met de zwavelstokjes van Hans Christiaan Andersen, de Matthäus-Passion en het evangelie van Matthäus. Over het lijden, kun je wel zeggen. Ik hoorde het voor het eerst en was diep onder de indruk.

Maar daarna voerden ze de Partita for 8 Voices uit van Caroline Shaw. Nu op een dag na een jaar geleden besteedde ik daar aandacht aan, maar met een nu niet meer werkende link naar het ballet A simple piece dat op die muziek is gemaakt door Demi Volpi. Hier kun je een deel van dat ballet bekijken

Dit is een uitvoering van die Partita van zes jaar geleden, met Roomful of Teeth in een iets andere samenstelling dan gisteravond, in Vancouver, Canada.

De groep werd in 2009 opgericht op initiatief van het Massachusetts Museum of Contemporary Art (MASS MoCa) in North Adams, Massachusetts. Jaren geleden waren we daar en ik moest zo nu en dan aan die unieke plek denken.

vrijdag 11 maart 2022

Sociaalwetenschappelijk gezien is de strijd tussen democratie en mensenrechten versus fascisme en autocratie er een tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag

De strijd voor de democratie, voor mensenrechten en voor internationale samenwerking, is sociaalwetenschappelijk gezien de strijd voor gemeenschapsgedrag. En tegen fascisme en autocratie en dus tegen statuscompetitie.

Dat inzicht werkt sterk vereenvoudigend voor het begrijpen van wat er in deze fase van de mensheidsgeschiedenis aan de hand is. Want hoewel er veel discussie is over wat democratie en fascisme (en autocratie) precies inhouden, zijn die twee gemakkelijk terug te voeren tot de twee aan elkaar tegengestelde neigingen tot gemeenschapsgedrag versus statuscompetitiegedrag die kenmerkend zijn voor de menselijke sociale natuur. 

Gemeenschapsgedrag is de uiting van onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee en het wij-met-zijn-allen. En democratie is de institutionele vormgeving daarvan. Evenals internationale mensenrechten en samenwerking.

En statuscompetitiegedrag is de uiting van onderlinge vijandigheid, waarin anderen concurrenten zijn in de strijd om de hoogste statusposities. Waarin het erom gaat wie er zal overheersen en wie er zal worden onderdrukt. Ongelijkheid is essentieel.

Omdat de democratie er op gericht is om het beste beleid te vinden voor iedereen, zijn transparantie, vrijheid van meningsuiting en wetenschappelijk onderzoek essentieel. Iedereen moet kunnen bijdragen en iedereen moet zo goed mogelijk geïnformeerd zijn. Waarheidsvinding en democratie gaan samen op.

In fascisme en autocratie is alles ondergeschikt aan de statusstrijd. Alles wat dienstig is om die strijd te winnen en om de eenmaal bereikte machtspositie te behouden, is geoorloofd. In plaats van het gezamenlijk zoeken naar waarheid is er de verspreiding van leugens en propaganda. De narcistische superioriteitsgevoelens van de overwinnaars moeten voortdurend worden bevestigd door onderdrukking en vernedering van de machtelozen. Gewelddadigheid en kwaadaardigheid zijn essentiële ingrediënten van de statuscompetitie.

Na de Tweede Wereldoorlog dachten we dat de mensheid grootschalig en definitief zou kiezen voor gemeenschapsgedrag, zowel in nationale staten (de democratische verzorgingsstaat) als in de internationale verhoudingen (mensenrechtenverdragen, samenwerking). Maar zeventig jaar later is die hoop vervlogen. 

Heather Cox Richardson trok gisteren de parallel tussen de strijd tegen de nazi's in de Tweede Wereldoorlog en die tegen het huidige fascisme en de autocratie. Met een verwijzing naar het rapport The Global Expansion of Authoritarian Rule van Freedom House. De eerste, verontrustende alinea daarvan:

Global freedom faces a dire threat. Around the world, the enemies of liberal democracy—a form of self-government in which human rights are recognized and every individual is entitled to equal treatment under law—areaccelerating their attacks. Authoritarian regimes have become more effective at co-opting or circumventing the norms and institutions meant to support basic liberties, and at providing aid to others who wish to do the same. In countries with long-established democracies, internal forces have exploited the shortcomings in their systems, distorting national politics to promote hatred, violence, and unbridled power. Those countries that have struggled in the space between democracy and authoritarianism, meanwhile, are increasingly tilting toward the latter. The global order is nearing a tipping point, and if democracy’s defenders do not work together to help guarantee freedom for all people, the authoritarian model will prevail.

Het is de strijd tussen gelijkheid en waarheidsvinding ten behoeve van iedereen tegen leugens, onderdrukking en vernedering. Gemeenschapsgedrag tegenover statuscompetitiegedrag. Er zijn, gelukkig, goede redenen om te denken dat het menselijk streven naar waarheid en gelijkheid, naar iedereen-telt-mee en wij-met-zijn-allen, uiteindelijk altijd sterker is.

dinsdag 8 maart 2022

Leven is geheugen en dus intelligentie. Niet om het in stand te houden, maar om het voortdurend weder op te bouwen

Geheugen moet er al heel snel in de evolutie zijn geweest. Zie hier het vorige bericht. Dat is niet verwonderlijk, want leven en vooral in leven blijven veronderstelt dat je van ervaringen kunt leren. Leren om omgevingsgevaren af te wenden en om te profiteren van de mogelijkheden die de omgeving biedt. 

Die "intelligentie" was er zodra het leven ontstond. Wij denken bij intelligentie al snel aan die van onszelf, dus aan een organisme met een centraal zenuwstelsel. Maar intelligentie is er zodra er gedrag is en gedrag zonder tenminste enige mate van intelligentie verdient de naam gedrag niet.

Geheugen staat dus in dienst van het leven. Niet zozeer om dat leven "in stand te houden", maar om het voortdurend "weder op te bouwen". Dat laatste ontleen ik aan Vanuit de plant gezien. Pleidooi voor een plantaardige planeet van Arjen Mulder, dat ik nu bijna uit heb. Een mooie aanvulling op Plantenrevolutie. Hoe planten onze toekomst bepalen van Stefano Mancuso, waar het vorige bericht over ging. Daar kom ik zo op terug, maar eerst even over Arjen Mulder.

Tussen haakjes: het zal te maken hebben met de dreigingen van de klimaatverandering dat er weer zo veel aandacht is voor het plantenleven. Weer, want die aandacht was er al wel in de negentiende eeuw, met het botanische werk van Charles Darwin (1809 - 1882). Darwin was met On the Origin of Species (1859) en The Descent of Man (1871) niet alleen de grondlegger van de evolutietheorie, hij was ook en vooral een groot botanicus. Daarover is er het prachtige boek Botanische revolutie. De plantenleer van Charles Darwin van Norbert Peeters. Tussen nog weer andere haakjes: mijn interesse in planten zal er ook mee te maken hebben dat ik samen met Nicoline een moestuin heb. De voorgezaaide kapucijners staan sinds eergisteren in de volle grond. Morgen volgen de tuinbonen.

Het mooie van Arjen Mulder is dat hij op allerlei zaken wijst die je eigenlijk zou moeten weten, maar waar je meestal niet bij stilstaat. Zoals dat inzicht dat leven zichzelf niet "in stand houdt", maar zichzelf voortdurend opnieuw opbouwt. Op p. 133-135 lees je:

Alle bouwstenen van levende lichamen, alle organen en cellen en moleculen hebben de neiging na enige tijd spontaan uit elkaar te vallen. Biochemische krachten zijn niet zo sterk (...) Lichamen houden niet zichzelf in stand, dat kan niet, leven is vergankelijk. Wat ze wel doen, is zichzelf continu wederopbouwen, tegen elk onvermijdelijk verval in. Een lichaam onderhoudt zichzelf, vervangt wat kapotgaat en maakt nieuw wat verdwijnt. Leven is instabiel en is daardoor in staat ook de elementen instabiel te houden, bereid het leven te dragen. Levende organismen onderscheiden zich van dode dingen doordat ze - letterlijk - onophoudelijk zichzelf voortbrengen. Productieproces en product vallen samen.

Dit voor alle leven kenmerkende voortdurende herstelproces heet autopoiesis, zelfmaking. De term is in 1984 bedacht door de Chilenen Humberto Matuarana en Francesco Varela, die verduidelijkten:

Autopoiesis is het mechanisme dat levende wezens tot autonome systemen maakt.

Autonoom wil zeggen: op eigen kracht levend. (...)

Ooit meende men dat de drager van de erfelijke code een molecuul moest zijn dat miljoenen jaren meegaat en ongewijzigd van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het idee dat dit molecuul zou kunnen breken en weer aan elkaar worden geplakt, al dan niet op dezelfde plek, deed men af als onzin, eerder horror dan humor. En toch is dat wat er de hele tijd gebeurt. Zelfs moleculen die aan alle kanten zijn ingepakt en afgeschermd, zoals het DNA in zijn chromosoom, blijken niet bestand tegen de man met de zeis. De basenparen en fosfaatgroepen in de dubbele helix laten spontaan los en moeten telkens opnieuw aan elkaar worden gekoppeld, wil de keten niet bezwijken. En dat is nog maar een molecuul. Kun je nagaan hoe groot de verwoestingen en reconstructiewerken een niveau hoger moeten zijn, in de cel als geheel, of de organen, of de lichamen. (...) En dan gaan plantencellen nog lang mee, weken tot maanden. Cellen in de darmwand van een mens sterven al na een etmaal en drijven dan weg richting de uitgang.

In het volgende bericht terug naar het geheugen. En over hoe ondanks, of juist door, die onophoudelijke wederopbouw geheugen mogelijk is. En over de experimenten van Stefano Mancuso met het kruidje-roer-mij-niet. Hier het volgende bericht.

maandag 7 maart 2022

Over een beslissend moment in de geschiedenis - Historian Heather Cox Richardson interviews President Joe Biden...

Heather Cox Richardson is hoogleraar Amerikaanse geschiedenis aan Boston College. Ze schrijft een dagelijkse nieuwsbrief, Letters from an American, die je kunt terugvinden in Mijn lijst met blogs in de rechterkolom van dit blog. Ik moest het even opzoeken, maar ik zie dat ik al vier keer heb opgeroepen om die nieuwsbrief te volgen: Is dit het einde van het neoliberale tijdperk?, De democratie is niet vanzelfsprekend en moet worden verdedigd, Narcistisch leiderschap en de democratie en Als je de ongelijkheid laat toenemen, dan creëer je rijken die de democratische overheid niet anders kunnen zien dan als een schurk die hun geld wil

Op 24 februari, net nadat het Russische leger Oekraïne binnenviel, interviewde ze de Amerikaanse president Joe Biden. Zie de video hieronder en neem vooral een half uurtje om dat interview te bekijken.

In haar nieuwsbrief schreef ze een korte inleiding op de inhoud van het interview. Daarin wijst ze erop dat de geschiedenis van de Verenigde Staten steeds een strijd is geweest tussen het streven naar gelijkheid, zoals verwoord in de Declaration of Independence, en de verdediging van het privébezit, zoals verwoord in de Grondwet:

Our peculiar history of racism has meant that every time it seems we are approaching equality before the law, those determined to prevent that equality have turned people against it by insisting that government protection of equality will cost tax dollars, thus amounting to a redistribution of wealth from those with property to those without. That is, if Black and Brown Americans, and poor people, are permitted to vote, they will demand roads and schools and hospitals, and those can be paid for only by taxes on people with money. In this argument, an equal say in our government for all people amounts to socialism.

With this argument, those defending their property turn ordinary Americans against each other and take control of our political system. Once in power, they rig the system for their own benefit. Money flows upward until there is a dramatic split between ordinary people and those very few wealthy Americans who, by then, control the economy, the government, and society.

This point in the cycle came about in the 1850s, the 1890s, the 1920s, and now, again, in our present.

Het is de grote lijn van de geschiedenis van de democratie als institutionalisering van de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee en wij-met-zijn-allen, die zich moet verdedigen tegen de pogingen van de rijken en de machtigen om hun rijkdommen en hun macht voor zichzelf te behouden. De strijd dus tussen de twee maatschappijvormen waartoe de mensheid in staat is, de democratie en de statushiërarchie. Soms zijn we op weg naar het gemeenschapsevenwicht, maar soms ook bewegen we in de richting van het statuscompetitie-evenwicht. Zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen

Dat die strijd de mensheidsgeschiedenis na de Landbouwrevolutie is gaan beheersen, is tragisch te noemen. Want alles wijst erop dat van die twee maatschappijvormen de democratie moreel en naar menselijk welzijn valt te prefereren boven de statushiërarchie, waarin de rijken en de machtigen de lakens uitdelen.

In de Amerikaanse geschiedenis zijn er drie momenten geweest dat de democratie werd bedreigd en waarin de Amerikanen leiders kozen die de democratie beslissend verdedigden: Abraham Lincoln, Theodore Roosevelt en Franklin Delano Roosevelt. Veel wijst erop dat dit rijtje nu met president Biden wordt aangevuld. Lees ook nog eens Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?
 
And now President Biden stands at another pivotal moment in our history. What he does in this moment will reflect what the American people demand from his leadership.

So do your voices matter? He wouldn’t have taken the time in the midst of such an important day in America to talk to you if they didn’t.

Here is what he has to say:


vrijdag 4 maart 2022

Het onderscheid tussen goed en fout leiderschap is helder en herkenbaar. Maar op tijd inzien dat iemand een foute leider is, is nog iets anders

In menselijke samenlevingen kunnen goede en foute leiders aan de macht komen. Het verschil tussen die twee wordt sociaalwetenschappelijk wel aangeduid als het verschil tussen leiderschap op basis van dominantie en leiderschap op basis van prestige. Zie bijvoorbeeld Dominance, prestige, and the role of leveling in human social hierarchy and equality van Joey T. Cheng. 

In het geval van dominantie gaat het om een "leider" die aan de macht is op basis van overheersing en onderdrukking. Hij is altijd uit op eigen gewin, maar wordt toch vooral gemotiveerd door het streven naar de machtsuitoefening zelf. In termen van de Dual Mode-theorie: hij is geheel in de ban van het statuscompetitiepatroon. Zijn wereldbeeld is dat van fundamentele onveiligheid en alomtegenwoordige vijandigheid. De enige "oplossing" die hij ziet, is dat hij ten koste van alles aan de macht moet blijven en dat kan alleen door onderdrukking en zo nodig "uitschakelen" en "vernietigen" van mogelijke tegenstrevers. En in dat wereldbeeld is altijd iedereen een mogelijke tegenstrever. Zo iemand is eigenlijk niet een "leider" (vandaar die aanhalingstekens), maar een tiran. Of een foute leider.

Een goede leider is niet uit op overheersing, maar op het dienen van de belangen van degenen waarover hij leiding geeft. Die hem tot leider hebben gekozen, zoals in een democratie. Op basis van eigenschappen die mensen in hem of haar waarderen. Vandaar "prestige". Dat hij niet overheerst, komt erin tot uiting dat hij zich onderwerpt aan eerlijke en vrije verkiezingen en de uitslag daarvan accepteert ook als die voor hem een nederlaag is. In het geval van leiderschap op basis van prestige verkeren kiezers en gekozene in de toestand van het gemeenschapspatroon, in het patroon van wij-met-zijn-allen en iedereen-telt-mee.

Dat onderscheid tussen goed en fout valt helder en herkenbaar te omschrijven. Zie bijvoorbeeld ook Ethical Leaders vs Tyrannical Leaders. Maar in concrete gevallen is niet altijd meteen gemakkelijk vast te stellen of een leider of iemand die leiderschap ambieert, goed of fout is of zal blijken te zijn.

Neem nu Vladimir Poetin, de president van Rusland. Daarvan hebben we nu wel door dat hij een foute leider is. Maar dat was niet altijd zo. In 2007 werd hij door Time nog verkozen tot Person of the Year. In het interview naar aanleiding daarvan verklaarde hij toen nog dat hij "natuurlijk niet" de ambitie had om Oekraïne in te lijven:

TIME: Do you think Ukraine will ever again become part of Russia?

PUTIN: Of course not. We don't want it. We do not want to include anyone into Russia again because for us it would only bring an additional economic burden. We want to realize our national competitive advantage in the world economy. We can only speak of economic integration. It's quite useless to try to force upon anyone new state structures without the will of the relevant people. In the modern world, it's not even necessary. Look at Europe, where national borders are no longer as important as they used to be.

Of dat gemeend was of niet, dat zullen we wel nooit weten. Volgens Tatiana Stanovaya werd vanaf 2012 duidelijk dat we hier met een ideologisch gemotiveerde, foute leider te maken hebben:

Up until 2012, the Putin regime had little need for grandiose political ideology. Its main goal was for Russia to become as developed as the West, but in its own way. Those goals began changing in 2012, when Putin returned to the presidency. The rokirovka (as his role swap with Medvedev is known) sparked a backlash from the elite and parts of the public. To consolidate power anew, Putin repositioned himself as a dyed-in-the-wool conservative stressing the importance of “spiritual bonds” and traditional values that were lacking in the decadent West. In 2014, as Russia’s leaders contended with growing international isolation in the wake of the war in Ukraine, they began selling this new ideological model across the world. Since the beginning of Putin’s fourth term in 2018, the concept of “Putinism” has emerged, which many observers regard as synonymous with this ideology.

Dat we een foute leider niet altijd meteen als zodanig herkennen, blijkt er ook uit dat Adolf Hitler nog in 1938 door datzelfde Time tot, toen nog, Man of the Year werd uitgeroepen. En in 2016 Donald Trump.