donderdag 30 maart 2023

In het statuscompetitieve wereldbeeld van de marktvuistregel is armoede niet een urgent probleem

Hieronder de Nieuwsbrief die ik vandaag op LinkedIn plaatste. Met een aantal berichten die eerder op dit blog verschenen.

 

Gisteren was er het bericht dat ongeveer tienduizend gezinnen in armoede leven door een overheidsfout. Hoe dat precies zit, wordt mij uit dat bericht niet helemaal duidelijk. Maar het heeft ermee te maken dat stellen met één UWV-uitkering en een aanvulling door de gemeente tot bijstandsniveau en stellen met één UWV-uitkering rond het bijstandsniveau als gevolg van een bepaalde belastingregel een zo hoog bruto-inkomen hebben dat ze toeslagen moeten terugbetalen waar ze eigenlijk recht op hebben. (Nee, ik begrijp het ook niet.) Daardoor vervallen ze tot armoede, met een groot risico op schulden.

Het is niet alleen opvallend dat zo'n "overheidsfout" gemaakt kon worden, maar ook dat het zoveel moeite kost om die fout te herstellen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde een half jaar geleden al dat de slachtoffers (ja, slachtoffers) gecompenseerd dienen te worden, maar dat is tot op heden niet gelukt.

Sterker: de Nationale Ombudsman kaartte de problemen al in 2016 aan. Sindsdien hebben opeenvolgende kabinetten het probleem bestudeerd, zonder het op te lossen.

Daarmee wordt duidelijk dat we hier niet met een incident, maar met een patroon te maken hebben. Een patroon dat onvermijdelijk de kans krijgt om zich te ontwikkelen als de politiek in de ban is van de "neoliberale" marktvuistregel. De vuistregel dat de overheid zich ondergeschikt dient te maken aan de markt, waar competitie zorgt voor de grootst mogelijke welvaart. Zie vooral ook de eerste editie van deze nieuwsbrief: De Nederlandse polycrisis. Als politici die vuistregel hanteren, dan hebben ze geen problemen met grote ongelijkheid. Net zo min als exorbitante rijkdom aan de bovenkant een reden tot zorg is, is armoede aan de onderkant dat niet. Ja, armoede, of een reële kans daarop, is zelfs nodig om er voor te zorgen dat mensen zich voldoende inspannen. Zonder "prikkels" komen ze niet in actie.

De psychologie achter die manier van denken is die van het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. Het morele gemeenschapspatroon van het iedereen-telt-mee is uit het zicht verdwenen.

Naar aanleiding van het aftreden van Rutte-3 vorig jaar om de Toeslagenaffaire verzamelde ik toen de berichten die ik eerder schreef op toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/ en op sociaalweb.nl over dat patroon van een overheid die zich weinig zorgen maakt over armoede. Toegegeven, dat is geen prettige lectuur. Maar we moeten onder ogen zien wat voor overheid we hebben gecreëerd. Om er de conclusie uit te trekken dat we terug moeten naar de overheidsvuistregel van het iedereen-telt-mee.

Ik heb die berichten hieronder, met enige aanpassingen, opgenomen. Waar ze over gaan, mag niet achter de horizon van de vergetelheid verdwijnen.


15 januari 2021

Vandaag treedt het kabinet Rutte-III af vanwege de Toeslagenaffaire. De affaire dus waarover de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag tot het oordeel kwam dat de grondbeginselen van de rechtsstaat waren geschonden. 

Door wie? Door de uitvoerende macht, dus de regering en haar ambtenaren van de Belastingdienst, door de politiek, dus de volksvertegenwoordigers die gebiologeerd waren door de jacht op fraude, en door de rechterlijke macht, dus de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De regering is nu dus afgetreden. Het Openbaar Ministerie besloot om de ambtenaren niet te vervolgen, maar de getroffen ouders gaan daarmee niet akkoord. De Raad van State heeft aangekondigd lering te willen trekken uit wat boven tafel is gekomen.

Ik betoogde al dat de Toeslagenaffaire onderdeel is van een omvangrijker probleem, het probleem namelijk van een neoliberale visie op de rol van de overheid. In die "vulgair-economische" visie is de overheid niet een zelfstandige bron van het het welzijn van de burgers. Dat welzijn komt namelijk tot stand via de markt en daarom moet de overheid vooral de markt zo goed mogelijk en op zoveel mogelijk gebieden laten werken en daarnaast zichzelf zo veel mogelijk terugtrekken. 

Burgers moeten dus allemaal zoveel mogelijk "de markt op" en als ze daar niet zo goed slagen, dan ligt dat in de eerste plaats aan henzelf. De overheid hoort hen daarom zo weinig mogelijk bij te staan. Als ze toch om die bijstand vragen, dan moet er van worden uitgegaan dat ze zelf nog niet genoeg hebben gedaan om op eigen benen te staan. Anders gezegd, de kans dat ze ten onrechte voor steun aankloppen is groot. Dus moet er streng op fraude worden gecontroleerd.

Achter die visie duikt natuurlijk het wereldbeeld op van de statuscompetitie en de statushiërarchie. Volgens dat wereldbeeld is iedereen uitsluitend gemotiveerd door eigenbelang en is dus niemand te vertrouwen. Als dat wereldbeeld overheerst, kun je spreken van een statuscompetitiecultuur. In die cultuur past het niet om mededogen te hebben met degenen die laag in de statushiërarchie zijn terechtgekomen. Zij zijn zwak en kwetsbaar, hebben zich onvoldoende ingespannen en nemen dus de plaats in die ze verdienen. Vandaar dat ik de Toeslagenaffaire karakteriseerde als dat waarin de statuscompetitiecultuur van vernedering in is geculmineerd.

Dat betekent dat er al het een en ander aan is voorafgegaan. Trudie Knijn wees er al op dar er al jaren lang een bijstandsaffaire in de maak is: De schandalige bijstandsaffaire komt eraan. Met de Participatiewet van 2015 is de jacht geopend op fraude van mensen die van bijstand afhankelijk zijn. Met schrijnende resultaten. Onderdeel van de wet is dat van uitkeringstrekkers een vernederende tegenprestatie mag worden verlangd.

Zelf begon ik al in 2015 berichten te schrijven over de gevolgen voor rechtszekerheid en bestaanszekerheid van deze neoliberale afbraak van de verzorgingsstaat. Ik zocht ze weer eens op en je kunt ze hieronder achterelkaar lezen. (Ik zie nu dat ik al op 2 juni 2015 hoopte dat minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma nog eens op het idee zouden komen om hun excuses aan te bieden.)


27-03-2015

Onze morele intuïties en de zorg voor kwetsbaren

De regelingen van de rechtsstaat en de verzorgingsstaat berusten niet alleen op ons welbegrepen eigenbelang, maar ook op onze morele intuïties van zorg voor elkaar en rechtvaardigheid. Die intuïties maken dat we verontwaardigd reageren op moreel wangedrag.

Maar diezelfde morele gevoelens komen ook in werking als het gaat om de zorg voor kwetsbaren. Hoewel we een zekere mate van ongelijkheid tolereren, voelen we sterk dat er in ons land een ondergrens moet zijn aan de armoede waarin iemand kan komen te verkeren. Vandaar dat we de bijstandsuitkering kennen.

Maar daarnaast kennen we ook de beslagvrije voet. Die is er om te voorkomen dat iemand die in de schulden is geraakt, niet onder het bestaansminimum zakt. Het is wettelijk vastgelegd dat bij invordering van schulden altijd met die beslagvrije voet rekening moet worden gehouden.

Goed geregeld dus. Maar nee, het blijkt dat schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, die beslagvrije voet vaak niet respecteren. En omdat het vaak om kwetsbare burgers gaat, komen die daar ook niet altijd tegen in het geweer.

Gelukkig hebben we de Nationale Ombudsman. Die trouwens ook zijn bestaan te danken heeft aan diezelfde intuïties van zorg en rechtvaardigheid. We vinden dat iemand in nood altijd ergens nog zijn recht moet kunnen halen. De Ombudsman besliste eind februari dat een schuldenaar die niet tijdig de benodigde informatie aan de Belastingdienst had verstrekt, met terugwerkende kracht recht heeft op de bij zijn situatie passende beslagvrije voet. De Belastingdienst had eerder anders beslist.

Het is een interessant besluit, dat je hier kunt vinden. De Ombudsman redeneert dat de beslagvrije voet het absolute bestaansminimum is dat ten allen tijde dient te worden gerespecteerd. Waarbij het geen “excuus” kan zijn dat de schuldenaar tekortschoot in het tijdig verstrekken van informatie.

Want de Belastingdienst heeft ook zelf de verantwoordelijkheid om zich er van te vergewissen dat de beslagvrije voet niet te laag is vastgesteld. Een zorgplicht dus. Als iemand zichzelf tekort doet door niet de nodige informatie te verstrekken, dan mag je als instantie dus niet je schouders ophalen. Je hoort er van uit te gaan dat uit onwetendheid is gehandeld en je hoort actie te ondernemen om er voor te zorgen dat de burger krijgt waar hij recht op heeft.

Het handhaven van dat bestaansminimum is daarmee terecht gekenschetst als een collectieve verantwoordelijkheid. Terecht in de zin van overeenkomend met die morele intuïtie van zorg voor elkaar. Volgens die intuïtie is het niet gerechtvaardigd iemand te laten creperen omdat hij nu eenmaal zelf nalatig is geweest. Zo zit “zorg voor elkaar” niet in elkaar. En daar moesten ambtenaren van de Belastingdienst kennelijk aan worden herinnerd.

Wat overigens niet betekent dat nu alles op orde is. Want begin maart schreven de wethouders van de vier grote steden een noodbrief waarin ze staatssecretaris Klijnsma opriepen om er aan mee te werken dat die beslagvrije voet als bestaansminimum nu ook echt in de praktijk wordt gerespecteerd. Zij krijgen namelijk nog steeds te maken met klanten van de schuldhulpverlening die door onzorgvuldige behandeling in grote problemen zijn gekomen. En die zich dan maar tot de gemeente wenden.

De wethouders zouden graag zien dat de Rijksoverheid zich actief inzet om het bestaansminimum te waarborgen. Ook interessant, die brief.


02-06-2015

Mensenrechten van bijstandsgerechtigden geschonden?

Er lijkt iets vreemds aan de hand met hoe wij omgaan met kwetsbare mensen. Denk aan mensen die afhankelijk zijn van een persoonsgebonden budget en die te lijden hebben onder de gebrekkige uitvoering van de uitbetaling. Staatssecretaris Van Rijn en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) hebben daarvoor nu hun excuses aangeboden. Maar denk ook aan mensen die afhankelijk zijn van de bijstand.

In het kader van hun re-integratie zijn uitkeringsgerechtigden tegenwoordig verplicht om een tegenprestatie te leveren. En kunnen ze op hun uitkering gekort worden als ze dat weigeren of zich onvoldoende inspannen. Of worden ze gekort als ze niet de goede informatie hebben verstrekt, ook als er duidelijk geen opzet in het spel is. Met dit beleid hebben we in de uitvoering een machtsongelijkheid gecreëerd die misstanden uitlokt.

Toen ging het over de praktijken in Amsterdam, maar nu is ook Rotterdam negatief in het nieuws. De Ombudsman, Anne Mieke Zwaneveld, is uiterst kritisch. Het voorbeeld passeert van een werkzoekende die al jarenlang een dag in de week vrijwilligerswerk deed voor verstandelijk gehandicapten en die van de gemeente uitgerekend op die vaste dag moest gaan vegen.

Historici moeten later maar eens uitzoeken hoe het heeft kunnen gebeuren dat we zijn gaan vinden dat het goed is om kwetsbare medeburgers zo te bejegenen. En zo te vernederen.

Want ergens zijn wij, of in ieder geval onze politici en die zijn door ons gekozen, anders gaan aankijken tegen werkloosheid. Er was een tijd dat de overheid een economisch beleid voerde dat gericht was op het bereiken van volledige werkgelegenheid. Met het achterliggende idee dat de markt niet in staat mag worden geacht om daar altijd goed voor te zorgen. Zonder (macro-economisch) overheidsbeleid kunnen langdurige perioden met hoge werkloosheid bestaan.

Dat inzicht, dat werkloosheid een collectief probleem is, dat hebben onze politici ingeruild voor de mythe dat werkloosheid kan worden opgelost door werklozen harder aan te pakken. Werkloosheid is een individueel probleem geworden. Dat dus opgelost moet worden door werklozen en bijstandstrekkers achter de broek te zitten. Zie ook Jesse Frederik daarover.

Maar hopelijk keert de wal het schip. Want nog er van afgezien dat dit beleid economisch niet deugt, lijkt het niet te voldoen aan de eisen van moraliteit en dus van mensenrechten. Het College voor de Rechten van de Mens verwerpt in principe niet de eis van een tegenprestatie, maar heeft wel grote twijfels over problemen met de uitvoering daarvan. Zo kunnen strafkortingen er toe leiden dat mensen onder het bestaansminimum zakken. En omdat de tegenprestatie kan betekenen dat je werk doet waar anderen gewoon voor betaald worden, komt de eis van gelijk loon voor gelijk werk in gevaar.

Maar bovendien is er nu in Duitsland een uitspraak gedaan door het Sozialgericht Gotha die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. De rechters zijn van mening dat het opleggen van strafkortingen mensen onder het bestaansminimum drukt en dat zulks duidelijk in strijd is met de eisen van de menselijke waardigheid. En omdat die eisen in de Duitse Grondwet verankerd zijn, wordt de uitspraak doorverwezen naar het Bundesverfassungsgericht, het Hof dat wetten beoordeelt op hun overeenstemming met de Grondwet.

Dat wordt nog interessant wat daar uit komt. En wat dat voor gevolgen heeft voor het beleid in Nederland. Misschien maken we nog mee dat minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma, maar eigenlijk de politici in het algemeen, er achter komen dat ze hun excuses moeten aanbieden.


10-03-2016

Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En nodig hebben?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft onderzoek gedaan naar armoede in Nederland over de periode 1989 tot 2013. In die periode is de armoede toegenomen en vooral ook de langdurige armoede. Dit geldt in de eerste plaats voor uitkeringstrekkers en pensioenontvangers. Onder uitkeringstrekkers ligt het armoedepercentage bijna viermaal zo hoog als onder de algemene bevolking.

Maar bovendien blijkt dat het hebben van werk minder een garantie is geworden om niet arm te zijn. In 2013 was bijna de helft van de totale groep langdurig armen actief op de arbeidsmarkt.

De kans op langdurige armoede is vooral groot onder werkloze ouderen. Zij komen niet alleen nauwelijks meer aan het werk, ook krijgen ze te maken met versoberingen in de regelingen die nu nog gelden als hun WW-uitkering stopt. Samen met de verhoging van de AOW-leeftijd, kan dit betekenen dat mensen die veertig jaar gewerkt hebben, alsnog langdurig arm worden.

Je wordt er somber van. En je vraagt je af wat deze cijfers teweeg zullen brengen. Wat mogen we van de politici en de beleidsmakers verwachten die deze informatie tot zich nemen?

Wat lezen we daarover in dat armoederapport van het SCP? Daarin vind je een paragraaf over de beleidsrelevantie van het onderzoek. Die bestaat er volgens het SCP uit dat:

  • Armen in een neerwaartse spiraal terecht kunnen komen, doordat armoede leidt tot gevoelens van onmacht, incompetentie en gebrek aan erkenning
  • De sterke flexibilisering van de arbeidsmarkt een bijdrage levert aan de toename van armoede, waardoor werk niet meer de bestaanszekerheid biedt die er in het verleden wel was.
  • Langdurige armoede kan leiden tot een tweedeling in de maatschappij.

En in een paragraaf over beleidsimplicaties van het onderzoek merkt het SCP terecht op dat de overheid sterk inzet op betaalde arbeid als middel om armoede te voorkomen en om uit de armoede te geraken, maar dat uit dit onderzoek dus blijkt dat bijna de helft van de langdurig armen werkzaam is. De overheid zou zich dus eens achter de oren moeten krabben.

En dat zou ze ook moeten doen als je kijkt naar de toename van langdurige armoede onder uitkeringstrekkers, vooral de ouderen onder hen.

Maar toen ik dit alles tot me liet doordringen, ging ik me ook afvragen hoe dat ook al weet zat met die verzorgingsstaat die we na de Tweede Wereldoorlog opbouwden. We wilden toch een maatschappij die niet alleen economisch welvarend zou zijn, maar ook een met een zodanige gelijkheid dat niemand in bestaansonzekerheid hoeft te verkeren?

Want dat wisten we nog heel goed, dat de massawerkloosheid, de bestaansonzekerheid en de armoede in de jaren dertig, gevolgen van economische crisis en slecht economisch beleid, tot rampzalige gevolgen hadden geleid.

Nooit gedacht dat dat belangrijke inzicht ooit nog weer zo actueel zou kunnen worden.

Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En dat we een maatschappij zonder armoede nodig hebben om maatschappelijke onrust, ontreddering en erger te voorkomen?


07-01-2019

Is in Nederland het recht op het absolute bestaansminimum wel gegarandeerd? Nee dus

De zorg die de overheid (en dus wij met zijn allen) voor de bestaanszekerheid van iedereen behoort te hebben, is vastgelegd in Artikel 20 van de Grondwet. En uitgewerkt in wetten en regels omtrent de sociale zekerheid en de bijstand. In de regels van de verzorgingsstaat.

Een bijzondere uitwerking van die zorg is de verplichting van de Belastingdienst om bij loonbeslag in geval van schulden rekening te houden met de beslagvrije voet, dat gedeelte van het inkomen dat als het absolute bestaansminimum mag worden beschouwd. Dat deel dus dat altijd in stand hoort te blijven.

Als dat laatste niet gegarandeerd is, dan kun je wel stellen dat de overheidszorg voor de bestaanszekerheid niet wordt uitgeoefend.

En dat laatste lijkt helaas in ons land het geval te zijn. Al in 2015 (!) schreef ik over het besluit van de Nationale Ombudsman dat de Belastingdienst die beslagvrije voet ten alle tijden dient te respecteren, in voorkomende gevallen ook met terugwerkende kracht. En dat de Belastingdienst hier een zorgplicht heeft, dus zich er zelf dient van te vergewissen dat het bestaansminimum altijd in acht wordt genomen.

Dat zou ook vanzelf moeten spreken, denk je dan. In een verzorgingsstaat. Maar ja, sinds de ideologie van het neoliberalisme heeft postgevat, is het niet meer zo vanzelfsprekend dat onze overheid de bestaanszekerheid van haar burgers een hoge prioriteit geeft. Zie Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd?

Maar goed, dat bericht dateerde van 2015. We zijn nu 2019 en de Belastingdienst zal die zorgplicht nu toch wel in acht nemen?

Nee, dat blijkt niet het geval te zijn. Een en ander zou geregeld worden in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, maar de implementatie van die wet is uitgesteld en zal nu waarschijnlijk pas in 2021 ingaan. Vandaag bericht Binnenlands Bestuur dat hierover vragen zijn gesteld door de CDA-Tweede Kamerleden René Peters en Pieter Omtzigt (hulde!) aan de staatssecretarissen Menno Snel (Financiën) en Tamara van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid): UITERST KRITISCHE VRAGEN OVER UITSTEL NIEUWE BESLAGVRIJE VOET.

Uit die vragen blijkt ook dat er in juni vorig jaar een uitvoeringstoets is geweest door de Belastingdienst met "alarmerende resultaten", hetgeen ten onrechte niet met de Tweede Kamer is gedeeld. Ook wijzen de Kamerleden erop dat de toenmalige Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer in 2013 al (!) waarschuwde dat overheden de beslagvrije voet regelmatig niet respecteren.

Je kunt moeilijk anders dan je afvragen of we nog wel een overheid hebben die de zorg voor het absolute bestaansminimum, en dus voor bestaanszekerheid, serieus neemt.

05-03-2017

En lees tenslotte ook De lokale verzorgingsstaat: bestaanszekerheid in het geding?

woensdag 29 maart 2023

Mensen met depressieve symptomen zijn vatbaarder voor samenzweringstheorieën - En over waarom dat zo is.

In lijn met eerder onderzoek komen de onderzoekers van de studie Depressive symptoms and conspiracy beliefs tot de conclusie dat mensen met depressieve symptomen vatbaarder zijn voor samenzweringstheorieën. 

Het gaat om een analyse van de data van drie grote representatieve steekproeven van Amerikanen die in 2021 en 2022, dus tijdens de coronapandemie, werden ondervraagd. De vatbaarheid voor samenzweringstheorieën werd vastgesteld met de vraag of mensen het eens of oneens waren met een of meer van de volgende drie toen in omloop zijnde stellingen:

  • Coronavirus was created as a weapon in a Chinese lab.
  • The COVID-19 vaccines contain the lung tissue of aborted fetuses.
  • The COVID-19 vaccines contain microchips that could track people.

De aanwezigheid van symptomen van depressie werd vastgesteld met een bekende lijst van negen vragen of je gedurende de laatste twee weken last hebt gehad van symptomen als “little interest or pleasure in doing things,” “feeling down, depressed, or hopeless” en “feeling tired or having little energy”.

De onderzoekers vinden dan duidelijke aanwijzingen dat mensen die meer last hebben van depressieve symptomen meer die drie samenzweringstheorieën onderschrijven. Het verband is sterker bij Evangelische Christenen, Republikeinen en conservatieven en minder sterk bij vrouwen, ouderen en mensen die een mondkapjes droegen. Ook was het verband minder sterk bij mensen met een meer ondersteunende sociale omgeving (meer mensen om je heen hebben die voor je kunnen zorgen als je ziek wordt, die je geld kunnen lenen, waar je mee kunt praten als je je niet goed voelt of die je kunnen helpen een baan te vinden).

Opvallend is dat de onderzoekers weinig te zeggen hebben over waarom je dit verband zou verwachten. Waar ligt het aan dat je meer in samenzweringstheorieën gelooft als je meer depressieve symptomen hebt?

Als verklaring ligt voor de hand dat er aan beide iets gemeenschappelijk is, namelijk het beeld van een onveilige wereld. Depressie is een reactie van immobilisatie op het ervaren van onveiligheid. Zie ook de reeks berichten die begint met Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving - 1. Je trekt je terug omdat je geleerd hebt dat het gevaarlijk is om de wereld in te gaan. 

En als je de wereld als onveilig waarneemt, dan moeten gevaren wel veroorzaakt zijn door het werk van kwaadaardige krachten. Door mensen die het slecht met ons voor hebben.

Depressie en samenzweringstheorieën zijn beide symptomen van dat statuscompetitieve wereldbeeld van gevaar en onveiligheid. 

Dat verklaart ook waarom het verband minder sterk is bij mensen met een meer ondersteunende sociale omgeving. Die gemeenschapsomgeving zorgt voor afzwakking van dat statuscompetitieve wereldbeeld.

dinsdag 28 maart 2023

Het ideale werkterrein voor autocraten, kwaadaardige narcisten, sterke mannen, die zichzelf opwerpen als redder in de nood, de enige die de vijanden en duistere machten kan verslaan

Marcia Luyten vraagt vandaag aandacht voor die opvallende wereldwijde hang van de rechterflank van het politieke landschap naar de wereld van gisteren: Onder het mom van ‘ouderrechten’ wordt een radicaal-rechtse ideologie doorgevoerd. Dat gaat over de rechtse gouverneur van de Amerikaanse staat Florida, Ron DeSantis, "die als een zeloot strijdt voor een wet die het scholen verbiedt te praten over seksualiteit en genderidentiteit". En over autocraten in Brazilië, Hongarije en Rusland en radicaal-rechtse politici in westerse democratieën die zich verzetten tegen transgenderrechten. 

In de hang naar een onveranderlijke orde draaien de rechts-conservatieven sociale en vrouwenrechten terug; abortus wordt ingeperkt, transgenderhulp afgeschaft en bloot verboden. Politici beloven hun kiezers een toekomst die herkenbaar is, niet beangstigend. 

Jamelle Bouie wijst vandaag in de New York Times op hetzelfde verschijnsel: What the Push for ‘Parents’ Rights’ Is Really About. Onderdeel daarvan is ook dat in de geschiedenislessen geen aandacht mag worden besteed aan het duistere, racistische Amerikaanse verleden. Een andere dan een rooskleurige blik op het verleden hoort kinderen re worden onthouden.

Dat die politici met die belofte van een herkenbare toekomst die niet beangstigt, enig succes hebben, wijst erop dat er bij een deel van de kiezers de behoefte daaraan aanwezig is.

Waar komen die behoefte en die angsten vandaan? Ze zijn er niet altijd. Mensen kunnen ook optimistisch en onbevreesd zijn over de toekomst. Ze kunnen ook gelijke rechten voor iedereen omarmen en tolerant zijn voor minderheden en voor wat hen onbekend is.

Sociaalwetenschappelijk gezien hebben we hier te maken met het fundamentele inzicht dat mensen, zoals alle biologische organismen, hun gedrag aanpassen aan de onveiligheid of veiligheid van hun omgeving. 

In een toestand van onveiligheid is het bestaan onzeker en is alle energie erop geconcentreerd hoe daarop te reageren. De nood is aan de man. Alles wat zich aandient als mogelijke oplossing krijgt de volledige aandacht. Al het andere moet daarvoor wijken. De blik vernauwt zich. 

Ik ben er niet zeker van, maar dat lijkt op een toestand van immobilisatie, van verstard zijn door angst. Die ontvankelijk maakt voor nostalgie naar het veilige, of het veilig gewaande, verleden. En ontvankelijk voor de boodschap dat er vijanden en duistere machten bestaan die voor de huidige toestand van onveiligheid verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Ontvankelijk dus voor samenzweringstheorieën. 

Daarmee is het ideale werkterrein ontstaan voor autocraten, kwaadaardige narcisten, sterke mannen (meestal mannen), die zichzelf opwerpen als redder in de nood, de enige die die vijanden en duistere machten kan verslaan. Die uitzicht bieden op de overwinning en de eliminering van de vijand. En het hun volgelingen mogelijk maken om door de vechtreactie aan de immobilisatie te ontsnappen. Door de kwade machten, wie dat dan ook mogen zijn, te verslaan, 

Het is natuurlijk het bekende patroon van bestaansonzekerheid die het statuscompetitieve wereldbeeld aanwakkert. 

En wat pijnlijk is het om onder ogen te zien hoe die bestaansonzekerheid sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw als onderdeel van het neoliberale project doelbewust werd vergroot. Ik denk even terug aan de powerpoint die ik al in 2017 maakte: Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd?

vrijdag 24 maart 2023

De interventie van de fysieke activiteit helpt om te ontsnappen aan de immobilisatie van depressie en angststoornis

De onderzoekers van de studie Effectiveness of physical activity interventions for improving depression, anxiety and distress: an overview of systematic reviews verzamelden alle onderzoek dat iets kan zeggen over de vraag of fysieke activiteit een goede interventie is om depressie en angststoornis te bestrijden. Uit een meta-analyse concluderen ze dat mensen die lijden aan depressie of een angststoornis veel baat hebben bij het meer fysiek gaan bewegen. Ze bevelen aan om fysieke activiteit te beschouwen als de basis voor de behandelingen van symptomen van depressie en angststoornis. 

Dat is een interessante bevinding als je bedenkt dat depressie en angststoornissen voort lijken te komen uit de immobilisatiereactie op sociale bedreigingen en sociale onveiligheid. We zagen al dat er een gemeenschappelijke factor van sociale onveiligheid ten grondslag lijkt te liggen aan vrijwel alle psychische aandoeningen. Zie de reeks berichten die begon met Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving - 1. Denk ook aan de evolutionaire psychiatrie, waarin depressie en angststoornis worden gezien als de reacties van opgeven en berusten op verlies in de statuscompetitie en als de reactie van terugtrekking op eenzaamheid (Anthony Stevens en John Price, Evolutionary Psychiatry. A New Beginning). En denk natuurlijk aan de polyvagaaltheorie van Stephen Porges, waarin immobilisatie een reactie is op traumatische ervaringen.

Een en ander komt ermee overeen dat immobilisatie een natuurlijke reactie is op de sociale bedreigingen van statuscompetitie en sociale afwijzing, in de zin van dat er in de loop van de evolutie op is geselecteerd. Een reactie dus die in het verleden gemiddeld genomen heeft bijgedragen aan overleving, maar dat nu niet meer hoeft te doen. Als we ons nu terugtrekken door in een depressie of een angststoornis te belanden, doen we onszelf tekort. Niet alleen door het emotionele lijden dat daarmee gepaard gaat, maar ook door de grote negatieve gezondheidseffecten.

Vandaar dat we hulp zoeken. En het blijkt dus dat die hulp er "eenvoudig" uit kan bestaan dat we ertoe worden aangezet om letterlijk met die immobilisatie te stoppen. We blijken aan dat lijden te kunnen ontsnappen door te stoppen met wat we deden, ons terugtrekken en verstarren. Als we ons ertoe kunnen zetten om het lichaam weer in beweging te brengen, dan vermindert dat het lijden en de angst. 

Maar zo gemakkelijk is dat natuurlijk niet. Het blijkt te helpen als we die fysieke activiteit als een medische interventie krijgen voorgeschreven. Het zij zo.

dinsdag 21 maart 2023

Mensen maken zich grote zorgen om het klimaat. Maar komen niet genoeg in actie doordat ze onderschatten hoeveel anderen zich zorgen maken

Hoe optimistisch of pessimistisch kunnen we zijn over de bereidheid van mensen om zich in te spannen en zich offers te getroosten ten behoeve van het tegengaan van de klimaatverandering? 

Gisteren stond ik stil bij het laatste rapport van het VN-Klimaatpanel IPCC dat waarschuwt dat het vrijwel te laat is om de opwarming van de aarde tot anderhalve graad te beperken. En dat de gevolgen daarvan en van verdere opwarming enorm zullen zijn. En vroeg ik me af hoe optimistisch je nog kunt zijn na de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen.

Daar valt op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek wel iets meer over te zeggen. Al in 2019 bespraken Thijs Bouman en Linda Steg van de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar de "waarden" van mensen die relevant zijn voor hun gedrag ten opzichte van de klimaatverandering: Motivating Society-wide Pro-environmental Change

Daarin halen ze data aan van de European Social Survey voor 22 Europese landen en Israël. In totaal 44,387 mensen werden gevraagd om aan te geven hoe belangrijk voor hen egoïstische, hedonistische, altruïstische en biosferische waarden waren. Egoïstisch slaat op "being rich and having money and expensive things", hedonistisch op "having a good time” en “seeking fun and pleasure", altruístisch op "helping people and caring for their well-being” en “treating people equally and having equal opportunities” en biosferisch op "caring for nature and the environment”. 

Het blijkt dan dat mensen de altruïstische en biosferische waarden veel belangrijker vinden dan de egoïstische en hedonistische. Zie het plaatje.

Bedenk dat de altruïstische en de biosferische waarden sterk overeenkomen met de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, waarbij onder iedereen ook de toekomstige generaties worden verstaan. En bedenk dat de egoïstische en hedonische waarden sterk overeenkomen met het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. Voor alle landen geldt overduidelijk dat de morele gemeenschapsintuïties belangrijker of veel belangrijker worden gevonden dan de waarden van de statuscompetitie.

Dat is dus het probleem niet. Er is reden voor optimisme. 

Maar komen mensen dan ook in actie? Spannen ze zich dan ook in om klimaatverandering tegen te gaan? En steunen ze wel genoeg de politieke partijen die zich sterk maken voor klimaatbeleid? Dat kun je je dus wel afvragen.

Bouman en Steg opperen dat het er aan zou kunnen liggen dat mensen onderschatten hoeveel anderen die morele gemeenschapswaarden belangrijk vinden. Ze verwijzen naar onderzoek dat daar wat de biosferische waarden betreft aanwijzingen voor verschaft. 

En die onderschatting zou ertoe kunnen leiden, geheel volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, dat mensen zich in hun gedrag aanpassen aan wat ze denken wat de meerderheid vindt. Ze willen niet teveel afwijken. Of die onderschatting brengt hen ertoe te denken dat het met de ernst van die klimaatverandering dan toch wel zal meevallen.

Wat er dus zou moeten gebeuren is dat mensen ervan doordrongen raken dat niet alleen zijzelf, maar ook anderen zich grote zorgen maken over die klimaatverandering. En het net zo belangrijk vinden om die klimaatverandering tegen te gaan en zich daar voor in te spannen. En het zou tot politici moeten doordringen hoe groot de zorgen zijn die bij hun kiezers leven.

Je vraagt je natuurlijk af waar die onderschatting toch vandaan komt. Doen misschien de media niet goed hun werk?

maandag 20 maart 2023

Hoe te reageren op de bedreigingen van de klimaatverandering? De vechtreactie en de immobilisatiereactie.

Het is nu 20 maart 2023. Het net uitgebrachte rapport van het VN-klimaatpanel IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), dat door bijna tweehonderd regeringen wordt onderschreven, waarschuwt dat de opwarming van de aarde al ergens in de eerste helft van de jaren dertig van deze eeuw de anderhalve graad Celsius zal overschrijden. Al in 2015 was in het Klimaatakkoord van Parijs afgesproken dat alles er op gericht moest worden om een hogere opwarming dan die anderhalve graad te voorkomen. Alles wijst er nu op dat dat doel niet zal worden gehaald.

De schade van die overschrijding zal enorm zijn en komt bovenop wat al is te verwachten van die anderhalve graad. Dit slotrapport is voor een groot deel een samenvatting van voorgaande rapporten. Het blijkt dat eerdere conclusies en kerncijfers heel nauwkeurig overeind blijven. Het nieuwe aan dit rapport is dat de gevolgen van klimaatverandering toch groter zijn en sneller optreden dan eerder werd gedacht. Bij Nu.nl (Experts na acht jaar onderzoek: 'Gevolgen klimaatverandering groter dan gedacht') komt klimaatonderzoeker en een van de leidende auteurs Heleen de Coninck aan het woord:

"Als ik naar dit hele traject kijk, verraste mij het enorme verschil tussen 1,5 en 2 graden opwarming het meest. Al bij 1,5 graden zijn de gevolgen groot, maar het verschil bij verdere opwarming is dramatisch en zag ik niet aankomen"

En Maarten van Aalst, de andere Nederlander die meewerkte aan het rapport, waarschuwt:

"Eigenlijk komen alle risico's sneller op ons af. Bij dezelfde temperatuurstijging zijn de gevolgen erger dan we eerder dachten en dat maakt ook het verschil tussen 1,5 en 2 graden zo groot."

"En de risico's nemen nog harder toe, doordat verschillende problemen elkaar versterken. Droogte kan bijvoorbeeld hittegolven versterken."

"We zien nu duidelijker dat er veel meer moet gebeuren dan alleen technologische oplossingen." Om opwarming van de aarde tegen te gaan, moeten ook ons gedrag, het financiële systeem en de manier waarop we samenwerken veranderen, zegt de klimaatonderzoeker. "Als niet aan zulke voorwaarden voldaan wordt, zal technologie weer tot nieuwe onduurzame situaties leiden."

Dat er heel veel zal moeten veranderen in hoe wij leven, blijkt ook uit het plaatje dat je bij NOS Nieuws tegenkomt (Klimaatonderzoekers: doel 1,5-graad raakt snel uit zicht, snelle actie is noodzakelijk): 

Je ziet de te verwachten ontwikkeling van de uitstoot van broeikasgassen bij de huidige maatregelen (rode lijn) en hoeveel en hoe snel die uitstoot zal moeten worden verminderd om de opwarming tot twee (groene lijn) of tot anderhalve graad (blauwe lijn) te beperken.

Als je je er ook maar een beetje in verdiept, ervaar je hoe groot en veelomvattend en ingrijpend de bedreigingen zijn die op ons afkomen. Bedreigingen niet alleen voor het voortbestaan van onze huidige manier van leven, maar zelfs voor ons fysieke voortbestaan. Je komt op de huiveringwekkende gedachte dat het voortbestaan van de menselijke soort op het spel staat. 

Sociaalwetenschappelijk gezien mag je dat wel een toestand van onveiligheid noemen. En we hebben enig inzicht in de verschillende manieren hoe mensen daarop kunnen reageren. 

Er is in de eerste plaats de vluchtreactie, maar die staat niet tot onze beschikking. Er is niet een tweede aarde. 

Dan is er de vechtreactie. Die bestaat eruit dat we de bedreigingen onder ogen zien en ons verdiepen in de mogelijkheden om te redden wat er nog te redden valt. Dat kan aan de hand van het vandaag uitgebrachte rapport. Hier kun je de Summary for Policymakers lezen. Die besluit met een paragraaf die wordt samengevat als:

Finance, technology and international cooperation are critical enablers for accelerated climate
action. If climate goals are to be achieved, both adaptation and mitigation financing would need to increase many-fold. There is sufficient global capital to close the global investment gaps but there are barriers to redirect capital to climate action. Enhancing technology innovation systems is key to accelerate the widespread adoption of technologies and practices. Enhancing international cooperation is possible through multiple channels.
 
Het geld is er, maar moet wel beschikbaar gemaakt worden. Dat wil zeggen, aan veel huidige bestedingen moet een einde komen. Technologische innovatie moet versneld worden. En bovenal: er zal internationaal samengewerkt moeten worden op een schaal die in de mensheidsgeschiedenis niet eerder is voorgekomen.
 
Maar er is ook nog die andere reactie, die van de immobilisatie door angst, van het blijven zitten waar je zit, van de ontkenning en het vasthouden aan de vertrouwdheid van de status quo. We hebben het altijd zo gedaan, dat kan toch niet verkeerd zijn?  De reactie die zo ontvankelijk maakt voor politici die vol overtuiging beweren dat het allemaal wel meevalt met die klimaatverandering. En ontvankelijk maakt voor samenzweringstheorieën. 
 
De uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen vorige week doet vermoeden dat zo'n twintig tot dertig procent van de kiezers in deze immobilisatiereactie terecht is gekomen. Gegeven de omvang van de bedreigingen en van de opgave die voor ons ligt, kun je daar begrip voor opbrengen. 
 
Maar het maakt niet optimistisch over de toekomst. Want we zullen iedereen nodig hebben.

dinsdag 14 maart 2023

Dat gemeenschapsaspiraties goed voor je zijn en statuscompetitieaspiraties slecht, ligt niet aan die aspiraties, maar aan je sociale omgeving

Of iemand meer geneigd is tot gemeenschapsgedrag dan wel tot statuscompetitiegedrag kun je behoorlijk goed vaststellen door hem of haar te vragen naar wat hij of zij in het leven belangrijk vindt om na te streven. In onderzoek naar die doelen of aspiraties blijkt dan dat mensen goed zijn in te delen naar het meer aanhangen van intrinsieke aspiraties (goede relaties hebben met anderen, jezelf ontwikkelen, anderen bijstaan) of extrinsieke aspiraties (veel geld verdienen, door anderen bewonderd worden, beroemd zijn). Het eerste komt overeen met gemeenschapsgedrag en het tweede met statuscompetitiegedrag. 

Dat is een belangrijk onderscheid, want, zoals we op dit blog al vaak gezien hebben, maakt het voor je welbevinden en zelfs je gezondheid uit of je meer tot gemeenschapsgedrag bent geneigd of meer tot statuscompetitiegedrag. Er zijn veel aanwijzingen dat gemeenschapsgedrag beter voor je is. Zie het bericht Gezondheid en sociale omgeving (9): maakt het uit wat mensen nastreven? (uit 2012).  

Maar daar moet natuurlijk meteen bij opgemerkt worden dat het onwaarschijnlijk is dat die aspiraties zelf en op zich die welzijnseffecten hebben. Ze hangen natuurlijk samen met wat voor leven je leidt en vooral: met de aard van je sociale omgeving. Denk maar weer aan Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, die inhoudt dat gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag clusteren. In de zin dat gemeenschapsgedrag van anderen jou tot datzelfde gedrag aanzet, want je bevindt je dan in een sociaal veilige omgeving. Net zo zet statuscompetitiegedrag van anderen jou aan dat datzelfde gedrag, want in een sociaal onveilige omgeving moet je op je hoede zijn en bereid zijn je te verdedigen.

Dat betekent dat het positieve welzijnseffect van gemeenschapsgedrag waarschijnlijk voor een groot deel tot stand komt doordat je je in een sociaal veilige omgeving bevindt. Je hebt mensen om je heen die het goed met jou voor hebben en die je vertrouwt. Die jou accepteren om wie je bent. En andersom: het negatieve welzijnseffect van statuscompetitiegedrag komt voor een groot deel tot stand door je sociaal onveilige omgeving. Met anderen die jou als een concurrent zien in de strijd om status.

Uit een heel andere lijn van onderzoek kennen we precies die welzijnseffecten van de sociale omgeving van mensen. Het gaat dan onderzoek naar de negatieve effecten van eenzaamheid en naar de stress van de statuscompetitie. En naar de positieve effecten van het hebben van goede sociale contacten. Denk aan de berichten:

In een veilige sociale omgeving, waarin mensen elkaar vertrouwen, leven mensen langer

Prestatiedruk, competitie, stress en ziek worden. Over de amygdala en het voortdurend alert moeten zijn

De weg van eenzaamheid en sociale stress via verhoogde ontstekingsactiviteit naar gezondheidsproblemen

Hoe meer gemeenschap en hoe minder statuscompetitie, hoe gezonder we zijn en hoe langer we leven

Dat is goed om te bedenken bij dat onderzoek naar de gezondheidseffecten van die aspiraties. Binnen die onderzoekslijn is er nu de nieuwe studie A meta-analysis of the dark side of the American dream: Evidence for the universal wellness costs of prioritizing extrinsic over intrinsic goals. Daarin voeren de onderzoekers meta-analyses uit over alle studies van de afgelopen dertig jaar. Dat zijn er 105, met 1808 vastgestelde effecten en in totaal ruim 70.000 personen. Dan blijkt zoals verwacht dat intrinsieke (gemeenschaps-)aspiraties positief en extrinsiek (statuscompetitie-)aspiraties negatief samenhangen met welbevinden. 

Maar in hoeverre die samenhangen verklaard worden door de aard van de sociale omgeving, daarover kan al dat onderzoek niets zeggen. Doordat onderzoekers tot nu toe nooit op het idee zijn gekomen om daarnaar te kijken. Dat is voor sociale wetenschappers opvallend, want het wijst op een blinde vlek voor waar het in de kern in de sociale wetenschap over zou moeten gaan.

Als ze daar wel naar hadden gekeken, dan was daar dus zeer waarschijnlijk uitgekomen dat mensen met gemeenschapsaspiraties meer een gemeenschapsomgeving om zich heen hebben en vooral daardoor een hoger welbevinden hebben. En dat mensen met statuscompetitieaspiraties meer een statuscompetitieomgeving om zich heen hebben en vooral daardoor een lager welbevinden hebben.

vrijdag 10 maart 2023

In organisaties wordt statuscompetitie, en dus "grensoverschrijdend gedrag", structureel aangewakkerd - Met maar weinig hoop op succes van een "cultuuromslag"

De berichten over grensoverschrijdend gedrag bij de redactie van NOS Sport over een periode van twintig jaar zijn een goede aanleiding om nog even stil te staan bij wat ik op dit blog schreef naar aanleiding van hetzelfde soort gedrag achter de schermen van de talkshow De Wereld Draait Door. Het gaat om deze vier berichten:

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (1) - Hoe het statuscompetitiepatroon zich voltrekt

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (2) - Hoe het ontstaan van een angstcultuur te voorkomen

Een sociaalwetenschappelijk zicht op sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow (3) - De reactie van de morele afwijzing en die van het bepleiten van sociale hervorming

Het punt is dat we hier met een maatschappelijk probleem te maken hebben, dat terecht veel aandacht krijgt, waarin de sociale wetenschap inzicht in kan verschaffen, terwijl dat sociaalwetenschappelijke gezichtspunt in de berichtgeving ontbreekt.

Het gedrag waar het hier over gaat, in het Volkskrantartikel omschreven als "onacceptabel gedrag op de werkvloer, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag, intimidatie en pesterijen", in het algemeen als "grensoverschrijdend gedrag", behoort sociaalwetenschappelijk gezien tot het statuscompetitiepatroon. Als dat patroon het gedrag overheerst, zijn mensen in een statusstrijd verwikkeld, waarin ze een hogere status proberen te verwerven. altijd ten koste van anderen, of hun eigen hoge status tegenover anderen, door intimidatie,  willen laten gelden. Preciezer gezegd is dat "de ene helft" van het statuscompetitiegedrag. De "andere helft" is die van de slachtoffers van dat gedrag, het vluchtgedrag, als dat mogelijk is (je ziek melden, ontslag nemen) of de onderdanigheid en de immobilisatie door angst. In deze toestand is er altijd de ervaring van sociale onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij de daders, omdat die altijd moeten vrezen voor aanvallen op hun positie. (Hoe die onveiligheid door een slachtoffer kan worden ervaren, wordt hier indringend beschreven door Marijn de Vries: Stel je voor dat je in dat sfeertje van NOS Sport de leuke tv-analist moet zijn.)

Eveneens sociaalwetenschappelijk gezien, weten we dat mensen ook in staat zijn tot heel ander gedrag, namelijk tot gemeenschapsgedrag. Dan geldt niet het ieder-voor-zich van de strijd om status, maar integendeel het morele beginsel van iedereen-telt-mee. Mensen hebben het dan goed met elkaar voor, vertrouwen elkaar en staan open voor samenwerking ten gunste van iedereen. De morele gemeenschapsintuïtie van het respecteren van elkaars autonomie en evenwaardigheid stuurt het onderlinge gedrag. In deze toestand ervaren mensen sociale veiligheid.

Sociaalwetenschappelijk is er niet alleen het besef van dit onderscheid in twee, aan elkaar tegengestelde, gedragspatronen en de twee daarmee samenhangende sociale toestanden, maar ook het inzicht dat de gemeenschapstoestand er naar menselijk welzijn en gezondheid beter uitkomt. Empirische aanwijzingen daar voor, en voor dat onderscheid, gaf ik in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Een aanwijzing is natuurlijk ook dat het "grensoverschrijdend gedrag", de naam zegt het al, eigenlijk altijd maatschappelijke verontrusting en morele veroordeling oproept.

En er zijn de sociaalwetenschappelijke inzichten in de voorwaarden waaronder die twee sociale toestanden zijn te verwachten. De meest algemene formulering daarvan is er in de vorm van Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, de stelling namelijk dat mensen met hetzelfde gedrag zullen reageren op het gedrag dat ze van anderen verwachten. Als ik een strijd om status verwacht, dan zal ik met statuscompetitiegedrag reageren, met het aangaan van de strijd (de ene helft) of met vluchten of onderdanigheid (de andere helft). En als ik gemeenschapsgedrag verwacht, dan zal ik daaraan meedoen. Anders gezegd, verwacht ik sociale onveiligheid? Dan wordt mijn statuscompetitiegedrag geactiveerd. Verwacht ik sociale veiligheid? Dan komt mijn gemeenschapsgedrag naar boven.

Het kan dus niet anders dan dat die verwachtingen veel vertellen over welke toestand, statuscompetitie of gemeenschap, zich zal voordoen. En veel vertellen over de mogelijkheden om de statuscompetitietoestand (de toestand van "grensoverschrijdend gedrag") zoveel mogelijk te voorkomen en de gemeenschapstoestand zoveel mogelijk te bevorderen. 

Wat dat laatste betreft, gaat het in de berichtgeving dan al gauw over de noodzaak van een "cultuuromslag". Daarin zit al besloten dat die gedeelde verwachtingen ("cultuur") cruciaal zijn. En het wijst op de mogelijkheid om door onderlinge communicatie over die verwachtingen gezamenlijk de sociale veiligheid te garanderen die de gemeenschapstoestand tot stand kan brengen.

Maar daar zitten beperkingen aan, namelijk die van de meer "structurele randvoorwaarden". Want het is natuurlijk niet toevallig dat het in die berichten over grensoverschrijdend gedrag altijd gaat over gedrag in formele organisaties. Met bazen en hoger en lager personeel en arbeidsovereenkomsten. Met verschillen in salarissen, extraatjes en baanzekerheid. Dus in toestanden waarin er al een statushiërarchie bestaat, met ingebakken machtsverhoudingen. En machtsongelijkheid roept onvermijdelijk de verwachtingen op van sociale onveiligheid en van statuscompetitiegedrag. Met weinig hoop op succes van een cultuuromslag naar de gemeenschapstoestand. 

We hebben in de loop van de mensheidsgeschiedenis sociale toestanden doen ontstaan waarin statuscompetitiegedrag, dus grensoverschrijdend gedrag, structureel wordt aangewakkerd. Als we dat gedrag echt niet willen, en daar valt veel voor te zeggen, moeten we diep nadenken over andere organisatievormen.

woensdag 8 maart 2023

Over verzet in Rusland tegen Poetin en een oproep om de angst te overwinnen - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 8

De 23-jarige activist en oud-student wiskunde aan de Moskouse Staatsuniversiteit Dimitri Ivanov is tot 8,5 jaar strafkolonie veroordeeld wegens "ondermijning van de autoriteit van het Russische leger". Geert Groot Koerkamp bericht  erover in de Volkskrant

Ivanov is een voorbeeld van iemand die tegen een onderdrukkende en intimiderende macht in verzet komt. De heersende macht in Rusland, Poetin en de mensen om hem heen, willen Groot Rusland terug en kunnen daarom een zelfstandig en democratisch Oekraïne niet tolereren. Vandaar de inval, de "speciale militaire operatie". Die minder voorspoedig liep dan gedacht. 

Bovendien hadden de machthebbers in het Kremlin al vanaf het begin door dat die inval bij de Russische bevolking niet alleen maar op instemming kon rekenen. Dus moest kritiek worden onderdrukt en moest er een beeld van massale steun gefabriceerd worden. Daarom werd besloten dat kritiek, ja, zelfs het gebruik van het woord oorlog, streng moest worden bestraft. Bedenk dat Rusland geen onafhankelijke rechtspraak kent.

Ivanov deelde via een mede door hem opgericht Telegramkanaal berichten over het optreden van Russische troepen in Boetsja en over bombardementen op Marioepol. Dat was in strijd met de officiële berichtgeving van het ministerie van Defensie en moest dus worden bestraft.

Opvallend is dat Ivanov in de rechtszaal vanuit de kooi waarin hij verbleef het woord mocht voeren. Waarschijnlijk toegestaan om de schijn van vrijheid min of meer in stand te houden. Geert Groot Koerkamp haalt de volgende citaten aan van wat hij gezegd heeft.

Mijn mening is dat je je niet moet overgeven aan je angst, maar moet doorgaan met de strijd, jezelf blijven. Mijn voorbeeld moet u niet bang maken, integendeel. Waar we ons ook bevinden, we kunnen heel veel doen voor ons land en het moment dichterbij brengen waarop, onvermijdelijk, deze oorlog zal stoppen.

Ze willen iedereen bang maken, in Rusland en daarbuiten. Ik ben niet bang en heb iets te zeggen. U moet begrijpen dat Rusland niet hetzelfde is als Poetin. Wij hebben niet op hem gestemd en hij heeft ons niet gevraagd deze oorlog te beginnen met onze naaste buren. Ik weet dat tientallen miljoenen mensen hier in Rusland tegen deze criminele oorlog zijn.

Veel Russen hebben vrienden en familieleden in Oekraïne, weet hij.

We voelen de pijn. Deze oorlog is een grote tragedie voor alle Oekraïners, maar het is ook een tragedie voor Russen die in vrede willen leven met hun buren en nu lijden onder een dictatuur. We beleven een duister moment in onze geschiedenis. Maar de grootste duisternis gaat vooraf aan de zonsopkomst.

Wat hier gebeurt is iconisch voor het algemene verschijnsel van een angst aanjagende onderdrukker waartegen iemand in verzet is gekomen die oproept om niet aan die angst toe te geven. Een oproep aan tientallen miljoenen anderen die ook verzet zouden willen plegen, maar bij wie met succes angst is aangejaagd. 

Dat wil zeggen dat de onderdrukking hen in de "immobilisatiereactie op ervaren onveiligheid" heeft doen belanden. Over die reactie, het verstijfd zijn door angst en het zich daardoor terugtrekken en zich koest houden, had ik het in de reeks berichten onder de tittel Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting. Hier het laatste bericht van die reeks. 

Ik noemde daarin al de overeenkomst met "de toestand in Rusland, waar de Russen beginnen door te krijgen dat Poetin niet hun belangen nastreeft, maar in de ban is van een ideologische fantasiewereld." In het Nederland van 40-45 was er, en in het Rusland van nu is er, een grote meerderheid die door angst en intimidatie niet in verzet komt en een kleine minderheid die de angst overwint. Als je bedenkt dat er in beide gevallen ook een minderheid was en is die het land ontvluchtte, dan heb je de drie mogelijke reacties op ervaren onveiligheid compleet: vechten (verzet plegen), vluchten en immobilisatie door angst.

De grote vraag is natuurlijk hoe je kunt bereiken dat in zulke gevallen van onderdrukking meer mensen hun angst overwinnen en in verzet komen. Want als er maar genoeg van hen zijn, dan is er uitzicht op succesvol verzet. De andere kant van die vraag is wat angst met mensen doet. In een volgend bericht terug naar hoe Nederlanders reageerden op de Duitse onderdrukkers. Hier het vervolg.

dinsdag 7 maart 2023

Over sociale vluchtigheid, sociaal isolement van gezinnen en de toegenomen afstand tot familie - En over sociologie

Vanuit het langetermijnperspectief van de mensheidsgeschiedenis gezien leven we in een maatschappij met een hoge mate van sociale vluchtigheid en sociaal isolement van gezinnen. (Volg de links voor alle berichten achter die twee labels.) Veel van de huidige sociale en maatschappelijke problemen hebben daar direct of indirect mee te maken. Het is het soort maatschappij met een grote kans op eenzaamheid en op het ontstaan van psychische aandoeningen. We zijn immers een bij uitstek sociale diersoort, die een behoorlijke dosis sociale vertrouwdheid nodig heeft om zich veilig te voelen en om sociaal betrokken te kunnen zijn. Bovendien maakt het gemis aan dat gevoel van sociale veiligheid mensen ontvankelijk voor de statuscompetitieve wereldbeelden van het rechts-extremisme.

In de loop van de mensheidsgeschiedenis is dus een maatschappij ontstaan waarin bepaald niet alles spontaan goed gaat. Vandaar de sterke noodzaak van een democratische overheid waarin we met zijn allen proberen een samenleving dichterbij te brengen waarin iedereen meetelt. Een maatschappij dus die ons dochter bij het "gemeenschapsevenwicht" brengt. De geschiedenis heeft ons ertoe veroordeeld om bewust en met veel inspanning aan een beter samenleving te werken.

Een van de processen waarlangs we in dit soort samenleving terecht zijn gekomen, is dat we individueel geografisch mobieler zijn geworden. Dat heeft ertoe geleid dat we minder omringd zijn door en daardoor minder contact hebben met de meest vertrouwde anderen, onze eigen familie. We groeien op in een gezin en in de sociale omgeving van dat gezin. Maar die aanvankelijke vertrouwdheid blijft heel vaak niet in stand.

Dat brengt ons bij de aanleiding tot dit bericht, de nieuwe studie Keeping kin close? Geographies of family networks by race and income, 1981–2017. De onderzoekers laten met de data van de Panel Study of Income Dynamics zien dat in de Verenigde Staten tussen 1981 en 2017 de geografische afstand tot familieleden van Amerikanen is toegenomen. Maar dat geldt in het bijzonder voor de witte Amerikanen en meer voor de hogere inkomens. Bij de zwarte bevolking is er ook een toename, maar dan alleen in de laatste jaren van die periode.

Voor Nederland gaven Clara Mulder en Matthijs Kalmijn in 2004 vergelijkbare cijfers: Even bij oma langs. Volgens de Netherlands Kinship Panel Study zou tussen 1940 en 1990 het percentage mensen van wie de ouders in dezelfde plaats wonen zijn gedaald van rond de 50 tot tussen de 35 en 40 procent. Daarbij is er een groot verschil tussen hoog- en laagopgeleiden, wat erop wijst dat in diezelfde periode het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking sterk steeg. Verhuisbewegingen lijken samen te hangen met studie en met het daarna zoeken van werk in een groter gebied.

Daarmee zal ook de "structurele" oorzaak van schaalvergroting en concentratie te maken hebben. Economische activiteiten en dus werkgelegenheid zijn in de naoorlogse periode minder homogeen gespreid geraakt over de ruimte. Dat was een vooral economische gemotiveerde ontwikkeling. Bedrijven zoeken hun optimale, vaak grotere, omvang en vestigen zich graag bij elkaar in de buurt. 

In de sociologie is er eigenlijk altijd weinig aandacht geweest voor dit proces en de gevolgen ervan. Of het werd als een ontwikkeling gezien die nu eenmaal hoorde bij de "modernisering". Denk aan Jacques van Doorn, die in 1955 schreef over de ontwikkeling van de ouderwetse, romantische "territoriale integratie" naar de moderne "functionele integratie. En die het toenemende "gezinsindividualisme" wel opmerkte, maar niet als een probleem zag. Zie Van het afscheid van de wijkgedachte in 1955 naar de buurtrechten in 2015 - hoe het denken over de buurt veranderde

Een uitzondering is het voor het eerst in 1960 verschenen Family and Class in a London Suburb van Peter Willmott en Michael Young, een boekje dat ik nog altijd in de kast heb staan. Dat heeft altijd veel te weinig aandacht gekregen, maar nu zie ik dat de uitgever een herdruk aankondigt. Dat is heel opvallend, Ik kom er een keer op terug.

zondag 5 maart 2023

Zondagochtendmuziek - Duruflé - REQUIEM - At Saint-Eustache [4K] | The Choir of Trinity College Cambridge...

 

Dit mag je toch wel adembenemend mooi noemen. De Franse organist en componist Maurice Duruflé leefde van 1902 tot 1986 en is vooral bekend geworden door dit Requiem, Op.9 dat hij in 1947 componeerde. Wikipedia meldt:

Voor zijn requiem nam Duruflé de gregoriaanse dodenmis als uitgangspunt, terwijl hij de opzet van het requiem van Fauré overnam, evenals het optimisme tegenover de dood dat uit diens werk blijkt. Duruflés muziek herinnert ook aan het impressionisme. Zijn composities worden gekenmerkt door orde, helderheid en duidelijke vormgeving en getuigen van grote bewogenheid en veel poëzie. Hij zocht naar het bovenaardse en droeg dit uit en over in zijn muziek en lessen.

Duruflé en zijn 19 jaar jongere vrouw, de organiste Marie-Madeleine Chevalier, waren in muzikaal opzicht aartsconservatief. Hoewel hij in de twintigste eeuw leefde, met componisten als Bernstein, Stravinsky, Shostakovich en Britten, had hij daar weinig affiniteit mee. Hij moet in 1969 luidkeels hebben geprotesteerd toen hij, hoe is onduidelijk, bij een jazzconcert terecht was gekomen.

Hier voeren The Choir of Trinity College, Cambridge onder leiding van Stephen Layton, dat Requiem uit. In de Eglise Saint-Eustache in Parijs in 2022. Met Florian Störtz, bariton, Katherine Gregory, mezzosopraan, Harrison Cole, orgel en Myrtille Hetzel, cello. Wat mooi verfilmd!

Dit is ook twintigste-eeuwse muziek.

vrijdag 3 maart 2023

De Nederlandse polycrisis: een moedeloos makende waslijst van problemen - die met elkaar samenhangen en een gemeenschappelijke oorzaak hebben - deel 15

Joris Verbeek, Coen van de Ven en Emiel Woutersen geven in de Groene Amsterdammer een fraai overzicht van de beroerde toestand waarin onze overheid verkeert en kijken terug op hoe dat gekomen is: Lege glazen torens. Ze kijken terug op de tijd van de Balkenende- en de Rutte-kabinetten, waarin iedereen die ertoe deed verkondigde dat de "Rijksoverheid het mes in eigen vlees moest zetten", dat "de overheid op dieet moest", dat het aantal ambtenaren drastisch moest worden teruggebracht en dat we toe moesten naar "de kleine overheid". "De vingerafdrukken van álle politieke partijen uit het brede midden zitten op het uitkleden van de overheid." 

Het was achteraf gezien de poging om de "overwinning" van de neoliberale marktvuistregel die vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw de politiek domineerde, definitief in daden om te zetten. Zoveel mogelijk taken moesten door de markt worden uitgevoerd en wat er van de overheid overbleef, moest ook zoveel mogelijk bedrijfsmatig georganiseerd worden.

Nu zien we waar deze "overwinning" toe heeft geleid: tot de Nederlandse polycrisis. Hier het bericht waarmee deze serie begon en hier het vorige bericht

Verbeek, Van de Ven en Woutersen beschrijven hoe de Nederlandse politiek zich te beginnen met Rutte-3 achter de oren is gaan krabben. Het besef begint door te dringen dat die marktvuistregel (het "Markt-tenzij") misschien toch niet zo'n goed idee was. 

Pas tijdens Rutte III ontstaat er een voorzichtige kentering en groeit het aantal ambtenaren stilletjes aan voor het eerst. Bij het aantreden van zijn vierde kabinet doet Rutte iets echt opmerkelijks: hij bouwt de rijksoverheid stevig uit. Van alle thema’s waarop Rutte op dit moment oppositie voert tegen zijn oude zelf – wonen, armoede, klimaat en ruimtelijke ordening – is dit wellicht het meest fundamentele. Als de premier zich in zijn lange machtsperiode met één ideaal had verzoend dan was het dat van een kleinere overheid. Nu leidt hij het grootste kabinet sinds Den Uyl. Een jaar geleden stapten er 29 bewindslieden op het bordes met onder hen tal van ‘taakministers’ en staatssecretarissen.

En het aantal vacatures bij de Rijksoverheid explodeerde. Bij de uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst en Rijkswaterstaat. Bij de Rechtspraak en bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die klimaatsubsidies uitdeelt. En bij de ministeries Binnenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat.

We bevinden ons in de overgangstijd van de marktvuistregel terug naar de overheidsvuistregel. De overgang die in de Verenigde Staten werd begonnen met het aantreden van de regering-Biden.  De overgang die er in Groot-Brittannië zit aan te komen. De overheid is terug.

Ter afsluiting van deze serie berichten, maakte ik de volgende samenvatting met aanvullingen en updates, onder de titel "Waar komen al die crises toch vandaan? Over de overgang van de luchthartige overheid naar de maatschappelijk verantwoordelijke overheid. Lees hieronder verder.

 

Waar komen die crises toch vandaan?

Er is internationaal van alles aan de hand, maar in eigen land kunnen we er ook wat van. Als je het nieuws wat volgt, dan kun je zomaar een lijst maken van crises waar de politiek en dus wij met zijn allen mee te maken hebben. Ik kwam tot de volgende lijst, in willekeurige volgorde.

De rechtspraak kampt met grote problemen door te grote werkdruk. Als gevolg van bezuinigingen door de eerste twee kabinetten-Rutte werden jarenlang geen nieuwe rechters aangenomen. De kwaliteit van de rechtspraak komt in het geding.

Instellingen voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) sloten in 2022 vanwege geldgebrek en personeelstekorten een derde van de klinische behandelplekken voor volwassenen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen, terwijl de wachtlijsten voor deze plekken al jaren toenemen. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit zou de zorgplicht niet worden geschonden  omdat vervangende zorg beschikbaar is. Maar die behandelplekken zijn juist nodig omdat die vervangende, ambulante zorg onvoldoende is.

Mede door die wachtlijsten in de GGZ, maar ook door vergrijzing van de bevolking en het beleid van ziekenhuizen, is de werkdruk van huisartsen zo sterk toegenomen dat 60 procent van de praktijken een patiëntenstop heeft. Het Capaciteitsorgaan adviseert het aantal opleidingsplekken te verhogen van 921, het vorige advies, naar 1190. Het huidige aantal is 850.

Mensen in een lagere sociaaleconomische positie overlijden gemiddeld acht jaar eerder dan mensen in een hogere sociaaleconomische positie. Ook leven ze gemiddeld drieëntwintig jaar in minder goed ervaren gezondheid. De gezondheidsverschillen tussen mensen nemen niet af, maar juist toe. De Artsenfederatie KNMG pleit met 85 vertegenwoordigers van partijen van binnen en buiten de zorg voor structurele verbetering van de bestaanszekerheid van mensen:  een stabiel en voldoende besteedbaar inkomen en de mogelijkheden tot gezond eten, onderwijs, gezond en veilig wonen.

De toestand bij de Belastingdienst is kritiek, door sterk verouderde computersystemen en ernstige personeelstekorten. De belastingheffing loopt gevaar en invoeren van nieuwe wetgeving is onmogelijk. Tijdige vervanging van de computersystemen was door jarenlange bezuinigingen niet mogelijk. Door een uit de hand gelopen vertrekregeling vertrokken duizenden medewerkers, veelal de beste mensen.

Er is achterstallig onderhoud aan de infrastructuur:  bruggen, sluizen en viaducten, met veiligheidsrisico's en toenemend oponthoud op de weg als gevolg. Er zijn in het verleden te weinig middelen beschikbaar gesteld.

Er is al jaren een groot woningtekort door bewust overheidsbeleid om zich van de woningmarkt terug te trekken. Tegelijk legde de overheid in 2013 de woningcorporaties een forse verhuurderheffing op om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. De huursector is doelbewust verwaarloosd. Nadat er sinds 2010 niet meer een ministerie voor “volkshuisvesting” bestond, is het in het huidige kabinet teruggekeerd.

We hebben een stikstof- en een mestcrisis doordat de overheid hoognodige uitvoering van wetgeving op gebied van natuur, biodiversiteit en klimaatverandering voor zich uit schuift en aanhoudend juridische "geitenpaadjes" bedenkt. De veel te grote landbouwsector en grote bedrijven als Schiphol en TataSteel veroorzaken grote  milieu- en gezondheidsschade en dragen in vergelijking daarmee maar weinig bij aan het bbp. In het huidige kabinet is er een minister zonder portefeuille voor Natuur en Stikstof gecreëerd, vallend onder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Door het op zijn beloop laten van de stikstofcrisis lopen bouwprojecten grote vertraging op. Ongeveer 2500 veehouders blijken na de uitspraak van de Raad van State in 2019 in feite illegaal stikstof uit te stoten. Een oplossing laat maar op zich wachten.

Er is een crisis in de jeugdzorg, die in 2015 werd overgeheveld naar de gemeenten. Toen was er al een tekort en daar kwam een korting bovenop, omdat werd aangenomen dat gemeenten het met minder geld zouden kunnen doen. Dat blijkt niet het geval. De ingestelde "Commissie van wijzen" concludeert dat er meer geld bij moet.

Gemeenten kregen extra taken, maar krijgen structureel te weinig geld, waardoor investeringen in wegen, scholen en andere essentiële zaken achterblijven. Er wordt bezuinigd op sportvoorzieningen, buurthuizen en bibliotheken. Volgens de VNG zijn noodzakelijke investeringen  van gemeenten al ruim een decennium onder de maat. 

De Nationale Ombudsman waarschuwt dat de overheid tekortschiet in het verschaffen van een sociaal minimum. In het algemeen geldt dat het sociale minimum ontoereikend is, dat het doenvermogen van burgers onrealistisch wordt ingeschat en dat er een gebrek aan geld, tijd en deskundigheid is bij gemeentelijke dienstverleners. Volgens de Arbeidsinspectie is de bestaanszekerheid onvoldoende geborgd bij het huidige bijstandsniveau. Bijstandsgerechtigden kunnen, als ‘”tegenprestatie”, ingevoerd door het kabinet Rutte-2, of als onderdeel van de re-integratie, gedwongen tewerk worden gesteld. Dit leidde tot uitwassen, zoals blootstelling van werklozen aan giftig chroom-6 door de gemeente Tilburg en de Nederlandse Spoorwegen. Het tekortschietende sociaal minimum heeft ervoor gezorgd dat het bestaan van voedselbanken werd genormaliseerd. In het huidige kabinet-Rutte is er voor het eerst een ministerie voor Armoedebestrijding. Als de grondwettelijk vastgelegde  zorg voor bestaanszekerheid eerder serieus was genomen, dan was zo’n ministerie niet nodig geweest.

De Belastingdienst heeft duizenden ouders die toeslagen voor de kinderopvang ontvingen ten onrechte bestempeld en behandeld als fraudeurs. Sandra Palmen, ambtenaar bij de Belastingdienst, waarschuwde al in 2017 dat dit fraudebeleid in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, rechtszekerheid, gelijkheid en evenredigheid. Haar adviezen werden niet alleen niet opgevolgd, het “memo-Palmen” werd lang buiten de openbaarheid gehouden. Het kabinet beloofde een ruimhartige vergoeding, maar de afhandeling daarvan kan nog wel tot 2030 duren. Er is onvoldoende capaciteit om alle aanmeldingen binnen de wettelijke termijn te beoordelen.

Er is een crisis in de asielopvang doordat de overheid de uitgaven structureel te laag inschat. Dat leidde niet alleen vaak tot problemen in de opvang, asielzoekers die de nacht in de buitenlucht moesten doorbrengen, maar ook tot hogere uitgaven omdat de opvangkosten hoger zijn als eerder gesloten locaties heropend moeten worden of als noodopvang nodig is. Het huidige kabinet besloot tot de juridisch (en moreel) onhoudbare opschorting van de uitvoering van de nareisregeling.

De overheid heeft te weinig oog gehad voor de nadelige gevolgen van de aardgaswinning voor de tweehonderdduizend Groningse inwoners van het winningsgebied. Volgens de parlementaire Commissie Aardgaswinning zijn de belangen van de Groninger structureel genegeerd. De Staat is "ernstig tekortgeschoten" in het behartigen van de publieke belangen, zoals de veiligheid en gezondheid van Groningers. Er was jarenlang onwil om te erkennen dat gaswinning aardbevingen kan veroorzaken. Onderzoeken van de risico’s op zwaardere aardbevingen werden „niet nauwkeurig gelezen”. Het argument dat de “leveringszekerheid” in gevaar dreigde te komen bij vermindering van gaswinning kenschetst de Commissie als een opgetrokken “rookgordijn”.

Vuistregels in de politiek

Dat deze veertien crises zich min of meer gelijktijdig voordoen, doet vermoeden dat er iets gemeenschappelijks als bron valt aan te wijzen. Die zou er in kunnen liggen dat de opeenvolgende regeringen van de laatste decennia de politiek vooral hebben benaderd met de (“neoliberale”) vuistregel dat de markt de primaire bron is van welvaart en dat de rol van de overheid daaraan dienstig behoort te zijn. Daarom kan er op overheidsuitgaven en -taken zonder veel problemen worden bezuinigd, zodat belastingen kunnen worden verlaagd. De overblijvende overheidstaken kunnen met enige distantie en luchthartigheid worden uitgevoerd.

Politieke en maatschappelijke problemen zijn complex en het is te begrijpen dat politici, en hun kiezers, op vuistregels (of ideologieën) terugvallen. Maar er is ook een andere vuistregel mogelijk, die na de Tweede Wereldoorlog in Nederland en andere landen het politieke landschap domineerde: de overheidsvuistregel. Die houdt in dat de overheid een belangrijke en onmisbare rol speelt in het tot stand brengen van niet alleen welvaart, maar daarnaast ook menselijk welbevinden en moreel wenselijke uitkomsten.

De marktvuistregel heeft enige verwantschap met de economische, abstracte constructie van de markt met volledige concurrentie, die zou zorgen voor maximale welvaart, maar is in de praktijk van het politieke en maatschappelijke denken samen te vatten als de richtlijn van het ieder-voor-zich. Als iedereen maar voor zichzelf opkomt, en iedereen moet daartoe in staat worden geacht, dan zorgt de markt door middel van onderlinge competitie voor de grootst mogelijke welvaart. Die zeer ongelijk verdeeld kan zijn, maar dat is goed, omdat dat zorgt voor de nodige en onmisbare financiële prikkels. Er zijn immers niet alleen “de hardwerkende Nederlanders”, maar ook degenen die liever “de hand ophouden, dan de handen uit de mouwen te steken”.

Daarentegen gaat de overheidsvuistregel terug op het morele gevoel van het iedereen-telt-mee, waarin samenwerking en delen voorop staan. Daarom is voor de overheidsvuistregel de democratie essentieel. Iedereen telt mee in de zin van het algemeen kiesrecht en in de zin van waar het overheidsbeleid voor bedoeld is. De maatschappij is een gezamenlijk moreel project. In de marktvuistregel hoeft de democratie niet te worden afgewezen, hoewel dat ook gebeurt, maar is de houding ertegenover afstandelijker dan in de overheidsvuistregel.

Die twee vuistregels komen in het politieke landschap eigenlijk altijd voor, doordat ze allebei uitwerkingen zijn van een in de menselijke sociale natuur klaarliggend patroon ten behoeve van het politieke denken en handelen. Sociaalwetenschappelijk gezien is de marktvuistregel een uitwerking van het statuscompetitie- en statushiërarchiepatroon en de overheidsvuistregel van het morele gemeenschapspatroon. Dat laatste patroon werd in 1943 geformuleerd als “De gemeenschap georganiseerd in den Staat”, in het rapport van de Londense Commissie – Van Rhijn, dat de grondslag werd voor de naoorlogse sociale zekerheidswetgeving.

In de meeste mensen huizen beide patronen, maar het ene patroon kan manifester zijn dan het andere, zeker als het om de politiek gaat. Dichter bij huis, in de kring van de persoonlijke relaties van familie en vrienden, is bij de meeste mensen het morele gemeenschapspatroon manifest.

Als de marktvuistregel bij politici domineert, dan creëert de onderliggende psychologie van het statuscompetitiepatroon een bepaalde “houding” tegenover het belang en de rol van de overheid. Een zekere geringschatting van dat belang en een beeld van die rol als die van een grote tolerantie voor, ja zelfs een instemming met, maatschappelijke ongelijkheid. De maatschappij als een statushiërarchie. Dat er naast armoede grote rijkdom bestaat, is geen reden tot grote bezorgdheid. En het belang van de overheid moet vooral niet worden overschat, want het echte werk gebeurt immers op de markt en vooral: door de grote ondernemingen.

Een fraaie weergave van de marktvuistregel viel aan te treffen in het interview op NU.nl met Edith Schippers, de beoogd voorzitter van de VVD-fractie in de Eerste Kamer, met de uitspraak “Ik ben in principe voor belastingverlaging. Op alles!”. En in het interview dat Mark Rutte aan RTL gaf naar aanleiding van de “fakkelactie” die minister van Financiën Sigrid Kaag ten deel viel, kwam dezelfde visie op de overheid goed naar voren. Op de vraag wat er aan zulke acties te doen is, antwoordde Rutte:

“Dat kunnen we met zijn allen doen. Daar hebben we als samenleving een taak in. Maar ga niet teveel naar de overheid kijken. Dit is echt iets wat we met zijn allen moeten doen. Want de overheid kan proberen te beschermen en politie en beveiliging. Maar uiteindelijk is het ook gewoon een zaak van wat vinden we acceptabel als Nederland.”

Waarmee de man die al twaalf jaar onze premier is, de democratische overheid en "wij met zijn allen" niet op één lijn, maar juist tegenover elkaar zette. In zijn psychologie is die overheid er voor de bescherming en beveiliging, maar niet als uitdrukking van de morele gemeenschap van wij-met-zijn-allen en iedereen-telt-mee. De democratische overheid is niet een moreel project, waarin wij met zijn allen een naar welzijn en moraal betere maatschappij nastreven. De overheid is er ten dienste van de markt, van de grote ondernemingen.

De luchthartige overheid

Gezien vanuit die houding verbaast het niet dat opeenvolgende regeringen met een zekere luchthartigheid sterk op de overheidsuitgaven bezuinigden. Zoals door taken naar gemeenten te decentraliseren en tegelijk de budgetten te korten. Want decentraal zou het wel goedkoper kunnen. En je zou meer op de zelfredzaamheid van burgers kunnen vertrouwen. Want "de klassieke verzorgingsstaat" zou zonder problemen kunnen worden ingeruild voor de "participatiesamenleving", waarin burgers weer meer zelf "hun verantwoordelijkheid nemen" en minder "op de overheid leunen". 

In 2020 concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau dat die operatie als mislukt moest worden beschouwd en dat een realistischer benadering van de zelfredzaamheid van burgers wenselijk was. Eerder hadden economen er al voor gewaarschuwd dat die bezuinigingen macro-economisch slecht doordacht waren. Ook in dat opzicht werd het belang van de overheid en van het begrotingsbeleid voor de economie onderschat.

Bij bijna alle crises kunnen eerder doorgevoerde bezuinigingen op overheidsuitgaven als een belangrijke oorzaak worden aangewezen. Als je een bezuinigingspolitiek voert langs de lijnen van de marktvuistregel, dan komen vroeg of laat de beperkingen daarvan aan het licht in de vormen van zulke crises.

Maar ook zonder die bezuinigingsmaatregelen werden met dezelfde luchthartigheid zaken die om ingrijpen vroegen, op hun beloop gelaten. Waardoor de wachtlijsten in de ggz en de jeugdzorg opliepen, de huisartsen werden overbelast, de computersystemen van de Belastingdienst verouderden, de infrastructuur slecht werd onderhouden, de volkshuisvesting werd verwaarloosd en het hoognodige klimaat- en natuurbeleid maar niet goed op gang kwam.

En of het “slechts” luchthartigheid was die ertoe leidde dat de belangen van hele groepen burgers, groepen die in het bijzonder van overheidsvoorzieningen afhankelijk zijn, werden genegeerd, staat nog te bezien. In de Toeslagencrisis werden ouders slachtoffer van een op hol geslagen jacht op fraudeurs. Jonge woningzoekenden die op een huurwoning zijn aangewezen zijn slachtoffer van de overheid die zich van de woningmarkt terugtrok. Afhankelijk zijn van een uitkering maakt slachtoffer van het ontoereikende sociaal minimumbeleid. Asielzoekers zijn slachtoffer van het op zijn beloop laten van de asielopvang. Groningers zijn slachtoffer geworden van nalatigheid van de overheid en het ernstig tekortschieten in het behartigen van hun belangen.

Een maatschappelijk verantwoordelijke overheid

Er valt kortom veel voor te zeggen dat al die crises eruit zijn voortgekomen dat het denken en handelen van politici, door kiezers mogelijk gemaakt, gedomineerd werd door de markvuistregel. Met een daaruit voortkomende houding van geringschatting en luchthartigheid tegenover het belang van de overheid voor iedereen en voor groepen kwetsbare burgers in het bijzonder. Een politiek-bestuurlijke cultuur die ouder is dan de kabinetten-Rutte, maar daarin wel tot volle ontplooiing is gekomen.

Er is, ook op Europees niveau, discussie gaande over de wenselijkheid van het aan grote ondernemingen wettelijk voorschrijven van maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen. Ondernemingen zouden zich niet alleen aan de bestaande wetgeving dienen te houden, maar zouden zich daarbovenop ook dienen te houden aan het algemene morele beginsel dat je aan anderen geen schade hoort toe te brengen. 25 Nederlandse hoogleraren pleitten in 2020 in het blad Ondernemingsrecht voor een wettelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoordelijke deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Dat is een toe te juichen ontwikkeling. Er hoort niet een maatschappelijk domein, dat van de markt, te bestaan met een licentie tot onverantwoordelijk handelen.

Maar het zou vreemd zijn als we die verplichting tot maatschappelijke verantwoordelijk handelen wel aan ondernemingen opleggen, maar niet aan de overheid zelf.