zondag 31 januari 2021

Zondagochtendmuziek - Veronique Vaka: Lendh

Een paar dagen geleden besteedde Hans Haffmans op Radio 4 aandacht aan de CD Occurence van het IJslands Symfonie Orkest met werk van IJslandse componisten. Daar kwam ook het stuk Lendh van Veronique Vaka voorbij. 

En dat is een intrigerend stuk. Op haar website lees je over haar composities:

Veronique took a step towards a more abstract approach to her music when she started her research: From Landscape to Music Notation. The intention of her work is to create a poetic context between what she sees, hears and feels in the unspoiled nature, and combine it into a musical composition. Her composition style can be described as organic, with an emphasis on small details such as rhythmic, textural, and timbral elements.

Hier kunnen we een uitvoering daarvan meemaken. Reykjavik, 31 januari 2019. Ik ben nooit op IJsland geweest. Wel in Noorwegen. Er dringen zich associaties op met een landschap. Een wijds uitzicht. En je bent lang genoeg blijven staan om aandacht te kunnen hebben voor de details.

vrijdag 29 januari 2021

Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?

Hoe moeten we aankijken tegen het presidentschap van Joe Biden? Hoe moeten we beoordelen dat de Amerikaanse kiezers al na één termijn genoeg hadden van zijn voorganger? En wat vertellen ons de eerste beleidsdaden van de nieuwe president?

Ik stond daar bij stil in het bericht In de Verenigde Staten maken we een beweging mee in de richting van het gemeenschapsevenwicht - en over de rol van de media van ruim een week geleden, een dag na de inauguratie van Biden. Met als teneur dat je deze presidentswisseling kunt zien als een beweging op het niveau van de nationale staat in de richting van het gemeenschapsevenwicht en weg van het statuscompetitie-evenwicht. Dus in de richting van een politiek waarin iedereen meetelt en de overheid een schild is voor de zwakkeren en weg van de neoliberale politiek van ieder voor zich en juist vernedering van de zwakkeren. Voor wie nog niet bekend is met die twee evenwichten, lees Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.

Het presidentschap van Bidens voorganger, waarvan we de naam maar liever zo weinig mogelijk nog tegenkomen, was duidelijk de culminatie van een periode van een politiek van statuscompetitie. Denk aan de exorbitante belastingverlaging voor de rijken, aan de negatieve bejegening van minderheden, aan het wegnemen van de bescherming van de zwakkeren en aan het inruilen van democratische verantwoordelijkheidslijnen door de persoonlijke loyaliteiten van een statushiërarchie. En denk aan het uittreden uit internationale samenwerkingsverbanden. Als er al een beleid te onderkennen was, dan was het dat van het vrij baan geven aan het iedereen-zoekt-het-zelf-maar-uit van de statuscompetitie. Rijken zijn rijk door verdienste en armen en zieken hebben het er zelf naar gemaakt. En de president bekleedt niet een functie, maar staat aan het hoofd van een statushiërarchie. Aan die positie kan door verkiezingen niet getornd worden, dus kan een ongunstige verkiezingsuitslag nimmer erkend worden.

Daarentegen kunnen we aan de eerste beleidsdaden van president Biden duidelijk een beweging richting het gemeenschapsevenwicht onderkennen. Hij neemt wel de coronapandemie serieus, terwijl Trump die aanvankelijk ontkende en verder op zijn beloop liep, met veel onnodige besmetting en sterfgevallen tot gevolg. Hij beëindigde de bouw van de muur aan de Mexicaanse grens, bedoeld om immigranten tegen te houden, en wil een nieuw en ruimer immigratiebeleid. Hij beëindigde het verbod op inreizen uit moslimlanden en trad weer toe tot het Klimaatakkoord van Parijs en de Wereldgezondheidsorganisatie. Hij schrapte de uitsluiting van transgenders uit het leger, breidde de voedselhulp uit en begon met het beëindigen van de private gevangenissen. Hij breidde de toegankelijkheid tot de collectieve ziektekostenverzekering (Obamacare) uit, daarmee een maatregel van zijn voorganger terugdraaiend. En hij kondigde aan de klimaatcrisis als hoogste prioriteit te gaan behandelen en een echt begin te maken met de verbetering van de sterk verouderde Amerikaanse infrastructuur. De Amerikaanse overheid is terug.

Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?

Dat staat natuurlijk nog te bezien. Maar ik ben niet de enige die zich dit afvraagt. In haar column gisteren in de New York Times noemt Michelle Goldberg de Biden-regering het eerste post-Reagan presidentschap. Met een verwijzing naar de theorie van de political time van de Amerikaanse politieke historicus Stephen Skowronek. Volgens Skowronek zijn er in het Amerikaanse presidentschap 40- tot 60-jarige cycli of regimes te onderkennen, die elk beginnen met een transformerende president die voor zijn opvolgers het speelveld van wat politiek mogelijk is omgrenst. 

Franklin Delano Roosevelt was zo'n figuur, de grondlegger van de principes van de New Deal, waar zowel de Democraten als de Republikeinen zich achter schaarden. Dat was de politieke tijd van de opbouw van de verzorgingsstaat, van de "gemeenschap georganiseerd in de staat". Aan die politieke tijd kwam met de verkiezingsoverwinning van de Republikein Ronald Reagan in 1981 een eind. Het nieuwe politieke speelveld werd afgebakend met het adagium van de overheid als probleem in plaats van als oplossing. De neoliberale periode van de kleine overheid en zoveel mogelijk marktwerking nam een aanvang. Zelfs de democratische presidenten Bill Clinton en Barack Obama gingen daarin mee, de een meer, de ander minder, met hun beduchtheid voor overheidsschulden, voor inflatie en voor alles wat riekte naar Big Government.

Een vrijwel parallelle ontwikkeling begon in 1982 in Nederland met het eerste kabinet-Lubbers. En wie weet, zien we na de verkiezingen op 17 maart, als ze doorgaan, in Nederland een kabinet geformeerd worden dat net als Joe Biden in Amerika voor de komende 40- tot 60 jaar een politiek speelveld creëert waarin de overheid terug is. Waarin weer de gemeenschap is georganiseerd in de staat.

Hoe zou het komen, als het zo is, dat er in de politiek zulke cycli of regimes zijn te onderkennen? Dat moet wel te maken hebben met het verschijnsel van de sociale zeepbelvorming. We hebben in het publieke domein van de politiek nu eenmaal te maken met een groot gebrek aan informatie. Ook als iedereen gemotiveerd is door de democratische waarde van het vinden van het beste beleid voor iedereen, wat geenszins gegarandeerd is, dan nog is er altijd te weinig informatie beschikbaar om te kunnen bepalen wat dat beste beleid is.

En zulke informatietekorten zijn de voedingsbodem voor sociale zeepbellen. De meningen verschillen, maar sommigen zijn meer overtuigd van zichzelf dan anderen. Door die overtuigingskracht, die inhoudelijk niet veel hoeft voor te stellen, vergroot zo iemand zijn aanhang, wat voor anderen weer een signaal vormt: zoveel mensen zullen het wel niet verkeerd hebben. Sociale beïnvloeding doet zijn werk. Zie, uit 2013, het bericht Vooroordelen, vuistregels, sociale zeepbellen en ideologieën. Zullen we ooit het publieke domein onder de knie krijgen?

In dat proces speelt natuurlijk mee dat elk politiek speelveld dat door sociale zeepbelvorming tot stand komt, na verloop van tijd met de maatschappelijke werkelijkheid geconfronteerd wordt. Het is vanuit een toestand van informatietekort ontstaan en door het in werking te stellen, door de omschreven politiek in beleid om te zetten, wordt natuurlijk die informatie ras aangevuld. Politici en kiezers ondervinden de echte gevolgen van het uitgevoerde beleid. Die ondervindingen stapelen zich op en, zo vermoedt Stephen Skowronek, na zo'n 40 tot 60 jaar komt die "politieke tijd" aan zijn eind en breekt er een nieuwe aan.

Wat je natuurlijk hoopt is dat we niet na elke cyclus weer van voren af aan beginnen. Als het goed is wordt er over een reeks van cycli het een en ander geleerd. Zodat de grote historische lijn er een is van een vallen-en-opstaan beweging richting het gemeenschapsevenwicht.

donderdag 28 januari 2021

Een grote gerichtheid op statuscompetitie gecombineerd met een lage positie in de statushiërarchie leidt tot een agressieve en destructieve mindset

De onderzoekers van de nieuwe studie The “Need for Chaos” and Motivations to Share Hostile Political Rumors laten zien dat mensen die sterk op statuscompetitie en overheersing gericht zijn, maar zelf een marginale positie innemen, een behoefte aan chaos en destructie kunnen ontwikkelen. Dat uit zich in het onderschrijven en delen van vijandige geruchten en politieke samenzweringstheorieën op internet. Met de bedoeling om "het systeem" of "het establishment" omver te gooien. Niet uit idealisme, maar omdat de gevestigde orde hen niet het respect geeft wat ze vinden dat hen toekomt.

Dat is een ultrakorte samenvatting van de resultaten van 8 studies die in de Verenigde Staten werden uitgevoerd. Dit is een iets uitgebreidere samenvatting van de onderzoekers zelf;

An element of the US public indiscriminately shares hostile political rumors because they want to tear down the established system. Among this element, the normal partisan logic of sharing hostile political rumors does not apply. We show that these individuals are motivated by an underlying characteristic adaptation, which we call Need for Chaos, that emerges from the interplay between dominance oriented traits and marginalized states (Studies 6-7). We find that Need for Chaos is associated with support for political violence (Studies 1-2), anger towards elites and people of all political allegiances 56 (Study 5), dissatisfaction with the political system, and a craving for personal status (Study 8). These individuals are not idealists seeking to tear down the established order so that they can build a better society for everyone. Rather, they indiscriminately share hostile political rumors as a way to unleash chaos and mobilize individuals against the established order that fails to accord them the respect that they feel they deserve.  

Dit sluit aan bij eerder onderzoek dat laat zien hoe de combinatie van een grote gerichtheid op statuscompetitie, zoals een hoge score op de Sociale Dominantie Oriëntatie), en een lage positie in de statushiërarchie tot agressie en een destructieve mindset kunnen leiden. Denk aan onderzoek waaruit blijkt dat narcisten die met sociale afwijzing geconfronteerd worden, daarop veel agressiever reageren dan niet-narcisten. Er is een samenhang tussen narcisme en die Sociale Dominantie oriëntatie. Zie de studie “Isn’t It Fun to Get the Respect That We’re Going to Deserve?” Narcissism, Social Rejection, and Aggression.

Dit soort onderzoek wijst ons weer eens op de grote nadelen van een maatschappij met een grote mate van statuscompetitie. En we weten dat statuscompetitie wordt uitgelokt door toenemende ongelijkheid. Grote ongelijkheid werkt uiteindelijk chaos, agressie en destructie in de hand. 

Reden waarom een maatschappij die meer het gemeenschapsevenwicht benadert, en dus met minder ongelijkheid, verre valt te prefereren.

woensdag 27 januari 2021

In de Verenigde Staten is er misschien toch een goed functionerende democratie

Verkiezingen hebben gevolgen. Niet alleen voor het beleid, maar ook voor de democratie zelf. Neem nu de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 3 november vorig jaar, die werden gewonnen door de Democratische presidentskandidaat Joe Biden. Waarmee een eind kwam aan de vier jaar durende bedreiging van de democratie door de regering-Trump en de Republikeinse partij.

In zekere zin was het presidentschap van Trump een uitkomst van de ongebreidelde invloed van het Grote Geld op de politieke besluitvorming. De invloed die ruim baan kreeg na het Citizens United-besluit van het Hooggerechtshof in 2010.  Volgens dat besluit, met de kleinst mogelijke meerderheid genomen (5 - 4), mogen grote ondernemingen onbeperkte hoeveelheden geld besteden aan het aanprijzen van politieke partijen en hun kandidaten. Omdat die sommen geld niet direct besteed worden aan de verkiezingscampagnes, zouden ze volgens het Hooggerechtshof niet kunnen leiden tot corruptie of tot de schijn van corruptie.

De invloed van dat Grote Geld op het "beleid" van de regering-Trump bleek uit een van de weinige wapenfeiten van de regering, namelijk de grote belastingverlaging voor de allerrijksten. 

Je zou mogen verwachten dat er in een goed lopende democratie onder de kiezers niet een meerderheid is te vonden voor een zo grote invloed van de allerrijksten en de grote ondernemingen. In een democratie hoort immers iedere stem even zwaar te wegen, of je nu arm bent of rijk. Iedereen telt mee.

Welnu, wat dat betreft is de Verenigde Staten, ondanks die vier vier jaar Trump, een goed functionerende democratie. Want wat blijkt? Amerikanen zijn in overgrote meerderheid van mening dat dat besluit van het Hooggerechtshof zou moeten worden teruggedraaid. Sterker, 66 procent van de Republikeinen en 85 procent van de Democraten ondersteunden in 2018 een wijziging van de Grondwet die dat Citizens United-besluit onwettig zou maken. En een meerderheid van 88 procent is er voorstander van om de invloed van de grote donoren op de verkiezingscampagnes terug te dringen. Money out, voters in.

Dat zien we nu terug in een door 221 leden van het Huis van Afgevaardigden (meest Democraten, maar ook een enkele Republikein) ingediend amendement op de Grondwet, het Democracy for All Amendment, waarin het Citizens United-besluit wordt teruggedraaid. Zie Public Citizen Supports Bipartisan Constitutional Amendment to Overturn Citizens United. De democratische Afgevaardigde Ted Deutch daarover:

We cannot allow the wealthiest individuals and corporations to flood our elections with cash through complex webs of Super PACs and dark money groups that put special interests above the will of the American people. Americans overwhelmingly support stronger gun laws to keep our communities safe, action on climate change to preserve our planet, and a fair economy that doesn’t leave the most vulnerable behind or deny people basic needs like health care and a living wage. Unfortunately, big money in our politics gets in the way time and time again. Limitless campaign spending makes it harder for Washington to solve problems and opens the door to corruption. To ensure that our elections produce a democracy for all, we must overturn Citizens United and get big money out of our elections.

Ruim baan geven aan het Grote Geld betekent ruim baan geven aan de statuscompetitie. En dus aan de toename van ongelijkheid, die op zijn beurt weer de allerrijksten motiveert om de politiek te willen beïnvloeden, In een goed lopende democratie moet die cirkel worden doorbroken. En dat lijkt dus nu in de Verenigde Staten te gebeuren. De democratie is een uiting van onze morele gemeenschapsintuïties, die inhouden dat iedereen hoort mee te tellen.

Gelukkig zijn er soms ontwikkelingen die hoop geven. 

dinsdag 26 januari 2021

Door opgroeien in armoede minder goed executief functioneren op volwassen leeftijd

We zagen al de waaier van negatieve effecten van een toename van bestaansonzekerheid. Zie de powerpoint in het bericht Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd? Het ging o.a. om negatieve welzijns- en gezondheidseffecten van baanonzekerheid, flexibele contracten, werkloos geweest zijn en van een toename van de werkloosheid. Ook werkt werkloosheid van de vader negatief uit op de school- en arbeidsloopbaan van de kinderen. En er zijn aanwijzingen dat armoede schadelijk is voor het cognitieve functioneren. En dan hebben we het er nog niet over dat bestaansonzekerheid de kans op pro-sociaal gedrag verkleint en de kans op rechtsextremisme vergroot.

Omdat het verkeren in armoede meestal gepaard zal gaan met bestaansonzekerheid, ligt het voor de hand om ook naar het onderzoek naar de gevolgen van armoede te kijken. We zagen al dat bij arm opgroeiende kinderen inkomensverbeteringen terug zijn te zien in hogere scores op verbale en wiskundige vermogens op latere leeftijden. En dat opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren. 

En we zagen het onderzoek van Gary W. Evans naar de negatieve gevolgen van blootstelling aan armoede. Zie de berichten Door opgroeien in armoede meer stress en hulpeloosheid en minder goed werkgeheugen op volwassen leeftijd, Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden en Lage status, armoede, piekeren en chronische stress. 

Van diezelfde Gary Evans, samen met Martha J. Farah en Daniel A. Hackman, is er nu de studie Early Childhood Poverty and Adult Executive Functioning: Distinct, Mediating Pathways for Different Domains of Executive Functioning. Daarin gaat het om effecten van het opgegroeid zijn in armoede op twee vaardigheden van het cognitieve functioneren: werkgeheugen en inhibitie. Werkgeheugen slaat op het beoordelen van nieuwe informatie, het ophalen, vasthouden en bewerken van opgeslagen informatie. En inhibitie is het vermogen om gedrag en gedachten te beheersen. 

Het blijkt dan dat kinderen die een groter deel van hun jeugd zijn blootgesteld aan armoede een slechter werkgeheugen hebben op 24-jarige leeftijd. Een samenhang die deels wordt verklaard door een grotere mate van chronische stress (allostatische belasting) op 13- en 17-jarige leeftijd.. 

En er is een een negatieve samenhang met het vermogen tot inhibitie op diezelfde leeftijd. Daarin speelt niet chronische stress een verklarende rol, maar wel de mate van responsiviteit van de moeder op 13-jarige leeftijd. Dit lijkt te wijzen op een indirect effect van armoede, namelijk via de verhoogde stress van de moeder. die daardoor minder beschikbaar is.

zondag 24 januari 2021

Zondagochtendmuziek - #SongsOfComfort: Appalachia Waltz by Mark O'Connor

De gedachten zijn bij de Verenigde Staten. Het schijnt dat het woord "slept" trending was op internet; velen lieten weten dat ze na de inauguratie van Joe Biden eindelijk weer eens goed geslapen hadden.

Geruststelling dus. Zoals verklankt in deze Appalachia Waltz van de Amerikaanse componist Mark O'Connor. Uitgevoerd door Yo-yo Ma in het kader van zijn project #SongsofComfort,

which was launched at the beginning of the COVID-19 pandemic to provide comfort in a time of anxiety and fear. The project inspired thousands of people around the world to upload their own songs of comfort in the months that followed.

Die Mark O'Connor is wel een heel veelzijdige componist en musicus. Kijk eens op zijn website

donderdag 21 januari 2021

In de Verenigde Staten maken we een beweging mee in de richting van het gemeenschapsevenwicht - en over de rol van de media

De strijd tussen gemeenschap en statuscompetitie is fundamenteel aan de menselijke sociale natuur. Hij zit in ieder mens, zij het dat de een bij voorbaat meer geneigd is tot gemeenschapsgedrag en de ander meer tot statuscompetitiegedrag. 

Dat maakt dat je diezelfde strijd ook altijd kunt waarnemen als mensen met elkaar te maken hebben. Als dat laatste zo is, dan kunnen mensen door gemeenschapsgedrag elkaar de sociale veiligheid verschaffen die datzelfde gemeenschapsgedrag weer bevordert. Net zo kunnen ze door statuscompetitiegedrag voor elkaar de sociale onveiligheid creëren die datzelfde statuscompetitiegedrag oproept.

Dat maakt dat je op alle samenlevingsniveau's, van kleine groep tot wereldbevolking, bewegingen zult kunnen verwachten in de richting van oftewel het gemeenschapsevenwicht oftewel het statuscompetitie-evenwicht. Bewegingen die afhankelijk zijn van informatie die mensen krijgen over het gedrag van anderen. En dat informatieprobleem wordt serieuzer naar mate de groep groter is. Dan is de informatie overwegend slechts indirect beschikbaar, namelijk via de media die erover berichten.

Dit is natuurlijk in sociaalwetenschappelijke taal, en dus onvermijdelijk enigszins abstract, gesteld. Maar lees Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen voor meer uitleg en, niet te vergeten, empirische onderbouwing. Als je een keer met de blik van de strijd tussen gemeenschap en statuscompetitie kijkt naar mensen, groepen en samenlevingen, dan komen er welhaast dagelijks zaken voorbij die je er mee kunt analyseren, en vaak beter begrijpen.

Neem wat er zich dezer dagen afspeelt in de Verenigde Staten. Gisteren kwam er met de inauguratie van Joe Biden en Kamala Harris tot president en vice-president een einde aan het presidentschap van Donald Trump. Er valt wel heel veel voor te zeggen dat we hier een beweging meemaken in de richting van het gemeenschapsevenwicht. Een verheugende beweging, want we zagen immers dat het gemeenschapsevenwicht valt te prefereren boven het statuscompetitie-evenwicht.

Dat het presidentschap van Donald Trump, tot nagenoeg de laatste dag ondersteund door de Republikeinse partij, gepaard ging met in allerlei opzichten een beweging richting het statuscompetitie-evenwicht, valt gemakkelijk in te zien. Neem alleen maar zijn belangrijkste binnenlandse beleidsdaad, de sterke verlaging van de belastingen voor de allerrijkste Amerikanen. Precies passend in de statuscompetitievisie dat de rijken niet mag worden "afgepakt" wat ze "eerlijk" verdiend hebben en dat de armen aan hun lot dienen te worden overgelaten. Lees ook nog eens Paul Krugman over Trumps war on the poor.

Neem zijn zacht gezegd ongemakkelijke omgang met de democratie, blijkend uit zijn pogingen om zijn regering samen te stellen op basis van persoonlijke loyaliteiten in plaats van op deskundigheid en democratische verantwoording. Waardoor het bewind-Trump meer het karakter had van de statushiërarchie van de maffia dan van een democratische regering. En natuurlijk blijkend uit zijn weigering, tegen alle voldongen feiten in, om de uitslag van de verkiezingen te erkennen en mee te werken aan een vreedzame overdracht. Sterker, denk aan zijn poging om zijn achterban ertoe aan te zetten om het Capitool te bestormen en zo de bekrachtiging van de verkiezingsuitslag gewelddadig te beletten.

Of neem zijn buitenlandse "politiek", die er op gericht was om wat er tot stand was gekomen van een wereldgemeenschap van nationale staten, zoveel mogelijk af te breken. Door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te verlaten en zich terug te trekken uit het Klimaatakkoord van Parijs. En door zijn oor zoveel mogelijk te luisteren te leggen bij Vladimir Poetin, de president van Rusland, die binnenlands een statushiërarchie van oligarchen heeft gevestigd en het ook niet meer tot zijn ambities lijkt te rekenen om een verantwoordelijke rol te spelen in de wereldgemeenschap.

En neem tenslotte zijn wel heel zacht gezegd ongemakkelijke omgang met de waarheid. Ik stond al eens bij dat opvallende gedrag: Liegen doen we allemaal. Maar Trump! Narcisme is nu eenmaal de meest extreme vorm van statuscompetitie, waarin ondergeschiktheid aan zoiets als waarheid geen rol kan spelen. Lees daarover nu ook Bas Blokker: De president die de waarheid irrelevant maakte:

In de 1.455 dagen van zijn presidentschap heeft Trump volgens de factcheckers van The Washington Post 30.529 onware of misleidende uitspraken gedaan, gemiddeld ruim 21 per dag.

Waarbij al dat liegen tot gevolg had dat nu een flink deel van de Amerikaanse bevolking, de Trump-aanhangers, in een parallel universum leven. Een gevaarlijke toestand. 

Bij dat alles, en veel meer, vergeleken zijn de eerste dagen, ja, uren, van het presidentschap van Joe Biden een verademing. Hij is meteen begonnen een serie typische Trump-maatregelen terug te draaien. Hij neemt wèl de verantwoordelijkheid om op federaal niveau de coronapandemie aan te pakken, de pandemie die Trump als een hoax bleef betitelen en die de staten maar moesten oplossen. Lees zijn inaugurele toespraak: Mijn hele ziel ligt hierin: ons volk en ons land herenigen, en stel vast dat hier een gemeenschapsvisie op de democratie onder woorden wordt gebracht.

Kortom, de nationale, ja, internationale, nachtmerrie is over. Blijft natuurlijk de grote vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren. Daar zal en moet nog heel veel over worden nagedacht en onderzocht. Maar nu al is duidelijk dat de media een grote rol spelen als het op landelijk niveau gaat over de strijd tussen gemeenschap en statuscompetitie. Want die kunnen een dynamiek in gang zetten die oftewel een beweging in de richting van statuscompetitie oftewel in de richting van gemeenschap teweegbrengt. Wat de opkomst van Trump in de Verenigde Staten betreft, en die van extreemrecht in Nederland, hebben de media een grote verantwoordelijkheid. Voor de Verenigde Staten schreef Karen Attiah daar gisteren over in de Washington Post: The media had a role to play in the rise of Trump. It’s time to hold ourselves accountable. 

dinsdag 19 januari 2021

De vraag of je de democratie kunt en moet zien als de institutionalisering van de morele gemeenschapsintuïties is urgent en actueel

Gisteren, 18 januari, was de dag dat in 1689 Montesquieu werd geboren, voluit  Charles Louis de Secondat, baron de La Brède et de Montesquieu. Hij overleed in 1755 en publiceerde in 1748 zijn beroemde De l'Esprit des Lois. 

Die geboortedag is een mooie aanleiding om de draad weer op te pakken die ging over de gemeenschapsvisie op de democratie. De visie die inhoudt dat de staatsvorm van de democratie en de menselijke hang naar democratie hedendaagse uitingsvormen zijn van onze oeroude morele gemeenschapsintuïties. En over de vraag of je die gemeenschapsvisie al kunt aantreffen in het werk van Montesquieu. Zie hier het vorige bericht in deze reeks. 

Om de herinnering op te frissen: die vraag of je de democratie kunt en moet zien als de institutionalisering van de morele gemeenschapsintuïties, dus van de intuïties van iedereen telt mee en van onderlinge rechtvaardigheid, is urgent en actueel. Want we hebben een periode achter ons waarin de neoliberale vulgair-economische visie op de democratie overheerste. 

Volgens die economische visie is de markt de bron van welvaart bij uitstek, omdat hij de optelsom zou zijn van alle vrijwillige transacties. Met als (enige) morele argument de vrijheid van overheersing van de een door de ander. En dus met het buiten de deur houden van de andere morele gemeenschapsintuïties, die van het iedereen telt mee en van de rechtvaardigheid. Waardoor je er in die visie van uit mag gaan dat als iedereen maar het eigen belang mag nastreven, de markt er voor zorgt dat altijd alles goed komt. Maar waarbij "goed" niets anders betekent dan dat er geen verliezers zijn. Voor de rest is alles mogelijk en automatisch "goed", dus ook grote en toenemende ongelijkheid.

En in het verlengde daarvan de overtuiging dat de democratische overheid, waarin immers met meerderheid wordt beslist, waardoor er ook altijd verliezers zijn en dus overheersing, zoveel mogelijk dient te worden ingeperkt. Want er dient van uitgegaan te worden dat ook in de democratie iedereen altijd alleen maar uit is op eigen belang. Voorstellen om via de overheid het lot van de armen te verbeteren kunnen dus niet voortkomen uit morele motieven, maar alleen maar uit het streven om via de belastingen van de rijken af te pakken wat zij door hard werken verdiend hebben. Als je arm bent, heb je dat aan jezelf te wijten, want de markt zou aan iedereen dezelfde kansen bieden. Denk even aan die VVD-slogan "Handen uit de mouwen in plaats van hand ophouden" uit 2012. Zoek het zelf maar uit. En als je toch de hand ophoudt, dan mogen we ervan uitgaan dat je een klaploper en een fraudeur bent. Dit is voluit de statuscompetitievisie op de democratie.

We maken nu mee dat die vulgair-economische, in morele zin afgeknotte, visie op de democratische overheid in elkaar stort. Er is de Toeslagenaffaire die het kabinet Rutte-III heeft doen vallen, maar er is veel meer aan de hand. Alle partijen schuiven op naar links, dat wil zeggen de morele gemeenschapsvisie op de democratische overheid komt weer in het vizier.

Dat betekent, zoals eerder gezegd, een terugkeer naar de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen de verzorgingsstaat werd opgebouwd. Met in zoveel woorden de overtuiging dat de gemeenschap diende te worden georganiseerd in de staat. Het is nu de tijd van de herontdekking van de gemeenschapsvisie op de democratie. 

Die herontdekking komt na wat we achteraf gezien wel een heel merkwaardige onderbreking mogen noemen van de historische ontwikkeling op weg naar de gemeenschapsdemocratie. Die we te danken hadden aan een opvallende kongsi van enerzijds die vulgair-economische academici en zelfs Nobelprijswinnaars (Buchanan, Hayek, Friedman) en anderzijds de kapitaalverschaffers van de academische denktanks waar ze zich in verenigden, zoals de Mont Pelerin Society. De invloed van dat samenwerkingsverband op het maatschappelijke en politieke denken is tientallen jaren zonder meer overweldigend geweest. Alles draaide om "economische hervormingen" en iedereen wist of meende te weten wat daarmee bedoeld werd. In ieder geval altijd meer markt en minder overheid. 

Ook sociaalwetenschappelijke beschouwingen over de democratie waren sterk beïnvloed door de economische theorie van de democratie. Enig besef van het verband met menselijke morele gemeenschapsintuïties lijkt geheel te ontbreken. Neem Democratie. Theorie en praktijk onder redactie van J.J.A. Thomassen dat in 1981 verscheen. (Ik had het ooit in mijn boekenkast staan, maar viste een paar dagen geleden een exemplaar op uit de ruilboekenkast bij de supermarkt.) Alle toenmalige grootheden van de Nederlandse politicologie zijn vertegenwoordigd. Van alles komt aan de orde, behalve dat democratie ook iets te maken zou kunnen hebben met de menselijke moraal.

Omdat die morele gemeenschapsintuïties nu eenmaal deel uitmaken van de menselijke sociale natuur, was te verwachten dat ze bij de ontwikkeling van de meer gecentraliseerde nationale staten in de afgelopen paar eeuwen de kop zouden opsteken. Dat deden ze ook ten tijde van de Franse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw met zijn liberté, egalité, fraternité. Waarvan Piketty overigens laat zien dat weliswaar de oude privileges werden afgeschaft, maar dat nog tot begin twintigste eeuw de vermogensongelijkheid sterk toenam en dat het algemeen kiesrecht nog lang op zich liet wachten (Capital and Ideology, 126-155).

Maar we zagen dus dat diezelfde intuïties ook vallen aan te wijzen in het werk van Montesquieu een halve eeuw eerder. Met daarin, zoals in de meeste beschouwingen over democratie, natuurlijk de verwijzingen naar Aristoteles (384 v.Chr.- 322 v.Chr.). Die met zijn zoön politkon, de mens die op samenwerking met anderen is ingesteld, ook al die morele gemeenschapsintuïties onder woorden brengt. En natuurlijk gaan die intuïties terug tot het ontstaan van de mensheid, tot de lange periode dat we als jagers-verzamelaars afhankelijk waren van samenwerken en delen. 

Of we in staat zullen zijn om blijvend de stap te maken naar de democratie, en de mensenrechten, als uitingsvorm van die oeroude intuïties, dat is nu in 2021 inderdaad wel een een urgente en actuele vraag.

zondag 17 januari 2021

Zondagochtendmuziek -Thomas Oliemans zingt Schubert en Bannink | Live in TivoliVredenburg (2020)

Dit was op 20 november van het vorig jaar. Thomas Oliemans zingt Franz Schubert en Harry Bannink en begeleidt zichzelf op de piano. Met inachtneming van de toen geldende coronamaatregelen.

Ik las de laatste weken zo nu en dan in Een onvoltooid leven. Franz Schuberts Schmerz en de schaduw van Beethoven van Robert Joost Willink. Daar leer je veel van. 

In buitenmuzikaal opzicht dat we ons gelukkig mogen prijzen dat sinds het leven van Schubert (1797-1828) de geneeskunde zulk een grote vooruitgang boekte. Schubert leed een flink deel van zijn korte leven aan syfilis. Die hem niet alleen veel Schmerz bezorgden, maar ook het besef dat hij niet lang zou leven. Een leven dat waarschijnlijk nog bekort werd door de medische behandelingen die hij onderging, zoals de vreselijke kwikzilverkuur. En de aderlating die de behandelend arts noodzakelijk achtte toen hij bij zijn broer Ferdinand was ingetrokken in wat zijn laatste dagen zouden worden.

Maar in muzikaal opzicht wordt nog eens duidelijk dat de waardering voor zijn muziek pas laat in dat korte leven begon door te breken. Lang werd hij bovenal gezien als de liederencomponist (Liederfürst) en had hij problemen met door te breken met zijn instrumentale muziek. Hijzelf zag als de apotheose daarvan zijn laatste symfonie, de "Grote". Een geplande uitvoering daarvan op 26 maart 1828 ging echter niet door. Robert Schumann bezocht in 1835 broer Ferdinand in Wenen (p.328)

om te kijken hoe Schuberts ongedrukte nalatenschap eruit zag en ontdekte het manuscript van Schuberts Achtste Symfonie (de "Grote"). (...)

Direct al onder de indruk bij het doorkijken van het manuscript, keerde Schumann terug met de symfonie en overhandigde haar bij terugkomst in Leipzig aan Felix Mendelsohn die er zo enthousiast over werd dat ze onder diens leiding in maar 1839 in het oude Gewandhaus eindelijk haar eerste uitvoering kreeg.

Deze gebeurtenis betekende de eerste grote doorbraak van Schuberts orkestrale werk. 

Elf jaar na zijn dood. Genoeg daarover. We gaan terug naar Schubert als Liederfürst. En naar die boeiende combinatie met die andere liederenkoning, Harry Bannink.

vrijdag 15 januari 2021

Rutte-III valt over de Toeslagenaffaire. Maar er is veel meer. Lees hier wat ik daar sinds 2015 over schreef.

Vandaag treedt het kabinet Rutte-III af vanwege de Toeslagenaffaire. De affaire dus waarover de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag tot het oordeel kwam de grondbeginselen van de rechtsstaat waren geschonden. 

Door wie? Door de uitvoerende macht, dus de regering en haar ambtenaren van de Belastingdienst, door de politiek, dus de volksvertegenwoordigers die gebiologeerd waren door de jacht op fraude, en door de rechterlijke macht, dus de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De regering is nu dus afgetreden. Het Openbaar Ministerie besloot om de ambtenaren niet te vervolgen, maar de getroffen ouders gaan daarmee niet akkoord. De Raad van State heeft aangekondigd lering te willen trekken uit wat boven tafel is gekomen.

Ik betoogde al dat de Toeslagenaffaire onderdeel is van een omvangrijker probleem, het probleem namelijk van een neoliberale visie op de rol van de overheid. In die "vulgair-economische" visie is de overheid niet een zelfstandige bron van het het welzijn van de burgers. Dat welzijn komt namelijk tot stand via de markt en daarom moet de overheid vooral de markt zo goed mogelijk en op zoveel mogelijk gebieden laten werken en daarnaast zichzelf zo veel mogelijk terugtrekken. 

Burgers moeten dus allemaal zoveel mogelijk "de markt op" en als ze daar niet zo goed slagen, dan ligt dat in de eerste plaats aan henzelf. De overheid hoort hen daarom zo weinig mogelijk bij te staan. Als ze toch om die bijstand vragen, dan moet er van worden uitgegaan dat ze zelf nog niet genoeg hebben gedaan om op eigen benen te staan. Anders gezegd, de kans dat ze ten onrechte voor steun aankloppen is groot. Dus moet er streng op fraude worden gecontroleerd.

Achter die visie duikt natuurlijk het wereldbeeld op van de statuscompetitie en de statushiërarchie. Volgens dat wereldbeeld is iedereen uitsluitend gemotiveerd door eigenbelang en is dus niemand te vertrouwen. Als dat wereldbeeld overheerst, kun je spreken van een statuscompetitiecultuur. In die cultuur past het niet om mededogen te hebben met degenen die laag in de statushiërarchie zijn terechtgekomen. Zij zijn zwak en kwetsbaar, hebben zich onvoldoende ingespannen en nemen dus de plaats in die ze verdienen. Vandaar dat ik de Toeslagenaffaire karakteriseerde als dat waarin de statuscompetitiecultuur van vernedering in is geculmineerd.

Dat betekent dat er al het een en ander aan is voorafgegaan. Trudie Knijn wees er al op dar er al jaren lang een bijstandsaffaire in de maak is: De schandalige bijstandsaffaire komt eraan. Met de Participatiewet van 2015 is de jacht geopend op fraude van mensen die van bijstand afhankelijk zijn. Met schrijnende resultaten. Onderdeel van de wet is dat van uitkeringstrekkers een vernederende tegenprestatie mag worden verlangd.

Zelf begon ik al in 2015 berichten te schrijven over de gevolgen voor rechtszekerheid en bestaanszekerheid van deze neoliberale afbraak van de verzorgingsstaat. Ik zocht ze weer eens op en je kunt ze hieronder achterelkaar lezen. (Ik zie nu dat ik al op 2 juni 2015 hoopte dat minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma nog eens op het idee zouden komen om hun excuses aan te bieden.)


27-03-2015

Onze morele intuïties en de zorg voor kwetsbaren


De regelingen van de rechtsstaat en de verzorgingsstaat berusten niet alleen op ons welbegrepen eigenbelang, maar ook op onze morele intuïties van zorg voor elkaar en rechtvaardigheid. Die intuïties maken dat we verontwaardigd reageren op moreel wangedrag.

Maar diezelfde morele gevoelens komen ook in werking als het gaat om de zorg voor kwetsbaren. Hoewel we een zekere mate van ongelijkheid tolereren, voelen we sterk dat er in ons land een ondergrens moet zijn aan de armoede waarin iemand kan komen te verkeren. Vandaar dat we de bijstandsuitkering kennen.

Maar daarnaast kennen we ook de beslagvrije voet. Die is er om te voorkomen dat iemand die in de schulden is geraakt, niet onder het bestaansminimum zakt. Het is wettelijk vastgelegd dat bij invordering van schulden altijd met die beslagvrije voet rekening moet worden gehouden.

Goed geregeld dus. Maar nee, het blijkt dat schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, die beslagvrije voet vaak niet respecteren. En omdat het vaak om kwetsbare burgers gaat, komen die daar ook niet altijd tegen in het geweer.

Gelukkig hebben we de Nationale Ombudsman. Die trouwens ook zijn bestaan te danken heeft aan diezelfde intuïties van zorg en rechtvaardigheid. We vinden dat iemand in nood altijd ergens nog zijn recht moet kunnen halen. De Ombudsman besliste eind februari dat een schuldenaar die niet tijdig de benodigde informatie aan de Belastingdienst had verstrekt, met terugwerkende kracht recht heeft op de bij zijn situatie passende beslagvrije voet. De Belastingdienst had eerder anders beslist.

Het is een interessant besluit, dat je hier kunt vinden. De Ombudsman redeneert dat de beslagvrije voet het absolute bestaansminimum is dat ten allen tijde dient te worden gerespecteerd. Waarbij het geen “excuus” kan zijn dat de schuldenaar tekortschoot in het tijdig verstrekken van informatie. Zo wekt zelfverrijking onze verontwaardiging op. Zoals wanneer bankiers zichzelf exorbitante bonussen weten toe te eigenen of, als dat niet meer is toegestaan, hun salarissen dan maar flink ophogen. We verachten het als egoïstisch, in strijd met de eisen van zorg voor elkaar en van rechtvaardigheid. Zulk gedrag krijgt dan ook veel negatieve aandacht in de media.

Want de Belastingdienst heeft ook zelf de verantwoordelijkheid om zich er van te vergewissen dat de beslagvrije voet niet te laag is vastgesteld. Een zorgplicht dus. Als iemand zichzelf tekort doet door niet de nodige informatie te verstrekken, dan mag je als instantie dus niet je schouders ophalen. Je hoort er van uit te gaan dat uit onwetendheid is gehandeld en je hoort actie te ondernemen om er voor te zorgen dat de burger krijgt waar hij recht op heeft.

Het handhaven van dat bestaansminimum is daarmee terecht gekenschetst als een collectieve verantwoordelijkheid. Terecht in de zin van overeenkomend met die morele intuïtie van zorg voor elkaar. Volgens die intuïtie is het niet gerechtvaardigd iemand te laten creperen omdat hij nu eenmaal zelf nalatig is geweest. Zo zit “zorg voor elkaar” niet in elkaar. En daar moesten ambtenaren van de Belastingdienst kennelijk aan worden herinnerd.

Wat overigens niet betekent dat nu alles op orde is. Want begin maart schreven de wethouders van de vier grote steden een noodbrief waarin ze staatssecretaris Klijnsma opriepen om er aan mee te werken dat die beslagvrije voet als bestaansminimum nu ook echt in de praktijk wordt gerespecteerd. Zij krijgen namelijk nog steeds te maken met klanten van de schuldhulpverlening die door onzorgvuldige behandeling in grote problemen zijn gekomen. En die zich dan maar tot de gemeente wenden.

De wethouders zouden graag zien dat de Rijksoverheid zich actief inzet om het bestaansminimum te waarborgen. Ook interessant, die brief.


02-06-2015

Mensenrechten van bijstandsgerechtigden geschonden?

Er lijkt iets vreemds aan de hand met hoe wij omgaan met kwetsbare mensen. Denk aan mensen die afhankelijk zijn van een persoonsgebonden budget en die te lijden hebben onder de gebrekkige uitvoering van de uitbetaling. Staatssecretaris Van Rijn en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) hebben daarvoor nu hun excuses aangeboden. Maar denk ook aan mensen die afhankelijk zijn van de bijstand.

In het kader van hun re-integratie zijn uitkeringsgerechtigden tegenwoordig verplicht om een tegenprestatie te leveren. En kunnen ze op hun uitkering gekort worden als ze dat weigeren of zich onvoldoende inspannen. Of worden ze gekort als ze niet de goede informatie hebben verstrekt, ook als er duidelijk geen opzet in het spel is. Met dit beleid hebben we in de uitvoering een machtsongelijkheid gecreëerd die misstanden uitlokt. Ik stond daar in mijn vorige blog bij stil.

Toen ging het over de praktijken in Amsterdam, maar nu is ook Rotterdam negatief in het nieuws. De Ombudsman, Anne Mieke Zwaneveld, is uiterst kritisch. Het voorbeeld passeert van een werkzoekende die al jarenlang een dag in de week vrijwilligerswerk deed voor verstandelijk gehandicapten en die van de gemeente uitgerekend op die vaste dag moest gaan vegen.

Historici moeten later maar eens uitzoeken hoe het heeft kunnen gebeuren dat we zijn gaan vinden dat het goed is om kwetsbare medeburgers zo te bejegenen. En zo te vernederen.

Want ergens zijn wij, of in ieder geval onze politici en die zijn door ons gekozen, anders gaan aankijken tegen werkloosheid. Er was een tijd dat de overheid een economisch beleid voerde dat gericht was op het bereiken van volledige werkgelegenheid. Met het achterliggende idee dat de markt niet in staat mag worden geacht om daar altijd goed voor te zorgen. Zonder (macro-economisch) overheidsbeleid kunnen langdurige perioden met hoge werkloosheid bestaan.

Dat inzicht, dat werkloosheid een collectief probleem is, dat hebben onze politici ingeruild voor de mythe dat werkloosheid kan worden opgelost door werklozen harder aan te pakken. Werkloosheid is een individueel probleem geworden. Dat dus opgelost moet worden door werklozen en bijstandstrekkers achter de broek te zitten. Zie ook Jesse Frederik daarover.

Maar hopelijk keert de wal het schip. Want nog er van afgezien dat dit beleid economisch niet deugt, lijkt het niet te voldoen aan de eisen van moraliteit en dus van mensenrechten. Het College voor de Rechten van de Mens verwerpt in principe niet de eis van een tegenprestatie, maar heeft wel grote twijfels over problemen met de uitvoering daarvan. Zo kunnen strafkortingen er toe leiden dat mensen onder het bestaansminimum zakken. En omdat de tegenprestatie kan betekenen dat je werk doet waar anderen gewoon voor betaald worden, komt de eis van gelijk loon voor gelijk werk in gevaar.

Maar bovendien is er nu in Duitsland een uitspraak gedaan door het Sozialgericht Gotha die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. De rechters zijn van mening dat het opleggen van strafkortingen mensen onder het bestaansminimum drukt en dat zulks duidelijk in strijd is met de eisen van de menselijke waardigheid. En omdat die eisen in de Duitse Grondwet verankerd zijn, wordt de uitspraak doorverwezen naar het Bundesverfassungsgericht, het Hof dat wetten beoordeelt op hun overeenstemming met de Grondwet.

Dat wordt nog interessant wat daar uit komt. En wat dat voor gevolgen heeft voor het beleid in Nederland. Misschien maken we nog mee dat minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma, maar eigenlijk de politici in het algemeen, er achter komen dat ze hun excuses moeten aanbieden.


10-03-2016

Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En nodig hebben?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft onderzoek gedaan naar armoede in Nederland over de periode 1989 tot 2013. In die periode is de armoede toegenomen en vooral ook de langdurige armoede. Dit geldt in de eerste plaats voor uitkeringstrekkers en pensioenontvangers. Onder uitkeringstrekkers ligt het armoedepercentage bijna viermaal zo hoog als onder de algemene bevolking.

Maar bovendien blijkt dat het hebben van werk minder een garantie is geworden om niet arm te zijn. In 2013 was bijna de helft van de totale groep langdurig armen actief op de arbeidsmarkt.

De kans op langdurige armoede is vooral groot onder werkloze ouderen. Zij komen niet alleen nauwelijks meer aan het werk, ook krijgen ze te maken met versoberingen in de regelingen die nu nog gelden als hun WW-uitkering stopt. Samen met de verhoging van de AOW-leeftijd, kan dit betekenen dat mensen die veertig jaar gewerkt hebben, alsnog langdurig arm worden.

Je wordt er somber van. En je vraagt je af wat deze cijfers teweeg zullen brengen. Wat mogen we van de politici en de beleidsmakers verwachten die deze informatie tot zich nemen?

Wat lezen we daarover in dat armoederapport van het SCP? Daarin vind je een paragraaf over de beleidsrelevantie van het onderzoek. Die bestaat er volgens het SCP uit dat:
  • Armen in een neerwaartse spiraal terecht kunnen komen, doordat armoede leidt tot gevoelens van onmacht, incompetentie en gebrek aan erkenning
  • De sterke flexibilisering van de arbeidsmarkt een bijdrage levert aan de toename van armoede, waardoor werk niet meer de bestaanszekerheid biedt die er in het verleden wel was.
  • Langdurige armoede kan leiden tot een tweedeling in de maatschappij.
En in een paragraaf over beleidsimplicaties van het onderzoek merkt het SCP terecht op dat de overheid sterk inzet op betaalde arbeid als middel om armoede te voorkomen en om uit de armoede te geraken, maar dat uit dit onderzoek dus blijkt dat bijna de helft van de langdurig armen werkzaam is. De overheid zou zich dus eens achter de oren moeten krabben.

En dat zou ze ook moeten doen als je kijkt naar de toename van langdurige armoede onder uitkeringstrekkers, vooral de ouderen onder hen.

Maar toen ik dit alles tot me liet doordringen, ging ik me ook afvragen hoe dat ook al weet zat met die verzorgingsstaat die we na de Tweede Wereldoorlog opbouwden. We wilden toch een maatschappij die niet alleen economisch welvarend zou zijn, maar ook een met een zodanige gelijkheid dat niemand in bestaansonzekerheid hoeft te verkeren?

Want dat wisten we nog heel goed, dat de massawerkloosheid, de bestaansonzekerheid en de armoede in de jaren dertig, gevolgen van economische crisis en slecht economisch beleid, tot rampzalige gevolgen hadden geleid.

Nooit gedacht dat dat belangrijke inzicht ooit nog weer zo actueel zou kunnen worden.

Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En dat we een maatschappij zonder armoede nodig hebben om maatschappelijke onrust, ontreddering en erger te voorkomen?


07-01-2019

Is in Nederland het recht op het absolute bestaansminimum wel gegarandeerd? Nee dus

De zorg die de overheid (en dus wij met zijn allen) voor de bestaanszekerheid van iedereen behoort te hebben, is vastgelegd in Artikel 20 van de Grondwet. En uitgewerkt in wetten en regels omtrent de sociale zekerheid en de bijstand. In de regels van de verzorgingsstaat.

Een bijzondere uitwerking van die zorg is de verplichting van de Belastingdienst om bij loonbeslag in geval van schulden rekening te houden met de beslagvrije voet, dat gedeelte van het inkomen dat als het absolute bestaansminimum mag worden beschouwd. Dat deel dus dat altijd in stand hoort te blijven.

Als dat laatste niet gegarandeerd is, dan kun je wel stellen dat de overheidszorg voor de bestaanszekerheid niet wordt uitgeoefend.

En dat laatste lijkt helaas in ons land het geval te zijn. Al in 2015 (!) schreef ik daarover in het bericht
Onze morele intuïties en de zorg voor kwetsbaren, met de link naar het blog op Sociaalweb. Dat ging over het besluit van de Nationale Ombudsman dat de Belastingdienst die beslagvrije voet ten alle tijden dient te respecteren, in voorkomende gevallen ook met terugwerkende kracht. En dat de Belastingdienst hier een zorgplicht heeft, dus zich er zelf dient van te vergewissen dat het bestaansminimum altijd in acht wordt genomen.

Dat zou ook vanzelf moeten spreken, denk je dan. In een verzorgingsstaat. Maar ja, sinds de ideologie van het neoliberalisme heeft postgevat, is het niet meer zo vanzelfsprekend dat onze overheid de bestaanszekerheid van haar burgers een hoge prioriteit geeft. Zie Heeft de, politiek gemotiveerde, toename van bestaansonzekerheid de tegenstellingen aangewakkerd?

Maar goed, dat bericht dateerde van 2015. We zijn nu 2019 en de Belastingdienst zal die zorgplicht nu toch wel in acht nemen?

Nee, dat blijkt niet het geval te zijn. Een en ander zou geregeld worden in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, maar de implementatie van die wet is uitgesteld en zal nu waarschijnlijk pas in 2021 ingaan. Vandaag bericht Binnenlands Bestuur dat hierover vragen zijn gesteld door de CDA-Tweede Kamerleden René Peters en Pieter Omtzigt (hulde!) aan de staatssecretarissen Menno Snel (Financiën) en Tamara van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid): UITERST KRITISCHE VRAGEN OVER UITSTEL NIEUWE BESLAGVRIJE VOET.

Uit die vragen blijkt ook dat er in juni vorig jaar een uitvoeringstoets is geweest door de Belastingdienst met "alarmerende resultaten", hetgeen ten onrechte niet met de Tweede Kamer is gedeeld. Ook wijzen de Kamerleden erop dat de toenmalige Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer in 2013 al (!) waarschuwde dat overheden de beslagvrije voet regelmatig niet respecteren.

Je kunt moeilijk anders dan je afvragen of we nog wel een overheid hebben die de zorg voor het absolute bestaansminimum, en dus voor bestaanszekerheid, serieus neemt.

woensdag 13 januari 2021

Een narcistische politieke leider kan profiteren van het echt bestaande slachtofferschap onder de kiezers, maar hij kan bovendien dat slachtofferschap aanwakkeren. Ten bate van zijn rol als redder in de nood.

Een kwaadaardige narcist kan aan de macht komen door het volk er van te overtuigen dat ze slachtoffers zijn en dat hij de aangewezene is om dat slachtofferschap uit de wereld te helpen. Om het hen aangedane kwaad te bestrijden en de zaken recht te zetten.

We kennen dat van het aan de macht komen van Adolf Hitler in het Duitsland van de jaren 30 van de vorige eeuw. Hitler maakte gebruik van de dolkstootlegende, die inhield dat de Duitsers de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld hadden verloren, maar doordat de linkse revolutionairen het land  hadden ondermijnd en vervolgens een (linkse) burgerlijke regering aan de macht hadden gebracht die het bevel aan de legerleiding gaf om de strijd te staken. En hij kon er gebruik van maken dat de bevolking leed onder het vreselijke bezuinigingsbeleid van de regering-Brüning, dat weer was opgelegd door de geallieerde overwinnaars van die oorlog, die hoge herstelbetalingen oplegden. 

In zijn narcistische grootheidswaan bood Hitler zich aan als de redder in de nood en hij kon daar succes mee hebben door dat slachtofferschap van de Duitse bevolking. Ik heb het precieze citaat niet bij de hand, maar hij moet gezegd hebben dat het grootste wonder ooit eruit bestond dat hij het Duitse volk had gevonden en het Duitse volk hem. Hoe dat verder afliep, dat weten we.

We maken nu de afloop mee van de vier jaar dat er in de Verenigde Staten een kwaadaardige narcist aan de macht was. Uiteraard zijn er grote verschillen, maar omdat het in beide gevallen gaat om een kwaadaardige narcist zijn er onvermijdelijk ook overeenkomsten. Zie de eerdere berichten Trump en Hitler en Hoe zal het met Trump aflopen? En over hoe het afliep met die andere kwaadaardige narcist, Adolf Hitler.

Een overeenkomst is dat ook Trump appelleert aan het slachtofferschap van zijn aanhangers. En van hemzelf, nu het slecht met hem afloopt. Net zoals ook Hitler zich aan het eind zag als slachtoffer van het Duitse volk dat hem had verraden. Want als een narcistische leider uiteindelijk faalt, dan kan dat immers onmogelijk aan hemzelf liggen. 

Dat thema van het slachtofferschap kwam bij Trump voorbij in de speech die hij op 5 december van het vorig jaar hield tijdens een rally in Georgia:

We’re all victims. Everybody here. All these thousands of people here tonight. They’re all victims. Every one of you.

En met dat citaat beginnen twee politicologen vandaag in de Washington Post hun artikel naar aanleiding van hun onderzoek naar de rol van slachtofferschap in de steun voor Trump. 

Dat onderzoek is hier te lezen: ‘Why Me?’ The Role of Perceived Victimhood in American Politics. Op basis van twee landelijk representatieve steekproeven laten ze zien dat slachtofferschap onder Amerikanen veel voorkomt. Ze onderscheiden "egocentrisch slachtofferschap" en "systemisch slachtofferschap", elk vastgesteld met vier stellingen waar je het wel of niet mee eens kunt zijn:

Egocentric victimhood:
I usually have to settle for less. (42 percent agree)
I never seem to get an extra break. (36 percent)
Great things never come to me. (28 percent)
I rarely get what I deserve in life. (27 percent)
 
Systemic victimhood:
The system is rigged to benefit a select few. (54 percent agree)
The system works against people like me. (36 percent)
The world is “doing it” to me and there’s nothing I can do about it. (21 percent)
The world is out to get me. (14 percent)

Bij dat egocentrische slachtofferschap gaat het meer om het niet krijgen wat je zou moeten krijgen of wat je verdient. Terwijl er bij het systemische slachtofferschap ook wordt verwezen naar een oorzaak daarvan: "het systeem" of "de wereld". Dat onderscheid lijkt subtiel en dat is het ook, want de twee hangen samen. Als je het met de eerste vier stellingen sterk eens bent, is de kans groot dat je ook de tweede vier onderschrijft.

Wat meteen opvalt is dat slachtofferschap in de Amerikaanse samenleving wijd verbreid is. Meest in het oog springend is wel dat 54 procent het er mee eens is dat het systeem gemanipuleerd is ten behoeve van de kleine bovenlaag (53 procent van de witte en 57 procent van de niet-witte bevolking). De verschillen naar opleiding zijn klein, evenals de verschillen tussen Democraten en Republikeinen.

Je zou slachtofferschap kunnen opvatten als een element van statuscompetitie. Als er de strijd om status heerst, dan heb je onvermijdelijk winnaars en verliezers en onvermijdelijk meer verliezers dan winnaars. En bovendien winnaars die zich weinig bekommeren om de eerlijkheid van de geldende regels en het lot van de verliezers. Een toestand die natuurlijk slachtoffers met zich meebrengt en dus ook slachtofferschap. Terwijl slachtofferschap in een gemeenschapstoestand, waarin noch winnaars noch verliezers bestaan, geheel zal ontbreken.

Dat verband met statuscompetitie wordt er door bevestigd dat zij die zich meer slachtoffer voelen, ook minder vertrouwen blijken te hebben in de overheid en meer samenzweringstheorieën aanhangen. Want het is immers kenmerkend voor statuscompetitie dat de mensen die daarin verwikkeld zijn, de wereld zien als onbetrouwbaar, onveilig en vijandig.

Het is dus niet verrassend, die hoge mate van slachtofferschap onder Amerikanen. Er zijn in een land met grote ongelijkheid heel reële redenen om je slachtoffer te voelen.

Maar kun je als politiek leider dat slachtofferschap ook aanwakkeren? Om zo nog meer jouw rol als redder in de nood te benadrukken en je aanhang te vergroten? Zoals Hitler in de jaren 30 deed en zoals Trump probeerde in die speech?

Dit onderzoek geeft inderdaad een aanwijzing in die richting. Een deel van de onderzochten kreeg de volgende uitspraak voorgelegd die hun kandidaat (Trump of Biden) zou hebben gedaan:

You, the middle class and working people, have been the victims of so much. You never seem to catch a break, and always seem to pay the steepest price.
It’s sad, it really is. And I’m going to keep fighting for you no matter what.

Vergeleken met de anderen die die uitspraak niet onder ogen hadden gekregen, scoorden ze 10 procentpunten hoger op dat egocentrische slachtofferschap.

Een kwaadaardige narcistische leider kan profiteren van het echt bestaande slachtofferschap onder de kiezers, maar hij is dus bovendien in staat om dat slachtofferschap aan te wakkeren. Ten bate van zijn rol als redder in de nood.

dinsdag 12 januari 2021

Amerikaanse topbestuurders trekken hun handen af van Trump en de Republikeinen - Maar het voortbestaan van de democratie zou natuurlijk niet van hen en van hun geld en macht afhankelijk behoren te zijn

Parallel aan de democratie, waarin burgers periodiek hun stem uitbrengen, is er de collectieve besluitvorming die door donaties wordt aangestuurd. In de democratie is iedereen gelijk, dat wil zeggen, ieders stem telt even zwaar. Daarentegen geldt in die parallelle door donaties aangestuurde besluitvorming de macht van de rijken, van de kapitaalbezitters.

Democratieën verschillen in de mate waarin ze die parallelle wereld toelaten. Dus in de mate waarin ze de financiering van politieke partijen en van politici reguleren en aan banden leggen. Hoe minder ze dat doen, hoe minder je nog kunt spreken van democratie. Want als de rijken onbeperkt de invloed van hun financiële middelen op de publieke besluitvorming kunnen aanwenden, dan valt te verwachten dat die besluiten in het bijzonder voor hen gunstig zijn en minder rekening houden met de belangen van de minder bedeelden.

In Nederland ontvangen politieke partijen subsidies van de overheid, maar mogen ze ook en onbeperkt donaties van particulieren ontvangen. De enige beperking is dat donaties groter dan 4500 euro per jaar openbaar moeten worden gemaakt, zoals vastgelegd in de Wet financiering politieke partijen. Ook mogen giften niet van buiten de Europese Unie afkomstig zijn, om buitenlandse beïnvloeding te voorkomen. Die laatste bepaling dankt zijn ontstaan vooral aan zorgen over de financiering van de PVV. 

In de Verenigde Staten is er met het Citizens United-besluit van het Hooggerechtshof in 2010 wel heel ruim baan gegeven aan de beïnvloeding van de politieke besluitvorming door het Grote Geld. Hoewel er nog wel een limiet geldt aan wat een (rechts-)persoon per jaar aan een politicus mag doneren (5000 dollar), bestaat er daarnaast onbeperkte ruimte om middelen uit te trekken voor campagnes ten behoeve van een politicus of partij, zolang die campagne maar niet met die politicus of partij gecoördineerd wordt. 

Dat laatste heeft geleid tot de zich na 2010 snel uitdijende wereld van de zogenaamde super PACs (Political Action Committees), die volledig onbeperkt geld mogen inzamelen en uitgeven aan campagnes om de publieke opinie te beïnvloeden. ten gunste van de ene of de andere politicus of partij Zolang ze dat dus maar onafhankelijk doen, maar het spreekt voor zich dat daar moeilijk op valt te controleren. Wel moet de identiteit van hun geldschieters openbaar gemaakt worden, maar dat kunnen ook dark money groups zijn, waarachter zich de eigenlijke financiers kunnen verschuilen. Zie voor dit alles Citizens United Explained

Maar zie ook Advocates celebrate major US anti-money laundering victory voor het recent en bij verrassing genomen besluit van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat dat anonieme shell companies hun werkelijke eigenaars bekend moeten maken. 

Die ontwikkeling van die parallelle wereld van het Grote Geld is van grote invloed geweest op de Amerikaanse politiek. Ik stond daar al eens bij stil in het bericht Trump is dat waar de invloed van het Grote Geld op is uitgelopen.

Maar na vier jaar Trump, nu culminerend in de door Trump zelf in gang gezette poging van zijn aanhangers om de verkiezingsuitslag gewelddadig teniet te doen, lijkt het erop dat datzelfde Grote Geld zich achter de oren krabt. Allerlei grote ondernemingen kondigen aan dat zij hun donaties aan Republikeinen die de verkiezingsuitslag niet willen erkennen, zullen stopzetten. Lees Companies Pull Back Political Giving Following Capitol Violence. Eerder was er al de oproep van 160 topbestuurders van grote ondernemingen, waarvan sommigen tot dan Trump ondersteunden, om zoals dat in een democratie hoort, de macht netjes over te dragen aan de winnaar van de verkiezingen (Business Leaders, Citing Damage to Country, Urge Trump to Begin Transition).

Het is natuurlijk mooi dat ook het Grote Geld te hulp schiet om de democratie te redden. Maar het is te hopen dat al die topbestuurders ook gaan inzien hoe het zover heeft kunnen komen. En dat het wel of niet voortbestaan van de democratie niet van hen en van hun geld en macht afhankelijk behoort te zijn.

zondag 10 januari 2021

Zondagochtendmuziek - CARMINA CAROLINGIANA - Canti del tempo di Carlo Magno

Het is een tijd om na te denken over de mensheidsgeschiedenis. Laten we dus ook met de zondagochtendmuziek een sprong maken in de tijd. Naar de tijd van Karel de Grote (748-814). 

Het Ensemble Ligeriana uit Saumur, Frankrijk, speelt Carmina Carolingiana: Chants Épiques Au Temps De Charlemagne. Opgenomen in de Abdij van Fontevraud in 2012. Het gaat over de dood van Karel de Grote, over de slag bij Fontenay-en-Puisave, de plundering van de Abdij van Saint-Florent en over de passie van de Keizer voor de dichters van de Romeinse oudheid: Boethius, Horatius, Vergilius.

Dat alles prachtig geïllustreerd met tekeningen van het beroemde Utrechtse psalter, rond 830 vervaardigd, waarschijnlijk in Reims. Na omzwervingen in 1716 in Utrecht beland, waar het bewaard wordt in het Universiteitsmuseum. De tekeningen zijn bedoeld als illustraties bij 166 psalmen en liederen. 

Waarschijnlijk hebben acht verschillende kunstenaars aan de afbeeldingen gewerkt. Toch is hun stijl betrekkelijk eenduidig. Je kunt deze omschrijven als ‘nerveus’, ‘dynamisch’, ‘surrealistisch’ en ‘barok’. De afbeeldingen roepen soms vergelijkingen op met het werk van Jeroen Bosch. Het is het summum van de Reimse school uit het begin en midden van de negende eeuw, een tijd waarin meer handschriften en voorwerpen daar zijn vervaardigd. Wie de tekeningen in detail bekijkt en ze koppelt aan de tekst, ontdekt hoe verfijnd en spectaculair ze zijn. (...)

Een vergelijking tussen de tekeningen in het Utrechts Psalter en die in andere handschriften uit dezelfde of voorafgaande periodes, maakt duidelijk hoe anders, vernieuwend en modern deze zijn. Het is alsof de kunst een grote stap voorwaarts doet, alsof een revolutie heeft plaatsgevonden in het bijna schetsmatig neerzetten van de scènes die de psalmverzen uitbeelden. We zien gebouwen, landschappen en hemelen, gevuld met bijvoorbeeld koningen, soldaten, engelen, heiligen, zondaars, ambachtslieden, muzikanten, kinderen of een selectie uit het dierenrijk. Christus, de psalmist of David spelen vaak een centrale rol. Maar ook Atlas, de muil van de hel of demonen met drietanden komen voor.

dinsdag 5 januari 2021

Over een oproep om je voor te nemen een moreel beter mens te worden

Het is de tijd van het jaar van de goede voornemens. Van voornemens als gezonder te eten, meer te bewegen, minder te drinken en minder gestresst door het leven te gaan. Dat zijn voornemens om beter voor onszelf te zorgen. Niets mis mee, maar we zouden ons ook kunnen voornemen om een moreel beter mens te worden. Meer aandacht voor anderen te hebben en hen bij te springen als dat nodig is. 

Maar ook moreel beter in de zin van meer aandacht voor anonieme anderen. Want we leven in een wereld waarin we met velen, ja, met de gehele wereldbevolking in afhankelijkheidsrelaties zijn verwikkeld. We kunnen aan het welzijn van anderen, ja, van volgende generaties bijdragen door op de snelweg niet harder dan 100 kilometer per uur te rijden. Door minder vlees te eten. Door als dat financieel mogelijk is biologische, duurzaam geproduceerde, producten te kopen. Door in een tijd van pandemie zoveel mogelijk thuis te werken, de anderhalve meter in acht te nemen en in de supermarkt een mondkapje te dragen.

En last but not least door bij de verkiezingen in maart op een politieke partij te stemmen die een maatschappij voorstaat waarin onze morele gemeenschapsintuïties worden vormgegeven in wetten, regels en collectieve voorzieningen. Waarin rechtvaardigheid in de onderlinge verhoudingen wordt nagestreefd en waarin iedereen meetelt, juist ook de kwetsbaren. Waarin dus de ongelijkheid in inkomen, vermogen en macht binnen de perken wordt gehouden. Met een regering die zich op internationaal vlak sterk maakt voor onderlinge samenwerking op het gebied van klimaat en leefbaarheid en mensenrechten. Kortom, door op een politieke partij te stemmen die beleid voorstaat dat ons met zijn allen dichter bij het gemeenschapsevenwicht brengt

Peter Singer en Agata Sagan doen een oproep om juist ook op moreel vlak goede voornemens te hebben. Lees What Is Your Moral Plan for 2021?  En het is interessant om even stil te staan bij zowel de inhoud van die oproep als op het feit dat zo een oproep gedaan wordt.

Singer en Sagan wijzen er op dat onze morele gemeenschapsintuïties niet meer zo rechtstreeks ons handelen sturen als ze dat deden in de lange periode dat we als jagers-verzamelaars afhankelijk waren van samenwerken en delen:

Being a good person today requires thought and work. The moral intuitions that evolved during many millennia of living in small, face-to-face societies are no longer adequate. Our actions now – or our failure to act – affect people all over the world and people who will live on this planet for many centuries to come.

We moeten er tegenwoordig meer voor doen om een moreel goed mens te zijn of te worden. Alleen de kleine kring van gezin, familie en vrienden heeft nog enige overeenkomst met die jagers-verzamelaarsgroep, waarin ons gemeenschapsgedrag onderdeel was van de gezamenlijke totstandbrenging van dat gedrag. Ieders gemeenschapsgedrag creëerde de sociale veiligheid die weer de voorwaarde was voor datzelfde gemeenschapsgedrag.

Dat verklaart waarom er in onze tegenwoordige maatschappij meer "vraag" is naar gemeenschapsgedrag dan er wordt "aangeboden". Om het maar even in economische termen uit te drukken. Naast gemeenschap is er in onze gehele sociale ruimte ook volop statuscompetitiegedrag. Die de sociale onveiligheid creëert die ons behoedzaam maakt. Waardoor we misschien vaak kansen missen om gemeenschap tot stand te brengen.

Maar bovendien zijn we op veel grotere schaal van elkaar afhankelijk, een afhankelijkheid die op die schaal samenwerken noodzakelijk maakt. Om op het niveau van de nationale staat een verzorgingsstaat tot stand te brengen. En om op wereldniveau samen te werken ten behoeve van mensenrechten en om de catastrofes van pandemieën en de klimaatverandering af te wenden. Dat zijn onderlinge afhankelijkheden waar we in ons dagelijks leven, tot voor kort, niet zoveel van hoefden te merken. 

Waardoor we konden gaan denken dat moreel gedrag niet zo'n grote rol in ons leven hoefde te spelen, buiten die kleine kring om ons heen. Daarbinnen weten we wat we van elkaar verwachten. Maar daarbuiten varen we vaak in het duister.

Vandaar dat er de ruimte is voor zo'n oproep als die van Singer en Sagan. Laten we ons meer inspannen om dat gemeenschapsevenwicht dichterbij te brengen. Die toestand valt immers verre te prefereren boven het statuscompetitie-evenwicht. 

Zoals iedereen eigenlijk ook wel weet, want er zijn wel oproepen  tot meer moreel gemeenschapsgedrag, maar geen oproepen tot meer (immoreel) statuscompetitiegedrag.

zondag 3 januari 2021

Zondagochtendmuziek - Bernard Haitink dirigeert Bruckner VII - NTR ZaterdagMatinee 15 juni 2019

Vanavond is er in Het uur van de wolf op Nederland 2 de documentaire Bernard Haitink - De mysterieuze maestro. Daar kijk ik naar uit. 

Ik las over de uitvoeringen van de Bruckner-symfonieën onder leiding van Haitink dat de, soms irritant gevonden, "compartimentalisering" van die muziek, door Haitink wordt opgeheven. Door op een of andere manier de overgangen te laten ademen, of woorden van gelijke strekking. 

Die irritatie herken ik. Ik schreef er eerder over. Een irritatie die blijkt te kunnen worden overwonnen, zoals bij de uitvoering onder leiding van de legendarische Sergiu Celibidache.

Maar dus blijkbaar ook als Haitink de dirigent is. Dat gaan we uitproberen. Hier dirigeert hij de Zevende van Bruckner met het Radio Filharmonisch Orkest in de Zaterdagmatinee van 15 juni 2019. Voorafgegaan door liederen van Richard Strauss.