Er zijn aanwijzingen voor een ernstige mismatch tussen de fysieke en sociale omgeving waarin mensen tegenwoordig hun leven doorbrengen en het soort omgeving waarop mensen in het verleden werden geselecteerd en waarop ze qua aanleg zijn voorbereid.
Dat is niet verwonderlijk, want een zo grote en snelle verandering in de leefomgeving zoals de mensheid die sinds de landbouwrevolutie heeft meegemaakt, komt in het dierenrijk maar weinig voor. Of leidt, als hij voorkomt, al gauw tot het uitsterven van de soort.
De gevolgen van die snelle verandering valt af te lezen aan het voorkomen van fysieke en psychische gezondheidsproblemen. Het opgroeien in een omgeving die niet zo goed bij ons past, gaat gepaard met type II allostatische stress, die op den duur gezondheidsproblemen met zich brengt. Een belangrijke oorzaak lijkt te zijn dat we meer dan goed voor ons is geconfronteerd worden met de uitdagingen van statuscompetitie en eenzaamheid. Zie De weg van eenzaamheid en sociale stress via verhoogde ontstekingsactiviteit naar gezondheidsproblemen.
Er kan discussie zijn over hoe ernstig de problemen zijn. Je kunt je schouders erbij ophalen en erop vertrouwen dat mensen zo flexibel zijn dat ze zich wel aan van alles kunnen aanpassen. Dat is de gedachte van de menselijke natuur als een onbeschreven blad (blank slate). Maar die gedachte is in de sociale wetenschappen al tientallen jaren op zijn retour.
Dat de problemen wel degelijk serieus zijn, zou je kunnen beseffen als je bedenkt hoeveel mensen lijden aan een psychische aandoening. Er zijn schattingen dat per jaar tegen de 40 procent last heeft van enige psychische aandoening (angststoornis, depressie, slapeloosheid, somatomorfe stoornis, alcohol- en drugsverslaving of ADHD). Dat die stoornissen te maken hebben met het soort omgeving waaraan mensen zich moeten aanpassen, lijkt waarschijnlijk als je bedenkt dat de meeste problemen beginnen gedurende de adolescentie en jongvolwassenheid. Zie Hoeveel Europeanen lijden aan een mentale stoornis? En zie voor aanwijzingen voor een toename van psychische problemen: De toename van psychische problemen is een echte toename, niet alleen maar een toename van diagnoses.
Wat zou dat betekenen als je zou kunnen kijken naar hoeveel mensen gedurende hun leven tenminste één periode doormaken waarin ze aan een psychische aandoening lijden? Of anders gezegd, hoeveel mensen blijven er gedurende hun leven van gevrijwaard?
Het nieuwe onderzoek Enduring Mental Health: Prevalence and Prediction geeft daar een antwoord op. Zie ook Mental Illness Is Far More Common Than We Knew. De onderzoekers volgden een generatie inwoners van een stad in Nieuw-Zeeland van de geboorte tot dat ze 38 jaar waren. Wat de jaarlijkse prevalentie betreft, wijkt de stad niet af van wat een normaal gemiddelde is. Het blijkt dan dat voor ruim 80 procent van deze generatie geldt dat ze op tenminste enig moment in hun leven een (overigens vaak korte) periode doormaakten waarin ze last hadden van een psychische aandoening. Slechts 17 procent bleef van enige aandoening gevrijwaard.
Andere studies wijzen in dezelfde richting wijzen. Het meemaken van een periode van psychische lijden lijkt dus eerder de norm dan een uitzondering.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten