Steeds meer onderzoek bevestigt wat we eigenlijk al wisten (en wat Darwin al wist): mensen zijn emotioneel en cognitief zo toegerust dat ze gemakkelijk met anderen samenwerken en in zulke verbanden goed gedijen. Eric Michael Johnson staat stil bij het vele onderzoek van Michael Tomassello en medewerkers naar de geneigdheid en het vermogen tot samenwerking bij jonge kinderen. Zo jong, dat je moet aannemen dat ze tot samenwerking en eerlijk delen zijn gepredisponeerd. Zie Survival of the Fairest. Why Corporate Culture Is out of Tune with Human Nature.
Tomassello maakt aannemelijk dat mensenkinderen, in tegenstelling tot chimpansees, al heel jong in staat zijn tot gedeelde intentionaliteit, het besef dat jij en de ander beide een bedoeling hebben, samen met het besef dat je dat van elkaar weet. Ook lijkt het dat kinderen interacties met gedeelde intentionaliteit uitlokken en opzoeken, kennelijk omdat ze het leuk vinden. Daarmee lijkt het de grondslag te vormen voor unieke menselijke trekken als instructie, taal en cultuur. Zie Shared intentionality van Tomassello en Carpenter. Ik stond eerder stil bij het werk van Tomassello in het bericht Michael Tomassello, kinderen, chimpansees en klauwaapjes. (In januari verschijnt van Tomassello een nieuw boek met de veelzeggende titel A natural history of human morality.)
Alles goed en wel, de vraag dringt zich natuurlijk op of wij in onze samenleving voor mensen wel genoeg de mogelijkheid creëren om ons vermogen tot en onze hang naar samenwerking uit te leven. Dat is een dringende vraag, omdat wij complex in elkaar zitten. We zijn er niet alleen op toegerust om samen te werken, nee, het vermogen tot statuscompetitie behoort daarnaast ook tot wat we overgeërfd hebben gekregen. We werken graag samen, maar als de mogelijkheden daartoe te weinig aanwezig zijn, dan gaat dat niet lukken.
Daardoor staan we onvermijdelijk voor de uitdaging om onze maatschappij, onze manier van samenleven, zelf en met elkaar vorm te geven. Die maakbare maatschappij is niet een linkse illusie, maar een onvermijdelijkheid. Als we die uitdaging niet aannemen en niet de samenwerkingsverbanden creëren waarin mensen gedijen, dan maken we daarmee in feite een maatschappij waarin statuscompetitie, wantrouwen en vijandigheid de boventoon voeren. De maatschappij maken, dat doen we so wie so.
Eric Michael Johnson, met wie ik dit bericht begon, spitst die uitdaging toe op hoe wij onze ondernemingen hebben georganiseerd. Want in de corporate culture is hiërarchie vanzelfsprekend. Als je werknemer wordt, ga je een positie in een hiërarchie innemen. Je hebt een functieomschrijving, moet richtlijnen opvolgen die van boven komen en moet opdrachten geven aan onder jou gestelden. Uiteraard is in veel organisaties ook samenwerking nodig, maar veel van de managementliteratuur gaat niet voor niets over het probleem hoe je samenwerking tot stand brengt ondanks dat je organisatie een hiërarchie is.
En de overheersende indruk is dat in de meeste bedrijven die noodzakelijke samenwerking onvoldoende tot stand komt. Het zou wel eens kunnen dat bedrijven die als coöperatie zijn georganiseerd een hogere arbeidsproductiviteit kennen. Is daar eigenlijk onderzoek naar gedaan, vroeg ik me af. En ja, dat is zo. Zie bijvoorbeeld hier, hier, hier en hier. (Gevonden door "worker cooperatives productivity") te googelen.) Daaruit kun je opmaken dat het weliswaar lastig is om te onderzoeken, maar dat er nogal wat voor te zeggen valt dat coöperaties een hogere productiviteit kennen.
Naast natuurlijk andere voordelen van coöperaties. Zie Lessen uit de Mondragón coöperaties (Tegenlicht), Is een coöperatieve economie een alternatief voor het kapitalisme? Nogmaals de Mondragon coöperaties en Mondragon Coöperatie zorgt niet alleen voor werkzekerheid, maar ook voor zekerheid dat er geld is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten