Her en der hebben de politieke middenpartijen het moeilijk. Kiezers wijken uit naar de randen van het politieke spectrum, vooral naar rechts.
In het complex van oorzaken voor deze ontwikkeling zou wel eens een rol kunnen spelen dat de middenpartijen te weinig weerwerk bieden tegen de gedachte dat er een economisch beleid bestaat dat objectief en wetenschappelijk gezien het juiste beleid is. In concreto is dat dan het beleid zoals dat door "de economen" geadviseerd wordt.
Natuurlijk bestaat er binnen het vak economie vaak verschil van inzicht over wat op een bepaald moment het beste beleid is. Maar de politiek oriënteert zich vooral op een bepaalde groep, meestal niet-academische, deskundigen die speciaal voor advisering zijn aangesteld. Denk wat Nederland betreft aan het Centraal Planbureau.
Maar denk ook aan de Studiegroep Begrotingsruimte, een groep van topambtenaren die voorafgaand aan verkiezingen advies uitbrengt over de begrotingsdoelstellingen en de begrotingsregels.
Vooral de middenpartijen maken er een gewoonte van om dat advies als het eerste en het laatste woord te beschouwen. De deskundigen hebben gesproken en het is maar beter om je daar aan te houden. Het gewicht ervan is zo groot dat je het gevaar loopt dat je niet serieus wordt genomen als je daar te veel van zou afwijken. Dat zal er mede aan liggen dat die partijen het economische denkwerk grotendeels aan die deskundigen hebben uitbesteed.
Gevolg daarvan is dat de middenpartijen qua economische beleidsvoorstellen sterk op elkaar zijn gaan lijken. De verschillen zijn niet altijd onbelangrijk, maar toch vaak nauwelijks waarneembaar voor de niet-ingewijde. Dat maakt dat verkiezingsdebatten vaak gaan over personen en over hoe ze overkomen.
Dat brengt me op de grote invloed van die Studiegroep Begrotingsruimte, waar ik eerder (in 2012) over schreef in het bericht De Studiegroep Begrotingsruimte bepaalt onze economische politiek. Dat is niet vertrouwenwekkend. Daarin ging het erom dat die Studiegroep een merkwaardige theorie over economische groei bleek te hanteren, die tot het advies leidde dat vooral snel de begroting op orde moest worden gebracht. Terwijl het macro-economisch gezien meer voor de hand had gelegen om, in een tijd van recessie, juist een expansief beleid te voeren.
Maar, zoals gezegd, de politiek nam het advies klakkeloos over en besloot tot bezuinigen, met aanzienlijke economische schade en een langer durende recessie dan nodig was geweest. Zie uit 2015: Voorpaginanieuws: schade bezuinigingsbeleid 20-30 miljard euro per jaar, 200.000 tot 300.000 banen.
Dit alles bedacht ik me na het lezen van de analyse van Wimar Bolhuis in de ESB van gisteren van de invloed van de adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte op de regeerakkoorden: Begrotingsadvies en regeerakkoord versterken conjunctuurcyclus.
Want daaruit komt wel heel duidelijk naar voren wat de gevaren zijn als de politieke middenpartijen het economisch denkwerk teveel uitbesteden aan de deskundige topambtenaren. Want hoe deskundig ook, die kunnen het wel eens mis hebben.
Het blijkt namelijk dat de Studiegroep een sterke voorkeur heeft voor "veilige" begrotingsdoelstellingen. Dat klinkt mooi, maar leidt er in feite toe dat in perioden van laagconjunctuur geadviseerd wordt tot procyclisch beleid. Dus inderdaad tot beleid dat de recessie erger en langduriger maakt. En in de regeerakkoorden wordt dat advies verregaand opgevolgd.
Conclusie: politiek partijen zouden er meer werk van moeten maken om zelf economische deskundigheid in huis te hebben. Als dat in de afgelopen jaren meer het geval was geweest, dan hadden de verschillen tussen de middenpartijen groter kunnen zijn.
Dan had, om maar wat te noemen, de PvdA in 2012 niet zo gemakkelijk een regering gevormd met de VVD als de partij toen deed. En dat was niet alleen beter geweest voor de sociaal-democratie, maar ook voor de politiek in het algemeen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten