In het bericht De sociale verschijningsvormen van de statuscompetitie en de statushiërarchie gaf ik dit lijstje van sociale verschijningsvormen van statuscompetitie en statushiërarchie, onvolledig en in willekeurige volgorde:
- Een vorm van statuscompetitiegedrag is het gedrag van narcisten. Narcisten gedijen bij de statuscompetitie; het is hun natuurlijke werkterrein. We zien veel narcistisch gedrag om ons heen, bovenal in het publieke domein (in het persoonlijke domein zijn we vaak in staat om narcisten te ontwijken).
- Statuscompetitie gaat gepaard met verhoogde stress en daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. In de sociale omgeving van arbeidsorganisaties uit zich dat in een verhoogd risico op burn-out en daarmee samenhangend ziekteverzuim.
- Statuscompetitie resulteert, als het onbelemmerd zijn gang kan gaan, in de ongelijkheid van een statushiërarchie of zelfs in de ongelijkheid van de brute onderdrukking (Marxistisch: uitbuiting). Dus in de hoge mate van inkomens- en vermogensongelijkheid die we nu om ons heen zien.
- Die grote mate van ongelijkheid resulteert ook in bedreigingen voor de democratie. De democratie is een uitingsvorm van de gemeenschapsgedachte dat iedereen meetelt en dus dezelfde rechten heeft. Maar statushiërarchie en machtsongelijkheid leiden onvermijdelijk tot een aantasting van die rechtsgelijkheid.
- Het om zich heen grijpen van statuscompetitie gaat gepaard met wij-zij denken. Waarbij "wij" het recht, ja, de plicht, hebben om de anderen te domineren en te onderdrukken. Vandaar nationalisme, anti-immigrantensentiment en vijandigheid tegen andersdenkenden en andersgelovigen. In een woord: rechts-extremisme.
- Het als vanzelfsprekend beschouwen van de nationale staat of "het volk" als een statushiërarchie houdt in dat ongelijkheid als een natuurlijk en gewenst verschijnsel wordt beschouwd. De verzorgingsstaat en de daaruit voortvloeiende sociale zekerheid en sociale bescherming van de zwakkeren zijn daarmee in strijd. Vandaar de roep om afbouw van de verzorgingsstaat en de denigrerende of zelfs vijandige bejegening van armen en uitkeringstrekkers. En vandaar dat voedselbanken een geaccepteerd verschijnsel zijn geworden.
- Als statuscompetitie vanzelfsprekend is, dan is het ook vanzelfsprekend dat iedereen jouw vijand kan zijn. Dus moet je je altijd kunnen verdedigen. En dat kan er weer toe leiden dat wapenbezit normaal wordt, zoals in de Verenigde Staten.
Want de ondergeschikte positie van vrouwen kwam de mensheidsgeschiedenis binnen met de overgang van de jagers-verzamelaars- naar de landbouwsamenlevingen. Uit het bericht Het afscheid uit het paradijs was niet goed voor vrouwen:
Dat veranderde met de introductie van eigendom in de landbouwsamenleving. Bezit moest worden beschermd en dat leidde er toe dat zonen bij hun vader bleven. Dus werden dochters uitgehuwelijkt en werden vrouwen van elders gehaald. Het fenomeen van de bruidsschat ontstond, waarmee vrouwen handelswaar werden.
Waardoor vrouwen ondergeschikt moesten worden aan mannen. En trouw aan hun man. Want omdat je bezit had en dat wilde doorgeven aan je kinderen, wilde je als man zekerheid over het vaderschap. Waar jagers-verzamelaarsmannen niet om maalden, werd voor landbouwers een prioriteit.
Bovendien leidde de toegenomen ongelijkheid er toe dat een man meer vrouwen kon nemen ('kopen"). Voor vrouwen hield dat in dat ze voor de keus konden komen te staan om een van de vrouwen van een rijke man te worden of de enige vrouw van een arme man. Het eerste was dan vaak aantrekkelijker.Hoe zit dat dan met de tegenwoordige positie van vrouwen? Die is natuurlijk met de komst van de democratie en het vrouwenkiesrecht (in 1919) al behoorlijk verbeterd. Maar we beseffen ook dat vrouwen tot 1957 voor de wet als handelingsonbekwaam werden beschouwd. Het huwelijk was tot die tijd een onderwerpingsverdrag: door te trouwen verloor een vrouw
haar baan en had ze niets meer te zeggen over haar geld en haar kinderen. Ze behield alleen haar vrijheid om in haar eentje boodschappen te doen.Zie Handelingsonbekwaamheid van vrouwen van Alies Pegtel in het Historisch Nieuwsblad.
Oké, dat ligt achter ons. Maar hoewel vrouwen nu in juridisch opzicht niet meer ondergeschikt zijn, zijn ze dat in materieel opzicht nog wel degelijk.
Want er is nog altijd geen gelijke beloning tussen mannen en vrouwen, ook als je met allerlei verschillen in andere kenmerken (zoals opleiding, werkervaring, deeltijd of voltijd) rekening houdt. Zie het CBS daarover: Krijgen mannen en vrouwen gelijk loon voor gelijk werk? En volgens het Nationaal Salaris Onderzoek 2017 verdienen vrouwen jonger dan 36 jaar 4% en vrouwen ouder dan 35 jaar 8% minder dan mannen. En zijn mannen 1,7 maal zo vaak werkzaam in een leidinggevende functie. Dat suggereert dat de competitie om de betere banen, een vorm van statuscompetitie, in het nadeel van vrouwen uitvalt. Dat daar qua wetgeving iets tegen valt te doen, bewijst IJsland, waar bedrijven moeten bewijzen dat ze gelijk loon bieden voor gelijk werk.
Maar ook als je wel rekening houdt met een belangrijk verschil in dat ene "achtergrondkenmerk", namelijk dat vrouwen de kinderen baren, dan komt er een grote mate van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen naar voren. Want vrouwen stellen weliswaar de geboorte van het eerste kind uit, om eerst te proberen om op de arbeidsmarkt voet aan de grond te krijgen, maar daarmee zijn ze niet in staat om te voorkomen dat ze na het moeder geworden zijn een blijvende beloningsachterstand op mannen oplopen. Zie Weer minder kindvriendelijk - Weer toename leeftijd vrouwen bij geboorte eerste kind.
En zie het mooie bericht dat Tamar Stelling vandaag schrijft op De Correspondent: Vrouw, wil je gelijkheid? Stop met baren. De titel zegt het al.
Nee, we hebben de statuscompetitie in onze maatschappij nog niet zover gereguleerd en teruggedrongen dat we kunnen spreken van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Er komt dus een bullet bij:
- Statuscompetitie produceert niet alleen inkomens-, vermogens- en machtsongelijkheid, maar ook sekse-ongelijkheid.gen over haar geld en haar kinderen. Ze behield
Geen opmerkingen:
Een reactie posten