vrijdag 17 mei 2013

Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid

Op het beleidsterrein van de jeugdzorg speelt niet alleen de vraag hoe die zorg het beste kan worden georganiseerd, maar ook de vraag naar de grenzen van wat de overheid kan doen. In hoeverre zijn instellingen bij machte om zorg voor kinderen te bieden die die zorg niet voldoende van de eigen sociale omgeving krijgen? Kunnen door de overheid aangestuurde instellingen een sociale omgeving vervangen die kinderen nodig hebben? Ik moest daar weer aan denken toen ik een tweet langs zag komen die ongeveer als volgt luidde: "Omdat de overheid niet van u kan houden, kan zij u ook niet de hulp geven die u echt nodig heeft".

Dit is een zo fundamentele vraag dat hij steeds weer opduikt in de debatten over de jeugdzorg. Vaak in de vorm van pleidooien om als hulpverlenende instanties meer oog te hebben voor de eigen kracht van mensen en om die te bevorderen.

Maar moet een nog verdergaand antwoord niet zijn dat de overheid zich meer terugtrekt uit het veld van de directe hulpverlening en zich meer richt op het verbeteren van de voorwaarden voor het goed opgroeien van kinderen? Op een "omwegbeleid", dat er op gericht is om de sociale omgeving waarin kinderen opgroeien te verbeteren?

Daarover schreven Arie Glebbeek, Rudi Wielers en ik in 2009 het essay Overheidsonmacht in de jeugdzorg: Een pleidooi voor omwegbeleid. Het verscheen als achtergrondessay bij het advies Investeren rondom kinderen van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ).

Omdat het mij nog steeds uiterst relevant lijkt voor de discussies over de jeugdzorg en over hoe het met onze kinderen gaat,  en omdat er nog regelmatig vraag naar is, maak ik het via dit blog beschikbaar. Zie Overheidsonmacht in de jeugdzorg: Een pleidooi voor omwegbeleid (let op: p. 143-164). Dit is de samenvatting:
De overheidsbemoeienis met jeugd, gezin en opvoeding neemt toe, terwijl er weinig aanwijzingen zijn dat deze interventies succes hebben. Wij betogen dat hier een vorm van overheidsfalen aan de orde is die ontstaat als de overheid een haar wezensvreemd domein betreedt. Er is sociaalwetenschappelijke evidentie dat gezinnen en opgroeiende jongeren voor een goede sociale en morele ontwikkeling een gemeenschapsnetwerk nodig hebben. Dit netwerk zorgt voor de tijdigheid, continuïteit, tweezijdigheid en collectiviteit die de overheid nooit kan verschaffen. We pleiten er daarom voor om de directe overheidsbemoeienis met jeugd en gezin om te buigen in de richting van een omwegbeleid, gericht op de voorwaarden voor gemeenschapsvorming. Net zoals overheden (soms pijnlijk) hebben geleerd dat zij de markt niet kunnen vervangen doch wel beter kunnen laten werken, kan onze overheid leren dat zij gemeenschappen niet moet willen vervangen maar wel beter kan laten werken. We eindigen het artikel met een verkenning van dit omwegbeleid.

Geen opmerkingen: