Vanaf de eerste maat blijkt dat Stravinsky zijn gebrek aan violistische handigheid slim heeft weten om te buigen tot een voordeel. Het markante openingsakkoord, drie tonen verdeeld over evenveel octaven, had alleen door een niet-violist kunnen worden bedacht. (...) Stravinsky ziet in zijn concert af van de traditionele solocadens, van oudsher dé aangewezen plek om de solist in het zonnetje te zetten. De componist verklaart een en ander met het tijdloze argument dat hij niet zoveel opheeft met solistische virtuositeit. Des te meer met het samenspel tussen individu en collectief, reden waarom het werk grossiert in barokke een-tweetjes tussen solist en orkest. Het werk biedt trouwens meer doorkijkjes in de vroege achttiende eeuw. De titels van de afzonderlijke delen (een Toccata, twee Aria's en een Capriccio) zijn illustratief, evenals de 'klassieke' harmonische wendingen, de melodische versieringen en de sequensen die opduiken in het slotdeel.
Tegelijkertijd vormen dergelijke barokke stijlkenmerken slechts de muzikale buitenkant, Het zijn historische artefacten die door een neoklassiek archeoloog als Stravinsky bedachtzaam zijn opgegraven, om vervolgens door een eigentijdse bril te worden bekeken. Want ook de twintigste eeuw is duidelijk hoorbaar, in drammerige ostinato's, uit het lood geslagen ritmes, klierende dissonanten en bewust krakkemikkige stemvoering.Prachtig gespeeld door Leila Josefovicz! Hier vorige maand met het Radio France Filharmonisch Orkest in Parijs. Gisteren in Amsterdam met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de Finse dirigente Susanna Mälkki.
Jammer dat in deze video het begin ontbreekt. Maar daar staat tegenover dat je er een toegift bijkrijgt. Die ontbrak gisteren in het Concertgebouw, wat niet aan gebrek aan enthousiasme van de zaal kan hebben gelegen. (Hier is trouwens de video mét het begin, maar daar ontbreekt weer het eind. Wel waard om even naar te kijken, want dat begin is prachtig.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten