En dat er wordt hervormd, dat blijkt ook inderdaad uit de snelle uitbreiding van de flexibele arbeid. Volgens CBS en TNO is het aandeel werkenden met een flexibele arbeidsrelatie toegenomen van 15 procent (2004) tot 22 procent (2014). En het aandeel zzp’ers is in diezelfde periode toegenomen van 8 naar 12 procent.
Het wordt dus tijd om eens stil te staan bij de grote nadelen van deze ontwikkeling. Aan de hand van drie berichten die langskwamen.
Neem nu het bericht Friends at Work? Not So Much uit de New York Times, waaruit we leren dat het aantal Amerikanen dat een goede vriend als collega heeft, is afgenomen van 50 procent in 1985 naar 30 procent in 2004. Het werk als bron van vriendschappen is dus aan het afnemen. En dat zal er aan hebben bijgedragen dat het vriendschapsnetwerk van Amerikanen zoveel kleiner is geworden. Dat is jammer, omdat we weten hoe groot de bijdrage is van sociale relaties aan welzijn en gezondheid.
Uit hetzelfde bericht leren we ook dat de afname van de langdurige arbeidsrelaties hier een belangrijke oorzaak van is. Als mensen vaak van baan wisselen, dan is de kans op het ontstaan van vriendschappen kleiner. Anders gezegd, hoe dynamischer de arbeidsmarkt, hoe geringer de sociale waarde van het werk. Als bron dus van sociale relaties. Dat is een sociaal argument tegen flexibilisering van de arbeid.
Maar de argumenten tegen zoveel flexibiliteit zijn niet alleen sociaal van aard. Zo is er ook de studie Workplace Stressors & Health Outcomes: Health Policy for the Workplace, die laat zien dat baanonzekerheid, die natuurlijk groter is bij meer flexibiliteit, de kans op gezondheidsproblemen met 50 procent verhoogt. Zie voor meer dat in die richting wijst ook hier en hier. De menselijke natuur is nu eenmaal zo dat we onzekerheid niet zo goed verdragen en het zou goed zijn om daar rekening mee te houden. Uiteraard brengen die gezondheidsproblemen niet alleen menselijk lijden met zich mee, maar als kosten van ziekteverzuim en gezondheidszorg ook economische lasten.
En dan is er als derde bericht de studie Rigidities through flexibility: flexible labour and the rise of management bureaucracies van Alfred Kleinknecht e.a. Daaruit leren we dat het grotere verloop van personeel in bedrijven er toe leidt dat het vertrouwen in elkaar en in het bedrijf en de loyaliteit aan en binding met het bedrijf afnemen. Daardoor wordt het lastiger om een bedrijf goed te leiden, wat weer tot gevolg heeft dat de laag van managers en leidinggevenden groeit. Wat weer verklaart dat in de Angelsaksische landen, met flexibeler arbeidsmarkten, de managementlaag een groter deel uitmaakt van het werknemersbestand dan in Europa (12 procent tegenover 2-6 procent).
Hier gaan dus een sociaal en en economisch argument gelijk op. Niet alleen minder vertrouwen, loyaliteit en binding, maar ook een dikkere, en duurdere, managementlaag. En dan zien we er nog van af dat beide slecht uitwerken op het vermogen tot innovatie.
Nee, die vanzelfsprekendheid van de grote voordelen van dynamiek en flexibiliteit op de arbeidsmarkt, dat heeft wel sterk de trekken van een sociale zeepbel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten