Onder de titel Waarom ‘A Christmas Carol’ verplichte kost voor economen is heeft Harry van Dalen een fraaie beschouwing over de maatschappijkritiek die Charles Dickens met dit kerstverhaal beoogde.
Het boek verscheen in 1843 en werd meteen veel gelezen. Het verhaal van Scrooge, die vindt dat de armen niet moeten worden geholpen, omdat ze daar maar lui van worden en meer kinderen verwekken, waardoor er nog meer armen komen, leert ons hoe in die tijd door economen en de overheid over armoede werd gedacht.
Maar tegelijk zegt de populariteit van Dickens' aanklacht ons iets over hoe gewone mensen daarover dachten en denken.
Volgens de toen invloedrijke Thomas Malthus (1766 - 1834) waren honger en armoede onvermijdelijk en was het verkeerd om de armen te helpen. Wat er aan sociale zekerheid bestond, de Poor Laws, werkte alleen maar averechts.
Door de armen geld en eten te geven zouden ze lui worden en meer kinderen nemen dan ze zelfstandig konden onderhouden. Met andere woorden, het bieden van een armenhulp creëerde alleen nog maar meer armen. Volgens Malthus was dan ook het beste als de lokale Poor Laws zouden worden opgeheven waarbij alleen nog de workhouses als laatste toevluchtsoord voor de armen over moesten blijven. Armenhulp mocht echter geen pretje zijn omdat afhankelijkheid als een kwaad werd gezien. In 1834 werd de visie van Malthus min of meer overgenomen in de nieuwe wet. ‘Outdoor relief’ – dus het bieden van geld of voedsel – werd afgeschaft en lokale Workhouses moesten gaan functioneren als zogenaamde Union Workhouses, waar armen in verschillende categorieën bij elkaar werden gezet. Mannen bij mannen, vrouwen bij vrouwen, kinderen bij kinderen.Dickens was bekend met die workhouses, waarvan het idee was dat het leven er zo onaangenaam mogelijk moest zijn omdat het anders maar luiaards zou aantrekken. Waarbij dit citaat van Malthus een inspiratiebron moet zijn geweest:
A man who is born into a world already possessed, if he cannot get subsistence from his parents on whom he has a just demand, and if the society do not want his labour, has no claim of right to the smallest portion of food, and, in fact, has no business to be where he is. At nature's mighty feast there is no vacant cover for him. She tells him to be gone, and will quickly execute her own orders.Dit is gemakkelijk te herkennen als het soort economie dat egoïsme rechtvaardigt. Armen hebben geen recht op bestaan en dus ook geen recht op onze hulp en solidariteit. Sterker, het zou onjuist zijn om hen te helpen.
Maar Dickens laat Scrooge 's nachts bezoek krijgen van drie geesten die het hem flink lastig maken en waarvan de laatste hem toevoegt:
“Man,” said the Ghost, “if man you be in heart, not adamant, forbear that wicked cant until you have discovered What the surplus is, and Where it is. Will you decide what men shall live, what men shall die? It may be, that in sight of Heaven, you are more worthless and less fit to live than millions like this poor man’s child.”Met the surplus wordt het bevolkingsoverschot bedoeld, waarmee Malthus de armen aanduidde.
En tenslotte komt Scrooge tot inkeer en betert hij zijn leven.
Van Dalen is er niet zo expliciet over, maar, helaas, Dickens' aanklacht is in 2016 nogal actueel. Ook nu zijn er onder economen en politici ideeën over werkloosheid en armoede waar de honden geen brood van lusten.
In de neoklassieke economische modellen bestaat geen onvrijwillige werkloosheid. Iedereen zonder werk weigert om een voldoende laag loon te accepteren. Politici wijzen macro-economisch beleid gericht op volledige werkgelegenheid af. Werkgelegenheid is niet een doel, maar een middel om marktevenwicht te bereiken.
In dat wereldbeeld past het om het uitkeringstrekkers niet te gemakkelijk te maken en van hen een tegenprestatie te eisen. En het past om bij het minste of geringste tekortschieten een sanctie op te leggen. Werkloos zijn is je eigen schuld. Dat er zoveel voedselbanken zijn, wordt er mee afgedaan dat er natuurlijk altijd mensen op afkomen als je dingen gratis uitdeelt.
We lijken in sommige opzichten weer terug te zijn in het midden van de negentiende eeuw. Waarin dus de populariteit van Dickens' aanklacht er op wees dat gewone mensen dat wereldbeeld afwijzen.
We zouden nu zo'n aanklacht ook goed kunnen gebruiken.
Maar wacht, die is er al. Gisteren de film I, Daniel Blake van Ken Loach gezien. Lees hier wat The Guardian daarover schrijft: I, Daniel Blake review – Ken Loach's quiet rage against injustice. Met aan het eind een verwijzing naar, jawel, Charles Dickens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten