donderdag 1 augustus 2019

Hoe meer mensen hebben, hoe meer ze willen - Argument om ongelijkheid en dus de statuscompetitie binnen de perken te houden

De nadelige effecten van grote ongelijkheid zijn bekend. Ik stond erbij stil in twee berichten over het werk van Richard Wilkinson en Kate Pickett: WRR-lezing over de schadelijke gevolgen van inkomensongelijkheid en Door meer ongelijkheid meer stress, angststoornissen en psychische problemen. En lees ook nog eens het fraaie overzicht van de gevaren van ongelijkheid door Rudi Wielers.

Dat probleem van die gevaren is extra urgent door de vele aanwijzingen die er bestaan voor de gedachte dat een proces van toenemende ongelijkheid zichzelf versterkt. Zie Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?

Een van de paden waarlangs dat proces van zichzelf versterken verloopt, is dat degenen die erop vooruitgaan ertoe aangezet worden om nog meer te willen. Er zit geen natuurlijke rem op dat steeds maar meer willen. Sterker, hoe meer je hebt, hoe meer je wilt.

Een gedachte die je vindt in het sprookje Van de visser en zijn vrouw dat de gebroeders Grimm optekenden en dat in ons land werd bewerkt tot Van het toovervischje, een prentenboek over kabouter Piggelmee en zijn vrouw, waarmee reclame werd gemaakt voor Van Nelle-koffie.

Maar je vind hem ook bij de klassieke socioloog Emile Durkheim (1858 - 1917), die het eraan toeschreef dat mensen zich van de andere dieren onderscheiden door hun voorstellingsvermogen. Dat vermogen heeft veel voordelen, zoals het kunnen abstraheren van de werkelijkheid, maar heeft als groot nadeel de neiging tot onverzadigbaarheid.

In het sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn er aanwijzingen dat het steeds maar meer willen voortkomt uit het proces van sociale vergelijking. Het onderliggende proces is dat mensen zich in hun streven naar lotsverbetering vergelijken met de anderen om hen heen. In een ongelijke maatschappij brengt dat met zich mee dat een eenmaal geslaagde lotsverbetering gepaard gaat met sociale stijging, waardoor de groep van mensen om je heen (de referentiegroep) van samenstelling verandert. Je daarmee vergelijkend, ontdek je dat je eigenlijk nog niets bent opgeschoten, waardoor je ertoe wordt aangezet om nog meer te willen. De werking van dit proces van sociale vergelijking is aangetoond voor CEO's van grote bedrijven en verklaart hun exorbitante beloningen.Zie Beloningen CEO's groeien sneller door bias in keuze van peer group - Een geval van statuscompetitie.

En er zijn aanwijzingen voor het bestaan van een gewenningsproces, dat maakt dat elke lotsverbetering maar kortstondig een welzijnswinst oplevert, doordat hij op den duur als de normale toestand wordt ervaren. Of doordat succes aanzet tot de productie van dopamine, het "verleidingshormoon", dat doet verlangen naar nog meer succes, een proces waar Rudi Wielers op wees.

In de nieuwe studie The More You Have, the More You Want? Higher Social Class Predicts a Greater Desire for Wealth and Status wordt in dezelfde lijn aangetoond dat degenen met al veel rijkdom en status meer naar rijkdom en status streven dan degenen met minder. Met bovendien aanwijzingen voor een oorzakelijk verband. Degenen die gevraagd werden om zich een hogere positie qua rijkdom en status voor te stellen, gingen status en rijkdom belangrijker vinden dan degenen die zich een lagere positie voorstelden.

Sociaalwetenschappelijk gezien allemaal uitstekende argumenten om de mate van ongelijkheid binnen de perken te houden. Op zijn kortst gezegd, versterkt een toename van ongelijkheid het statuscompetitiepatroon, met alle nadelen die dat patroon met zich meebrengt.

Geen opmerkingen: