dinsdag 13 december 2016

Door opgroeien in armoede meer stress en hulpeloosheid en minder goed werkgeheugen op volwassen leeftijd

Over de gevolgen die het opgroeien in armoede heeft, kun je meer te weten komen door kinderen uit arme en niet-arme gezinnen bij dat opgroeien te volgen.

Gary W. Evans en zijn mede-onderzoekers hebben dat gedaan voor een groep van 341 jongeren in de Verenigde Staten, die ze vanaf hun negende jaar volgden. In die groep waren kinderen uit arme gezinnen oververtegenwoordigd, waardoor een vergelijking kon worden gemaakt met kinderen uit niet-arme gezinnen.

In het bericht Lage status, armoede, piekeren en chronische stress ging het over de resultaten van dat onderzoek toen de kinderen 17 jaar waren geworden. Het bleek dat degenen die langer in armoede hadden doorgebracht, meer last hadden van chronische stress (allostatische belasting). En het meer last hebben gehad van chronische stress, had ook het werkgeheugen verminderd (hoeveel je op korte termijn kunt onthouden). Het verband tussen armoede en werkgeheugen bleek te verdwijnen als je rekening houdt met die chronische stress.

In later onderzoek lieten Evans c.s. zien dat die chronische stress er uit voortkomt dat kinderen uit arme gezinnen het gevoel hebben vanwege hun achtergrond of komaf anders behandeld te worden. Anders gezegd: zich gediscrimineerd te voelen. Zie Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden.

Die kinderen zijn intussen 24 jaar geworden en Evans laat nu in het onderzoek Childhood poverty and adult psychological well-being zien wat de gevolgen zijn van opgroeien in armoede als je jong-volwassen bent geworden. Die gevolgen bestaan er uit dat
  • het werkgeheugen minder goed functioneert. Het werkgeheugen is een belangrijk fundament voor cognitieve vaardigheden en voor leerprestaties. Bekend is dat het werkgeheugen negatief beïnvloed wordt door stress
  •  je meer gestresst bent (allostatische belasting)
  • je meer last hebt van externaliserende gedragssymptomen (zoals agressie)
  • je meer last hebt van gevoelens van hulpeloosheid.
Bedenk daarbij dat deze gevolgen blijven bestaan als je in de statistische analyses rekening houdt met deze problemen op eerdere leeftijden. En dat wijst er op dat je armoede ook echt kunt aanwijzen als oorzaak.

Er is dus zacht gezegd nogal wat voor te zeggen om te voorkomen dat kinderen opgroeien in armoede. Zie Armoede in kaart, 2016 van het SCP voor de ontwikkeling van armoede in Nederland sinds 2001. Citaat:
De laatste cijfers die beschikbaar zijn, betreffen 2014. Dit jaar laat weer een lichte daling van de armoede zien. Het aantal armen volgens de ruimere niet-veel-maar-toereikendgrens bedraagt nu iets meer dan 1,2 miljoen (7,6%) en volgens de basisbehoeftengrens ruim 810.000 (5,1%). 
Nadat de armoede na 2005 flink daalde, nam hij na 2010 door de crisis, maar vooral ook door het rampzalige bezuinigingsbeleid als antwoord daarop, sterk toe.

Onderzoek wijst dus op de negatieve gevolgen daarvan, ook op de langere termijn. En het wijst op de maatschappelijke kosten die daaruit voortkomen.

Soms denk je dat we zijn vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen.

Geen opmerkingen: