maandag 5 december 2016

Als er in de buurt meer te doen is, zitten kinderen minder naar een scherm(pje) te staren

Komen kinderen wel genoeg buiten? Zitten ze niet teveel op de bank? En zitten ze niet teveel naar een scherm(pje) te staren?

Dat zijn belangrijke vragen, want we weten dat het voor de fysieke en sociale ontwikkeling van kinderen goed is dat ze veel buiten spelen, met andere kinderen van verschillende leeftijden. Zie
Kunnen onze kinderen genoeg buitenspelen?

Maar er is buiten vaak niet veel te doen. Een saaie woonwijk, met alleen maar straten en huizen, nodigt er niet toe uit om naar buiten te gaan. Het zou dus van de fysieke inrichting van de buurt kunnen afhangen hoe vaak kinderen het huis uit gaan. In plaats van thuis naar een scherm(pje) te zitten staren.

Het Australische onderzoek Nowhere to Go and Nothing to Do but Sit?Youth Screen Time and the Association With Access to Neighborhood Destinations bevestigt dat vermoeden. Kinderen die in buurten wonen met meer winkels en andere voorzieningen en met meer openbare ruimte (park, sportveld, schoolplein) besteden naar hun eigen oordeel of, bij jongere kinderen, naar het oordeel van de ouders, minder tijd aan televisiekijken, computeren, gamen en sociale media.

Een nieuwe aanwijzing voor het belang van buurten en dus vooral voor het belang van buurten waar iets valt te beleven, waar ontmoetingsplekken zijn. Als die er niet zijn, groeien kinderen sociaal geïsoleerder op en bewegen ze te weinig.

Geen opmerkingen: