Met het ouder worden gaan je cognitieve vermogens achteruit. Je verwerkt informatie minder snel en je geheugen wordt slechter. Omdat het je verplaatsen in anderen (empathie) ook een cognitieve taak is, kan dat betekenen dat je ook daarin minder goed wordt. En daar zijn ook inderdaad aanwijzingen voor. Zo zijn ouderen minder goed in het oplossen van false belief tasks, wat wil zeggen dat ze zich minder goed kunnen verplaatsen in iemand die iets niet weet wat zij zelf wel weten. En ze blijken minder goed te zijn in het herkennen van emoties achter gelaatsuitdrukkingen. Uit longitudinaal onderzoek blijkt dat deze vermogens ook inderdaad met het ouder worden achteruitgaan.
Maar net verschenen onderzoek (fulltext achter de poort) werpt hier een nieuw en verrassend licht op. Want neem nu dat kunnen herkennen van emoties achter gelaatsuitdrukkingen. De Chinese en Amerikaanse onderzoekers (Zhang, Fung, Stanley, Isaacowitz en Ho) gaven jongeren (tussen 18 en 29 jaar) en ouderen (tussen 60 en 82 jaar) een emotieherkenningstaak, aan de hand van een serie foto's van gezichten die oftewel boosheid, geluk of verdriet uitdrukten. Toen bleek inderdaad dat jongeren de emoties beter herkenden dan de ouderen.
Maar de deelnemers hadden ook allemaal een vragenlijst ingevuld over hun dagelijkse bezigheden en hun interesses. En een deel van hen kreeg te horen dat de foto's die ze te zien zouden krijgen, gemaakt waren van de gezichten van andere deelnemers. Bovendien kregen sommigen te horen dat de gezichten die ze te zien zouden krijgen, van anderen waren die naar dagelijkse bezigheden en interesses sterk met henzelf overeenkwamen. (En anderen dat dat juist niet het geval was.)
Wat blijkt dan? De ouderen die gezichten te zien kregen van anderen waarvan ze in de veronderstelling waren gebracht dat die naar bezigheden en interesses op hen leken, herkenden de emoties achter die gelaatsuitdrukkingen even goed als de jongeren. Het verschil tussen oud en jong was geheel verdwenen.
Dit lijkt er op te wijzen dat die ouderen pas geïnteresseerd en gemotiveerd raakten om die emoties te herkennen, toen ze er van uit konden gaan dat het ging om anderen met dezelfde bezigheden en interesses. Dat wekte zoveel belangstelling op dat ze de emoties even goed gingen herkennen dan jongeren deden. Terwijl tegelijkertijd dit voor jongeren geen enkel verschil maakte.
Je zou kunnen zeggen dat ouderen selectiever waren. Niet meer in willekeurig wie geïnteresseerd. "Niet iedereen kan meer mijn belangstelling wekken, er moet wel iets zijn wat mij aanspreekt en waardoor ik mij in iemand ga verdiepen." Daar lijkt het op.
Dat komt er mee overeen dat ouderen meer dan jongeren meer persoonlijke en intieme contacten hebben met anderen en meer relaties hebben waarmee ze tevreden zijn. Hun sociale leven lijkt meer een resultaat van een selectieproces dat in het verleden heeft plaats gevonden. En het komt er mee overeen dat ouderen zich meer selectief engageren. Ze zijn beter in staat om hun inspanningen te richten op zaken die ze belangrijk en zinvol vinden. Een aanpassing aan het ouder worden en daarmee aan de kortere tijdsspanne die nog voor hen ligt?
Denk er ook aan dat we bij het ouder worden, beter leren omgaan met onze emoties, minder met stress te maken hebben en geluk meer met vredigheid associëren (in plaats van met opwinding, zoals jongeren doen).
1 opmerking:
Maar dit cognitieve valt wel gewoon te trainen en hoef je zeker niet te verwaarlozen naarmate je merkt dat dementie de boven toon begint te pakken. Met de juiste training en hulpmiddelen kom je al een heel eind!
Een reactie posten