donderdag 31 januari 2013

Verbieden en ontmoedigen - rookverbod en vuurwerkverbod

Is het verstandig om het roken in kleine café's te verbieden? En is het verstandig om het afsteken van vuurwerk op oudejaarsdag te verbieden? In het bericht Vuurwerkverbod wenselijk? ging ik op deze vragen in. Nu lijkt er in de Tweede Kamer een meerderheid te bestaan om het gedoogbeleid ten aanzien van de kleine café's dat het vorige kabinet had ingesteld, te beëindigen. En de discussie over het vuurwerkverbod duurt voort en er lijkt een meerderheid van de bevolking voor een verbod te zijn. Tijd om nog eens bij beide vragen stil te staan.

Mijn redenering in dat vorige bericht over wanneer je iets moet verbieden, berustte er geheel op dat een verbod in aanmerking komt als een gedrag schade aan anderen berokkent die daar niets of weinig tegen kunnen doen. Economisch gezegd: als een gedrag negatieve externe effecten heeft. In dat geval zal het normale marktproces geen optimale toestand teweeg brengen. Doordat de veroorzakers van die externe effecten de last die anderen ondervinden onvoldoende meenemen in hun gedrag, is er een "overproductie" van dat gedrag. Reden voor overheidsingrijpen en dat kan een verbod inhouden.

Daarbij kwam ik met betrekking tot het roken in kleine café's tot de conclusie dat je dat moeilijk kunt verbieden als er alleen maar rokende stamgasten zijn en de kroegbaas ook zelf roker is of met dat roken van zijn clientèle instemt. Dan heb je een "zelf gekozen arrangement", waarbij er technisch gezien geen externe effecten optreden. Men rookt met elkaar mee, maar neemt geen schade waar of wil die niet waar nemen of accepteert hem. Waarom dat verbieden?

Maar deze redenering lijkt te beperkt. Want als je naar de Tabakswet kijkt en naar de Memorie van Toelichting (MvT) daarbij, dan blijkt dat het probleem van die externe effecten maar een deel is van de argumentatie om het roken in de horeca (en op andere plekken) te verbieden. Voorop staat het zogenaamde rookontmoedigingsbeleid en dat berust er vooral op dat roken ongezond is voor de roker. En voor de meeroker, natuurlijk, maar de wetgever vindt duidelijk die gezondheidsschade voor de roker zelf al voldoende voor dat ontmoedigingsbeleid.

Want daarbij treden meteen nieuwe externe effecten op. Dat zijn de "maatschappelijke kosten" waar in die MvT over wordt gesproken: als roken ongezond is, dan verhoogt het roken het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid en het verhoogt de kans op branden. En de extra kosten die daardoor ontstaan, betalen we met zijn allen. En de premies van de ziektekostenverzekeringen gaan er door omhoog, zou je daar aan willen toevoegen.

De wetgever redeneert nu dat het op allerlei plaatsen verbieden van roken, in plaats van het roken helemaal te verbieden, er aan bijdraagt dat mensen minder gaan roken. Dat we zo het roken ontmoedigen. Daar zit natuurlijk wat in. En het betekent dat je het rookverbod in de kleine café's ook met die argumenten moet uitleggen. Niet: u mag niet roken omdat anderen daar schade van ondervinden, maar: roken is slecht voor uw eigen gezondheid en dat brengt kosten met zich mee die wij met zijn allen moeten betalen. We zouden daarom liever hebben dat u helemaal niet meer rookt, maar praktisch gezien kunnen wij u moeilijk verbieden om thuis of op straat te roken.

Diezelfde redenering gaat trouwens ook op voor het afsteken van vuurwerk. Daar zijn er ook, naast die directe externe effecten, de negatieve gezondheidseffecten voor de afstekers zelf: brandwonden, geamputeerde handen of vingers en oogletsels en de maatschappelijke kosten die daardoor worden veroorzaakt. Vandaar dat plastisch chirurgen en oogartsen pleiten voor een vuurwerkverbod.

Kortom, het probleem van die negatieve externe effecten is veel breder dan de directe schade die aan anderen wordt toegebracht. Er is ook die indirecte schade die ontstaat door die "maatschappelijke kosten". Dus ook zonder dat we een paternalistische overheid zouden willen, wat ook altijd nog kan, zijn er zwaarwegende redenen voor verboden en ontmoediging.

Geen opmerkingen: