vrijdag 25 januari 2013

Niet "pedagogische civil society", maar "buurten voor kinderen"

Als we het hebben over de noodzaak van het verbeteren van de sociale omgeving van kinderen, dus over het verminderen van het sociale isolement van gezinnen, dan pleit ik voor dat wat het meest voor de hand ligt, namelijk het kindvriendelijker maken van buurten waarin die kinderen en gezinnen wonen.

En een kindvriendelijke buurt is een buurt waar gelegenheid is om elkaar te ontmoeten, waar mensen elkaar (dus) kennen, waar kinderen weten dat ze gekend worden, waar mensen op elkaar betrokken zijn, waar ze wel eens iets samen en voor elkaar doen en waar kinderen daardoor als vanzelf leren dat andere mensen zijn te vertrouwen en als vanzelf leren hoe je met elkaar om hoort te gaan. Anders gezegd, een kindvriendelijke buurt is eerst en vooral een sociale buurt. Hoewel dat het belangrijkste is, gaat het natuurlijk ook om een gunstige fysieke inrichting, om speelplekken en groenvoorzieningen.

De aanwezigheid van zo een gemeenschap van kennen en gekend worden rond kinderen en gezinnen, waarin kinderen niet zoals nu zo uitsluitend met leeftijdsgenootjes omgaan, was tot voor kort in de mensheidsgeschiedenis veel meer vanzelfsprekend. En er zijn goede redenen om te denken dat die gemeenschap onmisbaar is voor een goede sociale en morele ontwikkeling van kinderen. En trouwens ook voor een plezierige en veilige jeugd, zonder eenzaamheid, pesten, verwaarlozing en wat dan ook waarvan we vinden dat kinderen er van gevrijwaard horen te blijven.

Daarom is het goed om op dat lokale niveau te streven naar buurten voor kinderen. Zie Niet (nog) beter opvoeden, maar: Buurten voor kinderen! en een reeks andere berichten op dit blog, zoals achter de labels buurtcohesie, mythe van de opvoedbaarheid en cooperative breeding.

Waarom schrijf ik dit (nog een keer) op? Omdat ik eergisteren die bijeenkomst over de pedagogische civil society bijwoonde, waar ik hier al melding van maakte. Want de ideeën achter die uitdrukking pedagogische civil society gaan natuurlijk aardig in de richting die ik hierboven omschrijf. Zie hier voor uitleg van het Nederlands Jeugd Instituut. Toch ben ik ongelukkig met die uitdrukking pedagogische civil society. Dat ligt er aan dat hij twee verkeerde associaties oproept: die met de "burgermaatschappij" en die met "opvoeding".

Die associatie met de burgermaatschappij is ongelukkig omdat daarmee meestal gedoeld wordt op de sfeer van de vrijwillige organisaties, zoals (buurt-)verenigingen, vakbonden, vrijwilligersorganisaties, coöperaties, non-profitorganisaties, liefdadigheidsinstellingen en kerken. Ik ontleen dit lijstje aan wikipedia, waar bovendien de burgermaatschappij met zoveel woorden wordt omschreven als (cursivering van mij):
het institutionele domein van vrijwillige associaties. Het is een aanduiding van organisaties of instituties buiten de sfeer van de overheid, de markt en de sfeer van familie en vrienden.
Maar bij die sociale omgeving die kinderen nodig hebben gaat het nu juist precies wel over dat laatste: alle persoonlijke en vertrouwde relaties waar een gezin onderdeel van is en die voor een kind de dagelijkse sociale leefwereld vormen of zouden moeten vormen. Het gaat om concrete personen, met naam en toenaam, die een gezamenlijke geschiedenis hebben, tante Annie, buurman Kees, vriend Nico, mevrouw Van Dijk die om de hoek woont. Die vormen het sociale verband waar opgroeiende kinderen hun observaties doen en waarin ze leren om mee te doen en een "persoon" te worden. Het is de persoonlijke sociale leefwereld, waarin kinderen hun sociale vaardigheden en morele intuïties ontwikkelen. En dat laatste gebeurt minder naarmate die leefwereld minder aanwezig is. Die persoonlijke sociale leefwereld hoort precies de associatie te zijn, niet die van de "burgermaatschappij".

Maar bovendien is de associatie met opvoeding ongelukkig. Want bij opvoeding denken mensen toch vooral aan het bijbrengen van wat wel en niet mag of wat wel en niet hoort. En mensen vinden dat opvoeding typisch een taak is van de ouders. Er is een buitengewoon grote terughoudendheid om zich met de opvoeding van andermans kinderen te bemoeien.

En daar is ook niets mis mee. Want het gaat bij die sociale en morele ontwikkeling van onze kinderen niet om opvoeding. De resultaten van opvoeding op het gedrag van kinderen zijn meestal oppervlakkig. Door opvoeding leren kinderen vooral hoe ze zich thuis en in aanwezigheid van de ouders maar het beste kunnen gedragen. Maar ze hebben al gauw door dat er in de wereld buiten het gezin andere regels kunnen gelden. En als die leefwereld heel anders is, dan is het effect van opvoeding nog maar heel beperkt. Kinderen worden al gauw veel meer beïnvloed door wat ze buitenshuis observeren en meemaken dan door de lessen van hun eigen ouders. Zie de berichten over de mythe van de opvoedbaarheid.

Juist daarom is die aanwezigheid van een gemeenschap rond het gezin zo cruciaal. En als die er niet is, dan valt dat niet te vervangen door van ouders te verwachten dat ze (nog) beter opvoeden. Dat is het onmogelijke verwachten. En het is krenkend voor verreweg de meeste ouders.

Bovendien breng je die gemeenschap niet tot stand door van buurtbewoners te vragen om mede-opvoeder te worden. Zoals gezegd, dat is voor mensen een stap te ver, omdat het een privacy-grens overschrijdt. Wat je daarentegen wel met succes van buurtbewoners kunt vragen, is of ze mee willen helpen aan een sociale en kindvriendelijke buurt. Zo een buurt wil eigenlijk iedereen wel, maar als hij er niet is, ontstaat hij niet vanzelf. Daar zijn voortrekkers voor nodig. Die zijn er ook vaak wel. Maar indien niet, dan kan een Centrum voor Jeugd en Gezin zo'n voortrekkersrol vervullen. Samen met andere professionals, zoals jongeren-, buurt- en welzijnswerkers (als die er nog zijn). En natuurlijk samen met een bewonersvereniging. In heel veel buurten die nu nog niet sociaal en kindvriendelijk zijn, is een groot potentieel aanwezig om dat te veranderen. Maar iemand moet beginnen. En dan is het aan mevrouw Van Dijk die om de hoek woont heel goed uit te leggen dat je een buurt voor kinderen wilt. Veel beter dan wanneer je aan mevrouw Van Dijk duidelijk moet maken dat er een "pedagogische civil society" gemaakt moet worden.

Daarin kan die "burgermaatschappij" wel een rol spelen, in het meehelpen bij het tot stand brengen van die persoonlijke, sociale leefwereld die kinderen nodig hebben. Als je dat doet, dan besef je dat je als (overheids-)instelling, dus als burgermaatschappij, die leefwereld natuurlijk nooit kunt vervangen, maar wel via een omweg kunt proberen om hem te laten bloeien. Die persoonlijke, sociale leefwereld, daar gaat het voor kinderen om. Dus: buurten voor kinderen!

4 opmerkingen:

Kaj zei

Hoe kun je mensen zichzelf als 'deel van een community' laten beschouwen, zeker in steden waar anonimiteit groter is, maar ook in deze tijd van grote keuzevrijheid t.a.v. de netwerken en gemeenschappen (on-/off-line communities) waaraan je je verbindt?

Henk de Vos zei

Dat kan als je vermoedt dat er in veel buurten meer behoefte is aan buurtcontacten dan in feite gerealiseerd wordt. Er zijn aanwijzingen voor dat veel mensen het moeilijk vinden om nieuwe contacten te maken of om anderen iets te vragen. Het is gemakkelijker om ergens aan mee te doen dat er al is. Er zijn dus voortrekkers nodig. En dat buurtcontacten goed zijn voor mensen en kinderen in het bijzonder blijkt uit onderzoek.

Pink Hilverdink zei

Ken je het Childfriendly Cities Netwerk? Buurten voor kinderen, alias kindvriendelijke wijken oftewel Childfriendly Cities passen heel goed in het gedachtegoed van de pedagogische civil society en bijt elkaar m.i. in het geheel niet. Sterker nog, de kindvriendelijke benadering wordt in het kader van positief jeugdbeleid ook door de VNG omarmd als Nederlandse vertegenwoordiger van het internationale Childfriendly Cities netwerk http://www.vng.nl/onderwerpenindex/jeugd/child-friendly-cities(

Groet, Pink Hilverdink

Henk de Vos zei

Bedankt! Ik ga er naar kijken. Mijn zorg is de uitdrukking "pedagogische civil society". Die zet mensen op het verkeerde been door die associaties met "opvoeden" en "burgermaatschappij". Zoals ik uitlegde. Daarom is "buurten voor kinderen" of inderdaad "Childfriendly Cities" veel beter.
Groet,
Henk