vrijdag 11 maart 2016

Armoede, verzorgingsstaat en basisinkomen

Het bericht Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En nodig hebben? roept bij sommigen de vraag op waarom ik het niet verbonden heb met een pleidooi voor de invoering van het onvoorwaardelijk basisinkomen. Ik denk dat ik hen, waaronder Joop Böhm, een uitleg verschuldigd ben.

Het punt waar het om draait, staat in de titel van het bericht. De opbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog was bedoeld om een economie en een maatschappij zonder armoede in te richten.

Niet alleen omdat armoede ellendig is voor degenen die er door getroffen worden, maar ook omdat het bestaan van armoede iets doet met degenen die niet arm zijn. Het verhoogt de algehele bestaansonzekerheid en dat maakt mensen gestresst, wantrouwend, zelfzuchtig en vijandig tegenover buitenstaanders. De gruwelen van het nazi-bewind en de Jodenvervolging hebben natuurlijk veel te maken gehad met het na de Tweede Wereldoorlog alom verbreide vaste voornemen om een verzorgingsstaat op te bouwen.

Maar het lijkt alsof die lessen zijn vergeten. In de kringen van politici en beleidsmakers wordt schamper gedaan over de verzorgingsstaat. Het garanderen van bestaanszekerheid wordt afgedaan als "pamperen". De verzorgingsstaat zou achterhaald en onhoudbaar zijn.

Armoede en werkloosheid worden als individuele problemen gezien, die op te lossen zijn door "disciplinering" en 'tegenprestaties". In plaats van volledige werkgelegenheid als macro-economische doelstelling na te streven, is het bon ton geworden om massawerkloosheid te zien als een middel om de lonen omlaag te brengen als aanpassing aan een nieuw marktevenwicht. In het neoliberale denken gaat het niet meer om wat mensen nodig hebben, maar is de markt van middel tot doel op zichzelf geworden.

Politiek gezien zijn de sociaal-democratie en de christen-democratie, die elk met eigen accenten die verzorgingsstaat hielpen opbouwen, hierin meegegaan. Het zacht gezegd eigenaardige Duitse economische denken, waarin vooral iedereen zijn eigen stoepje moet vegen en waarin mensen door pijn te lijden hun lessen moeten leren, is de Europese politiek gaan domineren. Update. Zie vandaag ook Barry Eichengreen daarover: Confronting the Fiscal Bogeyman.

Dat alles heeft de te verwachten nare gevolgen. In het politieke landschap is vrij baan voor demagogie en vreemdelingenhaat. Overeenkomsten met de jaren 30 van de vorige eeuw dringen zich op.

Mijn conclusie daaruit is dat de strijd, want een strijd is het, nu moet gaan over de verzorgingsstaat. En die strijd kan gewonnen worden, want ondanks alle neoliberale propaganda (there is no alternative) is de steun voor de verzorgingsstaat aanzienlijk. Mensen willen geen kleinere overheid en zijn bereid de belastingen daarvoor op te brengen.

Hoe zit dat dan met dat onvoorwaardelijk basisinkomen? Ik ben daar een voorstander van en vind dat het er moet komen. Maar dan als een sluitstuk van de verzorgingsstaat, niet als een alternatief daarvan. Zie Is het Onvoorwaardelijk Basis Inkomen het sluitstuk in de opbouw van de verzorgingsstaat?

Want ook met een basisinkomen zijn armoede en ellende niet de wereld uit. Ook dan is er een overheid nodig die zich om de pechvogels bekommert, die problemen hebben waar ook een basisinkomen niet aan tegemoetkomt . En een overheid die het tot zijn verantwoordelijkheden rekent om een macro-economisch beleid te voeren dat zorgt voor voldoende economische groei om basisinkomen en andere sociale voorzieningen in stand te kunnen houden.

De neoliberale staat is niet minder een nachtmerrie als hij een onvoorwaardelijk basisinkomen kent.

1 opmerking:

Joop Böhm zei

Ik ben het in grote lijnen met de strekking eens. Ik versta onder “verzorgingsstaat” een staat die zich inzet voor de verzorging van de bevolking. Als dat kan door simpelweg een UBI te verstrekken dat de kosten van deelname aan onze samenleving dekt. Okay, dan kan de miljardenverkwisting aan het falende sociale verzekeringsstelsel achterwege blijven. Dat het faalt blijkt zonneklaar uit de diverse rapportages (armoede, schulden, flexwerkers/ZZP’ers, PGB, Kinderopvang, fraude, berovingen) die ons bijna dagelijks via de media bereiken. Het afstoten van grote delen van het sociale stelsel heeft geen nadelige consequenties. In tegendeel. De voordelen die men ervoor terugontvangt zijn nog nauwelijks te bevroeden. Zo zal door de toegenomen koopkracht het consumentenvertrouwen terugkeren en het bedrijfsleven opbloeien. De economie zal functioneren als nooit tevoren. Dat heeft ook zijn invloed op het culturele leven. Mensen zullen weer tijd hebben voor elkaar en voor hun liefhebberijen. Dat er in het land zorg moet worden geboden aan hulpbehoevende mensen die zorg ontberen, dat spreekt vanzelf. Dat zal een taak voor de gemeenten blijven.