In jagers-verzamelaarssamenlevingen was er een grote mate van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. En dat hing samen met de grote mate van gelijkheid tussen mannen. Voor hun overleving waren jagers-verzamelaars aangewezen op samenwerking en delen van voedsel en dus op sociale harmonie. Ten behoeve daarvan werd de neiging tot statuscompetitie individueel en zo nodig collectief onderdrukt.
Voor vrouwen betekende die gelijkheid dat ze nooit gedwongen konden worden zich aan een man te binden. Van Schaik en Michel daarover in Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel:
Weliswaar was er sprake van een zekere dominantie van de man, maar een vrouw kon altijd naar haar familie terugkeren of van man wisselen als haar eigen man zich te eigenmachtig gedroeg. De paarbinding was nog niet specifiek exclusief. Er bestonden wel monogame relaties, maar dat een vrouw zich haar hele leven lang zou moeten binden aan één man, was geen vaste praktijk.
Een vrouw kon diverse partners na elkaar hebben. Soms had ze ook op hetzelfde moment diverse relaties. Dat ging gemakkelijk, omdat de precieze vaderschapsverhoudingen niet vastgesteld konden worden. Het verkeer met meerdere mannen was in het belang van de vrouw; zo kon een netwerk van potentiële vaders worden opgebouwd die zich verantwoordelijk voor haar voelden.En voor haar kinderen.
Dat veranderde met de introductie van eigendom in de landbouwsamenleving. Bezit moest worden beschermd en dat leidde er toe dat zonen bij hun vader bleven. Dus werden dochters uitgehuwelijkt en werden vrouwen van elders gehaald. Het fenomeen van de bruidsschat ontstond, waarmee vrouwen handelswaar werden.
Waardoor vrouwen ondergeschikt moesten worden aan mannen. En trouw aan hun man. Want omdat je bezit had en dat wilde doorgeven aan je kinderen, wilde je als man zekerheid over het vaderschap. Waar jagers-verzamelaarsmannen niet om maalden, werd voor landbouwers een prioriteit.
Bovendien leidde de toegenomen ongelijkheid er toe dat een man meer vrouwen kon nemen ('kopen"). Voor vrouwen hield dat in dat ze voor de keus konden komen te staan om een van de vrouwen van een rijke man te worden of de enige vrouw van een arme man. Het eerste was dan vaak aantrekkelijker.
En dat creëerde weer de omstandigheden waaronder de obsessie met de maagdelijkheid van de vrouw voor het huwelijk zich kon ontwikkelen. Door de omgang met huisdieren, ook in de vorm van sodomie, ontstonden de infectieziekten. Die sodomie werd juist ook uitgelokt doordat de rijke mannen de vrouwen monopoliseerden, waardoor een reservoir aan overgebleven mannen ontstond. Wat bijdroeg aan de cultus van de maagdelijkheid en de "reinheid" van vrouwen.
Kortom, de overgang naar de landbouw zorgde voor een terugkeer naar het alfa-mannetjes-model van de chimpansees en veel andere primaten. Terwijl het bij die primaten vooral gaat om verschillen in de fysieke kracht van de mannetjes, vandaar de seksuele dimorfie, gaf bij de landbouwers het bezit de doorslag. En de vrouwen delfden het onderspit.
En natuurlijk moeten we daarbij bedenken, aldus Van Schaik en Michel, dat de Bijbelverhalen werden geschreven door mannen en met het oog op de doeleinden van mannen. Dat vrouwen zouden moeten gehoorzamen aan hun man, is duidelijk niet te rijmen met de egalitaire morele intuïties van de jagers-verzamelaars. Vandaar dat in de Bijbelverhalen die gehoorzaamheid zo moest worden benadrukt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten