Is de verzorgingsstaat doorgeschoten? En moeten we toe naar een "participatiesamenleving"? Het lijkt er op dat Ronald Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken, vanochtend in de Volkskrant die vragen bevestigend beantwoordt (De overheid kan niet elke grasspriet bijknippen).
Lijkt, want een heel helder stuk is het niet. Aan de ene kant betoogt hij dat mensen meer moeten, en kunnen, doen en dat de overheid minder moet doen. Dat laatste omdat die daar de komende decennia niet het geld voor zou hebben.
Maar aan de andere kant zegt hij dat de overheid als achtervang altijd volledig moet klaarstaan om er voor te zorgen dat "iedereen een fatsoenlijk leven kan leiden". Dat laatste, die opvatting dat het een zorg voor de overheid is dat iedereen een fatsoenlijk leven moet kunnen leiden, ja, dat is precies de ratio voor de verzorgingsstaat.
Dus vraag je je af wat er nu eigenlijk aan de hand is. Wat zijn nu eigenlijk de redenen om te denken dat die verzorgingsstaat die Plasterk wil, en die wij met zijn allen willen en waarvoor we bereid zijn belasting te betalen, zo is doorgeschoten dat het een onsje minder moet? En we weer meer voor elkaar moeten doen?
Allereerst, dat de verzorgingsstaat kan doorschieten is natuurlijk een gerechtvaardigde zorg. We hebben dat in het verleden meegemaakt. De Algemene Bijstandswet (ABW) die in 1965 het recht op bijstand regelde, maakte het al te gemakkelijk om bijstand te krijgen en te behouden. De wet moest daardoor veelvuldig worden aangepast. Datzelfde gold voor de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 1966. Beide maakten duidelijk dat de verzorgingsstaat ook te royaal en te naïef kan zijn ingericht. Zo ontstond het probleem van het misbruik en oneigenlijk gebruik van de sociale voorzieningen. Net als in de Paleo Sociale Omgeving zijn er in de verzorgingsstaat niet alleen rechten, maar ook plichten. En is er controle op profiteergedrag, het niet nakomen van die verplichtingen, nodig.
Maar waarom zou de verzorgingsstaat nu, in 2013, een stapje terug moeten doen? Als ik het goed zie, nogmaals, zo helder is dat betoog niet, geeft Plasterk daar voor twee redenen: (1) het geld is er niet meer, en (2) door schaalvergroting en professionalisering van het maatschappelijk middenveld is de onderlinge hulpverlening en de zelforganisatie (de participatiesamenleving) verdrongen. Laten we bij beide redenen stilstaan.
Dat het geld er niet meer is en er in de toekomst niet meer zal zijn, klopt niet. Die bewering kom je vaker tegen en hij lijkt gebaseerd op de gedachte dat het geld alleen in de particuliere sector, de markt, verdiend wordt en dat overheidsuitgaven alleen maar bestaan uit consumptie. Maar dat is natuurlijk niet zo. De aanwijzingen zijn juist dat de verzorgingsstaat een grote bijdrage heeft geleverd en levert aan onze economische welvaart. De verzorgingsstaat is niet een kostenpost, maar een investering. Zie nog eens mijn bericht met de link naar Chris Dillow, die de aanwijzingen in die richting noemt. In de periode dat de verzorgingsstaten werden opgebouwd, was de economische groei hoog. Datzelfde geldt voor de Scandinavische landen met een omvangrijke verzorgingsstaat. En de grotere inkomensgelijkheid van verzorgingsstaten blijkt er ook voor te zorgen dat die economische groei stabieler is. Die eerste reden vervalt. (En het is curieus om hem uit de mond te horen van een sociaaldemocraat.)
Met die tweede reden gaat Plasterk er van uit dat de verzorgingsstaat de onderlinge hulpverlening zou verdringen. Dat is het bekende crowding out-effect. Het veronderstelt dat de menselijke motivatie om anderen te helpen alleen instrumenteel is. In de zin dat als anderen, de overheid, die hulp al geeft, dat dan de motivatie verdwijnt. De overheid doet het al, dus dan hoef ik niet meer.
Maar de aanwijzingen zijn dat de menselijke sociale natuur anders in elkaar zit. Mensen willen graag helpen omdat de daad van het helpen hen voldoening geeft. Dat is het zogenaamde warm glow-model. Bovendien werkt daarbij de sociale beïnvloeding: jouw neiging om te helpen wordt bevorderd als je anderen ziet helpen. Dat versterkt gevoelens van onderlinge solidariteit en van "dat doen wij voor elkaar". Pro-sociaal gedrag is besmettelijk. En dus kan ook de overheid het goede voorbeeld geven. Want de overheid, dat zijn wij met zijn allen.
Dat pleit voor het bestaan van het crowding in effect: de verzorgingsstaat gaat juist samen met meer onderlinge hulpverlening. Zie ook, met dank aan Chris Dillow, Peter Linderts' Private Welfare and the Welfare State (pdf).
Dit alles laat onverlet dat er andere maatschappelijke ontwikkelingen kunnen zijn die onderlinge hulpverlening en "participatie" hebben tegengewerkt. Zoals schaalvergroting van voorzieningen en openbaar bestuur, uitzwerming, woon-werkafstand, functiescheiding en de televisie, allemaal ontwikkelingen die eenzaamheid en sociaal isolement van gezinnen hebben bevorderd. De belangrijkste factor die pro-sociaal gedrag in de hand werkt, is het hebben van een groot sociaal netwerk van persoonlijke relaties. Maar dat zijn andere ontwikkelingen dan die van de groei van de verzorgingsstaat.
Update. Zie ook het vervolgbericht voor meer aanwijzingen voor en-en: Participatiesamenleving en verzorgingsstaat: niet of-of, maar en-en? Meer aanwijzingen voor en-en.
5 opmerkingen:
Mijn complimenten, goed stuk! Wat ik nog mis in de discussie over de participatiesamenleving is de opmars van de negatieve framing van mensen met pech of die om welke reden dan ook minder zelfredzaam zijn. Zij worden neergezet als onverantwoordelijk, als losers, als profiteurs. Dit zorgt ervoor dat mensen minder medelijden met ze hebben, en ontmoedigt mensen om te helpen. Ook door de regeringen wordt dit beeld neergezet. Zelfs het woord participatiesamenleving suggereert dat hiervan voorheen geen sprake was - alsof er een samenleving bestaat zonder participatie. Het zijn steevast de gezonde, rijke mensen (mannen) die afgeven op de afhankelijken. Alsof ze er ooit één van dichtbij hebben meegemaakt, alsof ze zelf ooit een pannetje soep hebben gebracht...
Dank je, Mieke. Er is wel wat bekend over veranderingen in die oordelen over werklozen/uitkeringstrekkers. Dat schijnt wat te schommelen met de mate van werkloosheid. Hoe hoger de werkloosheid, hoe milder de oordelen. Zo ongeveer. Maar los daarvan lijken politici sinds het uitbreken van de crisis weinig besef te hebben van de schade van werkloosheid. Zie http://rwer.wordpress.com/2013/04/30/are-european-leaders-aware-of-the-miseries-of-mass-unemployment/. Dat geldt trouwens ook als er een vrouw aan het bewind is (Merkel).
Ik las net nog een stuk van een econoom die vond dat je voor een baan maar moest verhuizen, ook naar de andere kant vh land, ook als je zieke moeder behoeftig is. En hoe je daar dan een netwerk moet opbouwen voor als je zelf je been breekt? Nee, sinds halverwege de jaren 80 worden mensen die pech hebben in toenemende mate gezien als niet actief genoeg, niet veerkrachtig genoeg, etc. Dat ondertussen de sociale werkplaatsen gesloten worden, dat werkgevers totaal niet met mensen met een geestelijke handicap kunnen omgaan (en daar helemaal niet op zitten te wachten), dat er überhaupt niet genoeg banen zijn, doet daar allemaal niets aan af. - Mieke van Stigt
Ik dacht dat er gegevens zijn over veranderingen in de publieke opinie over werklozen, maar kon nog niets vinden. Ook niet bij het SCP.
hoi
Een reactie posten