Hoogmoed als persoonseigenschap is een combinatie van narcisme, antisociale persoonlijkheidsstoornis en excessief zelfvertrouwen en zelfoverschatting. Maar het is een eigenschap die niet in elke sociale omgeving kan gedijen.
Volgens Owen en Davidson (pdf) is het zelfs een eigenschap die zich kan ontwikkelen als de persoon in een machtspositie terechtkomt waarin hij/zij weinig tot geen weerwerk ondervindt en, mede daardoor, die positie gedurende lange tijd kan uitoefenen. Dat betekent dat hoogmoed het resultaat is van een sociaal proces, namelijk de ontwikkeling van een statushiërarchie. En dat betekent weer dat niet alleen de hoogmoedige verantwoordelijk is voor het bereiken van de top, maar dat die verantwoordelijkheid gedeeld wordt met alle anderen die die hiërarchie hebben laten ontstaan. Hoogmoed aan de top is de uitkomst van een sociaal proces.
Hoe kan het dat mensen dat sociale proces zich laten voltrekken? Dat heeft er mee te maken dat we niet meer een samenleving hebben zoals die van de Paleo Sociale Omgeving. In die omgeving van egalitaire, persoonlijke relaties was de aanwezigheid van weerwerk altijd gegarandeerd. Hoogmoedig gedrag en daarmee het opeisen van voorrechten en het profiteren van anderen werd collectief onder de duim gehouden. De onderlinge afhankelijkheid maakte dat noodzakelijk. En zo werd de opkomst van een statushiërarchie voorkomen.
Sinds de ontwikkeling van agrarische maatschappijen werkt dat sociale mechanisme niet meer. Zo konden koninkrijken en ongelijkheid, onderdrukking en slavernij ontstaan. Sinds de Industriële Revolutie en de daarmee toegenomen vraag naar menselijk kapitaal proberen we door algemeen kiesrecht, democratie en grondrechten een maatschappelijk stelsel te bouwen waarin dat weerwerk weer zoveel mogelijk institutioneel gewaarborgd is. Alleenheerschappij moet door de gegarandeerde aanwezigheid van countervailing powers (John Kenneth Galbraith) worden voorkomen. Niet alleen in de nationale staat, maar ook in organisaties en in de internationale wereldorde.
Maar dat lukt maar beperkt. Organisaties kunnen door hoogmoedig geworden leiders te gronde worden gericht. En democratieën kunnen hoogmoedige leiders voortbrengen die pas ten val komen als veel schade al is aangericht (Thatcher, Blair, Bush Jr.) of als ze de democratie hebben ingewisseld voor een persoonlijke dictatuur, een nationale statushiërarchie (denk aan het Hitler-bewind).
Wat mij betreft lijkt het er op dat het sociale proces waardoor hoogmoed aan de top komt, veel overeenkomst vertoont met de ontwikkeling van een sociale zeepbel. En sociale zeepbellen ontstaan in het publieke domein, waarover we altijd maar gebrekkig geïnformeerd zijn. We zijn als burgers maar heel beperkt in staat om ons een oordeel te vormen over wat het beste overheidsbeleid is. Er is een ontzagwekkend informatietekort en dat geldt zelfs voor politici. Toch moeten er besluiten worden genomen.
Dat zijn de voorwaarden waaronder gemakkelijk sociale zeepbellen ontstaan. Een bepaalde opvatting, bijvoorbeeld die dat bezuinigen in een recessie een goed idee is, lijkt op een bepaald moment net iets serieuzer dan andere. En krijgt wat meer aanhang, waardoor anderen worden beïnvloed om zich er ook achter te scharen. De sociale beïnvloeding doet de rest.
Maar hetzelfde proces kan zich afspelen als het er om gaat de beste leider te selecteren. We hebben geen idee, maar iemand die net iets serieuzer overkomt dan anderen, en vooral: die zeker van zichzelf is, krijgt al gauw wat aanhang. En die breidt zich door sociale beïnvloeding uit. In de trant van: als iemand zoveel aanhang heeft, dan moet daar toch wel iets in zitten? Zo kan een narcist aan de macht komen en een keer aan de top fataal hoogmoedig worden.
Als je de geschiedenis in ogenschouw neemt, dan ga je wel eens denken: het is maar zó gebeurd. Niet een opwekkende gedachte. Daarom: blijven opletten!
Update. Zie vandaag ook Chris Dillow's Mistaking Power For Virtue voor een verwant betoog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten