Hoe succesvol is dat buurtzelfbeheer? De berichten daarover zijn wisselend. Charlotte Huisman deed drie dagen geleden in De Volkskrant verslag van de ervaringen in Almere. Daar is buurtzelfbeheer breed ingevoerd, maar sommige buurten willen nu het beheer teruggeven aan de gemeente. Het blijkt daar niet te werken. Niet alle bewoners willen meedoen, er zijn problemen met de vereiste deskundigheid en met het innen van de contributies. Ook zijn er buurten waar de bewoners vinden dat ze financieel opdraaien voor fouten die zijn gemaakt bij de aanleg van de infrastructuur, zoals de riolering.
Maar er bestaat ook succesvol zelfbeheer. Huisman geeft het voorbeeld van het gezamenlijke beheer van een binnentuin met twee gemeenschappelijke gebouwtjes die als buurthuis dienst doen. Er staan fitnessapparaten, een biljarttafel en schildersspullen. Er worden lezingen georganiseerd, zoals over de vraag Hoe groot is het heelal?, er wordt gezamenlijk voetbal gekeken en een bridgecursus gevolgd. Iedereen betaalt 40 euro per maand aan contributie. Over de hoogte van dat bedrag is wel een conflict geweest. Maar door het zelfbeheer en de gezamenlijke activiteiten hebben de bewoners elkaar beter leren kennen.
Hoeveel succesvol buurtzelfbeheer kun je eigenlijk verwachten? Als je bedenkt dat het hier om een vorm van zelforganisatie gaat, kom je terecht bij wat we weten over de voorwaarden voor zelforganisatie. Als je mijn eerdere bericht daarover naleest (volg de link in de vorige zin), dan verzucht je al snel dat de kans op succes wel erg klein is. Mij vielen een paar dingen op:
- Een voorwaarde is dat de grenzen van de te beheren "hulpbron" duidelijk zijn, de grenzen dus van wat tot de verantwoordelijkheid van de bewoners behoort en wat niet. Er moet dus geen onduidelijkheid bestaan over de vraag of de bewoners of de gemeente verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van fouten bij de aanleg van riolering. Als bewoners verantwoordelijk geacht worden, dan hadden ze daarvan op de hoogte behoren te zijn.
- De bewoners moeten de gedeelde verwachting hebben dat iedereen voldoende besef heeft van de voordelen van het zelfbeheer. Zoals het voordeel dat de buurt er op vooruitgaat als de wijze van beheer meer tegemoetkomt aan de wensen van de bewoners. Of de sociale voordelen dat de bewoners elkaar beter leren kennen, de buurt gezelliger wordt en er hulp en steun wordt uitgewisseld. Dat besef van die voordelen zal groter zijn als de bewoners verwachten, en van elkaar verwachten, dat ze langer in de buurt zullen blijven wonen. Residentiële stabiliteit (honkvastheid) is een belangrijke succesfactor. Dat vraagt om het soort ruimtelijke ordening dat daaraan bijdraagt. Zodanig dat mensen bij levensloop- en loopbaanveranderingen minder over grote afstanden hoeven te verhuizen.
- De bewoners moeten de gedeelde verwachting hebben dat ze het met zijn allen moeten doen en dat er geen alternatief is. Het gaat niet werken als te veel van hen er op rekenen dat de gemeente wel zal ingrijpen als de zaken niet goed lopen. Wat dat betreft helpt het dus niet dat er in Almere een procedure wordt ontwikkeld voor het teruggeven van de verantwoordelijkheid aan de gemeente. Het wordt dan te gemakkelijk om de uitdaging van het zelfbeheer aan je voorbij te laten gaan.
- De bewoners moeten gemakkelijk face to face kunnen overleggen over de regels van het zelfbeheer en veranderingen daarin. En over conflicten die daarover kunnen ontstaan. Een centrale ruimte, zoals een buurthuis, lijkt daarvoor een absolute voorwaarde. Niet alleen als plek om te vergaderen, maar ook als ontmoetingsplek. Veel informeel en terloops overleg is juist belangrijk en daarvoor moeten mensen elkaar zo nu en dan tegen komen. Dus meer in het algemeen zijn ontmoetingsplekken belangrijk, een winkelcentrumpje, horeca, speelplekken, bankjes. En omdat daar steeds minder van zijn, moeten gemeenten daarop beleid gaan voeren. Hoe meer ontmoeting, hoe meer succes je van zelfbeheer mag verwachten. Zelfbeheer vereist enige sociale controle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten