Michael Tomassello, kinderen, chimpansees en klauwaapjes
Cooperative breeding
Over de coöperatieve zorg voor kinderen in de evolutie van zoogdieren en van mensen
Aan het menselijk pro-sociale gedrag valt vooral op dat het vaak spontaan (pro-actief) is. Iemand helpen die in nood is en/of om hulp vraagt, komt ook bij andere diersoorten voor. Spontaan pro-sociaal gedrag wijst op het vermogen tot zorg voor het welzijn van anderen. Onderzoekers zijn nu nagegaan of het wel of niet in staat zijn tot spontaan pro-sociaal gedrag bij verschillende apensoorten en bij mensen (kinderen) samenhangt met het wel of niet coöperatief grootbrengen van kinderen.
Ze deden dat met behulp van een group service
apparaat, zoals hiernaast afgebeeld. Apen konden door de tralies van hun verblijf met een hendel een plateau naar zich toe trekken waarop iets lekkers kon staan. Ze hadden in trainingssessies geleerd hoe dat te doen. In die sessies stond het voedsel zo dichtbij bij de hendel dat ze het met hun andere hand konden pakken. Zodra ze de hendel loslieten gleed het plateau terug, waarna ze niet meer bij het lekkers konden.
Daarna, in het feitelijke onderzoek, stond het voedsel verder weg. Zodat degene die de hendel hanteerde, er niet bij kon. De vraag was nu bij welke apensoorten het voorkomt dat een aap de hendel hanteert, zodat anderen een lekker hapje kunnen nemen. Als dat gebeurt, dan is dat dus een geval van spontaan pro-sociaal gedrag, alleen gericht op het welzijn van anderen. Een hierop lijkende test werd ook bij mensenkinderen afgenomen.
De apensoorten die werden getest waren twee soorten lemuren, veertien soorten uit de Nieuwe Wereld (waaronder klauwaapjes en kapucijnaapjes), twee soorten makaken, twee soorten gibbons en chimpansees. Van deze soorten is de chimpansee genetisch het meest met ons verwant.
Vervolgens gingen de onderzoekers na of de mate van spontaan pro-sociaal gedrag samenhing met een of meer eigenschappen van elke soort, zoals hersenomvang, sociale tolerantie, samenwerking bij jagen en aanwezigheid van sterke sociale banden. En dus ook: wel of niet coöperatieve zorg voor kinderen. Dus het bijdragen aan de zorg door andere groepsleden dan de eigen moeder.
Het bleek toen dat uitsluitend dat laatste, wel of niet coöperatieve zorg, samenhing met spontaan pro-sociaal gedrag. Mensen kennen die coöperatieve zorg en bijvoorbeeld chimpansees niet. Bij mensenkinderen zie je dus wel dat spontane pro-sociale gedrag, maar bij chimpansees niet. En bij klauwaapjes zie je ook zowel de coöperatieve zorg als het spontane pro-sociale gedrag.
Dus terwijl chimpansees genetisch veel dichter bij ons staan, komen wij wat deze twee gedragingen betreft veel meer overeen met de klauwaapjes. Ook is opmerkelijk dat bijvoorbeeld hersenomvang geen verklarende rol speelt. Wat suggereert dat onze hersenen zo groot hebben kunnen worden juist als gevolg van coöperatieve zorg. Update. In plaats van dat onze grotere hersenen die coöperatieve zorg mogelijk maakten.
Ik vind het heel belangrijk onderzoek. Het wijst ons nog eens op het grote belang van coöperatieve zorg voor onze kinderen voor het in standhouden van onze pro-sociale, goedaardige natuur. En het is een reden voor ongerustheid dat in onze huidige maatschappij die coöperatieve zorg zoveel minder gerealiseerd kan worden dan in de Paleo Sociale Omgeving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten