De menselijke sociale natuur is ambivalent. We zijn in staat tot pro-sociaal gedrag en samenwerking (gemeenschapsgedrag), maar ook tot egoïsme en tegenwerking (statuscompetitiegedrag).
Welke potentie tot uiting komt, hangt er van af hoe anderen zich gedragen. Als we veel pro-sociaal gedrag om ons heen zien, dan leren we dat gemakkelijk aan als we nog opgroeien en doen we daar gemakkelijk aan mee als we volwassen zijn. Maar ook andersom: opgroeien en leven in een statuscompetitieve omgeving vergroot de kans op statuscompetitief gedrag.
Anders gezegd, afgezien van de (geringe) invloed van persoonlijkheidsverschillen, is ons pro-sociale gedrag "sociaal ingebed". Onze "keuze" hoe ons te gedragen, is maar heel beperkt autonoom. We laten ons, vaak onbewust, leiden door wat anderen doen. Dat inzicht kun je op zijn kortst onder woorden brengen in wat ik de Dual-Mode theorie noemde.
Je kunt er veel van wat zich in onze huidige maatschappij afspeelt, behoorlijk goed mee verklaren en begrijpen. Scrol maar eens door de berichten op dit blog achter het label Dual-Mode theorie.
Maar het inzicht kan ook helpen bij het begrijpen van de mensheidsgeschiedenis, met name bij het doorgronden van de effecten van de landbouwrevolutie op het menselijk gedrag. Want terwijl in de jagers-verzamelaarssamenlevingen gemeenschapsgedrag (delen en samenwerken) vanzelf sprak, kwam er met de landbouw ruimte voor eigendomsclaims en daarmee voor ongelijkheid, conflict en statuscompetitiegedrag.En die ruimte is tot vandaag de dag, in onze kapitalistische maatschappij, aanwezig.
Bovendien werden samenlevingen grootschaliger en anoniemer, waardoor het waarnemen van elkaars gedrag minder rechtstreeks is geworden. Over hoe anderen zich gedragen, zijn we vaak alleen heel indirect geïnformeerd.
Dat betekent dat we met onze ambivalente sociale natuur terecht zijn gekomen in een sociale omgeving die al even ambivalent is. Vaak vangen we signalen op over gedrag van anderen die ons er toe brengen om ons pro-sociaal te gedragen. Maar ook gebeurt het dat anderen bij ons egoïsme en statuscompetitie aanwakkeren. Het overall resultaat is dat sinds die landbouwrevolutie naast het gemeenschapsgedrag het statuscompetitiegedrag tot ons dagelijks leven is gaan behoren. Gevolg van de dubbele ambivalentie: die van onze natuur en die van wat wij om ons heen zien.
Zou je dat historische proces nog concreet kunnen waarnemen als je kleinschalige samenlevingen bestudeert die nog in verschillende fasen van die historische ontwikkeling verkeren? Dat zou een toets mogelijk maken van de hierboven genoemde inzichten.
Precies dat is geprobeerd in de nieuwe studie Social Value Orientation and Capitalism in Societies. De onderzoekers vergeleken drie regio's van Bangladesh, de hoofdstad Dhaka, die kapitalistisch mag worden genoemd, het zuidelijke district Dacope, waar nog kleinschalige landbouw wordt bedreven, en een aantal dorpen in het noordelijke district Bogra, die een tussenpositie innemen. Drie gebieden dus waarin het kapitalisme in verschillende mate het dagelijks leven domineert. Hoewel er in Dacope dus al wel landbouw wordt beoefend, is die nog kleinschalig en deels gericht op zelfvoorziening.
In elk van deze drie gebieden namen de onderzoekers bij een steekproef van 334 bewoners een test af op zogenaamde social value orientations. Die bestond er uit dat je een keuze moest maken uit bijvoorbeeld de volgende drie opties:
De getallen stonden voor hoeveelheden geld, die ook echt werden uitgekeerd. Die andere persoon was een "onbekend iemand".
- Option 1: You receive 500, and the other receives 100.
- Option 2: You receive 500, and the other receives 500.
- Option 3: You receive 560, and the other receives 300.
Een voorkeur voor optie 1 is een aanwijzing voor het hebben van een competitieve oriëntatie. Je ziet dan graag dat jij heel veel hebt en de ander juist zo weinig mogelijk. Voorkeur voor optie 2 staat voor een pro-sociale oriëntatie: je houdt rekening met de ander en wilt graag dat die net zo profiteert als jij.
En optie 3 staat voor een individualistische (egoïstische) oriëntatie: je wilt gewoon het maximale voor jezelf.
De proefpersonen moesten een aantal van dit soort keuzes maken waarbij de precieze sommen geld varieerden. Door die keuzes te aggregeren, kon meestal bepaald worden wie er meer competitief was, meer pro-sociaal of meer individualistisch.
Als je nu veronderstelt dat die kleinschalige samenleving van Dacope van de drie nog het dichtst staat bij de jagers-verzamelaars samenleving waarin delen en samenwerken voorop stond, en dat de hoofdstad Dhaka daarvan het verst verwijderd is, dan verwacht je dat in Dacope nog het meest voor optie 2 wordt gekozen en in Dhaka het meest voor optie 1. Welnu, de resultaten zie je afgebeeld in de tabel.
En wat blijkt? Zoals verwacht waren de proefpersonen die in het kapitalistische Dhaka woonden, het meest competitief, die in Dacope het minst en zaten die in Bogra daartussen in. En omgekeerd: de proefpersonen in Dacope waren het meest pro-sociaal, die in Dhaka het minst pro-sociaal en die in Bogra namen ook hier een tussenpositie in.
Na uitgebreidere statistische analyses komen de onderzoekers tot de conclusie:
This result illustrates a clear change from prosocial to competitive value orientations with respect to the degree of capitalism in societies. That is, as societies become more capitalistic, people tend to become less prosocial and more competitive.Dat in het meer kapitalistische Dhaka mensen ook inderdaad competitief tegenover elkaar staan, illustreren ze met een beschrijving van hun gedrag bij bushaltes:
We can provide one simple example of how competition for survival and success as a cultural trait engenders human behaviors: competition for buses in Dhaka. Many people usually wait at bus stops in Dhaka. When a bus approaches the stop, it is usually filled with more passengers than its capacity. Only a few more people can take the bus on each occasion. Therefore, people waiting at the stop compete to get on the bus by pushing and pulling each other. In this case, survival and success means that each person goes home as early as possible. There are two ways to survive and achieve success: (1) forming a first-come and first-served queue and (2) competing by pushing and pulling at a bus stop. Unfortunately, in Dhaka, pushing and pulling to get on a bus is a common behavior due to the propagation of competition for survival and success.En de dagelijkse praktijk van samenwerken en delen in het agrarische Dacope illustreren ze als volgt:
(...) in Dacope, economic activities require cooperation rather than competition to ensure mutual long-term survival under natural uncertainty and hardship. In Dacope, people enter the adjacent forest, the Sundarbans, to collect wood or honey, and they need to cooperate for ensuring their safety from wild animals, such as tigers. Moreover, it is common to share the profits or goods equally, regardless of how much wood or honey they collect individually. The same type of sharing practices can be seen among the fishermen who harvest together in adjacent rivers. Due to the existence of such cooperative practices and needs, in the long run, cooperation for survival and success is still dominant. As a consequence, people in this region are more prosocial than those in Dhaka and Bogra (...).Zou het dan ook zo zijn dat de mensen in Dacope vaker contacten hebben met hun buren dan in het kapitalistische en dus anoniemere Dhaka? Ja, de onderzoekers waren zo vooruitziend geweest om ook daarnaar te vragen en dat bleek inderdaad het geval te zijn.Gemiddeld was er in Dacope ruim 30 maal per maand contact met de buren (elke dag dus), tegenover bijna 13 maal in Dhaka.
Je ziet in zo'n onderzoekje in een miniatuur wat zich in die mensheidsgeschiedenis heeft afgespeeld. En het beeld komt overeen met de berichten op dit blog over verschillen tussen stad en platteland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten