vrijdag 1 februari 2019

Richard Wrangham over agressie en de evolutionaire achtergrond van de duale menselijke sociale natuur

Update. Zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen voor de met Stelling 3 uitgebreide versie van de Dual Mode-theorie.

Wat ik ooit, bij gebrek aan een bestaande benaming, de Dual Mode-theorie ben gaan noemen, kun je met de volgende twee stellingen samenvatten:

Stelling 1. In hun sociale gedrag (d.i. gedrag ten opzichte van anderen) zijn er twee aan elkaar tegengestelde bundels van gedragspatronen die mensen vaak onbewust en ongepland uitvoeren of gaan uitvoeren: het statuscompetitiepatroon en het gemeenschapspatroon.
Stelling 2. Mensen worden bij het aanleren en uitvoeren van deze gedragspatronen sterk beïnvloed door de mate waarin ze met het ene dan wel het andere gedragspatroon in hun sociale omgeving in aanraking komen.
Dat "ooit" slaat op INTERACTIEVE EFFECTEN VAN SOCIALE ASPIRATIES, GEDRAG EN OMGEVING OP DE KANS OM GEZOND OUDER TE WORDEN uit 2004. Zie ook de berichten op dit blog achter het label Dual Mode-theorie, zoals:
Uiteraard zou het voor het toetsen van deze theorie nodig zijn om precieze voorspellingen af te leiden en die in een passende onderzoeksopzet met de werkelijkheid te confronteren. Maar bij gebreke daaraan kun je al wel nagaan hoe plausibel de theorie is door te kijken welke onderzoeksresultaten er zoal mee overeenkomen. De berichten achter het label Dual Mode-theorie geven enig inzicht daarin.

Het nieuwe boek van Richard Wrangham, The Goodness Paradox. The Strange Relationship Between Virtue and Violence in Human Evolution, valt op te vatten als een onderbouwing van Stelling 1. In het bijzonder als een inventarisatie van alle aanwijzingen voor een evolutionair verleden van de mensheid met die twee aan elkaar tegengestelde gedragspatronen als uitkomst.

Ik heb het boek nog maar een paar dagen in huis en zal er nog wel vaker op terugkomen. Maar om de gedachten te bepalen sta ik nu even stil bij het inleidende hoofdstuk (Virtue and Violence in Human Evolution).


Wrangham haalt daar de al eeuwenoude discussie aan tussen enerzijds aanhangers van de overtuiging dat de mens van nature goed is (Rousseau) en anderzijds de aanhangers van de overtuiging dat de mens van nature slecht is (Hobbes). Een discussie die maar niet kan worden beslecht.


En dat ligt eraan dat beide partijen het gelijk aan hun zijde hebben. Wrangham (p.6):

I believe that there is an escape from this morass about the fundamental nature of humans. Rather than needing to prove that either side is wrong, we should ask whether the debate makes sense at all. Babies point us in the right direction: the Rousseau and Hobbes perspectives were both right as far as they went. We are naturally good in the way that Rousseau is said to have claimed, and we are naturally selfish, much as Hobbes argued. The potential for good and evil occurs in every individual. Our biology determines the contradictionary aspects of our personalities, and society modifies both tendencies. Our goodness can be intensified or corrupted, just as our selfishness can be exaggerated or reduced.
Wrangham schreef eerder, samen met Dale Peterson, het boek Demonic Males. Apes and the Origins of Human Violence, in het Nederands vertaald als Agressieve mannetjes. Over mensapen en de oorsprong van geweld bij de mens (1996). Sinds dat boek is hij tot het inzicht gekomen dat agressie in twee vormen voorkomt: reactieve agressie, bestaande uit nijdige reacties op provocaties (hot), en proactieve agressie, het geplande en weloverwogen geweld om iemand uit te schakelen (cold).

En het unieke van de menselijke evolutie is dat wij erop geselecteerd zijn om weinig reactief agressief te zijn, door een proces van zelf-domesticatie, en tegelijk sterk proactief agressief. Die proactieve agressie maakte het mogelijk dat jagers-verzamelaars, ook met geweld, optraden tegen de reactieve agressievelingen die meer voor zichzelf opeisten dan anderen en anderen wilden overheersen. Anders gezegd, de proactieve agressie zorgde ervoor dat het statuscompetitieve Alfamannetjesgedrag werd onderdrukt. In voorkomende gevallen ook door het samen voorbereide en weloverwogen om het leven brengen van iemand.

En precies dat was dat proces van zelfdomesticatie. Het proces van natuurlijke selectie zorgde ervoor dat de neiging tot reactieve agressie minder in de populatie voorkwam. Waardoor het gemeenschapsgedrag, en de morele gemeenschapsintuïties, konden bloeien. En zo werden we een relatief tolerante, goedaardige apensoort met een verminderde geneigdheid tot reactieve agressie.

Het is wat ironisch: een bepaalde vorm van agressie, de proactieve variant, zorgde ervoor dat onze neiging tot goedaardigheid en gemeenschap werd versterkt. Denk in dat verband ook aan ons vermogen om wapens te gebruiken (stokken, stenen, speren), dat dienstbaar was aan het onderdrukken van de statuscompetitie en daarmee aan de egalitaire gemeenschap van samenwerken en delen. Zie het bericht De oorsprong van ons pro-sociale gedrag: grote hersenen en wapens.

Ik lees verder in The Goodness Paradox. En heb later ongetwijfeld meer te melden.

Geen opmerkingen: