maandag 18 februari 2019

Taal van politieke leiders al ruim 100 jaar afnemend analytisch en toenemend zelfverzekerd - Over de opmars van het populisme

Ik ben 75 en merk bij mezelf dat ik de uitingen van politici, mondeling of schriftelijk, nog maar moeilijk kan verdragen. Oké, van de meeste politici. Ze geven maar heel beperkt de indruk dat ze goed over de zaken hebben nagedacht of zich uitgebreid door deskundigen hebben laten voorlichten. Desondanks slagen ze er goed in om zelfverzekerd en overtuigd van eigen gelijk over te komen.

Dat verontrust natuurlijk, want we leven in een ingewikkelde maatschappij en een ingewikkelde internationale orde en de gewone burger komt er maar weinig aan toe om zich daarin te verdiepen. Van politieke leiders zou je daarom verwachten dat ze dat wel hebben gedaan, dat ze er blijk van geven dat ze diepere inzichten hebben, daarvan ook de onzekerheden kennen en dat ze niet alleen maar de gewone burger naar de mond praten. En dat ze het ook tot hun taak rekenen om die gewone burger zo goed mogelijk voor te lichten. Al was het maar om uit te dragen dat meestal enige inspanning vereist is om tot gefundeerde oordelen te komen.

Als populisme er in ieder geval ook uit bestaat dat het de kiezers naar de mond praat (het is meer dan dat), dan lijkt het alsof populisme in de politiek hoogtij viert. Terugkijkend naar eerdere perioden in mijn politiek bewuste leven, dringt zich de indruk aan me op dat de politiek er qua verdieping op is achteruitgegaan.

Dat zou je natuurlijk als oude mannenpraat kunnen wegzetten. Maar volgens de nieuwe studie
Examining long-term trends in politics and culture through language of political leaders and cultural institutions zou er wel eens meer aan de hand kunnen zijn.

De onderzoekers, onder wie James W. Pennebaker, analyseerden grote hoeveelheden teksten, gesproken en geschreven, van politieke leiders uit de Angelsaksische wereld (Verenigde Staten, Groot Brittannië, Canada, Australië) over een periode van meer dan 200 jaar. Daarbij ging het om de communicatieve stijl, in het bijzonder om hoe analytisch die was en om hoe zelfverzekerd. 

Dat werd vastgesteld met het tekstanalyseprogramma Linguistic Inquiry and Word Count (LIWC). Die analytische stijl wordt gekenmerkt door meer gebruik van zelfstandige naamwoorden waarmee begrippen worden aangeduid en van voorzetsels die relaties tussen begrippen specificeren. Daartegenover staat de meer intuïtieve en persoonlijke stijl, met een grotere frequentie van persoonlijke voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voegwoorden. Net zo kan ook een meer zelfverzekerde stijl worden onderscheiden van een meer onzekere.

De resultaten van die analyse zijn samengevat in het plaatje. Bovenaan zie je de ontwikkeling van de scores voor de analytische stijl en onderaan die van de zelfverzekerde stijl (clout).

Wat meteen opvalt is dat de afname van de analytische stijl en de toename van de zelfverzekerde stijl ontwikkelingen zijn die al omstreeks 1900 begonnen. Het populisme, die vervelende combinatie van weinig analytisch en sterk zelfverzekerd, is al meer dan honderd jaar aan een opmars bezig. Een opmars die voorlopig is geculmineerd in de stijl van "President" Donald Trump.

En wat ik er dus ook uit opmaak is dat mijn indruk van de achteruitgang van de politiek niet alleen maar oude mannenpraat is. Alleen, die achteruitgang is al langer bezig dan vanaf de tijd dat ik, in de jaren 50 van de vorige eeuw, politiek bewust werd.

De onderzoekers herhaalden de analyse op meer algemeen-culturele teksten, zoals op de inhoud van romans, de ondertiteling van speelfilms en artikelen uit de New York Times. De resultaten daarvan doen vermoeden dat we hier te maken hebben met een specifiek politieke ontwikkeling.

Geen opmerkingen: