dinsdag 3 november 2020

Over de neoliberale wens om de democratische overheid grondwettelijk in te perken. En over James Buchanan en de Chileense grondwet

De tweede complicatie van de morele rechtvaardiging voor het vulgair-economisch neoliberale denken is die van het vetorecht. Zie hier het vorige bericht. Die morele rechtvaardiging bestaat er uit dat alles moet voldoen aan de eis van vrijwilligheid. Niemand mag worden gedwongen om een verlies te accepteren. En dat komt inderdaad overeen met de morele gemeenschapsintuïtie van de vrijheid van overheersing.

Die complicatie van het vetorecht duikt op zodra die neoliberale economen hun veronderstelling dat iedereen zich uitsluitend laat leiden door eigenbelang, gaan loslaten op de democratische overheid. In die neoliberale visie is de overheid hoogstens een noodzakelijk kwaad (en in de libertaire variant van het neoliberalisme alleen maar een kwaad). Er moeten nu eenmaal ook collectieve besluiten worden genomen, dus democratisch en dus met een of andere besluitvormingsregel. In de praktijk is dat dan de meerderheidsregel.

En die meerderheidsregel zet de deur open voor verliezende minderheden. Nu kun je daar tegenin brengen dat je verlies en winst niet per besluit moet bepalen, maar over een reeks van besluiten. Winst en verlies kunnen dan op den duur zo over iedereen worden gespreid dat er per saldo geen verliezers zijn en misschien zelfs alleen maar winnaars. Maar daar brengen die neoliberale public choice-economen, zoals James Buchanan, dan weer tegenin dat dit mechanisme van stemmenruil onvermijdelijk leidt tot een steeds maar uitdijende overheid. Wat weer ten koste zou gaan van de markt en de markt is uiteindelijk de bron van welvaart bij uitstek. Dus zijn er met een meerderheidsregel uiteindelijk toch altijd verliezers.

De oplossing zou er dan uit moeten bestaan dat een grondwet moet worden ontworpen die dit mechanisme aan banden legt en die dus bij benadering een vetorecht introduceert. Dit leidde tot de school van de constitutional economics, met Buchanan als voorman, die daar in 1986 zelfs de Nobelprijs voor ontving. 

Een concrete uitwerking daarvan was de grondwet die in Chili tot stand kwam tijdens de dictatuur van Augusto Pinochet. Die grondwet moest voorkomen dat een linkse meerderheid besluiten zou kunnen nemen. We zagen dat de Chilenen zich kortgeleden in een referendum met een ruime meerderheid van 78 procent hebben uitgesproken voor vervanging van die grondwet. Er is discussie over in hoeverre die Pinochet-grondwet mede op advies van Buchanan tot stand kwam. 

Buchanan bracht namelijk in 1980 een bezoek aan Chili op uitnodiging van personen die dichtbij het regime stonden. In lezingen pleitte hij voor een grondwet met strenge beperkingen aan de macht van de democratie. De overheidsbegroting zou altijd in evenwicht behoren te zijn. Tot nieuwe uitgaven zou slechts kunnen worden besloten als er een dekking met verhoging van belastingen tegenover zou staan. En besluiten van enige betekenis zouden slechts met supermeerderheden genomen moeten kunnen worden:

"It must be ensured that a system exists in which only a large majority, 2/3 or 5/6 of the legislative body, can approve each new expense".

Dat citaat is uit Democracy in Chains. The deep history of the radical rights stealth plan for America van Nancy MacLean (p. 159).  Volgens MacLean stelde Buchanan zich daarmee willens en wetens in dienst van een brute dictatuur, die tegenstanders opsloot en martelde en de media aan banden legde. Met een dictator aan het hoofd die zijn macht misbruikte om zichzelf te verrijken. Het is opmerkelijk dat Buchanan weliswaar zijn Chileense lezingen keurig in zijn biografische gegevens bleef vermelden, maar zich later nooit kritisch heeft uitgelaten over dat Pinochet-bewind en de mogelijke invloed die hij daarop had uitgeoefend. 

Volgens MacLean was die invloed er wel degelijk (p. 165):

Nor did Buchanan ever publicly criticize the final constitution as promulgated by the junta. On the contrary, he continued to promote constitutional revolution, thereafter more single-mindedly, and to seek out support from wealthy funders who might help effect it. From this we can only conclude that he was well aware of the Pandora's box he had helped open in Chile for the genuine, not merely metaphorical, corruption of politics, but he valued economic liberty so much more than political freedom that he simply did not care about the invitation to abuse inherent in giving nearly unchecked power to an alliance of capital and the armed forces.

Dat is nogal vernietigend. Een verdediging van Buchanan geeft Andrew Farrant in What Should (Knightian) Economists Do? James M. Buchanan's 1980 Visit to Chile.

Dat is één aspect van de complicatie van het vetorecht. Het grondwettelijk willen inperken van de democratische overheid kan juist vrij baan geven aan de dictatuur van een zichzelf verrijkende elite.

Maar er is een tweede aspect. En dat heeft te maken met die veronderstelling dat ook in de democratie iedereen zich uitsluitend laat leiden door het eigen belang. Dat er ook morele gemeenschapsintuïties zouden kunnen bestaan, wordt door Buchanan als romantische onzin terzijde geschoven. 

Ik noemde al dat je daar enige empirische onderbouwing voor zou willen. Als je daar naar op zoek gaat, wat Buchanan dus niet deed, dan vind je juist sterke aanwijzingen voor het tegendeel. Kiezers in een democratie blijken in hun stemgedrag juist sterk door morele gemeenschapsintuïties (altruïsme, gevoel van morele verplichting) te worden gedreven. Daarover in het volgende bericht meer.

Geen opmerkingen: