We leven in een ingewikkelde maatschappij, met een publiek domein dat maar beperkt tegemoetkomt aan wat wij met onze natuurlijke cognitieve en emotionele vermogens kunnen begrijpen. Maatschappelijke veranderingen zijn sneller gegaan dan het proces van evolutionaire aanpassing van die vermogens. Daardoor kost het vaak inspanning en studie om tot een goed begrip te komen van wat we om ons heen zien gebeuren. En daardoor kunnen er verschillende ideeën bestaan over het goede beheer van het publieke domein. Wat als het goed is tot discussie leidt.
Maar soms zijn er ook hardnekkige misverstanden die in brede kring leven. En die horen te worden doorgeprikt. Denk even aan dat mooie boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme van Ha-Joon Chang, dat gelukkig wereldwijd een bestseller is geworden.
Twee misverstanden die je tegenwoordig veel tegenkomt, niet alleen bij het grote publiek, maar helaas ook bij politici, hebben te maken met wat je onder "de economie" verstaat. Het gaat om het misverstand dat "de economie" bestaat uit het bedrijfsleven en om het misverstand dat het in "de economie" gaat om concurrentie, concurrentie en concurrentie. En die twee misverstanden konden wel eens met elkaar samenhangen. In dit bericht over dat eerste misverstand. Dat tweede en de samenhang komen later.
Met dat eerste misverstand kwam ik in aanraking toen ik in een Twittergesprek verzeild raakt met iemand die zich als VVD-er kenbaar maakte. Ze reageerde op een tweet van mij over de spaarparadox, het verschijnsel dat private partijen allemaal tegelijk hun consumptie terugdringen, waardoor de economie in elkaar zakt. Tenzij de overheid daarop reageert met het opvoeren van de collectieve bestedingen. Een situatie dus waarin de rol van de overheid cruciaal is om de economie draaiende te houden. Mijn gesprekspartner reageerde daarop met "Ik mag hopen dat het bedrijfsleven over de economie gaat". Anders gezegd, de overheid heeft daar niets te zoeken.
Toen bedacht ik dat dat wel eens een wijdverbreid misverstand zou kunnen zijn. Bij "de economie" denken mensen aan het bedrijfsleven. Aan ondernemers. Daar komen immers de producten, de goederen en diensten vandaan die ons worden aangeboden. Daar gebeurt het echte werk.
Maar die producten moeten natuurlijk ook worden gekocht. Als er een kopersstaking is, dan valt het bedrijfsleven stil. De werkloosheid neemt toe en de investeringen nemen af. Daardoor nemen de inkomens af en neemt de vraag nog verder af. Er dreigt een neerwaartse spiraal. De economie bestaat dus niet alleen uit het aanbod (het bedrijfsleven), maar ook uit de vraag. Vandaar dat Paul Samuelson vaak moet hebben opgemerkt dat een econoom twee ogen heeft, een om te kijken naar het aanbod en een om te kijken naar de vraag.
Dat misverstand is echter hardnekkig. Toen mijn gesprekspartner op mijn aandringen mijn blogberichten over die spaarparadox had gelezen, zoals Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis en Keynesiaans stimuleringsbeleid, liet ze mij weten dat ze niet overtuigd was. Waarom dan niet? En toen kreeg ik een link doorgestuurd naar een website waarop met een teller de groei van de overheidsschuld werd bijgehouden. Het beeld van die oplopende teller was voldoende schrikaanjagend om de argumenten achter die spaarparadox maar liever terzijde te schuiven.
Het treurige is natuurlijk dat dit misverstand niet alleen bij het grote publiek leeft, maar ook in de politiek wijd verbreid is. En er in de politiek mee samenhangt dat alle heil verwacht wordt van maatregelen om landen concurrender te maken. Iedereen moet zoveel mogelijk "hervormen". Alles moet flexibeler en met minder regels en met minder onderhandelingsmacht van de vakbonden. Want dan kan "het bedrijfsleven" beter zijn goede werk doen. En het bedrijfsleven, dat is "de economie".
Niet alleen ondernemingen, maar ook landen moeten dus met elkaar concurreren. Want alles draait om concurrentie. Over dat tweede misverstand de volgende keer dus meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten