Janeway, verbonden aan Warburg Pincus en aan de Universiteit van Cambridge, denkt dat het er aan ligt dat de politieke haalbaarheid van stimulering van de economie, dus van het opvoeren van de overheidsuitgaven, vereist dat de overheid een politieke missie formuleert. Een grote opdracht, waarvan met overtuiging gezegd kan worden dat we hem met het oog op de toekomst urgent moeten uitvoeren. Hij denkt aan het aanpakken van de klimaatverandering. Welke dan ook, er moet een missie komen. Waarom?
Eerst nog even over de dwingendheid van die economische argumenten. Die houden kort gezegd in dat een geldeconomie een kringloop is. Immers, wat de een besteedt, vormt het inkomen van de ander. Daarom mag je de overheid niet als een huishouden beschouwen. Voort het huishouden geldt de morele intuïtie van het huishoudboekje: geef niet meer uit dan je binnenkrijgt.
Maar de overheid heeft een taak met betrekking tot die kringloop. Als de huishoudens te grote schulden hebben gemaakt, zoals voorafgaand aan de financiële crisis, en allemaal tegelijk gaan proberen om die schulden af te lossen, dan dalen dus de bestedingen. En dus, kringloop, de inkomens. We komen dan in het probleem terecht dat dat wat individueel gezien verstandig is, je schulden terugbrengen, dat collectief gezien niet is. De bekende spaarparadox. Want als iedereen gaat aflossen, dalen de inkomens (gemiddeld, door toename van werkloosheid). Waardoor de schulden toenemen als proportie van de inkomens. Waardoor de drang om nog meer af te lossen groeit. Enzovoort. Er dreigt een neerwaartse spiraal.
Tenzij je genoeg geduld hebt, of beter gezegd, tenzij de werklozen genoeg geduld hebben, lost de markt dit probleem niet op. (Ooit trekt de economie weer aan, maar dan kan er al heel veel ellende zijn veroorzaakt. In the long run we're all dead, zoals Keynes gezegd moet hebben.) Dat vraagt om centraal ingrijpen, door de overheid of door de centrale bank. Dat kan door de overheidsbestedingen op te voeren of door meer geld in de economie te pompen en dan hopen dat mensen dat geld gaan uitgeven. De economie, de kringloop, komt dan weer op gang, waardoor de inkomens weer gaan stijgen. En waardoor op den duur ook weer de belastinginkomsten van de overheid gaan toenemen. De economie heeft een aanbodkant, maar ook een vraagkant. En het zou eigenaardig zijn om de overheidstaak tot de aanbodkant te beperken.
Maar nu is er het probleem dat dit inzicht ingaat tegen de morele intuïtie van het huishoudboekje en de moeilijkheid die veel mensen blijken te hebben om die intuïtie los te laten als het over het overheidsbudget gaat. Het vereist enige cognitieve inspanning om het inzicht zelf te doorgronden en om dan ook nog die morele intuïtie te onderdrukken. Die intuïtie voelt goed en dan kan het een moeilijk besluit zijn om je er toch niet door te laten leiden. Zie ook nog eens De bezuinigingszeepbel.
Anders gezegd: volgens de economische logica, dus de logica van het vak economie, is het probleem eigenlijk opgelost. Verhoog de overheidsbestedingen, wat gemakkelijk neer kan komen op het naar voren halen van bestedingen (investeringen) die in de toekomst toch moeten worden gedaan. Bovendien is de rente laag als de hele private sector bezig is af te lossen.
Of zorg via directe weg dat huishoudens meer te besteden hebben. Keynes stelde, niet helemaal, serieus, voor om met geld gevulde flessen in ongebruikte mijnschachten te bedekken met afval en het vervolgens aan de private sector over te laten om dat weer op te graven. Of je strooit met een helikopter geld uit over het land. Zie Helicopter money as a policy option.
De economische logica hierachter is onberispelijk. Je kunt nog zeggen dat overheidsinvesteringen met het oog op de toekomst beter zijn dan geld begraven of geld uitstrooien, maar dat laatste is ook nog altijd beter dan niets doen. Laat staan bezuinigen. Waarom gebeurt het dan niet? Er zijn verschillende verklaringen:
- De politici begrijpen die economische logica niet. Dat zou ernstig zijn, maar omdat politici over het algemeen intelligent zijn, is er dan toch hoop dat ze het gaan begrijpen. Economen moeten dan wel doorgaan met het hen uit te leggen. Maar dat kan nog veel tijd in beslag nemen.
- De politici begrijpen het wel, maar ze vrezen dat de ondernemers en de bankiers het niet begrijpen. En dat die in paniek zouden raken, waardoor de bedrijfsinvesteringen nog verder zouden krimpen. En de rentes op overheidsobligaties zouden stijgen. Dan geldt evenzeer het gestelde onder punt 1 en moeten economen én politici doorgaan met het uit te leggen. Maar dat kost weer tijd.
- Het lukt niet om het uit te leggen. De (irrationele) weerstand is te groot. Misschien dat de politici en de ondernemers en de bankiers het wel, met veel goede wil, zouden kunnen begrijpen, maar dan nog denken ze dat het grote publiek het niet zal begrijpen en het nooit zal kunnen begrijpen. En voor de politici geldt dat dat de kiezers zijn en dat ze hechten aan het pluche van de regeringszetels. Bovendien geldt voor de ondernemers (let wel, de grote ondernemers) en de bankiers dat ze in een recessie, met een door werkloosheid neerwaartse loondruk, nog niet zo slecht boeren.
Daar zit natuurlijk wel wat in, wat Janeway betoogt. En er is inderdaad een parallel met de voorbereidingen op de oorlog in de jaren 30 als de bestedingsimpuls die succesvol de Grote Depressie tot een einde bracht. Liever een weldadiger missie dan het voeren van een oorlog. Maar het is ook wel tragisch dat we met zijn allen kennelijk niet in staat zijn om de verworven rationele inzichten in de werking van de economische kringloop zo toe te passen dat we de spaarparadox vermijden.
Wat is dat toch met ons dat we een publiek domein van overheid en economie tot stand hebben gebracht, maar vervolgens niet in staat blijken te zijn om dat met zijn allen onder de knie te krijgen. Zie ook nog eens
Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis.
Update. Denk ook eens terug aan De watersnoodramp van 1953 als Keynesiaanse game changer van Merijn Knibbe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten