Boekbespreking van: Peter Lovenheim (2010). In the Neighborhood. The Search For Community On an American Street, One Sleepover At a Time. New York: Penguin Book (ISBN: 978-0-399-53571-0)
We weten dat kinderen eigenlijk een “dorp” om zich heen nodig hebben om goed op te groeien. Met een dorp bedoelen we dan een kring van andere kinderen en volwassenen om het gezin heen, die je persoonlijk kent en die elkaar kennen. Een gemeenschap waarin kinderen zich veilig voelen en waarin ze als vanzelf leren om zich verantwoordelijk te gedragen. Moreel gedrag leer je niet doordat je ouders je uitleggen wat dat is, maar door er in het dagelijks leven mee in aanraking te komen. Door te merken hoe anderen reageren op jouw gedrag en door mee te maken hoe anderen op elkaar reageren. Grotendeels onbewust ontwikkelt een kind dan gevoelens over “goed” en “kwaad”. Er zijn buurten die wel een beetje op zo'n dorp lijken.
Waar mensen elkaar kennen en goede buren voor elkaar zijn. Maar in veel buurten leven mensen langs elkaar heen. Soms zijn gezinnen zelfs behoorlijk sociaal geïsoleerd. Of hebben ze wel contacten met vrienden en familie, maar wonen die op afstand. Dat “dorp” dat kinderen nodig hebben, een sociaal buurtleven, bestaat dan niet. De mensen die in een buurt langs elkaar heen leven, hebben dat heel goed door. En vaak ervaren ze dat ook als een gemis. Dat geldt zeker voor ouders van jonge kinderen, maar ook voor ouderen die merken dat het leven eenzamer wordt. Uit dat besef van gemis komen ook vaak initiatieven voort om iets van een buurtleven tot stand te brengen. Al was het maar door het organiseren van een straatfeest of barbecue. Daar wordt wel eens laatdunkend over gedaan, maar waarschijnlijk maakt het voor kinderen iets uit om te ervaren dat straatbewoners samen iets doen. Het geeft hen een iets andere kijk op mensen dan wanneer dat helemaal niet zou gebeuren. En alle kleine beetjes helpen.
Wie neemt het voortouw?
Maar in veel buurten komen zulke initiatieven niet tot stand. Niet omdat mensen het niet zouden willen, maar omdat niemand het voortouw neemt. Er heerst dan een soort collectieve impasse. Omdat niemand begint, gebeurt er niets. En zulke impasses kunnen langdurig van aard zijn. Tot er toch iemand is die de schroom overwint.
Zo iemand was Peter Lovenheim. Tien jaar geleden besloot hij om er iets aan te doen dat in zijn straat, in Rochester in de staat New York, niemand elkaar kende. En hij besloot om over dat “project” een boek te gaan schrijven. Er was helaas een tragische aanleiding. Terwijl in de straat oppervlakkig gezien alles rimpelloos verliep, vond er een gezinsdrama plaats. Laat in de avond schoot een man zijn vrouw neer, die nog net het alarmnummer had kunnen bellen, en pleegde daarna zelfmoord. De twee kinderen, van twaalf en dertien, kwamen de oprit aflopen toen de politie arriveerde. De buren ontfermden zich over hen en verleenden hulp en bijstand aan grootouders en andere familieleden. Ook andere buren schoten te hulp. En iedereen vroeg zich af of dit drama niet had kunnen worden voorkomen als er meer onderling contact was geweest. Mensen beseften dat ze graag hadden geholpen om de escalatie van problemen in het gezin te voorkomen, als ze er maar van geweten hadden.
Een sociaal experiment
Het besluit dat Peter Lovenheim nam hield in dat hij een jaar na het drama contact begon op te nemen met straatgenoten. Hij belde op, stuurde een email of belde aan om een afspraak te maken. Die vond soms bij de mensen thuis plaats, maar meestal in een Starbucks in de buurt. En hij vroeg iedereen of hij ter nadere kennismaking niet een keer zou mogen komen overnachten. Veel mensen waren afhoudend, maar meer dan de helft ging akkoord. Zo begon wat hij zelf omschrijft als een soort sociaal experiment. Hij leerde niet alleen veel van zijn buren kennen, er ontstonden ook diepe vriendschappen. En datzelfde gebeurde met buren die via hem met elkaar in contact kwamen. Mensen ontdekten de waarheid van het oude gezegde dat een goede buur beter is dan een verre vriend. Soms werd hem gevraagd hoe hij iemand anders had leren kennen en hij antwoordde dan dat hij er gewoon op was afgestapt. Als een sociaal buurtleven niet vanzelf gegroeid is, dan kun je het bewust en weloverwogen tot stand brengen. Anders gezegd; een sociaal buurtleven blijkt maakbaar te zijn.
Eenvoudige menselijkheid
Het boek is een gedetailleerd en soms ontroerend verslag van het proces dat op deze manier in gang werd gezet. Mensen en gezinnen die sociaal geïsoleerd waren, creëerden met elkaar een sociaal buurtleven waarvan ze gingen merken hoezeer ze dat gemist hadden. Ook werd op allerlei kleine manieren hulp en bijstand verleend. Maar ook ontstond spontaan een hulpkring voor een ernstig zieke buurtgenoot. En iedereen besefte hoe waardevol, en hoe “natuurlijk”, zo een kring van goede buren eigenlijk is.
Het grote belang van het boek is niet zozeer dat wat Lovenheim beschrijft zo uniek is. In veel buurten zijn mensen die elk op hun eigen manier het voortouw nemen en met vallen en opstaan een sociaal leven tot stand brengen. Maar dat proces is nu een keer met veel gevoel voor detail en eenvoudige menselijkheid beschreven. Die beschrijving heeft veel aandacht gekregen en kennelijk een gevoelige snaar geraakt. In ons land werd het besproken door Margriet Oostveen in de weekendbijlage van NRC/Handelsblad (1 mei 2010).
Nog voor het boek uitkwam schreef Lovenheim een artikel over zijn ervaringen dat verscheen in de New York Times. Dat leverde hem veel reacties op uit alle delen van de wereld. Veel mensen werden geïnspireerd om zelf in hun buurt initiatieven te nemen en deden daar verslag van. Het boek besluit met een lijst van
voorbeelden van zulke initiatieven. En met citaten uit reacties, zoals dit: “Ja, we hebben allemaal familie en vrienden, maar buren zijn speciaal: het zijn mensen die elke dag over je waken omdat ze er elke dag zijn; het zijn mensen waar jij elke dag over kunt waken omdat je om hen bekommert. Als we ons allemaal om onze buren zouden bekommeren, dan zouden we de wereld van straat tot straat kunnen veranderen.”
Het boek is een gedetailleerd en soms ontroerend verslag van het proces dat op deze manier in gang werd gezet. Mensen en gezinnen die sociaal geïsoleerd waren, creëerden met elkaar een sociaal buurtleven waarvan ze gingen merken hoezeer ze dat gemist hadden. Ook werd op allerlei kleine manieren hulp en bijstand verleend. Maar ook ontstond spontaan een hulpkring voor een ernstig zieke buurtgenoot. En iedereen besefte hoe waardevol, en hoe “natuurlijk”, zo een kring van goede buren eigenlijk is.
Het grote belang van het boek is niet zozeer dat wat Lovenheim beschrijft zo uniek is. In veel buurten zijn mensen die elk op hun eigen manier het voortouw nemen en met vallen en opstaan een sociaal leven tot stand brengen. Maar dat proces is nu een keer met veel gevoel voor detail en eenvoudige menselijkheid beschreven. Die beschrijving heeft veel aandacht gekregen en kennelijk een gevoelige snaar geraakt. In ons land werd het besproken door Margriet Oostveen in de weekendbijlage van NRC/Handelsblad (1 mei 2010).
Nog voor het boek uitkwam schreef Lovenheim een artikel over zijn ervaringen dat verscheen in de New York Times. Dat leverde hem veel reacties op uit alle delen van de wereld. Veel mensen werden geïnspireerd om zelf in hun buurt initiatieven te nemen en deden daar verslag van. Het boek besluit met een lijst van
voorbeelden van zulke initiatieven. En met citaten uit reacties, zoals dit: “Ja, we hebben allemaal familie en vrienden, maar buren zijn speciaal: het zijn mensen die elke dag over je waken omdat ze er elke dag zijn; het zijn mensen waar jij elke dag over kunt waken omdat je om hen bekommert. Als we ons allemaal om onze buren zouden bekommeren, dan zouden we de wereld van straat tot straat kunnen veranderen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten