Daarmee hangt samen dat mensen in individualistische culturen meer geneigd zijn tot zelfverheffing (en narcisme), terwijl bescheidenheid vooropstaat in collectivistische culturen. In het eerste geval denk je dat het goed is om je beter voor te doen dan je bent, terwijl je in het tweede geval juist wilt voorkomen dat anderen je een opschepper vinden. Zie ook nog eens het bericht Bescheidenheid en zelfverheffing als collectief gedrag.
Die bescheidenheid in die collectivistische cultuur lijkt er toe te dienen om jezelf vooral als lid van de groep te presenteren. En die zelfverheffing juist om uit te dragen dat je een uniek individu bent. Zie de studie Individualism and Collectivism: Cross-Cultural Perspectives on Self-Ingroup Relationships (pdf) voor meer informatie over deze culturele verschillen.
Op grond van dit alles zou je kunnen verwachten dat het lid zijn van een groep, het ergens bij horen, voor mensen uit collectivistische culturen meer betekenis heeft, en meer consequenties heeft, dan voor mensen uit individualistische culturen. Maar is dat wel zo?
In de nieuwe studie Cultural Variation in the Minimal Group Effect (betaalpoort) vergeleken de onderzoekers de mate waarin bij Japanners en bij Amerikanen het zogenaamde minimale groepseffect optreedt. Dat werd voor het eerst onderzocht door Henri Tajfel, die zijn proefpersonen, die elkaar niet kenden, op een onbeduidend criterium indeelde in twee groepen en onderzocht wat de effecten daarvan waren op houdingen en gedrag tegenover de eigen en de andere groep. Zo een criterium was bijvoorbeeld welke van twee schilderijen van Kandinsky, een overwegend groen of een overwegend blauw, je het mooiste vindt.
In deze nieuwe studie gebruikten de onderzoekers ook precies dat criterium om de deelnemers aan het onderzoek, dat via internet werd uitgevoerd, te categoriseren. Je kreeg dus te weten dat je was ingedeeld in de Groene dan wel in de Blauwe groep, afhankelijk van welk schilderij je het mooiste vond. Daaraan werd toegevoegd dat er ook andere overeenkomsten tussen de groepsleden zouden kunnen bestaan, zoals overeenkomsten in denkstijl. Wat waren de consequenties daarvan en hoe verschilden die tussen Japanners en Amerikanen?
Het bleek toen dat:
- de Amerikanen zich meer dan de Japanners:met hun groep identificeerden en de band met de andere groepsleden als sterker ervoeren
- de Amerikanen hun eigen groepsleden als intelligenter inschatten, terwijl dit bij de Japanners niet het geval was
- de Amerikanen meer dan de Japanners hun eigen groepsleden op allerlei persoonlijkheidskenmerken als gunstiger inschatten dan de leden van de andere groep
- de Amerikanen een bedrag aan geld dat ze mochten verdelen meer aan de eigen groepsleden toewezen, terwijl de Japanners het gelijk over beide groepen verdeelden
Hoe kan dat? De onderzoekers kunnen laten zien dat de gevonden verbanden voor een deel verklaard worden door de grotere mate van zelfverheffing bij de Amerikanen en door de grotere neiging van hen om de relatie tussen beide groepen als competitief te zien.
Blijkbaar maakt het opgroeien in een individualistische cultuur, waarin je niet als vanzelfsprekend lid van een groep bent en dat ook niet zo ervaart, dat je ook een onbeduidende kans om toch lid van een groep te zijn aangrijpt om je als lid van die groep te gedragen. Om je er mee te identificeren, om je eigen mensen als slimmer en beter te beoordelen en om hen te bevoordelen.
Dat wijst, lijkt me, op de gevaren die inherent zijn aan individualisme. Dat gemis aan de groepservaring leidt er kennelijk toe dat we onbeduidende groepsgrenzen al te gemakkelijk aangrijpen. Die individualistische cultuur, dat is historisch gezien misschien wel een riskant experiment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten