Om daar een antwoord op te vinden, liep ik de berichten op dit blog over zelforganisatie door. Laten we, sterk vereenvoudigend, zeggen dat voor succesvolle zelforganisatie aan twee voorwaarden moet zijn voldaan:
- De potentiële deelnemers aan de zelforganisatie moeten elkaar iets te bieden hebben. Ze moeten onderling afhankelijk zijn. Zoals die onderlinge afhankelijkheid van landbouwers of van vissers die samen landbouw- respectievelijk visgronden beheren. Denk aan het onderzoek van Elinor Ostrom. Uiteraard moeten ze die onderlinge afhankelijk ook beseffen en moeten ze inzicht hebben in wat dit voor hun gedrag betekent.
- De potentiële deelnemers moeten bovendien gemakkelijk met elkaar kunnen communiceren en hun gedrag moet zichtbaar zijn. Er moeten allerlei afspraken worden gemaakt, die ook nog eens van tijd tot tijd moeten worden bijgesteld. En het wel of niet nakomen van die afspraken, en de reacties van anderen daarop, moeten zoveel mogelijk voor iedereen zichtbaar zijn.
Maar of mensen die onderlinge afhankelijkheid doorhebben, is maar de vraag. Want juist door die (dreiging van) eenzaamheid zijn mensen zich er maar weinig van bewust dat er in de straat en in de buurt ook nog anderen zouden kunnen wonen die ook eenzaam zijn. Ze komen elkaar niet tegen en kennen elkaar niet.
En dan komen we al meteen terecht bij die tweede voorwaarde, die van de gemakkelijke communicatie en onderlinge zichtbaarheid. Juist door die eenzaamheid is daar in de beginsituatie dus nooit aan voldaan. En dan zinkt je meteen de moed in de schoenen, want dat schiet dus niet op. Mensen zijn eenzaam, maar hebben daardoor niet door dat anderen in de nabijheid dat ook zijn en beseffen dus niet hun onderlinge afhankelijkheid.
Laten we zeggen dat dit de beginsituatie is. En dat die pessimistisch stemt. Maar laten we vervolgens kijken naar voorbeelden van succesvolle zelforganisatie en daaruit leren of wat meer optimisme gerechtvaardigd is. In volgende berichten daarover meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten