maandag 13 oktober 2014

Statuscompetitie is bij mensen nooit ver weg - maar gemeenschap ook niet

De menselijke sociale natuur is ambivalent. Enerzijds zijn we in staat tot zorg voor elkaar, hulpvaardigheid en goedgeefsheid. Maar anderzijds ook tot competitie om status, vijandschap en overheersing, of complementair daaraan, gehoorzaamheid en ondergeschiktheid. De neiging tot gemeenschapsgedrag kennen we, maar evenzeer de neiging tot statuscompetitie en tot het creëren van een statushiërarchie. Dat is een inzicht dat deel uitmaakt van wat ik eerder de Dual-Modetheorie noemde.

Toegerust met die innerlijke ambivalentie kunnen mensen heel verschillende samenlevingsvormen tot stand brengen. Waarvan je je twee uitersten kunt voorstellen: een zuivere gemeenschap, met alleen maar gemeenschapsgedrag, en een zuivere statuscompetitie/statushiërarchie, met alleen maar statuscompetitiegedrag. In die zuivere gemeenschap zou de statuscompetitie geheel onderdrukt worden en in de zuivere statuscompetitie/statushiërarchie zou gemeenschapsgedrag geen kans krijgen. Maar dat zijn abstracte voorstellingen, want die twee polen lijken in de werkelijkheid niet voor te komen.

We krijgen nu een interessant kijkje in een samenlevingsvorm die heel dicht tegen die gemeenschapspool aanligt, maar waarin de statushiërarchie toch ook weer niet geheel blijkt te ontbreken. Het gaat om het bericht Anthropologists find that even among egalitarian forager-farmers, social status can impact health and happiness. Antropologen deden onderzoek bij de Tsimane, een egalitaire jagers/verzamelaarssamenleving in het Boliviaanse Amazonegebied. Ik schreef eerder over de Tsimane in het bericht Persoonlijkheid en maatschappij: de Big Five en de Big Two.

De onderzoekers gingen, over een periode van vier jaar jaar, na wie er in die Tsimane-samenleving de meeste invloed had in de gezamenlijke besluitvorming. Dus naar welke personen meer werd geluisterd als ze wat te berde brachten en naar welke minder. Waren er informele "leiders" en zo ja, wie waren dat? Daarnaast stelden ze periodiek, via urinemonsters, de niveau's van het stresshormoon cortisol vast. Hoe hoger dat niveau, hoe groter de psychosociale stress. En artsen voerden medische check-ups uit.

Het bleek toen dat degenen die minder invloed hadden, naar wie minder werd geluisterd, een hoger cortisolniveau hadden. Bovendien bleek dat het cortisolniveau steeg bij degenen die in het verloop van die vier jaar hun invloed zagen afnemen. Daar kwam mee overeen dat hun kans op luchtweginfecties toenam.

Dat betekent dat je de gezondheidsverschillen naar status die wij in onze maatschappij kennen, toch ook aantreft in deze voor het overige sterk egalitaire samenleving. Gemeenschap, eerlijk delen, elkaar ondersteunen, samen zorgen voor de kinderen, dat alles domineert, maar de statushiërarchie is niet volledig uitgebannen. En die vinden we dus terug in die verschillen in cortisolniveau's en gezondheid.

Nu kun je daar wel tegenin brengen dat de Tsimane al niet meer uitsluitend leven van jagen en verzamelen. Ze doen ook al wat aan landbouw (bananen en maniok) en blijven langer op een plek. Het kan zijn dat de bij hen gevonden verschillen kleiner zijn bij de meer zuivere jagers-verzamelaarssamenlevingen.

De andere kant van het verhaal is natuurlijk dat we in de huidige kapitalistische maatschappijen weliswaar een hoge mate van statuscompetitie en statushiërarchie kennen, maar dat gemeenschapsgedrag daarin natuurlijk niet ontbreekt.

Ik moest nog even terugdenken aan Debt. The First 5,000 Years van David Graeber, waarin hij de zelforganisatie van de jagers-verzamelaars, de Paleo Sociale Omgeving, aanduidt als de sociale vorm van het baseline communism ("van iedereen naar vermogen, voor iedereen naar behoefte"). Zie mijn eerdere bericht Zelf-organisatie en het baseline communisme van David Graeber.

En waarin hij vervolgens laat zien dat die sociale vorm natuurlijk tegelijk ook niet is weg te denken uit het economische systeem van het kapitalisme. Mensen hebben hun netwerk van persoonlijke relaties, waarin ze elkaar zo goed mogelijk proberen bij te staan en contact met elkaar te houden. En in veel landen proberen ze om een verzorgingsstaat te vestigen en in stand te houden, waarin de onderlinge hulpbereidheid een institutionele vorm krijgt. Het kapitalisme zou daarzonder niet kunnen bestaan. (Update. Zie ook nog eens het bericht Participatiesamenleving in plaats van verzorgingsstaat? Niet of-of, maar en-en.)

Kortom, statuscompetitie is bij mensen nooit ver weg. Maar gemeenschap ook niet.

Geen opmerkingen: