Chris Dillow had gisteren een aardig bericht over het verschijnsel van tegen elkaar aan schurkende aanbieders, die daardoor een niet optimale marktuitkomst genereren. Zie HEADING FOR EXTINCTION?
Het gaat dan bijvoorbeeld om politieke partijen die allemaal naar het midden kruipen, omdat daar de meeste stemmen zijn te halen. En om winkels die zich in elkaars nabijheid vestigen, omdat ze dan profiteren van elkaars aantrekkingskracht op klanten. En om commerciële televisiekanalen die qua programmering sprekend op elkaar lijken, omdat concurrentie om het populaire midden meer oplevert dan je juist van dat midden te onderscheiden. En om de publieke omroep die aan dat proces mee gaat doen hoe meer die zich moet bekostigen uit reclamegelden.
Zulke processen leveren niet-optimale marktuitkomsten op, want met een grotere "productdifferentiatie" zouden meer consumenten bediend worden. En zou de markt als geheel beter werken. Dat is voor het eerst opgemerkt door de econoom Harold Hotelling in 1929, die het fenomeen in dit artikel met uitbundig gebruik van wiskunde analyseerde. Chris Dillow verwijst ook naar Hotelling.
Er moet wel aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn. Als het om de politieke "markt" gaat, moeten de kiezersvoorkeuren op één dimensie (bijvoorbeeld links-rechts) te ordenen zijn en moeten ze min of meer normaal verdeeld zijn, dus met de meeste kiezers in het midden.
Maar je kunt je ook een verdeling van klanten in de fysieke ruimte voorstellen. In feite deed Hotelling dat zelf, toen hij zich afvroeg waar twee winkeliers zich in een straat zouden vestigen. Allebei precies in het midden, dus tegen elkaar aan geschurkt. Want onder de aanname dat klanten altijd voor de dichtstbijzijnde winkel kiezen, zou de winkelier die zich van het midden zou verwijderen, meteen klanten aan de concurrent verliezen.
Precies dat principe verklaart waarom onze stadscentra zo vercommercialiseerd zijn. En waarom winkelcentra aan zichzelf overgelaten de neiging hebben om zich te concentreren en uit te dijen. Waardoor er saaie woonbuurten ontstaan, waar voorzieningen ontbreken die naast een economische ook een sociale ontmoetingsfunctie hebben. Zie Steeds minder ontmoetingsplekken door schaalvergroting en ruimtelijke concentratie.
Conclusie: onder zulke voorwaarden zou interventie in de markt een optimale uitkomst dichterbij brengen. Dat zie je dus ook gebeuren. Stadsbesturen spannen zich in om kleinere winkelcentra te behouden en om horeca meer over de buurten te verspreiden. Zie Meer horeca, en dus ontmoetingsplekken, in de wijken - gemeente Utrecht.
In dezelfde lijn zou je ook een pleidooi kunnen houden om televisiekanalen door een monopolist te laten uitbaten. Eventueel door een overheidsmonopolie. Ook als die zijn inkomsten uit reclame zou moeten halen, dan zou hij gemotiveerd zijn om het gehele spectrum van kijkersvoorkeuren te bestrijken. Want dat zou het meeste opleveren. En meer kijkers zouden aan hun trekken komen.
Sterker: ik heb zo een pleidooi ooit gelezen, van de hand van een vurig aanhanger van het vrije marktprincipe. Die dus op basis van die analyse van Hotelling uit 1929 ontdekte dat een monopolie soms de voorkeur verdient. Ik weet alleen niet meer wie dat was en kan hem ook niet terugvinden.
Overigens, Chris Dillow wijst er op dat dat tegen elkaar aanschurken soms ook slecht kan aflopen. Hij denkt dan aan die politieke partijen die allemaal op het midden gokken en daardoor bij de kiezers de indruk wekken dat "het toch allemaal een pot nat is". En die riskeren te worden weggevaagd als het kiezerslandschap ineens wordt omgegooid.
En dat lijkt wel actueel te gaan worden. Update. Zie nu deze analyse van de verschuivingen in het Engelse kiezersvolk. Labour zou er goed aan doen om de afstand tot de Tories te vergroten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten