Gemeten aan de mensheidsgeschiedenis is het marktsysteem een heel recent verschijnsel. Dat betekent dat we het met onze cognitieve vermogens nog maar beperkt kunnen doorgronden. Dat hele stelsel van economische transacties die zich in ruimte en tijd afspelen, is te ingewikkeld om greep op te krijgen. Het gevolg daarvan is dat we het gevaar lopen er een te eenzijdig beeld van te hebben en daarop ons gedrag baseren. (Dit bericht is een vervolg op Het misverstand dat in "de economie" alles draait om concurrentie.)
Dat beeld kan in vele vormen eenzijdig zijn, maar het lijkt er op dat een bepaalde vorm het meest opduikt. Dat is de eenzijdigheid van het gelijkstellen van de markt aan competitie. Het is dat competitie-element dat het meest opvalt als je de markt vergelijkt met de Paleo Sociale Omgeving, de sociale vorm waarin onze verre voorouders werden geselecteerd op de vermogens tot samenwerking en collectieve onderdrukking van de statuscompetitie. (Vergelijk ook het baseline communisme van David Graeber.)
De ontwikkeling van de markt, samen met de opkomst van de landbouwsamenlevingen, leek er op te duiden dat je met zijn allen ook welvaart, juist welvaart!, en een geordende samenleving kon creëren door veel meer dan daarvoor te vertrouwen op de voordelen van het met elkaar concurreren. Dat kan er toe geleid hebben dat we teveel over het hoofd zien hoe essentieel het voor de goede werking van de markt is dat wij in staat zijn tot samenwerking op basis van onderling vertrouwen.
We weten dat vertrouwen tussen economische partners een grote bijdrage levert aan de efficiëntie van transacties of zelfs aan het tot stand komen van die transacties. Vandaar dat landen met een hoger onderling vertrouwen (generalized trust) ook de landen zijn met een hogere economische welvaart en groei. Zie bijvoorbeeld Trust and Growth (pdf) van Paul J. Zak en Stephen Knack uit 2001.
Maar dat is academische kennis en die is niet altijd evenveel bij iedereen beschikbaar. Er kan dus bij het algemene publiek of zelfs in de politiek een beeld ontstaan van de markt als het systeem waarin alles draait om competitie. En het lijkt er op dat dat beeld de afgelopen tientallen jaren nogal is gaan overheersen. Zo ongeveer sinds de tijd van Reagan in de Verenigde Staten en Thatcher in Groot-Britannië. Zeg maar de tijd van de opkomst van het neoliberalisme, eigenlijk de stroming die inderdaad altijd en overal de weldaden van concurrentie predikt.
Maar elke beweging roept op den duur een tegengestelde beweging op. Waardoor we nu weer meer meemaken dat economen er op gaan wijzen hoezeer de goede werking van de markt afhankelijk is van de menselijke bereidheid tot samenwerking op basis van onderling vertrouwen. Ik moest daaraan denken toen ik Six Reasons Why Economists Should Say Less About "Competition" van Timothy Taylor las, die daarin verwijst naar Emporiophobia (Fear of Markets): Cooperation or Competition? van Paul Rubin. Rubin legt daarin uit dat economen veel meer dan ze gewend zijn te doen aandacht zouden moeten besteden aan het economische belang van samenwerking. Interessante ontwikkelingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten