Ik noemde dat eerder de mythe van de opvoedbaarheid. Zie Moreel besef en de "fallacy of misplaced concreteness": opvoeders en God en De hechtingstheorie van Bowlby en de mythe van de opvoedbaarheid. Met de achterliggende gedachte dat kinderen in onze maatschappij al heel snel doorhebben dat ze hun toekomstige leven niet in het ouderlijk gezin zullen doorbrengen en zich dus oriënteren op de buitenwereld. Wat vooral de wereld is van de leeftijdsgenoten, de peers. Waardoor de invloed van die buitenwereld op hun latere gedrag veel groter is dan de invloed van de ouders. En dat heeft er natuurlijk mee te maken dat onze gezinnen vergaand sociaal zijn geïsoleerd.
Toch is de neiging groot om te denken dat ouders heel veel invloed op hun kinderen hebben. En dat het dus goed is om te bevorderen dat ouders hun kinderen goed opvoeden. Die gedachte ligt ook ten grondslag aan ons jeugdbeleid, aan de opvoedondersteuning en aan al die andere opvoedinterventies. Zie Jeugdzorg en de taaie mythe van de opvoedbaarheid.

Wat zou er gebeuren als je onderzoek zou kunnen doen waarin je biologische kinderen en geadopteerde kinderen vergelijkt? Als de stelling van het misverstand opvoeding klopt, dan zou je moeten zien dat je bij die biologische kinderen wel effecten ziet van het opvoedingsgedrag van de ouders, maar bij de geadopteerde kinderen niet. En dan zou dus blijken dat het hele "opvoedingseffect" weg verklaard wordt door de genetische component.
Precies zulk onderzoek is nu net verschenen. Het gaat om de studie The role of parenting in the prediction of criminal involvement: Findings from a nationally representative sample of youth and a sample of adopted youth (betaalpoort). De onderzoekers keken naar de invloed van verschillende kenmerken van de ouders op de kans dat hun kinderen met de politie in aanraking kwamen, werden veroordeeld of gedetineerd waren geweest. De kans zeg maar op een vorm van negatief ontwikkelingstraject. Bij die ouderkenmerken ging het om zaken als betrokkenheid bij de kinderen, de zorg voor de kinderen en de mate van intimiteit (alles zoals gezien door het kind).
Het blijkt dan dat er bij de biologische kinderen wel significante verbanden bestaan tussen de ouderkenmerken en de kans op dat negatieve ontwikkelingstraject, maar bij de geadopteerde kinderen in het geheel niet.
En dat is dus een aanwijzing dat die invloed van de biologische ouders op hun kind bovenal tot stand komt door de genetische component. Dat is interessant, want eerdere aanwijzingen kwamen vooral uit het bekende tweelingenonderzoek, waarin broers/zussen, twee-eiige en een-eiige tweelingen worden vergeleken. Er valt wat voor te zeggen dat de beste vergelijking is die tussen biologische en geadopteerde kinderen. En de uitkomst daarvan blijkt dus overeen te komen met de stelling van het misverstand opvoeding en met die van de mythe van de opvoedbaarheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten