In het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van die ingrijpende gebeurtenis kom je vaak de notie van veerkracht (resilience) tegen. Uit dat onderzoek leek je namelijk te kunnen opmaken dat opvallend mensen (60 procent of meer) over veerkracht beschikken. Na een zo groot verlies blijken ze toch behoorlijk goed in staat om hun leven weer op te pakken, zonder blijvende schade.
Maar dat positieve beeld kan er ook aan liggen dat dat onderzoek vaak beperkt van opzet was. Vaak was de verandering in welbevinden maar beperkt gemeten, met maar een enkele indicator (zoals tevredenheid met het leven). En vaak bestreken de metingen een beperkte periode. Het zou kunnen zijn dat de veerkracht van mensen daardoor is overschat.
Dat laatste is de strekking van de nieuwe studie The Multidimensional Nature of Resilience to Spousal Loss. De onderzoekers maakten gebruik van gegevens van de Household Income and Labour Dynamics of Australia Study (HILDA). Die gegevens kwamen voort uit 13 jaarlijkse metingen over de periode 2001 - 2013. Van alle ondervraagden waren er 421 personen die gedurende het onderzoek het verlies van hun partner meemaakten. De gemiddelde leeftijd was tegen de 69 jaar. De jongste was 22 en de oudste 93 jaar.
De onderzoekers maakten gebruik van de gegevens van (maximaal) vijf jaar voor het partnerverlies en (maximaal) vijf jaar er na. Bovendien hadden ze de beschikking over een reeks van indicatoren voor het welbevinden, namelijk: tevredenheid met het leven, negatieve gevoelens, positieve gevoelens, de zelf ervaren gezondheid en het fysieke functioneren.
Het bleek toen dat de veranderingen na het partnerverlies tussen die verschillende indicatoren sterk verschilden. Als je veerkracht opvat als geen verandering op alle vijf indicatoren, dan was slechts 8 procent veerkrachtig. Daartegenover was 20 procent niet veerkrachtig in de zin dat ze op alle vijf indicatoren een negatieve verandering ondergingen. Anders gezegd: met een op de vijf ging het ronduit beroerd.
Wat de onderzoekers doet opmerken:
Considered collectively, our findings emphasize the dangers in definitively declaring “rates of resilience” based on a limited set of measured outcomes.
En wat bleek vooral het verschil te maken? Dat was de mate waarin op bestaande sociale contacten kon worden teruggevallen. Hoe minder de partners voor hun sociale leven uitsluitend op elkaar waren aangewezen, hoe groter de veerkracht na het partnerverlies. Hoe meer de achtergeblevenen het gevoel konden hebben dat er anderen zijn om je te steunen, hoe veerkrachtiger.
En dat wijst dus op hoe kwetsbaar we kunnen zijn bij een hoge mate van sociaal isolement van gezinnen.